Erfgoedverordening Waddinxveen 2015
De raad der gemeente Waddinxveen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 september 2015;
gelet op gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
besluit vast te stellen de Erfgoedverordening Waddinxveen 2015
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1 Begripsbepalingen
Deze verordening verstaat onder:
  • 1.
    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:
    • a.
      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
    • b.
      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder a;
  • 2.
    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in lid 1;
  • 3.
    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • 4.
    Bor: Besluit omgevingsrecht;
  • 5.
    Mor: Ministeriele regeling omgevingsrecht;
  • 6.
    Awb: Algemene wet bestuursrecht;
  • 7.
    monumentencommissie: de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wabo, de erfgoedverordening Waddinxveen 2015 en het monumentenbeleid;
  • 8.
    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wabo;
  • 9.
    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen;
  • 10.
    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wabo;
  • 11.
    eigenaar:
    • c.
      degene die als zodanig in de openbare registers staat ingeschreven;
    • d.
      degene die het recht van erfpacht heeft;
    • e.
      de houder van een recht van opstal.
 
Hoofdstuk 2 Aanwijzing van gemeentelijke monumenten
Artikel 2 Het gebruik van het gemeentelijk monument
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het gemeentelijk monument.
Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
  • 1.
    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een eigenaar, een zaak of terrein aanwijzen als gemeentelijk monument;
  • 2.
    Voordat het college een zaak of terrein als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar;
  • 3.
    Het college kan pas over de aanwijzing besluiten na instemming van de eigenaar;
  • 4.
    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie;
  • 5.
    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.
Artikel 4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
  • 1.
    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college;
  • 2.
    Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie.
Artikel 5 Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan de eigenaar en gepubliceerd op de gebruikelijke wijze.
Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
  • 1.
    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst;
  • 2.
    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.
Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing
  • 1.
    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een eigenaar, de aanwijzing wijzigen;
  • 2.
    Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4 en 5 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit;
  • 3.
    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege;
  • 4.
    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing
  • 1.
    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een eigenaar, de aanwijzing intrekken;
  • 2.
    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn de artikelen 3, tweede en vierde lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing;
  • 3.
    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988;
  • 4.
    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.
 
Hoofdstuk 3 Instandhouding van gemeentelijke monumenten
Artikel 9 Instandhoudingbepaling
  • 1.
    Het is niet toegestaan een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, lid 1, te beschadigen of te vernielen;
  • 2.
    Het is niet toegestaan zonder vergunning van het bevoegd gezag:
    • a.
      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, lid 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of te wijzigen;
    • b.
      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, lid 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
  • 3.
    Het verbod en de vergunningenplicht voor bepaalde activiteiten, als bedoeld in het tweede lid is niet van toepassing indien deze activiteit betrekking heeft op:
    • c.
      regulier onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigt, en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt;
    • d.
      een activiteit die uitsluitend leidt tot veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg en naar de mening van de monumentencommissie geen waarde heeft.
  • 4.
    Het verbod op en de vergunningplicht voor bepaalde activiteiten, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd;
  • 5.
    Het bevoegd gezag kan aan een vergunning voorschriften verbinden betreffende de uitvoering en materiaaltoepassing.
Artikel 10 De schriftelijke aanvraag
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Bor voor een vergunning als bedoeld in artikel 9 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden digitaal of in drievoud op papier ingediend, conform de indieningvereisten zoals opgenomen in het Bor en Mor.
Artikel 11 Termijnen advies
  • 1.
    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies;
  • 2.
    Binnen 5 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college;
  • 3.
    Het bevoegd gezag beslist binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag;
  • 4.
    Het bevoegd gezag kan de in het derde lid genoemde termijn van 8 weken met ten hoogste 6 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in het tweede lid genoemde termijn.
Artikel 12 Weigeringsgronden
De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Artikel 13 Intrekken van de vergunning
De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:
  • 1.
    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
  • 2.
    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;
  • 3.
    niet binnen twee jaar na verlening van de vergunning hiervan gebruik is gemaakt;
  • 4.
    blijkt dat de vergunninghouder zich niet aan de in vergunning staande voorschriften heeft gehouden.
Artikel 14 Tegemoetkoming
  • 1.
    Tegemoetkoming is van toepassing op door het college aangewezen gemeentelijke monumenten als bedoeld in artikel 1, lid 1, waarbij de eigenaar van het gemeentelijk monument OZB verontschuldigd is;
  • 2.
    Tegemoetkoming vindt plaats in de vorm van een financiële bijdrage;
  • 3.
    De hoogte van de tegemoetkoming wordt elk jaar vastgesteld door het college en bedraagt ten minste 50% van de jaarlijkse OZB-aanslag van het gemeentelijk monument;
  • 4.
    De tegemoetkoming wordt eenmalig per kalenderjaar en ieder kalenderjaar verstrekt door het bevoegd gezag aan de eigenaar van het gemeentelijke monument;
  • 5.
    Als een situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 7 en/of artikel 8 toepassing is, geldt een tegemoetkoming naar rato.
 
Hoofdstuk 4 Overige bepalingen
Artikel 15 Strafbepaling
Degene, die handelt in strijd met het vierde lid van artikel 9 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van maximaal de tweede categorie (max. € 4.050).
Artikel 16 Toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
 
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen
Artikel 17 Intrekken oude regeling
De Erfgoedverordening Waddinxveen 2010 wordt ingetrokken.
Artikel 18 Inwerkingtreding
De verordening treedt in werking op de eerste van de maand volgend op die van de bekendmaking.
Artikel 19 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als “Erfgoedverordening Waddinxveen 2015”.
 

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Waddinxveen in zijn openbare vergadering van 14 oktober 2015

De griffier,

(mr F.W. van der Dussen)

De burgemeester,

(drs. H.P.L. Cremers)

Naar boven