Wijziging Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2014
2015, nr. 94890
 
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk;
 
gelezen het voorstel van de gemeenteambtenaar belast met het beleid van de gemeentelijke belastingen van 18 augustus 2015;
besluit:
 
De Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2014 – gemeente Winterswijk, besluit van 12 maart 2013 (nr. 2013-000720), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 12 september (nr. 2014-53919), als volgt te wijzigen:
ARTIKEL I
 
A
In artikel 1.1.1 wordt aan het slot van de opsomming ‘Wwb’ en ‘Wet werk en bijstand’ vervangen door ‘Pw’, respectievelijk ‘Participatiewet’.
 
B
In artikel 1.1.2 wordt in het vijfde gedachtestreepje van de opsomming ‘Wwb’ vervangen door: Pw.
 
C
In de eerste alinea van artikel 1.1.5 wordt de zinsnede ‘De ontvanger handelt bij de invordering zoveel mogelijk’ vervangen door: In de invordering wordt zoveel mogelijk gehandeld.
 
D
In artikel 5 vervalt de zinsnede:
 
Er zijn in deze leidraad op artikel 5 van de wet geen beleidsregels gemaakt.
 
E
Artikel 19.3.3, derde alinea, vervalt.
 
F
Artikel 19.3.3a vervalt.
 
G
Artikel 22.8.9 wordt als volgt gewijzigd:
 
  • 1.
    In de eerste volzin wordt ‘dan behandelt de ontvanger eerst het verzet ex artikel 435, derde lid, Rv, voordat hij het beroepschrift doorzendt aan het college’ vervangen door: dan zendt de ontvanger eerst het beroepschrift ter behandeling aan het college, voordat hij het verzet ex artikel 435, derde lid, Rv behandelt.
  • 2.
    De tweede en derde volzin vervallen.
H
In artikel 25.5.6, tweede alinea, vervallen de tweede en derde volzin.
 
I
Artikel 26.2.10, laatste volzin, komt te luiden:
 
Het toe te passen normbedrag is in dit geval het normbedrag voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder (zie artikel 16 van de regeling).
 
J
In artikel 26.2.11 wordt ‘Wwb’ vervangen door: Pw.
 
K
In artikel 26.2.12 wordt ‘€ 59’ vervangen door ‘€ 61’ en wordt ‘€ 52’ vervangen door: € 53.
 
L
Na artikel 26.2.13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
 
Artikel 26.2.13a Persoonsgebonden budget en kwijtschelding voor particulieren
Verstrekkingen die worden ontvangen uit een persoonsgebonden budget voor specifieke kosten op het gebied van zorg, begeleiding of hulp en waarop geen aanspraak bestaat vanuit de zorgverzekering of de reguliere bijstand, worden niet als inkomen in aanmerking genomen.
 
M
In artikel 26.2.15 wordt ‘Wwb’ vervangen door: Pw.
 
N
In artikel 26.2.16 wordt ‘Wwb’ vervangen door: Pw.
 
O
In artikel 26.2.19 wordt ‘€ 84’ vervangen door: € 85.
 
P
In artikel 26.2.20 wordt ‘Wwb’ telkens vervangen door: Pw.
 
Q
Artikel 26.3.1 wordt vervangen door:
 
26.3.1. Kwijtschelding voor ondernemers bij een saneringsakkoord
Kwijtschelding voor ondernemers vindt alleen plaats bij een saneringsakkoord tussen de schuldenaar en alle schuldeisers tot gedeeltelijke betaling van de schuld tegen finale kwijting, tenzij de raad op grond van artikel 28, eerste lid, onder b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 anders heeft besloten.
 
R
In artikel 27 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van de opsomming door een puntkomma, een gedachtestreepje toegevoegd, luidende:
 
  • verjaring van belastingteruggaven.
S
Na artikel 27.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
 
Artikel 27.8. Verjaring van belastingteruggaven
Voor de verjaring van belastingteruggaven geldt eenzelfde verjaringstermijn als voor belastingschulden. Na verjaring ontstaat een natuurlijke verbintenis. De ontvanger zal een beroep op de verjaring doen, tenzij hij gerede twijfel heeft of de belastingaanslag aan de belastingschuldige is bekendgemaakt.
 
T
Voor artikel 29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
 
Artikel 28c
 
Er zijn in deze leidraad op artikel 28c van de wet geen beleidsregels gemaakt.
 
U
In artikel 55 tot en met 57 vervalt de zinsnede:
 
Er zijn in deze leidraad op de artikelen 55 tot en met 57 van de wet geen beleidsregels gemaakt.
 
V
Na artikel 62 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
 
Artikel 62bis
 
Artikel 62bis is niet van toepassing voor de gemeente.
 
W
Artikel 68 tot en met 72 komt te luiden:
 
Artikel 68 tot en met 72
 
De artikelen 68 tot en met 70f zijn niet van toepassing voor de gemeente.
 
Er zijn in deze leidraad op de artikelen 71 en 72 van de wet geen beleidsregels gemaakt.
ARTIKEL II
 
A
Artikel 1.1.5, vierde alinea, wordt als volgt gewijzigd:
Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde gedachtestreepje van de opsomming door een puntkomma, worden twee gedachtestreepjes toegevoegd, luidende:
  • bezwaarschriften tegen beschikkingen kostenvergoeding bij een onrechtmatig opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 62a, eerste lid, van de wet;
  • bezwaarschriften tegen beschikkingen bestuurlijke boete als bedoel in artikel 63b van de wet.
B
Artikel 7a.2 wordt vernummerd tot artikel 7a.3.
 
C
Na artikel 7a.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
 
D
Artikel 17.1, eerste alinea, vervalt.
 
C
Artikel 19.2.1, eerste alinea, komt te luiden:
In een faillissement vallen de belastingschulden voor zover zij materieel zijn ontstaan vóór de dag van de faillietverklaring dan wel materieel zijn ontstaan na de faillietverklaring, maar voortvloeien uit een al bestaande rechtsverhouding van voor de faillietverklaring. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de materiële belastingschuld ontstaat van dag tot dag tenzij het tegendeel blijkt. Belastingschulden ontstaan vanaf de datum van het faillissement die niet voortvloeien uit een al bestaande rechtsverhouding van voor de faillietverklaring, zijn niet verifieerbaar en moeten eventueel als boedelschulden worden aangemeld.
 
D
Artikel 19.3.4, eerste en tweede alinea, komt te luiden:
Om de beslagvrije voet tot het juiste bedrag vast te kunnen stellen, vraagt de ontvanger bij de belastingschuldige informatie op, waaronder begrepen gegevens van de eventuele partner. Dit gebeurt in de vooraankondiging van de loonvordering. De ontvanger vermeldt daarin de toepasselijke beslagvrije voet die hij heeft berekend op basis van de hem ter beschikking staande gegevens. Zolang de belastingschuldige geen informatie verstrekt, past de ontvanger deze beslagvrije voet toe. Als de belastingschuldige na toepassing van de loonvordering alsnog de gevraagde informatie verstrekt, wijzigt de ontvanger de beslagvrije voet vanaf de eerst volgende inhouding, dus zonder terugwerkende kracht. Het laatste geldt niet als de belastingschuldige kan aantonen dat het ontbreken van informatie niet aan hem te wijten is.
Als de ontvanger een loonvordering doet ten laste van een belastingschuldige waarvan geen woon- of verblijfadres bekend is, stelt hij de beslagvrije voet vast op nihil. De ontvanger kan dan immers niet bepalen of de belastingschuldige in Nederland woont. Zodra de ontvanger bekend wordt met het feit dat de belastingschuldige in Nederland woont of een vaste verblijfplaats heeft, stelt de ontvanger alsnog de juiste beslagvrije voet vast en past deze toe vanaf de eerst volgende inhouding, dus zonder terugwerkende kracht. Het laatste geldt niet als de belastingschuldige kan aantonen dat het ontbreken van het adresgegeven niet aan hem te wijten is.
 
E
Artikel 22.8.10 komt te luiden:
Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
 
F
Artikel 25.1.3, onderdeel c, komt te luiden:
  • c.
    de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de door de ontvanger daartoe gestelde termijn zijn verstrekt. Als de verstrekte gegevens onvolledig zijn, stelt de ontvanger de belastingschuldige in de gelegenheid de ontbrekende gegevens alsnog binnen twee weken te verstrekken;.
G
Artikel 26.1.9 wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
    Het achtste gedachtestreepje van de opsomming, onderdeel h, vervalt onder vernummering van onderdeel i tot onderdeel h.
  • 2.
    Onder vervanging van de punt aan het slot van het twaalfde gedachtestreepje van de opsomming door een puntkomma, wordt een gedachtestreepje toegevoegd, luidende:
    • de gemeentelijke sociale dienst de belastingaanslag vergoedt.
H
Artikel 26.2.1, tweede alinea, vervalt.
 
I
Aan artikel 26.3.1 wordt na de tweede alinea een alinea toegevoegd, luidende:
Ook als er geen andere schuldeisers zijn of alleen speciale crediteuren als bedoeld in artikel 26.3.8 van deze leidraad kan de ontvanger kwijtschelding verlenen. De ontvanger zal bij dergelijke saneringsverzoeken de volgende aspecten meewegen in de beoordeling van het verzoek:
  • 1.
    Kan de belastingschuldige een verwijt worden gemaakt ter zake van het onbetaald blijven van de belastingschulden (zie artikel 8 van de regeling en artikel 26.1.9 van deze leidraad)?
  • 2.
    Is er sprake van een situatie waarin de belastingschuldige de ontvanger als enig schuldeiser heeft overgelaten door de andere schuldeisers bij voorrang te voldoen (zie artikel 26.3.5 van deze leidraad)? De voorwaarden van artikel 22 van de regeling voor medewerking van de ontvanger aan een saneringsakkoord zijn voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.
J
Artikel 54, aanhef, komt te luiden:
In aansluiting op artikel 54 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over het aanhouden van de betaling van een teruggaaf bij aansprakelijkstelling.
 
K
Artikel 73.5a wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
    In de eerste alinea vervalt:
    73. 5a.1.
  • 2.
    Aan de eerste alinea wordt na de tweede volzin een volzin toegevoegd, luidende:
    Artikel 73.5 is daarbij van overeenkomstige toepassing. Dit betekent onder meer dat de schuldregeling betrekking moet hebben op natuurlijke personen, niet zijnde ondernemers.
  • 3.
    De slotzin vervalt.
ARTIKEL III
 
A
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt voor wat betreft artikel I terug tot en met 1 januari 2015 en voor wat betreft artikel II tot en met 1 juli 2015.
 
B
Dit besluit wordt aangehaald als: Wijziging leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2e halfjaar 2015.
 
Aldus vastgesteld op 25 augustus 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk

de gemeentesecretaris,

de burgemeester,

Toelichting VNG:
Artikel I
Artikel I, onderdelen A, B, J, M, N en P, bevatten een technische aanpassing in verband met de Invoeringswet Participatiewet1
Invoeringswet Participatiewet, Stb. 2014, 270.
. Die wet wijzigt de citeertitel van de Wet werk en bijstand in Participatiewet. Daarom worden alle verwijzingen naar de Wet werk en bijstand vervangen door een verwijzing naar de Participatiewet.
 
Artikel I, onderdeel C, regelt dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet alleen gelden voor de ontvanger maar ook voor het college. In de praktijk gebeurt dit al, dus het betreft een wijziging van redactionele aard.
 
Artikel I, onderdeel D, bevat een tekstuele wijziging.
 
Artikel I, onderdeel E, bevat een technische aanpassing die samenhangt met de wijzigingen in de Wet werk en bijstand (met ingang van 1 januari 2015: de Participatiewet) door invoering van de Wet hervorming kindregelingen2
Wet hervorming kindregelingen, Stb. 2014, 227.
.
 
De wijziging in artikel I, onderdeel F, hangt samen met de wijzigingen per 1 januari 2015 in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en met recente jurisprudentie van de Hoge Raad3
Arrest van 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3068.
. Voor de vaststelling van de beslagvrije voet wordt met ingang van 1 januari 2015 uitsluitend gekeken naar de van toepassing zijnde bijstandsnorm en niet meer naar het periodieke inkomen. Daarom vervalt de eerste volzin. Daarnaast zijn de tweede en derde volzin overbodig in verband met het genoemde arrest van de Hoge Raad van 31 oktober 2014. De Hoge Raad heeft beslist dat wanneer een inkomen alleen door de uitkering van het jaarlijkse vakantiegeld boven de beslagvrije voet uitkomt, een gelegd beslag alleen mogelijk is voor zover het inkomen in de maanden waarin het vakantiegeld werd opgebouwd boven de beslagvrije voet uitkomt. In verband daarmee kan artikel 19.3.3a vervallen.
 
Artikel I, onderdeel G, brengt een wijziging aan in de werkwijze van de ontvanger als gelijktijdig administratief beroep ex artikel 22, eerste lid, van de wet en verzet ex artikel 435, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt ingediend tegen een gelegd bodembeslag. De tot nu toe gehanteerde volgorde van behandeling is eerst verzet dan administratief beroep. Als het college een beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet toewijst, is een verzetsprocedure voor de civiele rechter niet meer nodig. Omdat dit een efficiëntere werkwijze is (voor de Belastingdienst), is de in artikel 22.8.9 voorgeschreven volgorde van behandeling omgedraaid.
 
De wijzigingen in artikel I, onderdeel H, hangen samen met het vervallen per 1 januari 2015 van de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders in de Participatiewet. De hoogte van de uitgaven voor het levensonderhoud van kinderen wordt meegerekend bij het vaststellen van de beslagvrije voet op grond van artikel 475d Rv. De berekening van de betalingscapaciteit sluit hierbij aan. Voor de kwijtschelding wordt dit geregeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. De leidraad sluit hierop aan door een wijziging van artikel 25.5.6, waar uitgaven voor inwonende kinderen tot nu toe waren uitgesloten bij de berekening van de betalingscapaciteit. Dit wordt geregeld in onderdeel H.
 
Artikel I, onderdeel I, bevat een technische aanpassing die samenhangt met de wijzigingen in de Wet werk en bijstand door invoering van de Wet hervorming kindregelingen.
 
In artikel I, onderdeel K, worden de forfaitaire bedragen voor boeken en leermiddelen in artikel 26.2.12 geactualiseerd.
 
Artikel I, onderdeel L, voegt een nieuw artikel 26.2.13a in de leidraad in. Dit hangt samen met de wijze waarop met ingang van 1 januari 2015 de persoonsgebonden budgetten worden verstrekt. Het gaat hierbij om persoonsgebonden budgetten die op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet of de Wet langdurige zorg worden verstrekt. Vanaf 1 januari 2015 wordt een persoonsgebonden budget niet meer op de bankrekening van de belanghebbende gestort, maar wordt het budget beheerd door de Sociale Verzekeringsbank. Die betaalt in opdracht van de belanghebbende uit op de rekening van de zorgverlener (ook wel aangeduid als ‘trekkingsrecht’). Dit betekent dat geen sprake meer is van vermogen of inkomen maar van een aanspraak op een verstrekking. Het gevolg is dat het persoonsgebonden budget niet meer wordt opgenomen als uitgezonderd vermogen of inkomen in artikel 12, respectievelijk artikel 14 van de regeling. In plaats daarvan wordt in de leidraad geregeld dat de aanspraak op een verstrekking uit het persoonsgebonden budget geen onderdeel uitmaakt van de betalingscapaciteit.
 
In artikel I, onderdeel O, worden de bedragen van de normpremie in artikel 26.2.19 aangepast aan de voor 2015 geldende bedragen. Alleen het bedrag voor echtgenoten wijzigt. Het bedrag voor een alleenstaande (ouder) blijft ongewijzigd.
 
De wijziging in artikel I, onderdeel Q, hangt samen met de bevoegdheid van de raad om kwijtschelding open te stellen voor natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefenen voor zover het hun privé belastingschulden betreft. Dit komt tot uitdrukking in de zinsnede ‘tenzij de raad op grond van artikel 28, eerste lid, onder b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 anders heeft besloten.’
 
De wijziging in artikel I, onderdeel R, hangt samen met het opnemen van het beleid van de ontvanger bij verjaarde belastingteruggaven.
 
Artikel I, onderdeel S, bevat een nieuw artikel 27.8 waarin staat hoe de ontvanger handelt als sprake is van verjaarde belastingteruggaven. Dit beleid komt erop neer dat de ontvanger van zijn bevoegdheid om zich op verjaring te beroepen altijd gebruik maakt, tenzij de ontvanger gerede twijfel heeft of de belastingaanslag door de belastingschuldige is ontvangen.
 
Artikel I, onderdeel T, hangt samen met de introductie van artikel 28c in de wet met ingang van 1 januari 2015.
 
Artikel I, onderdeel U, bevat een tekstuele wijziging.
 
Artikel I, onderdeel V, hangt samen met de introductie van artikel 62bis in de wet met ingang van 1 januari 2015. Dit artikel is niet van toepassing voor de gemeente.
 
Artikel I, onderdeel W, hangt samen met de introductie van artikel 70f in de wet met ingang van 1 januari 2015. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 70e van de wet in te voegen. Dit artikel is met ingang van 1 januari 2014 in de wet geïntroduceerd, maar werd abusievelijk niet opgenomen bij de leidraadwijziging van 1 januari 2014. Dit gebeurt alsnog in artikel I, onderdeel X. De artikelen 68 tot en met 70f zijn niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel II
Artikel II, onderdeel A, bevat een aanvulling van de lijst met beschikkingen die is opgenomen in artikel 1.1.5 van de leidraad. Abusievelijk was een tweetal beschikkingen waarop de dwangsom bij niet tijdig beslissen (artikel 4:17 van de Awb) van toepassing is, niet in de lijst opgenomen. Dat wordt hersteld in onderdeel A. Het betreft geen inhoudelijke wijziging.
 
De in artikel II, onderdelen B en C, opgenomen wijzigingen houden verband met de wettelijke regeling inzake het verplicht gebruik van één bankrekening voor uitbetaling van teruggaven inkomstenbelasting en toeslagen door de Rijksbelastingdienst. Deze bepalingen zijn niet van toepassing voor de gemeente.
Ingevolge artikel II, onderdeel D, komt de mogelijkheid te vervallen om ingeval van misbruik na verkregen toestemming van het college de schorsende werking bij verzet te negeren. Dit is een uitvloeisel van recente jurisprudentie waarbij de Hoge Raad oordeelde dat een dergelijk oordeel exclusief aan de rechter is voorbehouden4
Hoge Raad 1 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1188.
.
 
De wijziging in artikel II, onderdeel E, hangt samen met het arrest Koot Beheer/Tideman q.q.5
Hoge Raad 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6108.
In dat arrest verliet de Hoge Raad het toedoen-criterium voor het ontstaan van boedelschulden in faillissement en formuleerde het een nieuw criterium voor verifieerbare faillissementsschulden, namelijk het bestaan van een rechtsverhouding ten tijde van het faillissement. De tekst van artikel 19.2.1 van de leidraad wordt hiermee in overeenstemming gebracht.
 
Artikel II, onderdeel F, betreft de vaststelling van de beslagvrije voet door de ontvanger. De huidige tekst van artikel 19.3.4 van de leidraad sluit niet aan bij de uitvoeringspraktijk. Dat wordt met deze wijziging alsnog gerealiseerd.
 
De wijziging in artikel II, onderdeel G, hangt samen met het niet van toepassing zijn van artikel 22.8.10 voor de gemeente. Artikel 22.8.10 was abusievelijk in de gemeentelijke leidraad opgenomen.
 
Artikel II, onderdeel H, bevat een verruiming van de mogelijkheid om bij een verzoek om uitstel van betaling onvolledige gegevens alsnog aan te vullen. Voor kwijtschelding kent de leidraad deze mogelijkheid al (artikel 26.1.3). Dit wordt nu ook voor uitstel van betaling geregeld.
 
Artikel II, onderdeel I, bevat een technische aanpassing van artikel 26.1.9 van de leidraad. In het achtste gedachtestreepje, onderdeel h, wordt verwezen naar de praktijk dat gemeenten een belastingaanslag betalen als die het gevolg is van inkomen dat in mindering is gebracht op de verstrekte bijstand. De tekst van onderdeel h zoals die tot deze leidraadwijziging luidde, kan de indruk wekken dat ook voor bijstandsgerechtigden zonder eigen inkomsten geen kwijtschelding wordt verleend als zij geen aanvullende bijstand hebben aangevraagd. Dit zou de reikwijdte van de bepaling te buiten gaan. Om misverstanden te voorkomen wordt de tekst van het achtste gedachtestreepje, onderdeel h, aangescherpt. Dit gebeurt door een nieuwe dertiende gedachtestreepje op te nemen en genoemd onderdeel h te laten vervallen.
 
Artikel II, onderdeel J, bevat een technische aanpassing. In artikel 26.2.1 van de leidraad zoals dat artikel tot deze leidraadwijziging luidde, staat dat voor de samentelling van de vermogens van echtgenoten en ongehuwd samenwonenden de aanwezigheid van huwelijkse voorwaarden respectievelijk een samenlevingscontract niet van belang is. Omdat in de eerste alinea van artikel 26.2.1 over echtgenoten wordt gesproken is een dergelijke aanvulling echter niet nodig. Het begrip ‘echtgenoot’ verwijst ingevolge artikel 1.1.2 van de leidraad namelijk naar artikel 3 van de Participatiewet. Omdat in de Participatiewet voor echtgenoten en ongehuwd samenwonenden als bedoeld in genoemd artikel 3 van die wet geen voorbehoud geldt voor een eventueel huwelijksgoederenregime hoeft dit in de leidraad ook niet. Het schrappen van de tweede alinea van artikel 26.2.1 voorkomt verwarring hierover.
 
Artikel II, onderdeel K, bevat een verduidelijking van het saneringsbeleid voor ondernemers. Artikel 21 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (hierna: regeling) bepaalt dat de ontvanger aan ondernemers uitsluitend kwijtschelding verleent in het kader van een akkoord met alle schuldeisers. In de praktijk roept dit vragen op als ten tijde van het saneringsverzoek blijkt dat de Belastingdienst de enige schuldeiser is of dat er naast de Belastingdienst alleen dwangcrediteuren als bedoeld in artikel 26.3.8 van de leidraad zijn. Om hierover duidelijkheid te creëren, wordt artikel 26.3.1 van de leidraad uitgebreid met een alinea waaruit blijkt dat dergelijke saneringsverzoeken ook vallen onder het kwijtscheldingsbeleid voor ondernemers. De slotzin van de voorgesteld nieuwe alinea maakt duidelijk dat de in artikel 22 van de regeling opgenomen voorwaarden niet van toepassing zijn voor zover die betrekking hebben op de aanwezigheid van andere schuldeisers.
 
De in artikel II, onderdeel L, opgenomen wijziging betreft een redactionele aanpassing. Abusievelijk werd in de aanhef van artikel 54 van de leidraad verwezen naar artikel 53.1. Dat wordt in dit onderdeel hersteld.
 
Artikel II, onderdeel M, bevat een verduidelijking van artikel 73.5a van de leidraad. De laatste volzin van artikel 73.5a zoals die voor deze leidraadwijziging luidde, kan tot de conclusie leiden dat minnelijke schuldsanering door derden, niet zijnde een lid van de NVVK of een gemeente, ook mogelijk is voor ondernemers. Dit is echter niet de bedoeling. Net als bij NVVK-leden en gemeenten is minnelijke schuldsanering voorbehouden aan natuurlijke personen, niet zijnde ondernemers, waaronder mede begrepen ex-ondernemers (overeenkomstig de voorwaarden van artikel 73.5.1 van de leidraad).
Artikel III
Artikel III van dit besluit regelt de datum van inwerking van de onderhavige Leidraadwijzingen.
Naar boven