Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2015
 
Hoofdstuk 0 Inleiding
Artikel 0.01 Verantwoordelijkheid gemeente
Door bijzondere omstandigheden kan iemand extra noodzakelijke kosten maken, waarin zijn inkomen niet voorziet. In dat geval bestaat er in beginsel recht op bijzondere bijstand. De verlening van bijzondere bijstand valt grotendeels onder verantwoordelijkheid van de gemeente. De Participatiewet beperkt zich tot de hoofdzaken en geven gemeenten veel ruimte tot het maken van eigen beleid. Hier staat echter tegenover dat de kosten van de verlening van bijzondere bijstand volledig voor rekening van de gemeente komen.
Artikel 0.02 Vormen van bijstand
Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat betrokkene algemene bijstand ontvangt. Ook degene die uit andere bron dan een bijstandsuitkering beschikt over een inkomen dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet toereikend is ter voorziening in bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten, kan een beroep op bijzondere bijstand doen.
Doorgaans wordt bijzondere bijstand verleend om niet. Dit betekent dat belanghebbende de verleende bijstand in beginsel niet hoeft terug te betalen. Er zijn echter ook andere vormen van bijzondere bijstandsverlening mogelijk. Voorbeelden hiervan zijn geldlening en borgstelling.
Het recht op bijzondere bijstand is afhankelijk van het inkomen en het vermogen van belanghebbende. Bedraagt het inkomen meer dan de geldende bijstandsnorm dan moet betrokkene een deel van dit meerdere aanwenden ter voldoening van de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand vraagt. Dit geldt ook voor het vermogen.
Verlening van bijzondere bijstand is in beginsel pas mogelijk als belanghebbende geen beroep kan doen op enige andere regeling die de betreffende noodzakelijke kosten vergoedt (een zogenoemde voorliggende voorziening).
 
Artikel 0.03 Invulling gemeentelijk beleid
Burgemeester en wethouders hebben een redelijke mate van beleidsvrijheid hebben met betrekking tot de verlening van bijzondere bijstand. Gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht dient de invulling hiervan zoveel mogelijk duidelijk te worden vastgelegd. Daarvoor worden deze beleidsregels vastgesteld.
 
In deze beleidsregels zijn kosten omschreven die in zijn algemeenheid aangemerkt worden als bijzondere kosten. Kosten ook waarvan duidelijk moet zijn op welke manier hier mee omgegaan wordt of moet worden. Dat betekent niet dat voor kosten die niet in de beleidsregels staan geen bijzondere bijstand kan worden verleend. Steeds weer is de beoordeling van een aanvraag maatwerk.
 
In 2012 zijn de beleidsregels voor het laatst aangepast. Gezien de tijd die inmiddels weer is verstreken zijn deze toe aan actualisering.
 
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1.01 Vier stappen
Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval het inkomen van belanghebbende niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten. Voor zover de belanghebbende voor dergelijke kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt.
Ter beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand moeten steeds de volgende vier vragen worden gesteld:
1. Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan? (ad 1.02)
2. Betreft het kosten waarin op een andere wijze wordt voorzien? (ad. 1.03)
3. Is er sprake van bijzondere omstandigheden? (ad. 1.04)
4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht? (middelentoets, ad 1.05)
Artikel 1.02 Noodzakelijke kosten
Het is alleen mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten van het bestaan. Het begrip 'noodzakelijke kosten' moet worden vastgesteld in het individuele geval.
Als de noodzaak van bepaalde kosten is vastgesteld, wil dit nog niet zeggen dat voor deze kosten ongeacht de hoogte ervan bijzondere bijstand moet worden verleend. In beginsel komt alleen de goedkoopst adequate voorziening voor bijzondere bijstand in aanmerking. Kiest de belanghebbende voor een relatief dure voorziening, terwijl er goedkopere alternatieven zijn, dan leidt dit ertoe dat slechts de kosten van deze goedkope voorzieningen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. De meerkosten komen voor rekening van belanghebbende
Het ligt op de weg van belanghebbende om aan te tonen dat de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand vraagt ook daadwerkelijk worden gemaakt. Slaagt hij hier niet in dan wordt de aanvraag afgewezen. Het aantonen van de kosten kan bijvoorbeeld door middel van het overleggen van bewijsstukken in de vorm van offertes of nota's. Bij een offerte zal achteraf een betalingsbewijs moeten worden overlegd. Van belanghebbende wordt verwacht dat hij toestaat dat van de originele nota's kopieën worden gemaakt. Het origineel is voor zijn of haar administratie (bijvoorbeeld voor de verzekering).
Kosten door verlies, diefstal of breuk worden niet als een noodzakelijk aangemerkt en zijn in artikel 14 Participatiewet van bijstand uitgesloten:
Artikel 14 Niet-noodzakelijke kosten
In ieder geval worden niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend kosten met betrekking tot:
c. geleden of toegebrachte schade;
Artikel 1.03 Betreft het kosten waarin op een andere wijze wordt voorzien?
Voor zover de belanghebbende voor bepaalde kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kan voldoen, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Omgekeerd betekent dit dat zodra er al wordt voorzien in bedoelde kosten bijstandsverlening niet aan de orde is. In de kosten kan worden voorzien door:
  • 1.
    een voorliggende voorziening
  • 2.
    de bijstandsnorm
  • 3.
    de individuele inkomenstoeslag
 
Ad. 1 Voorliggende voorziening
Bij de verstrekking van bijzondere bijstand dient rekening te worden gehouden met het bestaan van voorliggende voorzieningen. Dit wil zeggen: een voorziening, die gelet op haar aard en doel, geacht wordt passend en toereikend te zijn - niet zijnde de Participatiewet -, waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven voor die kosten.
Indien belanghebbende zich heeft aangemeld voor de collectieve aanvullende zorgverzekering gemeenten gelden de voorzieningen uit deze verzekering als voorliggende voorzieningen. Het afsluiten van deze verzekering kan niet worden verplicht. Als een andere zorgverzekering is afgesloten wordt deze als voorliggende voorziening gezien. Daarbij wordt een verzekering die vergelijkbaar is met het pakket “Compleet” van Univé als adequaat gezien. Wordt een verzekering afgesloten die minder dekking geeft en belanghebbende doet een beroep op bijzondere bijstand dan wordt belanghebbende ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan verweten. Het verschil tussen de mindere dekking en de dekking bij “Compleet” wordt niet vergoed middels de bijzondere bijstand.
 
Ad. 2 De bijstandsnorm
Het normbedrag van de algemene bijstand is bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van reservering of aflossing. De algemene bijstand is dus een uitkering voor levensonderhoud die als het ware is opgebouwd uit een aantal deeluitkeringen: een voor woonkosten, een voor kleding, een voor voedsel, etc.
Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand wanneer een van de deeluitkeringen van de algemene bijstand niet in de specifieke kosten voorziet. In welke kosten de algemene bijstand nu precies wel en niet voorziet is uiteindelijk ter beoordeling aan de rechter. Hiervan bestaat geen vaste lijst.
 
Ad. 3 Individuele inkomenstoeslag
Evenals de algemene bijstand is de individuele inkomenstoeslag niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het betreft dus een algemene inkomensondersteunende maatregel. De gemeente mag zelf bepalen in hoeverre de individuele inkomenstoeslag als draagkracht meetelt. In eerder vastgesteld beleid wordt door de gemeente Enkhuizen de individuele inkomenstoeslag niet als inkomen gezien.
 
Artikel 1.04 Is er sprake van een bijzondere omstandigheid
Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval.
Bij de vraag naar een bijzondere omstandigheid dient ook te worden gekeken naar de mogelijkheden om te reserveren.
In beginsel geldt dat voor voorzienbare uitgaven gereserveerd dient te worden. Met name geldt dit voor:
  • 1.
    (transport)kosten in verband met verhuizing
  • 2.
    stoffering van de woning
  • 3.
    aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen
 
Indien niet is gereserveerd dan dient belanghebbende voor deze kosten geheel of gedeeltelijk een lening af te sluiten.
 
Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met de verplichte aflossing van schulden, is geen bijzondere omstandigheid in het individuele geval op grond waarvan het mogelijk is om bijzondere bijstand te verlenen. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserverings-ruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de Participatiewet.
 
Artikel 1.05 Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht?
In hoeverre de middelen van belanghebbende kunnen voorzien in de bijzondere kosten komt aan de orde in hoofdstuk 3.
 
Artikel 1.06 Administratieve drempel
Met het invoeren van de Snelbalie kunnen aanvragen snel en eenvoudig worden afgehandeld. Een drempel wegens administratieve handelingen is niet nodig.
Artikel 1.07 Toekenningsperiode
Incidenteel
Bijzondere bijstand wordt incidenteel toegekend als er sprake is van eenmalige kosten.
 
Periodiek
Bijzondere bijstand wordt periodiek toegekend als er sprake is van dezelfde, terugkerende kosten. Bijvoorbeeld een eigen bijdrage AWBZ die maandelijks in rekening wordt gebracht.
In beginsel wordt de bijzondere bijstand voor de periode van maximaal een jaar toegekend. Gaat het om een kortere periode dan wordt de bijzondere bijstand voor deze kortere periode toegekend.
 
Er zijn uitzonderingen, in onderstaande situaties kan de bijzondere bijstand voor een langere of voor onbepaalde tijd worden toegekend.
 
Bijzondere bijstand voor eigen bijdrage huishoudelijke hulp (CAK)
De huishoudelijke hulp wordt voor de duur van 0 - 5 jaar toegekend, afhankelijk van de indicatie. Indien aanvrager een inkomen heeft op grond van de AOW, WIA, Wajong, WAO of langer dan 5 jaar Participatiewet, is er nagenoeg geen inkomens wijziging te verwachten. De toekenningsperiode voor de bijzondere bijstand en de draagkracht is in deze gevallen gelijk aan de toekenning van de voorziening.
In individuele situaties kan hiervan worden afgeweken.
 
Bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering
In het algemeen wordt iemand voor onbepaalde tijd onder bewind gesteld. Daar zijn kosten aan verbonden. Indien aanvrager een inkomen heeft op grond van de AOW, WIA, Wajong, WAO of langer dan 5 jaar Participatiewet, is er nagenoeg geen wijziging in het inkomen te verwachten.
De periode waarover iemand onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WNSP) valt is drie jaar. Bij deze periode wordt aangesloten voor de toekenningsperiode bij bewindvoering. De toekenningsperiode voor de bijzondere bijstand en de draagkracht is drie jaar. Na drie jaar kan de situatie opnieuw worden beoordeeld.
 
Bijzondere bijstand voor levensonderhoud
Deze bijzondere bijstand wordt onder voorwaarden toegekend aan personen tot 21 jaar. De duur van de toekenning wordt gekoppeld aan het bereiken van de leeftijd van 21 jaar of korter als de uitkering voor levensonderhoud wordt beëindigd. Deze bijzondere bijstand wordt uitgevoerd door Werksaam Westfriesland en zijn niet meer opgenomen in deze beleidsregels.
 
Mutatieformulier
In de beschikking voor periodieke bijzondere bijstand wordt in de beschikking de voorwaarde opgenomen dat hij bij wijzigingen in de persoonlijke of financiële situatie een mutatieformulier invult, ondertekent en terugstuurt naar Samenleving. Dit mutatieformulier wordt na toekenning door de administratie aan belanghebbende toegestuurd.
 
Artikel 1.08 Bijstand met terugwerkende kracht
Het is in beginsel niet mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor kosten die al zijn gemaakt op het moment dat bijzondere bijstand wordt aangevraagd. Reden hiervoor is dat de noodzaak van de kosten moet kunnen worden vastgesteld.
Een eerste uitzondering hier op is als de noodzaak van de kosten op een eenvoudige manier kan worden vastgesteld. Dan wordt toegestaan dat de aanvraag binnen een maand nadat de kosten zijn gemaakt wordt ingediend.
Een tweede uitzondering zijn bijzondere, individuele omstandigheden. Wordt een aanvraag later dan een maand nadat de kosten zijn gemaakt ingediend, dan kan worden afgeweken indien sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de bijzondere bijstand achteraf wordt aangevraagd. Deze omstandigheden moeten door belanghebbende bij het indienen van de aanvraag worden gemotiveerd.
 
Bijstand voor bewindvoering
Bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering wordt door de bewindvoerder vaak laat aangevraagd, buiten de schuld van belanghebbende. Bijzondere bijstand voor deze kosten kan met terugwerkende kracht vanaf het moment van aanvragen worden toegekend.
Artikel 1.09 Eigen bijdrage
In deze beleidsregels wordt regelmatig gesproken over de eigen bijdrage. Hiermee wordt de eigen bijdrage bedoeld die moet worden betaald tot een van te voren bepaald maximum bedrag. Als eigen bijdrage wordt niet aangemerkt het meerdere boven de maximum vergoeding van de zorgverzekeraar.
 
Voorbeeld eigen bijdrage
 
Belanghebbende is verzekerd voor tandartskosten tot een bedrag van € 600 per jaar. Er geldt een eigen bijdrage van 25%.  
Belanghebbende maakt voor een bedrag van € 700 aan kosten. Hiervan:
  • 1.
     is de eigen bijdrage is 25% van € 700 = € 175 en komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.
  • 2.
     wordt € 500 (maximale vergoeding) vergoed door de verzekering
  • 3.
     en zal verzekerde € 25 zelf moeten betalen omdat hij te laag verzekerd is..
 
Indien belanghebbende een verzekering heeft afgesloten met en hogere dekking (hogere maximale vergoedingen) dan kan hierdoor een hogere eigen bijdrage in rekening worden gebracht dan indien belanghebbende gekozen zou hebben voor pakket “Compleet” van Univé. In dat geval komt ook deze hogere eigen bijdrage voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking.
 
Artikel 1.10 Medisch advies
Voor een aantal kostensoorten wordt gevraagd om een medisch advies alvorens tot bijstandsverlening wordt overgegaan. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden. Er wordt een medisch advies gevraagd als:
  • 1.
    verwacht wordt dat de kosten het bedrag van € 300,- overschrijden;
  • 2.
    de klantmanager twijfelt over de noodzaak van de kosten;
  • 3.
    de klantmanager voornemens is de aanvraag af te wijzen.
In de hier niet genoemde gevallen kan de noodzaak van de kosten door de klantmanager worden vastgesteld.
 
In de beleidsregels kan bij specifieke kostensoorten nadere voorwaarden worden genoemd. Die hebben voorrang op de hierboven gestelde algemene voorwaarden.
Hoofdstuk 2 Bijstand om niet, leenbijstand en borgstelling
Artikel 2.01 BVormen van bijstand
Bijzondere bijstand kan worden verleend:
a. om niet;
b. in de vorm van een geldlening of borgstelling.
 
Ad. a bijstand om niet
Hoofdregel is dat bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt. Dit is bijstand welke niet hoeft te worden terugbetaald. Op deze hoofdregel zijn een vijftal uitzonderingen (zie onder b.)
 
Ad. b bijstand in de vorm van een geldlening of borgstelling
Leenbijstand is bijstand welke moet worden terugbetaald. Er wordt geen rente berekend, dit maakt leenbijstand tot de goedkoopste manier van lenen.
Van borgstelling wordt gebruikt gemaakt in het geval anders geen banklening kan worden verkregen. Als de klant in gebreke blijft wordt de gemeente door de bank aangesproken voor het resterende bedrag. Dit bedrag komt ten laste van het budget bijzondere bijstand.
 
Bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgstelling, indien:
  • 1.
    redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien (artikel 48 lid 2 sub a Participatiewet);
  • 2.
    de noodzaak tot bijstandverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (artikel 48 lid 2 sub b Participatiewet);
  • 3.
    de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft (artikel 48 lid 2 sub c Participatiewet);
  • 4.
    het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft (artikel 48 lid 2 sub d Participatiewet);
  • 5.
    het bijstand voor duurzame gebruiksgoederen betreft (artikel 51 Participatiewet).
 
Voor de situatie zoals beschreven onder 1 hoeft geen banklening te worden aangevraagd. Hiervoor wordt leenbijstand verstrekt. Voor alle andere situaties gaat een banklening, eventueel met borgstelling, voor. Als er geen mogelijkheid is een banklening af te sluiten, dan wordt leenbijstand verstrekt.
Belanghebbende zal een bewijsstuk moeten overleggen waaruit blijkt dat de (Krediet)bank geen lening verstrekt.
 
Artikel 2.02 Aflossing lening of leenbijstand
Het aflossingsbedrag en de duur van de aflossing wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende (artikel 51 lid 2 Participatiewet).
 
Aflossingsbedrag inkomen op sociaal minimum
De aflossingscapaciteit wordt bepaald op 6% van de toepasselijke bijstandsnorm en de gemeentelijke toeslag inclusief vakantietoeslag. Dit geldt zowel voor de lening als de leenbijstand. Daarmee wordt aangesloten bij de gehanteerde richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK).
- Aflossingsbedrag inkomen boven sociaal minimum
Bedraagt het inkomen meer dan de som van de bijstandsnorm en de gemeentelijke toeslag, dan wordt de maandelijkse aflossingscapaciteit van de geldlening vastgesteld op 6% van de som van de bijstandsnorm en de gemeentelijke toeslag verhoogd met 50% van de draag­krachtruimte van de belanghebbende.
 
Aflossingstermijn
Zowel bij een geldlening door een bank als bij leenbijstand wordt de aflossingstermijn bepaald op ten hoogste 36 maanden. Met deze looptijd wordt aangesloten bij de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).
De aflossingstermijn wordt op meer dan 36 maanden gesteld, ingeval de duurzame gebruiksgoederen dienen te worden vervangen ten gevolge van moedwillige vernieling of nalatige verwijtbaar­heid, onachtzaamheid of verkeerde handelingen ten gevolge waarvan de goederen verloren zijn gegaan.
In die gevallen betaalt belanghebbende dus het volledige bedrag terug over een langere termijn en wordt het restantbedrag, dat niet is afgelost, niet omgezet in bijstand om niet.
Artikel 2.03 Aflossingstoeslag bij een hoger aflossingsbedrag lening bank
Indien bovenstaande richtlijnen worden gehanteerd, dan komt het voor dat de aflossingscapaciteit niet voldoende is om het volledige bedrag in 36 termijnen af te lossen.
Voorbeeld
 
Betrokkene heeft recht op een bedrag van € 3.000.
De maximale aflossingstermijn is 36 maanden. De toepasselijke bijstandsnorm en gemeentelijke toeslag inclusief vakantietoeslag is € 800, 6% daarvan is € 48 per maand.€ 48 x 36 = € 1.728.
Heeft belanghebbende recht op een hoger bedrag dan hij kan aflossen, dat kan hij dit bedrag deels lenen en deels als bijzondere bijstand ontvangen.
  • 1.
    De lening is gebaseerd op 36 maal 6% van de norm.
  • 2.
    Is het bedrag waar hij recht op heeft hoger, dan wordt voor het netto verschil in één keer als bijstand om niet verstrekt.
 
Voorbeeld
 
Betrokkene heeft recht op een bedrag van € 3.000.
Betrokkenen kan een bedrag van 36 maal € 48 = € 1.728 lenen bij de Kredietbank, netto is dit  € 1.525. Voor het meerdere, dat is € 1.475 wordt eenmalig bijzondere bijstand om niet verstrekt.
 
Artikel 2.04 Aflossingstoeslag bij een hoger aflossingsbedrag leenbijstand
Aflossingstoeslag inkomen op sociaal minimum
Bovenstaande geldt niet bij leenbijstand. Bedraagt het aflossingsbedrag meer dan 6% van de Participatiewet norm dan wordt voor het meerdere van het aflossingsbedrag bijzondere bij­stand ver­leend.
 
Voorbeeld aflossingstoeslag bij een inkomen op Participatiewet niveau
 
Er is voor een bedrag van € 3.000 aan leenbijstand verstrekt. De maximale aflossingstermijn is 36 maanden, dit betekent een aflossingsbedrag van € 83,33 per maand.
De toepasselijke bijstandsnorm en gemeentelijke toeslag inclusief vakantietoeslag is € 800,--, 6% daarvan is € 48,-- per maand.
Voor het meerdere, dat is € 83,33 -/- € 48,-- = € 35,33 wordt maandelijks bijzondere bijstand verstrekt.
Aflossingstoeslag inkomen boven sociaal minimum
Heeft belanghebbende een hoger inkomen dan de bijstandsnorm, dan moet hij 50% van dit meerdere aanwenden voor het aflossen van de lening. Bedraagt het aflossingsbedrag meer dan 6% van de som van de bijstandsnorm verhoogd met 50% van het meerdere boven de bijstandsnorm, dan wordt voor het resterende deel van het aflossingsbedrag bijzondere bij­stand ver­leend.
Voorbeeld aflossingstoeslag bij een inkomen boven Participatiewet niveau
 
Zie voorbeeld hierboven, het aflossingsbedrag bedraagt € 83,33.
Betrokkene heeft een inkomen van € 40,-- per maand boven de bijstandsnorm. Hij moet eerst 6% van de bijstandsnorm zelf opbrengen. Dat is € 48,--. Van zijn draagkrachtruimte moet hij 50% aanwenden, dat is € 20,--. Totale aflossingscapaciteit bedraagt € 68,-- .
Voor een bedrag van € 83,33 -/- € 68,-- = €15,33 wordt bijzondere bijstand verstrekt.
 
Artikel 2.05 Samenloop leenbijstand
Wordt gedurende de looptijd van de aflossing van de leenbijstand, wederom leenbijstand verleend, dan vangt voor dit nieuwe bedrag geen nieuwe aflossingstermijn aan. De bestaande aflossingstermijn blijft gelden. Het nieuwe bedrag wordt bij de lopende leenbijstand opgeteld en er wordt een nieuw aflossingsbedrag vastgesteld. Ligt dit aflossingsbedrag boven de aflossingscapaciteit van 6% van de Participatiewet norm dan wordt een aflossingstoeslag verstrekt.
 
Voorbeeld samenloop leenbijstand
 
Er is voor € 900 leenbijstand verstrekt, aflossing is € 25 per maand over 36 maanden.
Er wordt na 12 maanden nog een keer leenbijstand verstrekt en wel voor een bedrag van € 240.
Na 12 maanden resteert ervan de eerste lening nog een bedrag van € 600. Opgeteld met de nieuwe lening wordt dit € 840. Dit wordt in de resterende periode van 24 maanden met € 35 p.m. afgelost.
 
Artikel 2.06 Andere aflossingsverplichtingen
In die gevallen waarin bij de toekenning van de leenbijstand sprake is van al (aantoonbare en onvermijdelijke) lopende andere schuldaflossingen – bijvoorbeeld in het kader van inrichtingskosten – dan dient berekend te worden of er nog aflossingscapaciteit resteert voor de aflossing leenbijstand. De aflossingscapaciteit voor de leenbijstand wordt dan vastgesteld op dit restant aan aflossings-capaciteit, voor het meerdere van het aflossingsbedrag van de leenbijstand wordt bijzondere bijstand verleend. Is de lopende lening afgelost, dan wordt de aflossingscapaciteit voor de leenbijstand opnieuw berekend.
Is er geen aflossingscapaciteit voor de leenbijstand dan wordt deze niet vastgesteld, maar uitgesteld tot de datum dat deze ruimte er wel is. Uiterlijk na 36 maanden wordt opnieuw een onderzoek gedaan naar de aflossingscapaciteit. Blijkt dan dat steeds voldaan werd aan die andere aflossingsverplichting, dan dient de leenbijstand alsnog omgezet te worden in bijstand om niet.
 
Hoofdstuk 3 Draagkracht
Artikel 3.01 Algemeen
Onder draagkracht wordt verstaan het geheel of gedeeltelijk in aanmerking te nemen vermogen of inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Artikel 35 Participatiewet geeft het college de bevoegdheid regels vast te stellen hoe en in hoeverre bij de vaststelling van het recht op bijzondere wordt omgegaan met de draagkracht van belanghebbende:
“Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voorzover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen. “
Hoe en in welke mate de gemeente rekening houdt met dit verschil tussen inkomsten en bijstand is een zaak van gemeentelijke beleidsvrijheid. Uit dit artikel blijkt dat er regels moeten worden vastgesteld over:
  • 1.
    het vermogen
  • 2.
    het inkomen boven bijstandsnorm.
 
Artikel 3.02 Het vermogen
Het vermo­gen wordt volledig in aanmerking genomen voor zover dit meer be­draagt dan het buiten be­schouwing te laten vermogen als bedoeld in de Participatiewet (artikel 34 lid 3 Participatiewet).
Voorbeeld bijzondere bijstand en vermogen
 
Een persoon vraagt voor € 800 bijzondere bijstand aan. Zijn vermogen ligt € 500 boven de voor hem geldende vermogensgrens. In dat geval dient deze € 500 te worden aangewend voor deze aangevraagde bijzondere kosten. Afhankelijk van het inkomen en het verdere onderzoek zou € 300 aan bijzondere bijstand kunnen worden toegekend.
Bij het verstrekken van bijzondere bijstand is artikel 34 lid 2 niet van toepassing. In dit lid is geregeld wat bij bijstand voor levensonderhoud niet als vermogen in aanmerking wordt genomen[1]:
a.  bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn;
b.  het bij de aanvang van de bijstand aanwezige vermogen voorzover dit minder bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens, genoemd in het derde lid;
c.  spaargelden opgebouwd tijdens de periode waarin bijstand wordt ontvangen;
d.  het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf, bedoeld in artikel 50, eerste lid, voorzover dit minder bedraagt dan € 49.700,00;
e.  vergoedingen voor immateriële schade als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen l en m;
f. de voorziening, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel o.
Voor de bijzondere bijstandsverlening wordt sub a, b, d en e onverkort overgenomen en niet als vermogen aangemerkt.
Een bijstandsgerechtigde mag van zijn uitkering sparen zonder dat dit consequenties heeft voor zijn uitkering voor levensonderhoud (sub c). Voor de bijzondere bijstand wordt dit meervermogen wel in aanmerking genomen. Dit kan dus betekenen dat een aanvraag bijzondere bijstand van een bijstandsgerechtigde wordt afgewezen omdat hij over voldoende middelen beschikt.
Onderdeel f betreft de levensloopregeling. Deze wordt wel als vermogen aangemerkt voor de bijzondere bijstand.
[1] Wettekst artikel 34 lid 2 Participatiewet per 1 januari 2015
 
Artikel 3.03 Het inkomen en de draagkrachtruimte
Om te bepalen of belanghebbende de bijzondere kosten kan voldoen uit zijn inkomen dient eerst te worden bepaald wat de draagkrachtruimte is. De draagkrachtruimte is het verschil tussen het inkomen van belanghebbende en de toepasselijke bijstandsnorm samen met de gemeentelijke toeslag.
Voor de algemene bijstand is in artikel 31 lid 2 Participatiewet geregeld welke inkomsten niet op de uitkering worden gekort[1]:
a.  de middelen die deze ontvangt ten behoeve van het levensonderhoud van een niet in de bijstand begrepen persoon;
b.  kinderbijslag ontvangen ten behoeve van zijn in of buiten Nederland woonachtige kinderen;
c.  de jonggehandicaptenkorting;
d.  tegemoetkomingen in de zin van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
e.  eigenwoningbijdrage of een bijzondere bijdrage ontvangen op grond van de Wet bevordering eigenwoningbezit;
f. vergoedingen en tegemoetkomingen, waaronder begrepen de tegemoetkoming ontvangen op grond van artikel 19 van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, voor, alsmede de vermindering of teruggave van, loonbelasting of inkomstenbelasting en van premies volksverzekeringen op grond van kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren, tenzij voor deze kosten bijstand wordt verleend;
g.  vergoedingen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f en onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964, tenzij voor deze vergoedingen en verstrekkingen bijstand wordt verleend;
h.  inkomsten uit arbeid van de tot zijn last komende kinderen, alsmede door hen ontvangen uitkeringen inzake werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, tenzij het de verlening van bijzondere bijstand betreft voor bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan van die kinderen;
i. rente ontvangen over op grond van artikel 34, tweede lid, onderdelen b en c, niet in aanmerking genomen vermogen en spaargelden;
j. een een- of tweemalige premie van ten hoogste € 2.339,00 per kalenderjaar, voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;
k.  een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van ten hoogste een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag;
l. bij ministeriële regeling aan te wijzen uitkeringen en vergoedingen voor materiële en immateriële schade;
m. giften en andere dan de in onderdeel l bedoelde vergoedingen voor materiële en immateriële schade voorzover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn;
n.  inkomsten uit arbeid tot 25 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 196,00 per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, waarbij voor een persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt geldt dat die inkomsten gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden niet tot de middelen worden gerekend en dat dit naar het oordeel van het college moet bijdragen aan zijn arbeidsinschakeling.
o.  de ten behoeve van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 39d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij een uitvoerder als bedoeld in artikel 19g, derde lid, van die wet, zoals dit artikellid op 31 december 2011 luidde opgebouwde voorziening;
p.  een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 29a van de Algemene nabestaandenwet;
q.  een uitkering als bedoeld in artikel 118a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet of een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2:52 of 3:10 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
r. inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder tot 12,5 procent van deze inkomsten, met een maximum van € 122,26 per maand, gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, ingeval:
1°. hij de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 12 jaar,
2°. de periode van zes aaneengesloten maanden, bedoeld in onderdeel n, is verstreken, en
3°. dit volgens het college bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling;
s.  een vergoeding als bedoeld in artikel 18 van de Wet inburgering zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van het bij koninklijke boodschap van 14 november 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (33 086), nadat dat voorstel tot wet is verheven voorzover deze niet een vergoeding is als bedoeld in onderdeel f;
t. tegemoetkomingen op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, artikel 63a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 65l van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67i van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 3:75 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten of artikel 24 van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, zoals dat op 31 december 2013 luidde;
u. hetgeen een mantelzorger op grond van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 als blijk van waardering ontvangt;
v.  een uitkering tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die de belanghebbende jonger dan 21 jaar van zijn ouder of ouders ontvangt, voor zover deze uitkering op grond van artikel 12 reeds in aanmerking is genomen bij de vaststelling van het recht op bijzondere bijstand;
w.  een koopkrachttegemoetkoming als bedoeld in artikel 36a;
x.  het vrijgelaten deel van de toeslag, uitkering, kinderbijslag of ouderdomspensioen op grond van de artikelen 14h, vijfde lid, van de Toeslagenwet, 27h, vijfde lid, van de Werkloosheidswet, 54a, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 24a, vijfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, 29h,vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 3:44, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten135, 97, vijfde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 45h, vijfde lid, van de Ziektewet, 17h, vijfde lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 45a, vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet, 17j, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, 29, zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en 29, zesde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
y.  een inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 33a van de Algemene Ouderdomswet;
z.  inkomsten uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is tot 15 procent van deze inkomsten uit arbeid, met een maximum van € 124,00 per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, tenzij onderdeel n of r van toepassing is.
 
Al deze inkomsten worden ook voor de bijzondere bijstandsverlening en de individuele inkomenstoeslag vrijgelaten.
 
Particuliere oudedagsvoorziening
Dat geldt ook voor de vrijlating van de oudedagsvoorziening zoals genoemd in artikel 33 lid 5 Participatiewet[2]:
Indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of een van de echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstand een in de vorm van een periodieke uitkering ontvangen particuliere oudedagsvoorziening buiten beschouwing gelaten tot een bedrag van:
a. voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder: € 19,50 per kalendermaand;
b. voor de gehuwden tezamen: € 39,00 per kalendermaand
Heffingskortingen
Een aantal heffingskortingen wordt als inkomen aangemerkt en gekort op de bijstandsuitkering. 
Dit betekent dat indien belanghebbende andere inkomsten heeft dan bijstand deze kortingen als inkomsten in de draagkrachtberekening dienen te worden meegenomen.
 
Berekening draagkrachtruimte
 
Voorbeeld berekening draagkrachtruimte
 
Inkomsten per maand € 900,--
Inkomsten op jaarbasis: € 10.800,--
Vakantiegeld 1.000,--
Totaal inkomsten € 11.800,--
Bijstandnorm per maand incl vt. € 800,--
Bijstandsnorm op jaarbasis   9.600,--
Draagkrachtruimte € 2.200,--
   ========
 
 
[1] Wettekst artikel 31 lid 2 Participatiewet  per 1 januari 2015.
[2] Wettekst artikel 33 lid 5 Participatiewet  per 1 januari 2015.
 
Artikel 3.04 Draagkrachtberekening
In geval van bijzondere noodzakelijke kosten behoeft niet de volledige draagkrachtruimte in het inkomen aangesproken te worden. Burgemeester en wethouders stellen de draagkracht vast.
Er zijn drie mogelijkheden:
  • 1.
    voor specifieke in de beleidsregels genoemde kosten geldt een inkomensgrens van 100% van van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm en indien het inkomen daarboven ligt 100% van de draagkrachtruimte: elke euro van het inkomen boven bijstandsniveau moet worden aangewend;
  • 2.
    voor alle andere kosten geldt een inkomensgrens van 120% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm en indien het inkomen daarboven ligt een draagkrachtpercentage van 35%.
 
Ad. a 100% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm. 
Bij specifieke en nader in de beleidsregels vermelde bijzondere kosten wordt 100% van de draagkrachtruimte in aanmerking geno­men. Geen rekening wordt gehouden met de algemene vrijlating tot 120% van het sociaal minimum zoals hieronder aangegeven. Het gaat hier om bijstand voor algemene kosten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een toeslag voor de woonkosten bij een eigen woning, kosten beschermingsbewind en bij toeslagen voor levensonderhoud.
 
Ad. d 120% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm. 
Bij alle andere genoemde kosten dient de draagkracht te worden uitgerekend aan de hand van de volgende berekening:
  • 1.
    Bij een inkomen tot 120% van het sociaal minimum geldt geen draagkrachtpercentage.
  • 2.
    Bij een inkomen boven 120% van het sociaal minimum geldt dat van het meerdere 35% wordt genomen.
De berekende draagkracht wordt naar beneden afgerond op hele euro’s. Een draagkracht lager dan
€ 5,-- wordt niet in aanmerking genomen.
Eventuele bestaande bijzondere kosten, waarvoor geen bijzondere bijstand is toegekend, worden op deze draagkracht in mindering gebracht.
 
Artikel 3.05 Overgangsrecht kostendelersnorm
Op 1 januari 2015 is de kostendelersnorm ingevoerd. Er geldt overgangsrecht van een halfjaar. Dit overgangsrecht geldt ook voor de draagkrachtberekening in het kader van de bijzondere bijstand. Voor de draagkrachtberekening wordt pas vanaf 1 juli 2015 rekening gehouden met de kostendelersnorm. T ot 1 juli 2015 zijn de oude normen van toepassing, Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders 60% en voor gehuwden 90% van de gehuwdennorm.
 
Artikel 3.06 Verrekening van de draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand
De draagkracht kan worden verrekend d oor eerst de draagkracht te verdelen over de periode waarover (periodieke) bijzondere bijstand wordt verstrekt en deze in mindering te brengen op de te verstrekken bijstand.
 
Voorbeeld verrekening draagkracht met bijzondere bijstand
 
Vanaf 1 januari is maandelijks € 30,-- bijzondere bijstand toegekend, de draagkracht bedraagt € 120,-- over een jaar.
€ 120,-- / 12 = € 10,--. Vanaf 1 januari wordt er maandelijks € 30,-- -/- € 10,-- = € 20,-- uitbetaald.
Artikel 3.07 Draagkrachtperiode
Door burgemeester en wethouders is een draagkrachtperiode vastgesteld van 12 maanden. Deze periode vangt aan op de eerste dag van de maand, waarin de kosten zijn gemaakt.
De draagkrachtperiode wordt voor een kortere periode dan twaalf maanden vastgesteld, indien de aard van de bijzondere kosten daartoe aanleiding geeft. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als periodieke bijstand voor een korte periode wordt verstrekt of indien de bijzondere kosten toegerekend kunnen worden aan een bepaalde periode zoals eigen bijdrage tijdelijke opname, reiskosten in verband met bezoek familielid in ziekenhuis. In dat geval wordt van deze periode uitgegaan.
Gedurende de draagkrachtperiode wordt de draagkracht niet opnieuw vastgesteld. Slechts bij gewijzigde omstandigheden waardoor de draagkrachtruimte meer dan € 100 per maand is gewijzigd, zowel naar boven als naar beneden, is daarvoor aanleiding.
Bij het aanvaarden van regulier werk wordt de draagkrachtberekening niet gewijzigd. Dit draagt bij aan het tegengaan van de armoedeval en bevordert de uitstroom naar regulier werk.
De draagkrachtperiode moet niet worden verward met de toekenningsperiode (zie 1.07) ook al kan een verband bestaan.
 
Hoofdstuk 4 Bijzondere bijstand voor woonkosten
Artikel 4.01 Woonkostentoeslag bij een huurwoning
De Wet op de huurtoeslag wordt uitgevoerd door de Belastingdienst. Bij een (actueel) minimuminkomen hoort een bepaald bedrag aan huurtoeslag. Zijn er wijzigingen in het inkomen dan moet dit worden doorgegeven en wordt de huurtoeslag navenant naar boven of beneden aangepast. Na afloop van het jaar wordt een definitieve vaststelling gemaakt.
De rol van de woonkostentoeslag is daarmee minimaal. Slechts in uitzonderingssituaties (bijvoorbeeld de statushouders) waarin er (nog) geen volledige aanspraak is op huurtoeslag, zal de aanspraak op bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag onderzocht moeten worden.
Indien belanghebbende een huurwoning bewoont en door bijzondere omstandigheden niet het bedrag aan huurtoeslag ontvangt dat bij zijn inkomen hoort, dan kan woonkostentoeslag worden verleend. De woonkosten mogen niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag vermeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag (zie hieronder 4.03). Onder woonkosten van een huurwoning wordt verstaan de huurprijs als bedoeld in de wet op de huurtoeslag (artikel 1, sub d).
De toeslag wordt berekend in overeenstemming met het bepaalde in hoofd­stuk 3, paragraaf 3, van de Wet op de huurtoeslag. De door de Belastingdienst toegekende huurtoeslag wordt in mindering gebracht op de woonkostentoeslag.
Het draagkrachtpercentage is 100. Dit betekent dat de volledige draagkrachtruimte als draagkracht in aanmerking wordt genomen.
 
Artikel 4.02 Woonkostentoeslag bij een eigen woning
Voor woningeigenaren blijft de toepassing van de woonkostentoeslag onverkort noodzakelijk.
Indien er sprake is van een eigen woning wordt onder woonkosten verstaan de kosten die de eigenaar verschuldigd is voor:
  • a.
    de hypotheekrente, hiervan wordt 70% genomen;
  • b.
    de rente over een afgesloten persoonlijke lening, indien aangetoond wordt, dat de lening is afgesloten om de aankoop van de woning mede te financieren, hiervan wordt 70% genomen;
  • c.
    het eigenaarsaandeel onroerendzaakbelasting;
  • d.
    de premie voor de opstalverzekering;
  • e.
    de erfpachtcanon;
  • f.
    de omslagheffing voor huiseigenaren (waterschapslasten);
  • g.
    een vast bedrag voor de kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties.
 
De (hypotheek)rente wordt voor 70% genomen omdat deze rente tevens aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting. Het percentage teruggaaf ligt op iets meer dan 30%. Door slechts 70% in de berekening op te nemen hoeft de belastingteruggaaf niet te worden teruggevorderd voor dat gedeelte dat betrekking heeft op de hypotheekrente.
 
De kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties worden vastgesteld in het prijzenboekje. Het gaat dan om:
- onderhoud woning;
- onderhoud c.v.-installatie.
Deze kosten worden omgerekend naar een bedrag per maand.
 
De woonkosten mogen niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag vermeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag. De woonkostentoeslag wordt vastgesteld naar analogie van de Wet op de huurtoeslag (hoofdstuk 3, paragraaf 3). Dit betekent dat minimaal een bedrag aan “normhuur” voor rekening van de woningeigenaar blijft, naast de percentages die conform de berekening van de huurtoeslag voor eigen rekening blijven.
Eventuele bijdrage bijzondere woonlasten wordt op de woonkostentoeslag in mindering gebracht.
 
Het draagkrachtpercentage is 100. Dit betekent dat de volledige draagkrachtruimte als draagkracht in aanmerking wordt genomen.
 
Artikel 4.03 Woonkostentoeslag boven de huurgrens van de huurtoeslag
Indien een huurwoning, dan wel een eigen woning wordt bewoond, waarvan de woonkosten hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag vermeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, wordt voor ten hoogste een jaar een toeslag verleend. De toeslag wordt als volgt berekend:
  • -
    Totaal huurbedrag € X,-
  • -
    Maximale huurgrens van de huurtoeslag € Y,-
  • -
    Restant huurbedrag € X,- -/- € Y,-
 
Voor dat deel van de huur tot € Y,- wordt de berekening van de huurtoeslag toegepast.
Voor het restant huurbedrag boven de huurgrens van de huurtoeslag wordt 100% aan woonkostentoeslag toegekend.
 
Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt de verplichting verbonden, dat de belanghebbende alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen, die het best overeenstemt met de eigen financiële omstandigheden en mogelijkheden. Voor een koopwoning betekent dit dat de woning te koop wordt gezet voor een realistische prijs, er bij een tophypotheek met de bank afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld de makelaarscourtage, dat de woning goed wordt onderhouden, enzovoort.
Voor een huurwoning betekent dit dat actief wordt gezocht naar een andere woning door inschrijving, reageren op advertenties enzovoort.
 
De toeslag wordt telkens voor één jaar verlengd, indien en zolang naar het oordeel van burgemeester en wethouders de belanghebbende nog niet heeft kunnen voldoen aan de voorwaarde om goedkopere woonruimte te verkrijgen.
 
Het draagkrachtpercentage is 100. Dit betekent dat de volledige draagkrachtruimte als draagkracht in aanmerking wordt genomen.
 
Artikel 4.04 Vergoeding verhuis- en (her)inrichtingskosten
Indien aan de voorwaarde van het verkrijgen van goedkopere woonruimte als bedoeld in beleidsregel 4.03 is voldaan wordt aan de belanghebbende een verhuis- en (her)inrichtingskostenvergoeding toegekend. De hoogte van de verhuis- en (her)inrichtingskostenvergoeding wordt afgestemd op de noodzakelijk te maken kosten en wordt vastgesteld in het prijzenboekje.
 
Artikel 4.05 Berekening woonkostentoeslag
De berekening van de woonkostentoeslag tot de huurgrens van de huurtoeslag is op internet en diverse publicaties te vinden.
 
Hoofdstuk 5 Bijzondere bijstand voor zelfstandigen
Artikel 5.01 Bijzondere bijstand voor zelfstandigen
Zelfstandigen (ZZP-ers) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Het vaststellen van het inkomen en vermogen kan lastig zijn.
In voorkomende gevallen kan een advies worden opgevraagd bij een Bbz deskundige.
 
Hoofdstuk 6 Kosten ten gevolge van studie
Artikel 6.01 Reiskosten kind met tegemoetkoming
Enkhuizen ligt qua geografische ligging niet gunstig ten opzichte van de onderwijsinstellingen in de Randstad en de rest van het land. Daarom worden ouders met kinderen die na het voortgezet onderwijs verder dan 8 kilometer moeten reizen financieel ondersteund.
In de situatie, dat een kind onder de 18 jaar, waarvan de ouder(s) aanspraak op de tegemoetkoming ouders heeft/hebben of, meer dan 8 kilometer moet reizen van de ouderlijke woning naar de onderwijsininstelling, wordt bijzondere bijstand verleend voor de te maken reiskosten. Het gaat hier om reiskosten naar de dichtstbijzijnde plaats waar deze vorm van onderwijs wordt gegeven. Bij het onderzoek naar de dichtstbijzijnde plaats wordt onderwijs dat
  • 1.
    opleidt tot een zelfde functie/beroep op hetzelfde niveaus of
  • 2.
    hetzelfde uitgangspunt biedt bij het solliciteren naar een functie/beroep op hetzelfde niveau aangemerkt als een zelfde vorm van onderwijs.
Verwacht mag worden dat het kind samen met de ouders een weloverwogen schoolkeuze maakt. Als bijzondere bijstand voor reiskosten wordt toegekend en het kind stopt met de opleiding om het jaar daarop met een andere te beginnen, dan is bijzondere bijstand voor reiskosten in het algemeen niet mogelijk.
Bijzondere bijstand wordt verstrekt op basis van het reizen per openbaar vervoer over de kortste afstand minus het bedrag wat overeenkomt met een reisafstand van 8 kilometer (zie prijzenboekje). Tevens wordt niet meer bijstand verleend dan een in het prijzenboekje vermelde maximum bedrag. Dit bedrag komt overeen met de reiskosten per maand naar Amsterdam Centraal station.
Wordt gebruik gemaakt van de OV-chipkaart, dan moet deze op naam worden aangevraagd. Zo kan als nota het transactieoverzicht worden overlegd.
 
Voorbeeld reiskosten kind
 
Het kind van aanvrager volgt onderwijs in Rotterdam, aan reiskosten is men € 350 kwijt. Er is een vergelijkbare opleiding in Utrecht. Deze reiskosten bedragen € 300 per maand .
In het prijzenboekje is een maximum bedrag is € 250 per maand opgenomen, de reiskosten van 8 kilometer bedragen € 6,50 per maand.
Aan bijstand wordt € 250 -/- € 6,50 is € 243,50 per maand  toegekend.
 
Artikel 6.02 Reiskosten kind zonder tegemoetkoming
Als kinderen vanuit het buitenland nog niet zolang in Nederland wonen, kan het noodzakelijk zijn dat deze kinderen naar bijvoorbeeld het Newtoncollege in Hoorn gaan. Zij gaan daarheen omdat er bijzondere omstandigheden zijn die dit noodzakelijk maken. Bijvoorbeeld omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheersen en daardoor (nog) niet naar het RSG of het Martinus kunnen.
Bij de toekenning van deze bijzondere bijstand wordt geen rekening gehouden met de eigen bijdrage van € 6,50 per maand. Deze aanvragen voor reiskosten voor het voortgezet onderwijs vallen niet onder de beleidsregels. Die gaan over kinderen waarvan de ouder(s) aanspraak op de tegemoetkoming ouders heeft/hebben. Deze tegemoetkoming is voor schoolkosten en les- of cursusgeld. Hierin zit impliciet ook een bedrag voor reiskosten.
Dat is anders met kinderen waarvan de ouder(s) geen aanspraak op de tegemoetkoming ouders heeft/hebben omdat het kind naar het voortgezet gaat. Voor deze kinderen wordt daarom geen eigen bijdrage in mindering gebracht.
 
Artikel 6.03 Kosten voortgezet onderwijs
Met de komst van de Participatiewet is de verordening participatie schoolgaande kinderen vervallen.
Deze regeling wordt nu via de individuele bijzondere bijstand verstrekt.
Ouders komen voor deze regeling in aanmerking als een kind voortgezet onderwijs (RSG, Martinuscollege, Clusius College, enz.) volgt en het kind op datum aanvraag jonger is dan 18 jaar.
Gaat het kind naar het voortgezet onderwijs, dan kan een aanvraag worden ingediend twee maanden voor aanvang van het voortgezet onderwijs.
 
Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt tot een maximum van € 750,- voor de volgende kosten:
  • -
    de aanschaf van een computer of laptop, printer en andere toebehoren;
  • -
    de aanschaf van een schooltas;
  • -
    de aanschaf van een rekenmachine;
  • -
    de vrijwillige ouderbijdrage;
  • -
    de kosten van de werkweek;
  • -
    andere met het onderwijs verbonden kosten.
 
Het bedrag kan eens in de vijf jaar verstrekt. Wordt bij een eerste aanvraag een lager bedrag dan € 750,- vergoed, dan kan in een latere aanvraag het restant worden verstrekt. De datum van de eerste aanvraag geldt als aanvang van de vijf jaar periode.
 
De kosten moeten worden aangetoond, dit betekent dat nota’s en betaalbewijzen dienen te worden overlegd.
 
De genoemde kosten kunnen ook onder de bijdrage voor sociaal-culturele participatie vallen. Het is aan aanvrager onder welke regeling hij de vergoeding voor de kosten aanvraagt.
 
Hoofdstuk 7 Kosten van inrichting en verhuizing
Artikel 7.01 Noodzakelijkheid
Kosten in verband met inrichting van de woning of verhuizing behoren naar hun aard in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dienen daarom uit het inkomen (loon, bijstand of een andere uitkering) te worden voldaan. Dat kan door te reserveren of te lenen.
De kosten kunnen ook voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. In het algemeen ligt hier een medische indicatie aan ten grondslag. Hiervoor is een aparte beleidsregel opgenomen.
Voorbeeld bijzondere omstandigheid
 
De aanschaf van een wasmachine behoort tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Door incontinentie en het draaien van extra wassen beddengoed en kleding kan een wasmachine sneller zijn versleten dan de gebruikelijke 10 jaar.
In dat geval is er een bijzondere omstandigheid.
 
Artikel 7.02 Reservering
Bijstand voor de kosten van inrichting of verhuizing kan onder bepaalde voorwaarden zoals hieronder beschreven worden verleend. Wel wordt bij de verlening van bijstand rekening gehouden met het bedrag dat de belanghebbende zelf voor de desbetreffende noodzakelijk geachte kosten heeft of had kunnen reserveren.
 
In het beginsel is hierbij niet van belang of belanghebbende ook daadwerkelijk voor de kosten van de aanstaande verhuizing of de vervanging van huisraad heeft gereserveerd. Voor de vaststelling van het geobjectiveerde reserveringsbedrag voor een verhuizing wordt de volgende formule aangehouden:
a x b.
 
a. Aantal maanden liggende tussen tijdstip van voornemen tot verhuizing (bijv. inschrijving als woningzoekende) en de feitelijke verhuizing.
b. Aflossingsnorm per maand plus het bedrag boven de toepasselijke bijstandsnorm.
 
Voorbeeld reservering
 
Betrokkene ontvangt bijstand. Hij heeft zich 1 januari laten inschrijven voor een gelijkvloerse woning. Deze woning wordt 18 maanden later toegewezen.
Hier is a 18 maanden, b is 6% van de norm wat neerkomt op € 50,--.
Het geobjectiveerde reserveringsbedrag is 18 x € 50,-- = € 900,--
 
In uitzonderingssituaties zou, ondanks de bestaand hebbende mogelijkheid tot reservering, echter toch tot toekenning van de leenbijstand tot het totale (noodzakelijk geachte) bedrag kunnen worden overgegaan.
 
Artikel 7.03 Lening
Is niet gereserveerd of was door de onvoorzienbaarheid te weinig tijd voldoende te reserveren dan dient belanghebbende een lening af te sluiten bij de bank. In principe is de belanghebbende vrij in de keuze van een bank. Dat kan een commerciële bank zijn maar ook een Kredietbank.
 
Artikel 7.04 Borgstelling of leenbijstand
De bank kan vragen om een borgstelling, bijvoorbeeld als belanghebbende boven de 65 is of als er meer schulden zijn. Aangezien een borgstelling er toe kan leiden dat de gemeente bijzondere (leen)bijstand moet verstrekken geldt een aanvraag voor borgstelling als een aanvraag om bijstand.
Als een lening bij een bank niet haalbaar is, dan wordt beoordeeld of leenbijstand verleend kan worden.
 
Artikel 7.05 Bedragen en nota’s
De kosten van inrichting worden gemaximeerd op de bedragen zoals genoemd in het prijzenboekje.
Het bedrag dat belanghebbende, objectief bezien, had kunnen reserveren voor een te voorziene verhuizing, komt in mindering op het bedrag waarvoor borgstelling wordt verleend of (leen)bijstand toegekend wordt.
 
Voor de uitbetaling van de leenbijstand en de verstrekking van de borgstelling dienen de betalingsbewijzen overlegd te worden. Eventueel kan vooraf bevoorschotting plaatsvinden op basis van een eerste inschatting. Voor zover er geen betalingsbewijzen zijn overlegd, komt de bijstand niet tot uitbetaling. De kosten dienen binnen maximaal drie maanden na toekenning gedeclareerd te worden.
Er wordt door de gemeente globaal beoordeeld of de bijstand is uitgegeven aan het daarvoor bestemde doel, of de hoogte van de uitgaven ongeveer overeenkomt met het bedrag. Daarvoor wordt het volledige bedrag in ogenschouw genomen.
Na deze termijn worden de kosten niet meer geacht tot de noodzakelijke (her)inrichtingskosten te behoren.
 
Voorbeeld beoordeling nota’s
 
Belanghebbende heeft € 3.240 aan voorschotten ontvangen voor inrichtingskosten conform het prijzenboekje. Er zijn nota’s overlegd tot een bedrag van € 3.640. Hiervan is € 1.000 uitgegeven aan een televisie. De rest van de uitgaven liggen om en nabij de prijzen in het prijzenboekje
Voor een televisie staat in het prijzenboekje een bedrag van € 265, hij heeft hier € 735 meer aan uitgegeven. De leenbijstand wordt beperkt tot € 3.640 -/- € 735 = € 2.905.
Het voorschot wordt verrekend met de leenbijstand en het restant met de periodieke uitkering.
 
Artikel 7.06 Duurzame gebruiksgoederen op medische- of sociale indicatie
Indien de noodzakelijkheid van duurzame gebruiksgoederen medische geïndiceerd is, wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt. Te denken valt aan een magnetron bij een maaltijdvoorziening die na een ziekenhuisopname nodig is geworden. De kosten van dergelijke voorzieningen behoeven in principe niet te worden bestreden uit de bijstandsnorm. Deze uitkering is bedoeld voor algemene kosten zoals de gebruikelijke vervanging van meubilair.
Een medisch advies (zie paragraaf 1.09) moet worden opgevraagd.
De maximaal te verstrekken bedragen staan vermeld in het prijzenboekje.
 
Artikel 7.07 Verhuizing op medische- of sociale indicatie
Voor verhuiskosten op grond van een medische- of sociale indicatie dient in principe te worden gereserveerd voor zover deze kosten voorzienbaar waren. Zo is een verhuizing naar een aanleunwoning voorzienbaar, net zoals een zwangere vrouw die in een bovenwoning bewoont en drie jaar later naar een gezinswoning wil verhuizen.
 
Een medisch advies (zie paragraaf 1.09) moet worden opgevraagd.
 
Artikel 7.08 Verhuiskosten
Voor bijstandsverlening komen slechts in aanmerking die kosten, die direct met een noodzakelijke verhuizing samenhangen. Dit betekent dat een vervanging van een koelkast niet tot de verhuiskosten behoort. Evenmin behoren goederen die de verhuizing niet hebben overleefd, zoals een kledingkast die uit elkaar valt, tot kosten die met de verhuizing samenhangen. De bedragen voor een verhuizing staan vermeld in het prijzenboekje. Hieronder worden de verschillende kosten toegelicht.
Bij een medische indicatie wordt een medisch advies (zie paragraaf 1.09) opgevraagd om de noodzaak te bepalen.
Transportkosten
Kosten van overbrenging van huisraad en dergelijke van de vorige woning naar de toegewezen woning vallen onder verhuiskosten.
De goedkoopst mogelijke manier wordt vergoed.
 
Stofferingskosten
Het gaat hier om het aankleden van de nieuwe woning: gordijnen, gordijnrails, behang, verf.
 
Dubbele huur
Als belanghebbende vertrekt uit de ene woning en gaat naar een andere woning, dan zit er een overlap in. Over deze periode betaalt hij “dubbele huur”. In het algemeen gaat het over een periode van maximaal een maand.
 
Voorzover er sprake is van dubbele huur kunnen deze kosten apart meegenomen worden in de bijstandsverstrekking.
Voor de berekening van de dubbele huur wordt ervan uitgegaan dat voor de ene woning huurtoeslag wordt verstrekt en voor de andere niet. Deze extra huurlasten komen voor bijstandsverlening in aanmerking.
 
Verhuizing van of naar een andere gemeente.
Bij een noodzakelijke verhuizing naar een andere gemeente komen alleen de transportkosten voor bijstandsverlening in aanmerking. De gemeente van vestiging is de aangewezen gemeente voor de verstrekking van bijzondere bijstand voor de andere kosten zoals behang, verf, gordijnen.
Andersom betekent dit dat als belanghebbende van een andere gemeente naar Enkhuizen komt de gemeente Enkhuizen alleen de stofferingskosten voor zijn rekening neemt.
 
Artikel 7.09 Boedelscheiding
Als belanghebbende in gemeenschap van goederen gehuwd is (geweest) en gaat scheiden of is gescheiden dan wordt de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld. Belanghebbende is in beginsel gerechtigd tot de helft van de boedel. Hoe dit wordt verdeeld, in goederen of in geld, is een keuze van belanghebbende en zijn (ex-)partner. De verdeling is vormvrij, dit betekent dat er geen officieel document van hoeft te worden opgemaakt. Van belanghebbende wordt verlangd dat de afspraken op schrift worden gesteld en door belanghebbende en de (ex-)partner worden ondertekend.
De bijstandverlening is bij boedelscheiding beperkt tot de helft van de kosten.
Belanghebbende dient tijdig op de hoogte te worden gebracht van deze regel zodat hij of zij dit bij de verdeling van de boedel kan meenemen. Een koelkast is in dat geval mogelijk waardevoller dan een vaatwasmachine.
 
De maximaal te verstrekken bedragen staan vermeld in het prijzenboekje. Indien uit een opgave van belanghebbende blijkt dat de noodzakelijke kosten lager zijn, dan wordt dit lager bedrag genomen.
 
Artikel 7.10 Bijstand voor duurzame gebruiksgoederen om niet
In afwijking van bovengenoemde regels wordt onder de volgende voorwaarden bijstand om niet verstrekt:
  • 1.
    Belanghebbende moet gedurende een aaneengesloten periode van 36 maanden aangewezen zijn op een inkomen tot 120% van het sociaal minimum. De periode van 36 maanden wordt evenredig verlengd ingeval een korte periode van ten hoogste drie maanden per periode van 12 maanden hogere inkomsten dan 120% van het sociaal minimum worden genoten.
  • 2.
    Het vervan­gen van het gebruiksgoed is geen gevolg is van moedwillige vernieling of nalatige verwijtbaar­heid, onachtzaamheid of verkeerde handelingen waardor de goederen kapot zijn gegaan.
  • 3.
    Het betreft de vervanging van één van de volgende duurzame gebruiksgoederen:
  • 4.
    een wasmachine / wasautomaat
  • 5.
    een koelkast
  • 6.
    een gasfornuis of kookplaat
  • 7.
    een bed en een matras
  • 8.
    een geiser (zie beleidsregel 7.11).
De prijzen voor deze duurzame gebruiksgoederen staan in het prijzenboekje vermeld. Bij overschrijding van de vaste prijzen, rekening houdend met de energiepremie die wordt verstrekt door het energiebedrijf, komen de meerkosten voor rekening van de belanghebbende.
De afschrijvingstermijn voor deze verstrekte duurzame gebruiksgoederen wordt vastgesteld op 10 jaar.
 
Artikel 7.11 Vervanging oude cv-ketels
De verhuurder is eigenaar van de cv-ketel. De kosten van een geiser komen voor rekening van de huurder.
Welwonen vervangt de cv-ketels voor modernere exemplaren. Dit gebeurt in fasen en is afhankelijk van de ouderdom van de huidige ketel. De nieuwe ketels hebben ook een heetwater-functie (combiketel), dit betekent dat een geiser overbodig wordt. Na installatie wordt de huurprijs met een bedrag (de kosten van de geiser) verhoogd.
 
Als de geiser kapot en niet meer te repareren is, zijn er in dit geval dus twee mogelijkheden:
  • 1.
    vervanging van de cv-ketel
  • 2.
    aanschaf van een nieuwe geiser.
 
Ad. 1 Bij Welwonen kan worden verzocht om eerdere vervanging van de ketel. In dit geval wordt een bedrag in rekening gebracht wat bestaat uit:
  • 1.
    een nog niet afgeschreven bedrag van de cv-ketel;
  • 2.
    meer-uitgave door het niet projectmatig kunnen vervangen van de ketel.
Bij Welwonen is op te vragen welk bedrag in rekening wordt gebracht bij eerdere vervanging van de ketel.
 
Ad. 2 Voor de aanschaf van een geiser wordt een bedrag aan bijzondere bijstand verstrekt (zie prijzenboekje).
 
Er wordt voor de mogelijkheid met het laagste bedrage bijzondere bijstand verstrekt. Bij de aanvraag dient dit te worden onderzocht.  
 
Artikel 7.12 Gezinshereniging bij buitenlandse werknemers (niet bedoeld statushouders)
In de kosten van woninginrichting veroorzaakt door gezinshereniging wordt, als zijnde in voldoende mate voorzienbare kosten, geen bijstand verleend.
Artikel 7.13 Eerste inrichting
In beginsel zijn de kosten voor inrichting voor degene die voor het eerst zelfstandig gaan wonen algemene kosten van bestaan en dient hiervoor te worden gereserveerd of te worden geleend.
Er zijn bijzondere situaties denkbaar: een jongere die vanuit stichting Parlan of andere instelling zelfstandig gaat wonen. In dat geval kan bijstand om niet worden verstrekt voor het bedrag zoals genoemd in het prijzenboekje.
Artikel 7.14 Babyuitzet
Bij een eerste kind wordt voor de babyuitzet bijzondere bijstand om niet toegekend.
Voor deze kosten hoeft niet te worden gereserveerd. De hoogte van de bijstand wordt bepaald aan de hand van richtprijzen uit het prijzenboekje. Let op: de kosten moeten worden aangetoond.
Een (aanvullende) babyuitzet voor volgende kinderen moet in principe uit eigen middelen (inkomen, reservering al dan niet tijdens zwangerschapsperiode) worden aangeschaft. Dit geldt niet indien de geboorte van het laatste kind 10 jaar of langer geleden is. In dat geval wordt ook hier voor de babyuitzet bijzondere bijstand om niet toegekend.
 
Hoofdstuk 8 Bijzondere bijstand voor medische kosten
Paragraaf 8.1 Algemeen
Artikel 8.1.1 Aanvullende verzekering
Voor medische kosten kan men zich verzekeren met een zorgverzekering. De gemeente gaat ervan uit dat personen zich adequaat verzekeren. Dit houdt in dat naast de basisverzekering, die verplicht is, in ieder geval een aanvullende verzekering wordt afgesloten. Het niveau van deze aanvullende verzekering dient tenminste pakket “Beter” van Univé of een gelijkwaardige verzekering te zijn.
Bij het ontbreken van een aanvullende verzekering of bij een verzekering van een lager niveau kan worden gesproken van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Wordt bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die anders (gedeeltelijk) vergoed zouden worden, wordt conform artikel 18 Participatiewet en de Maatregelenverordening 2004 de bijstand afgestemd. Dit betekent dat de bijzondere bijstand geweigerd wordt voorzover deze kosten zouden zijn gedekt door een aanvullende verzekering. Alleen voor de (fictieve) eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Bij de zorgverzekeraar dient te worden nagegaan wat vergoed had kunnen worden indien een adequate verzekering zou zijn afgesloten.
 
Artikel 8.1.2 Collectieve zorgverzekering
De gemeente heeft een contract met Univé afgesloten. Uitkeringsgerechtigden die bij Univé verzekerd zijn met een aanvullende verzekering (de module Beter of Best), kunnen zich collectief verzekeren. Er geldt een collectiviteitskorting van 6% op het basispakket.
Deze verzekering geeft een extra dekking voor kosten die anders onder de bijzondere bijstand vallen. Wordt er, door uitkeringsgerechtigden of niet-uitkeringsgerechtigden, bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die tevens onder de collectieve aanvullende zorgverzekering vallen dan zijn er twee mogelijkheden
1. Belanghebbende is collectief verzekerd:
De kosten worden door Univé conform de afgesproken maximum bedragen vergoed.
2. Belanghebbende is niet collectief verzekerd:
In dat geval wordt bijzondere bijstand verstrekt tot een zelfde bedrag als de collectieve verzekering. Voor het vaststellen van de noodzaak is in dit geval geen medisch advies nodig. De reden van het niet collectief verzekerd zijn is niet van belang. Wel dient belanghebbende aan te tonen dat hij of zij zich adequaat verzekerd heeft (zie hierboven 8.1.1).
Artikel 8.1.3 Categoriale bijzondere bijstand Collectieve zorgverzekering
Voor de premie van de collectieve verzekering kan, naast de collectiviteitskorting van 6% op het basispakket, maandelijks € 10,- categoriale bijzondere bijstand worden verstrekt. Deze bijzondere bijstand wordt verrekend in de premie van Univé. De gemeente betaalt de bijzondere bijstand rechtstreeks (via een verzamelnota) aan Univé.
Er zijn vier groepen te onderscheiden:
  • 1.
    mensen met een bijstandsuitkering van de gemeente Enkhuizen: deze profiteren van de collectiviteitskorting en ontvangen de categoriale bijzondere bijstand als zij zich hebben aangemeld voor de collectieve aanvullende verzekering;
  • 2.
    mensen met een ander inkomen tot 120% van de voor hun geldende bijstandsnorm: deze mensen profiteren van de collectiviteitskorting en kunnen op aanvraag € 10,- per maand aan categoriale bijzondere bijstand ontvangen;
  • 3.
    mensen met een inkomen tussen de 120% en 130% van de voor hun geldende bijstandsnorm: deze mensen kinnen zich wel collectief verzekeren maar ontvangen geen € 10,- per maand aan categoriale bijzondere bijstand. Zij hebben alleen recht op de collectiviteitskorting;
  • 4.
    mensen met een inkomen boven de 130% van de voor hun geldende bijstandsnorm: zij kunnen zich niet collectief verzekeren.
 
Deze regeling is met Univé afgesproken om een armoedeval te voorkomen. Als mensen uit de bijstand stromen naar een baan met een laag inkomen, betekent het niet dat zij een andere (duurdere) zorgverzekering hoeven af te sluiten.
De regeling staat ook open voor mensen met een ander inkomen dan bijstand.
 
Artikel 8.1.4 Eigen risico
De zorgverzekering kent een wettelijk eigen risico. Daarvoor wordt geen bijzondere bijstand verleend.
Daarnaast kan belanghebbende vrijwillig kiezen voor een hoger eigen risico tegen een lagere premie. Dit houdt in dat bijvoorbeeld hij of zij de eerst een bedrag van € 1.000 aan medische kosten zelf betaalt en dat de verzekering pas daarna uitkeert. Op de premie bespaart belanghebbende bijvoorbeeld € 50 per maand, € 600 per jaar.
Ook voor dit eigen risico wordt geen bijzondere bijstand toegekend. Het is het risico wat belanghebbende neemt en wat niet afgewenteld kan worden op de gemeente. Wel kan bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage die betrokkene anders (zonder eigen risico) ook zou hebben.
 
Voorbeeld eigen risico
 
Belanghebbende is verzekerd met een eigen risico van € 1.000 per jaar. Hij heeft reeds € 950 aan kosten gehad en declareert nu een tandartsnota van € 150 bij zijn verzekeraar
Hiervan wordt:
  • 1.
    € 50 niet vergoed door de verzekeraar als restant eigen risico
  • 2.
    € 25 niet vergoed door de verzekering (eigen bijdrage van 25% van € 100)
  • 3.
    € 75 vergoed door de verzekeraar.
Het bedrag van € 25 eigen bijdrage komt in aanmerking voor bijzondere bijstand.
 
Artikel 8.1.5 Eigen bijdrage
Zie 1.08.
Artikel 8.1.6 AWBZ
De Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) is een voorliggende voorziening. Indien bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor kosten die volledig onder de AWBZ worden vergoed, dan wordt de aanvraag afgewezen. Er bestaat de mogelijkheid voor belanghebbende om in bezwaar te gaan tegen een afwijzende beslissing inzake de AWBZ.
De eigen bijdrage die de AWBZ in rekening brengt, zoals bij huishoudelijke verzorging komt voor bijstandverlening in aanmerking. Een medisch advies is niet nodig.
 
Paragraaf 8.2 Oog en oor
Artikel 8.2.1 Gehoorhulpmiddelen
Omschrijving kosten
Dit zijn hulpmiddelen die het geluid versterken.
Voorliggende voorziening
Hoortoestellen zitten de basisverzekering. De enige voorwaarde om voor een hoortoestel in aanmerking te komen, is een gehoorverlies van 35dB op het slechtste oor. Hiermee komen ook mensen met een éénzijdig gehoorverlies voor vergoeding in aanmerking. Voor aanvullende hoorhulpmiddelen geldt ook alleen het criterium 35dB op het slechtste oor. De keuze voor het hoortoestel (en/of andere hoorhulpmiddelen) gaat plaatsvinden op basis van de ‘functiegerichte aanspraak’: een eenvoudige oplossing waar dat kan, een complexe oplossing waar dat nodig is.
Voor een hoortoestel geldt een eigen bijdrage van 25% betalen. Dit bedrag kan geheel of gedeeltelijk worden afgedekt via een aanvullende verzekering. Heeft men aanvullende hoorhulpmiddelen nodig, zoals soloapparatuur, of wek- en waarschuwingssystemen, dan worden deze 100% vergoed.
Hoogte bijzondere bijstand
Voor de eigen bijdrage voor gehoorhulpmiddelen kan bijzondere bijstand worden verstrikt mits de door aanvrager afgesloten zorgverzekering als adequaat wordt aangemerkt.
 
Artikel 8.2.3 Montuur, glazen of contactlenzen
Omschrijving kosten
Voor de aanschaf van een bril of contactlenzen kan een aanvraag bijzondere bijstand worden ingediend.
Voorliggende voorziening
De aanvullende verzekering, zoals de collectieve verzekering, kent vergoedingen voor brillen en contactlenzen.
Hoogte bijzonder bijstand
Indien de verzekering van belanghebbende de kosten niet volledig dekt (en deze verzekering is wel adequaat te noemen) kan bijzondere bijstand worden verstrekt tot de bedragen genoemd in het prijzenboekje. De genoemde bedragen zijn voldoende om een bril etc. aan te schaffen. Ook een periode van 3 jaar is over het algemeen voldoende om een wijziging in de sterkte te kunnen opvangen.
Voor het vaststellen van de noodzaak is in dit geval geen medisch advies nodig. De noodzaak blijkt al uit de meting van de opticien.
Aanvraag bril of contactlenzen voor een hoger bedrag of binnen 3 jaar
Het aangevraagde bedrag, gebaseerd op de ingediende offerte, kan echter hoger liggen of de vervanging van de bril etc. vindt binnen de genoemde periode van 3 jaar plaats. In dat geval dient de belanghebbende aan te geven welke omstandigheden hier toe hebben geleid. Hier onder wordt op de volgende mogelijkheden ingegaan:
  • 1.
    Belanghebbende vindt deze bril, glazen of lenzen mooier, duurzamer, steviger.
  • 2.
    Belanghebbende geeft een medische noodzaak aan voor een duurdere bril, glazen of lenzen.
  • 3.
    Er wordt binnen drie jaar opnieuw een aanvraag ingediend voor de kosten van een montuur etc. Een combinatie met 1 of 2 is mogelijk.
 
Ad 1 Belanghebbende vindt dit montuur, glazen of lenzen mooier, duurzamer, steviger.
Dit is een keuze van belanghebbende, er is geen noodzaak. De meerkosten komen voor rekening van belanghebbende.
 
Ad. 2 Belanghebbende geeft een medische noodzaak aan
Reden om van een duurdere aanschaf kan zijn een allergie voor materialen waardoor een montuur van titanium noodzakelijk is.
Binnen de aanvullende verzekering zijn vaak geen mogelijkheden voor een hogere vergoeding. In beginsel wordt de medische noodzaak van duurdere aanschaf door een medische indicatie vastgesteld. Is dit in een eerder medisch onderzoek vastgesteld, dan wordt van het opvragen van een medisch advies bij latere aanvragen afgezien.
 
Ad. 3 Binnen drie jaar opnieuw een aanvraag
Het is mogelijk dat wegens medische noodzaak, bijvoorbeeld een wijziging in het gezichtsvermogen, eerder vervanging van de glazen/lenzen nodig zijn.
In de CAZG is bijvoorbeeld eerdere vervanging van glazen of lenzen geregeld: “Vergoeding van gezichtshulp-middelen (montuur, glazen of lenzen) aan volwassenen vindt één keer per drie jaar plaats… Als binnen de hiervoor genoemde periode het medisch noodzakelijk wordt geacht, door verandering van het gezichtsvermogen, dan vindt vergoeding van glazen of lenzen plaats conform de in de tabel vastgestelde vergoeding.” Vergoeding vindt alleen plaats na goedkeuring van de medisch adviseur van Univé.
 
In beginsel wordt de medische noodzaak van eerdere aanschaf door een medische indicatie vastgesteld.
Als uit eigen onderzoek blijkt dat het gezichtsvermogen met meer dan 0,5 dioptrie is gewijzigd, is geen medische indicatie nodig.
 
Aanvraag bril of contactlenzen vanaf dioptrie +8/-8
In de zorgverzekering van Univé is opgenomen dat brillenglazen of contactlenzen vanaf dioptrie +8/-8 worden vergoed tot een bedrag van € 70,-- per glas/lens. Deze bijdrage wordt als voorliggende voorziening op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.
 
Aanvraag brilmontuur kind tot 16 jaar
Bij aanvragen voor een bril of contactlenzen voor kinderen tot 16 jaar gelden bovengenoemde regels.
Brilmonturen voor kinderen tot 16 jaar worden eens per drie jaar vergoed tot een maximaal bedrag van € 35,--. Deze bijdrage wordt als voorliggende voorziening op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Paragraaf 8.3 Tanden en kiezen
Artikel 8.3.1 Orthodontie voor personen tot 18 jaar
Omschrijving kosten
Orthodontie is een specialisme binnen de mondzorg. Een orthodontist probeert de stand van de tanden en kiezen in de kaak zo goed mogelijk te krijgen.
 
Voorliggende voorziening
De aanvullende verzekering verstrekt voor de kosten van orthodontie voor personen tot 18 jaar een (gedeeltelijke) vergoeding. De maximale vergoeding hangt af van het gekozen aanvullende pakket.
Hoogte bijzondere bijstand
De eigen bijdrage (zie beleidsregel 1.09) komt voor bijstandverlening in aanmerking. Een medisch advies is niet nodig, de noodzaak staat middels de vergoeding vanuit de verzekering vast.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Artikel 8.3.2 Mondzorg voor personen tot 18 jaar
Omschrijving kosten
Mondzorg is tandheelkundige zorg door een tandarts, mondhygiënist, tandprotheticus of instelling voor jeugdtandverzorging.
Voorliggende voorziening
De aanvullende verzekering verstrekt voor de kosten van mondzorg voor personen tot 18 jaar een (gedeeltelijke) vergoeding. De maximale vergoeding hangt af van het gekozen aanvullende pakket.
Hoogte bijzondere bijstand
De eigen bijdrage (zie beleidsregel 1.09) komt voor bijstandverlening in aanmerking. Een medisch advies is niet nodig, middels de vergoeding vanuit de verzekering staat de noodzaak vast.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
 
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Artikel 8.3.3 Mondzorg voor personen vanaf 18 jaar
Omschrijving kosten
Mondzorg is tandheelkundige zorg door een tandarts, mondhygiënist, tandprotheticus of instelling voor jeugdtandverzorging.
Voorliggende voorziening
De aanvullende verzekering verstrekt voor de kosten van de tandarts etc. een (gedeeltelijke) vergoeding. De maximale vergoeding kan worden verhoogd door bij de zorgverzekeraar (zoals Univé) een extra tandartsverzekering af te sluiten. In het algemeen wordt door de zorgverzekeraar in dat  geval wel een gezondheidsverklaring geëist.
Hoogte bijzondere bijstand
Er is geen bijzondere bijstand mogelijk voor het bedrag boven het maximaal verzekerd bedrag. Belanghebbende heeft zich middels dit verzekerde bedrag gebonden aan het risico dat hij zelf de meerkosten moet opbrengen.
Er zijn uitzonderingen:
  • 1.
    als belanghebbende kan aantonen dat hij, voordat hij redelijkerwijs kon weten dat deze kosten zouden worden gemaakt, heeft getracht een tandartsverzekering met een hogere dekking af te sluiten bij zijn zorgverzekeraar;
  • 2.
    als door een ongeluk het gebit is beschadigd en de kosten voor herstel daardoor hoger liggen dan het verzekerd bedrag. Wel moet in dit geval de derde-aansprakelijkheid worden onderzocht.
 
Een medisch advies is niet nodig. De noodzaak van de kosten wordt uitgezocht door de klantmanager. Informatie kan worden opgevraagd bij de behandelende tandarts.
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
 Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Artikel 8.3.4 Kronen en bruggen voor personen vanaf 18 jaar
Omschrijving kosten
Kronen en bruggen worden gebruikt om tanden of kiezen te herstellen als deze beschadigd zijn of verloren zijn gegaan. Er worden onder andere techniekkosten in rekening gebracht als een kroon of prothese moet worden geconstrueerd.
Voorliggende voorziening
De vergoeding voor kronen en bruggen vanuit de zorgverzekering valt onder dezelfde maximale vergoeding als voor andere behandelingen die men bij de tandarts, mondhygiënist of tandprotheticus krijgt. Het kan zijn dat de zorgverzekeraar van tevoren toestemming moet verlenen wil een vergoeding worden uitbetaald.
 
Hoogte bijzondere bijstand
Indien belanghebbende zich niet collectief heeft verzekerd wordt voor de techniekkosten bijzondere bijstand verstrekt tot hetzelfde bedrag als wat via de collectieve verzekering wordt vergoed.
Een medisch advies is niet nodig. De noodzaak van de kosten wordt uitgezocht door de klantmanager. Informatie kan worden opgevraagd bij de behandelende tandarts.
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
 
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Artikel 8.3.5 Kunstgebit
Omschrijving kosten
Het gaat om de aanschafkosten of reparatiekosten van een kunstgebit (gebitsprothese).
Voorliggende voorziening
De aanschafkosten of reparatiekosten van een kunstgebit worden vergoed door de zorgverzekeraar. Voor een volledig gebitsprothese geldt een wettelijke eigen bijdrage van 25%. Deze wettelijke eigen bijdrage kan eventueel (gedeeltelijk) vergoed worden uit de aanvullende verzekering.
Hoogte bijzondere bijstand
De overgebleven eigen bedrage komt voor bijstandsverlening in aanmerking.
Een medisch advies is niet nodig mits het gaat om een prothese die éénmaal per 8 jaar wordt vervangen.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Paragraaf 8.4 Pruik
Artikel 8.4.1 Pruik
Omschrijving kosten
Als sprake is van langdurige, gehele of gedeeltelijke kaalhoofdigheid als gevolg van een medische aandoening of behandeling van medische aard, dan is een haarwerk of pruik noodzakelijk.
Klassieke mannelijke kaalheid (alopecia androgenetica) is geen medische aandoening zoals hier bedoeld. Deze vorm van kaalhoofdigheid is het gevolg van normale verouderingsprocessen. Als deze vorm van kaalhoofdigheid voorkomt bij vrouwen, dan is het wel een medische aandoening.
Voorliggende voorziening
De zorgverzekeraar vergoedt via de basisverzekering een bedrag van € 393,-. Is men aanvullend verzekerd dan kunnen ruimere vergoedingen gelden.
Hoogte bijzondere bijstand
Als het haarwerk of de pruik duurder is dan de maximale vergoeding, dan betaalt belanghebbende het meerdere. Dit komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Paragraaf 8.5 Voeten en benen
Artikel 8.5.1 Orthopedisch schoeisel
Omschrijving kosten
Als er sprake is van een voetafwijking of een beenverkorting wordt er een orthopedische binnenschoen gemaakt om het defect aan te vullen. Aanpassingen aan confectieschoenen dienen ter vervanging van orthopedische schoenen
 
Voorliggende voorziening
De kosten van orthopedisch maatschoeisel worden vergoed via de basisverzekering. Er is een bijdrage verschuldigd, afhankelijk van de leeftijd.
Een gedeelte van deze wettelijke eigen bijdrage kan vergoed worden uit een aanvullende verzekering. Voor medisch noodzakelijke aanpassingen aan confectieschoenen betaalt men geen wettelijke eigen bijdrage.
Hoogte bijzondere bijstand
De eigen bijdrage komt voor bijstandsverlening in aanmerking minus de aanschafkosten voor "gewone" schoenen. Deze kosten, die onder de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan vallen, worden uitgespaard. Dit bedrag wordt vermeld in het prijzenboekje. Als de aanschafkosten voor “gewone” schoenen hoger is dan de eigen bijdrage, dan wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.
Voorbeeld schoenen
 
Belanghebbende heeft een paar orthopedisch schoeisel aangeschaft voor € 250, er geldt een maximale vergoeding van € 150 zodat een eigen bijdrage van € 100 overblijft. Volgens de schoenenwinkel zijn de schoenen standaard uitgevoerd.
De prijs van een gewoon stel schoenen is in het prijzenboekje opgenomen: € 50. Het restant ad. € 50 komt voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking.
Er kan sprake zijn van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan van de termijn kan worden afgeweken. De aftrek wegens de besparing voor “gewone” schoenen wordt slechts éénmaal per jaar toegepast. Worden meerdere paren binnen een jaar aangeschaft, dan wordt dit niet meer algemeen gebruikelijk geacht.
Een medisch advies is in dit geval niet nodig mits de vergoeding één keer per kalenderjaar wordt verstrekt.
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Paragraaf 8.6 Bewegingstherapieën
Artikel 8.6.1 Ergotherapie
Omschrijving kosten
Een ergotherapeut helpt mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische aandoening.
Voorliggende voorziening
Ergotherapie is opgenomen in de basisverzekering van de zorgverzekering. Er  worden maximaal 10 behandeluren vergoed.
Hoogte bijzondere bijstand
Indien meer dan 10 behandelingen nodig zijn de kosten van de extra behandelingen conform vergoeding zorgverzekeraar.
Een medisch advies (zie paragraaf 1.09) is in dat geval nodig.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Artikel 8.6.2 Fysiotherapie en oefentherapie
Omschrijving kosten
De fysiotherapeut stabiliseert, vermindert of herstelt de functiestoornis of de gevolgen daarvan door het toepassen van oefentherapie, massage, elektrotherapie, advisering en/of begeleiding.
Voorliggende voorziening
De kosten van fysio- en oefentherapie vallen onder de zorgverzekering.
Tot 18 jaar
Via de basisverzekering wordt een vergoeding verstrekt vanaf de 1e behandeling als de aandoening voorkomt op de lijst die door de overheid is vastgesteld, soms tot een bepaald maximum. Voor aandoeningen die niet voorkomen op deze lijst wordt een vergoeding verstrekt tot maximaal 9 behandelingen en eventueel 9 behandelingen extra. Als deze behandelingen niet voldoende zijn, kunnen behandelingen nog worden vergoed uit de aanvullende verzekering.
18 jaar en ouder
Via de basisverzekering wordt alleen een vergoeding verstrekt vanaf de 21e behandeling als de aandoening voorkomt op de lijst met aandoeningen die door de overheid is vastgesteld. De eerste twintig behandelingen worden mogelijk via de aanvullende verzekering vergoed. Komt de aandoening niet voor op de lijst met aandoeningen van de overheid? Dan worden de behandelingen vergoed uit de aanvullende verzekering.
Hoogte bijzondere bijstand
Bijzondere bijstandsverlening is mogelijk voor de eerste 20 behandelingen van aandoeningen die op de genoemde lijst voorkomen. Een medisch advies is niet nodig.
Wordt bijzondere bijstand aangevraagd voor een langere periode of een hoger bedrag dan de zorgverzekeraar vergoedt, dan is bijzondere bijstandsverlening in dit geval mogelijk.
De noodzaak en duur worden vastgesteld middels een medische indicatie .
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Paragraaf 8.7 Geneesmiddelen
Artikel 8.7.1 Geneesmiddelen
Omschrijving kosten
Geneesmiddelen (medicijnen) worden voorgeschreven door huisarts en specialist.
Voorliggende voorziening
Geneesmiddelen worden voor 100% vergoedt door de zorgverzekeraar conform het Geneesmiddelen vergoedingensysteem. Zelfzorggeneesmiddelen (zie hiervoor www.kiesbeter.nl/medicijnen). Geneesmiddelen die te verkrijgen zijn zonder recept, worden niet vergoed door de zorgverzekeraar.
In beginsel behoren geneesmiddelen die zonder recept verkregen kunnen worden tot de algemeen noodzakelijk kosten van bestaan en komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Dit moet worden bekostigd van de maandelijkse uitkering.
Dit is anders als men chronisch ziek is en deze medicijnen frequent moet aanschaffen. Indien er sprake is van chronisch gebruik (langer dan 3 maanden) komen de kosten voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking voor zover de kosten boven het jaarlijks bedrag komen dat is vermeld in het prijzenboekje. De kosten tot dit bedrag behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan.
Hoogte bijzondere bijstand
Noodzaak en duur worden vastgesteld middels een medisch- advies.
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Paragraaf 8.8 Alternatieve geneeswijzen en therapieën
Artikel 8.8.1 Alternatieve behandelingen
Omschrijving kosten
Onder alternatieve geneeswijzen vallen alle therapieën, geneesmiddelen en diagnostische handelingen waarvoor geen algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs van geneeskundige effectiviteit geleverd is. De meest toegepaste geneeswijzen zijn: homeopathie, acupunctuur, paranormale geneeswijzen, natuurgeneeskunde en antroposofische geneeskunde.
Voorliggende voorziening
Van een aantal alternatieve geneeswijzen en therapieën vergoedt de aanvullende zorgverzekering (module Beter en Best van Univé) een gedeelte van de kosten (een maximum behandelprijs voor 8 of 20 behandelingen). Er blijft een eigen bijdrage over. Het gaat hier om: acupunctuur, chiropractie, homeopathie, Moerman-therapie, natuurgeneeswijze, proctologie, (ortho)manuele therapie, manuele geneeskunde, ortho-manipultie en osteopathie.
Hoogte bijzondere bijstand
Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van de eigen bijdrage (meerkosten van de door de zorgverzekeraar vergoedde behandelingen). Medisch advies is niet nodig.
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Paragraaf 8.9 Psychologische hulp e.d.
Artikel 8.9.1 Eerstelijns psycholoog
Omschrijving kosten
Bij een eerstelijns psycholoog kan men heen zonder verwijzing. De eerstelijns psycholoog werkt  kortdurend, gemiddeld zal de behandeling zo'n 8 sessies in beslag nemen.
Voorliggende voorziening
Via de collectieve zorgverzekering worden 10 behandelingen per jaar vergoed.
De meeste aanvullende verzekeringen verstrekken een vergoeding. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
Hoogte bijzondere bijstand
Wordt geen vergoeding via de aanvullende verzekering verstrekt dan wordt slechts voor de anders in rekening gebrachte eigen bijdrage bijzondere bijstand verleend voor 10 behandelingen en niet voor de gehele kosten.
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Artikel 8.9.2 Psychotherapie
Omschrijving kosten
Een psychotherapeut geeft psychotherapeutische hulp bij psychisch lijden.
Voorliggende voorziening
Psychotherapie wordt vergoed via de AWBZ. Belanghebbende betaalt alleen de eigen bijdrage van € 15,20 per zitting tot maximaal € 684 per kalenderjaar. Het maximaal aantal te vergoeden zittingen psychotherapie is 25 of 50, afhankelijk van welke stoornis er sprake is. Bij verzekerden tot 18 jaar is het aantal zittingen welk wordt vergoed 50, ongeacht het ziektebeeld.
Hoogte bijzondere bijstand
De eigen bijdrage van de eerste 25 of 50 behandelingen komt voor bijstandverlening in aanmerking. Wordt bijzondere bijstand aangevraagd voor een langere periode dan 25 of 50 behandelingen die de zorgverzekeraar vergoedt, dan is bijzondere bijstandsverlening in dit geval mogelijk.
Een medisch advies (zie paragraaf 1.09) is nodig indien bijzondere bijstand voor meer dan 25 of 50 behandelingen wordt aangevraagd.
Belanghebbende kan om bepaalde, voor hem belangrijke, redenen een behandelaar kiezen wiens hulp niet wordt vergoed. De reden daarvan kunnen zijn: negatieve ervaringen, een al opgebouwde vertrouwensband, wachtlijst.
Kiest met een psychotherapeut waarvan de kosten niet worden vergoed via de AWBZ dan wordt de bijzondere bijstand afgestemd (artikel 18 Participatiewet) en wordt slechts voor de anders in rekening gebrachte eigen bijdrage bijzondere bijstand verleend en niet de gehele kosten.
Aan de medisch wordt advies gevraagd over noodzaak en duur van de behandeling.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Artikel 8.9.3 Psychotherapie zonder vergoeding
Zie hierboven 8.9.2
Artikel 8.9.4 Eigen bijdrage GGZ
Omschrijving kosten
Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (ggz) zijn er voor mensen met psychiatrische stoornissen en psychische problemen. De ggz-instellingen bieden behandeling, zorg en begeleiding.
Voorliggende voorziening
Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) wordt voor een deel vergoed uit het verplichte basispakket van de zorgverzekering.
Hoogte bijzondere bijstand
Eigen bijdrage behandelingen eerstelijns GGZ
Voor de eerstelijns GGZ geldt een eigen bijdrage van € 20 per zitting. De eerste 5 zittingen bij de eerstelijnspsycholoog worden uit het basispakket door de zorgverzekeraar vergoed. Afhankelijk van de polisvoorwaarden kan het zijn dat een verzekeraar, in de vorm van een aanvullende verzekering, meer zittingen geheel of gedeeltelijk vergoedt.
De eigen bijdrage komt voor bijstandverlening in aanmerking.
Eigen bijdrage behandelingen tweedelijns GGZ
In de tweedelijns zorg worden patiënten behandeld met zware, complexe psychische klachten. Deze behandelingen worden betaald vanuit de basisverzekering.
Voor de behandeling of diagnostiek in de curatieve tweedelijns-GGZ geldt een eigen bijdrage van € 200. Alleen als de zorgverlener minder dan 100 minuten aan de behandeling of diagnostiek besteedt, is de eigen bijdrage € 100. Dit is inclusief de tijd die de behandelaar aan de behandeling besteedt zonder dat er sprake is van direct contact, zoals voorbereiding en verslaglegging. Per kalenderjaar geldt een maximale eigen bijdrage van € 200 voor de behandeling.
De bijdrage is hoger dan die voor de eerstelijns GGZ, zodat cliënten worden gestimuleerd om behandeling te zoeken in de eerste lijn.
 
Geen eigen bijdrage voor tweedelijns GGZ
De volgende personen hoeven geen eigen bijdrage te betalen:
  • 1.
    jongeren onder de 18 jaar;
  • 2.
    cliënten die een crisisbehandeling ontvangen;
  • 3.
    mensen die onvrijwillig worden opgenomen op basis van de Wet Bijzondere Opname in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ);
  • 4.
    personen die zelf niet om hulp vragen en daarom een vorm van bemoeizorg hebben ontvangen, en voor wie vanwege deze bemoeizorg een ggz-behandeling is gestart.
De eigen bijdrage komt voor bijstandverlening in aanmerking.
 
Eigen bijdrage bij opname in een GGZ-instelling
Voor opname in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg geldt voor personen vanaf 18 jaar een eigen bijdrage voor verblijf van € 145 per maand. Over de eerste 31 dagen is geen eigen bijdrage verschuldigd. Als de patiënt een gedeelte van de maand is opgenomen, hoeft hij alleen over dit gedeelte een eigen bijdrage te betalen. Deze eigen bijdrage verblijf komt boven op de eigen bijdrage voor de behandeling in de GGZ-instelling. Kinderen en jeugdigen tot 18 jaar betalen geen eigen bijdrage verblijf.
De eigen bijdrage komt voor bijstandverlening in aanmerking.
 
Eigen bijdrage GGZ per 2013
Deze eigen bijdrage wordt met ingang van 2013 “verzacht” op basis van het Lente-akkoord. Verzekerden met een basisverzekering die een inkomen hebben van niet meer dan 110% van het sociaal minimum krijgen op basis van deze plannen een tegemoetkoming in de betaalde eigen bijdrage tweedelijns GGZ. De tegemoetkoming is even hoog als de eigen bijdrage die men heeft betaald. Voor de duidelijkheid, het gaat hier niet om de eigen bijdragen voor een e-consult (€ 50,-), eerstelijnspsychologische zorg (€ 20,- per zitting) of opname in een instelling (€ 145,- per maand vanaf de tweede maand).
Met ingang van 2013 hoeft daarom geen bijzondere bijstand te worden verleend voor de eigen bijdrage curatieve GGZ, omdat dan een voorliggende voorziening aanwezig is in de vorm van de compensatie.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
 
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Paragraaf 8.10 In en om het huis
Artikel 8.10.1 Wmo voorzieningen
Omschrijving kosten
De gemeente voert vanaf 1 januari 2007 de Wmo uit. Hieronder vallen:
  • 1.
    rolstoelen en
  • 2.
    vervoersvoorzieningen;
  • 3.
    woningaanpassingen;
  • 4.
    hulp bij het huishouden.
Voor de laatste drie voorzieningen kan een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in rekening worden  gebracht. Ook minima betalen een bijdrage.
 
Voorliggende voorziening
De eigen bijdrage Wmo en Awbz wordt door een aantal aanvullende verzekeringen, zoals de collectieve verzekering, vergoed.
 
Hoogte bijzondere bijstand
Deze eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Een medisch advies om de noodzaak vast te stellen is niet nodig.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
 
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Artikel 8.10.2 Stook- en verwarmingskosten
Omschrijving kosten
Het gaat hier om de kosten die gemaakt worden voor het verwarmen van de woning.
Voorliggende voorziening
De normale stookkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Hiervoor wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.
 
Hoogte bijzondere bijstand
Er kunnen zich twee situaties voordoen waarin sprake is van meerkosten:
  • -
    bij een vergroting van de woning tengevolge van een aanpassing
en
  • -
    bij een zodanig gezondheidsprobleem dat een hogere of constantere temperatuur noodzakelijk is, wat kan leiden tot hogere kosten dan gebruikelijk in dit type woning.
Het is zeer moeilijk om de meerkosten van energie exact vast te stellen, uitgegaan wordt van een vaste prijs welk in het prijzenboekje staat vermeld. Er vindt achteraf geen afrekening plaats.
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
 
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Paragraaf 8.11 Reiskosten
Artikel 8.11.1 Reiskosten zittend ziekenvervoer
Omschrijving kosten
Het gaat hier om reiskosten die gemaakt worden naar het ziekenhuis, een arts of een therapeut voor een behandeling die wordt vergoedt door de zorgverzekeraar. Zittend ziekenvervoer is vervoer per openbaar vervoer, particuliere auto of een ander vervoermiddel. E ambulance hoort niet bij zittend ziekenvervoer.
Voorliggende voorziening
Zittend ziekenvervoer wordt door de zorgverzekeraar vergoed voor nierdialysepatiënten, kankerpatiënten die een chemokuur of radiotherapie krijgen, blinden en slechtzienden en rolstoelgebruikers. Incidenteel ziekenvervoer valt buiten de regeling omdat in eerste instantie gebruik kan worden gemaakt van de omgeving (mantelzorg) of de kosten voor eigen verantwoording zijn. Voor de vier genoemde groepen is een uitzondering gemaakt omdat er voor hen nauwelijks alternatieve wijzen van vervoer zijn.
Wel is de mogelijkheid een beroep te doen op de hardheidsclausule. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft een formule opgesteld. Deze formule wordt gehanteerd op basis van een onderlinge afspraak tussen de zorgverzekeraars. Deze formule luidt als volgt:
aantal (maanden) x aantal (x per week) x 4 (weken in een maand) x {aantal (km enkele reis) x 0,25 (weging)} = X (op basis van enkele afstand)
 
Hierbij kunnen de vetgedrukte aantallen variabel ten opzichte van elkaar worden ingevuld. Indien X groter is dan of gelijk is aan 250, heeft de verzekerde aanspraak op vergoeding van kosten zittend ziekenvervoer, op basis van de hardheidsclausule
Hoogte bijzondere bijstand
De kosten van ziekenvervoer behoren in principe tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. Alleen de kosten van het vrijwaringsbewijs (de eigen bijdrage voor zittend ziekenvervoer) behoren tot de  bijzondere bijstand.
Op individuele beoordeling kan een uitzondering worden gemaakt waarbij gekeken wordt naar de noodzaak van het vervoer, voorliggende mogelijkheden zoals het openbaar vervoer en vervoer door familieleden of vrijwilligers en de medische of sociale noodzaak. De toepassing van de genoemde hardheidsclausule moet daarin worden meegenomen.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Paragraaf 8.12 Textiel (geen inrichtingskosten)
Artikel 8.12.1 Extra kleding
Omschrijving kosten
Het gaat hier om kosten van kleding zoals ondergoed, broek, trui, shirts, jas, schoenen, enzovoort.
Voorliggende voorziening
In beginsel zijn dit algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Ook bij ziekenhuisopname, brand, ontslag uit detentie of uithuisplaatsing kind dient ervan uit te worden gegaan dat in principe voldoende kleding aanwezig is of dat de aanschaf van kleding door de verzekeraar wordt vergoed.
Hoogte bijzondere bijstand
In bijzondere situaties, zoals plotselinge toename of afname van gewicht door ziekte, extra kleding slijtage door een prothese, orthese, incontinentie, bijstand worden verstrekt. De meerkosten komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. De meerkosten (de kosten die de normale, algemeen noodzakelijke kosten van kleding tengevolge van ziekte of handicap te boven gaan) worden bepaald dor de bedragen in het prijzenboekje te vermenigvuldigen met het aantal stuks wat extra nodig is.
De noodzaak wordt middels een medisch advies (zie paragraaf 1.09) bepaald.
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Artikel 8.12.2 Beddengoed
Omschrijving kosten
Het gaat hier om de kosten van beddengoed zoals onderlakens, dekbed en hoezen, kussens en slopen.
Voorliggende voorziening
In beginsel zijn dit algemeen noodzakelijke kosten van bestaan.
Hoogte bijzondere bijstand
Beddengoed kan onder bepaalde omstandigheden extra slijten. Gedacht kan worden aan extra wassen door incontinentie. De meerkosten (de kosten die de normale, algemeen noodzakelijke kosten van beddengoed tengevolge van ziekte of handicap te boven gaan) worden bepaald dor de bedragen in het prijzenboekje te vermenigvuldigen met het aantal stuks wat extra nodig is.
De noodzaak wordt middels een medisch advies (zie paragraaf 1.09) bepaald.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
 
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Artikel 8.12.3 Wassen van kleding en beddengoed
Omschrijving kosten
Het gaat hier om de kosten die het reinigen van kleding en beddengoed met zich meenrengen.
Voorliggende voorziening
In beginsel zijn dit algemeen noodzakelijke kosten van bestaan.
Hoogte bijzondere bijstand
Extra bewassingskosten of als het wassen door een handicap wordt uitbesteed komen in aanmerking voor een vergoeding bijzondere bijstand. Geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt als men in het verzorgings- of verpleeghuis verblijft.
In het prijzenboekje is het bedrag voor normale bewassingskosten vastgesteld. Op grond van dit bedrag voor de maandelijkse kosten kunnen werkelijke meerkosten worden bepaald.
De noodzaak wordt middels een medisch advies (zie paragraaf 1.09) bepaald.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Paragraaf 8.13 Eten en drinken
Artikel 8.13.1 Dieetkosten
Omschrijving kosten
Als gevolg van een ziekte kan belanghebbende op doktersadvies gehouden zijn een dieet te volgen. Genoemd kan worden de ziekte van Crohn.
Voorliggende voorziening
Via de aangifte bij de Belastingdienst zijn de kosten van een aantal diëten aftrekbaar mits dit dieet op doktersvoorschrift wordt gevolgd. Welke bedragen aftrekbaar zijn en voor welke diëten is te vinden op www.belastingdienst.nl.
Hoogte bijzondere bijstand
De meerkosten van sommige diëten liggen boven de kosten van een normaal voedingspatroon. Voor deze meerkosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Voor normale voeding kan een bedrag worden gehanteerd uit de Belastingregeling “waardering loon in natura” (Sociaal info). Deze regeling is ook opgenomen in het prijzenboekje.
In het medisch advies (zie paragraaf 1.09) kan worden gevraagd wat de meerkosten zijn.
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Artikel 8.13.2 Maaltijdvoorziening
Omschrijving kosten
Er zijn op dit moment meerdere instanties waarvan de warme maaltijd betrokken kan worden.
 
Voorliggende voorziening
In beginsel zijn dit algemeen noodzakelijke kosten van bestaan.
Hoogte bijzondere bijstand
Indien op indicatie gebruik wordt gemaakt van maaltijdvoorzieningen dan komen de meerkosten - het verschil tussen de maaltijdvoorziening en de normale kosten van de warme maaltijd - voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking.
De normale kosten van een warme maaltijd is vastgelegd in het prijzenboekje. De meerkosten worden aangemerkt als bijzondere noodzakelijke kosten.
Voordat tot bijstandsverlening kan worden overgegaan dient de noodzaak van de verstrekking van deze maaltijden te worden vastgesteld. Dat kan door de klantmanager maar ook door bijvoorbeeld het Zorgloket of het ziekenhuis. Een medisch advies is in dat geval niet nodig.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Hoofdstuk 9 Bijzondere bijstand voor niet-medische kosten
Paragraaf 9.1 Kosten huis
Artikel 9.1.1 Brandschade
Sommige schades kunnen bij de verhuurder worden gedeclareerd. In principe dient men zich voor brandschade voldoende te verzekeren. Is men niet verzekerd dan ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij belanghebbende. Deze zal zelf een oplossing moeten zoeken zoals een lening bij de Kredietbank.
Als de lening wordt afgewezen kan in bijzondere omstandigheden leenbijstand worden verstrekt conform het prijzenboekje.
Artikel 9.1.2 Huur en vaste lasten tijdens detentie of TBS
Op grond van de Participatiewet heeft degene die rechtens zijn vrijheid is ontnomen geen recht op bijstand. Er kunnen omstandigheden zijn om toch bijstand te verstrekken ter hoogte van de huur en vaste lasten. Het gaat hier om een periode van maximaal 3 maanden. Verblijft iemand langer in detentie of TBS dan is het financieel gunstiger de huur op te zeggen en is er geen noodzaak tot bijstandsverlening. De drie maanden kunnen dan gebruikt worden om de opzegging van de huur etc. te regelen. Wil iemand desondanks de woning aanhouden dan komt dit voor eigen rekening. Bij zeer zwaarwegende omstandigheden kan na drie maanden leenbijstand worden verstrekt. Hiervoor dient de noodzaak te worden aangegeven door de belanghebbende of de reclassering.
Bij ZW, WAO, WAZ, Wajong, TW en ANW loopt de uitkering nog een maand door na detentie of opname. Dit in tegenstelling tot de Participatiewet die onmiddellijk wordt beëindigd.
 
Artikel 9.1.3 Huur en vaste lasten tijdens opname inrichting (geen TBS)
Personen die zijn opgenomen in een inrichting/ ziekenhuis moeten hun woning “tijdelijk” verlaten. Verblijft belanghebbende in een inrichting/ zorginstelling dan kan het zo zijn dat het verstandig is dat de woning wordt aangehouden. Van geval tot geval dient de noodzaak te worden vastgesteld.
  • 1.
    Indien een klant tijdelijk, als uitgangspunt geldt maximaal drie maanden, verblijft in een inrichting (bijvoorbeeld bij revalidatie of observatie) of als belanghebbende in de weekenden naar huis gaat, dan loopt de Participatiewet-uitkering voor levensonderhoud door en vindt geen normwijziging plaats. Er is in dat geval geen reden om voor huur en vaste lasten bijzondere bijstand te verstrekken.
  • 2.
    Dit ligt anders als de zak- en kleedgeldnorm wordt verstrekt. Voor de extra kosten (vaste lasten en huur en eventuele reiskosten bij weekendverlof) kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
 
Artikel 9.1.4 Vergoeding verhuis- en (her)inrichtingskosten
Indien aan de voorwaarde van het verkrijgen van goedkopere woonruimte als bedoeld in beleidsregel 4.03 is voldaan wordt aan de belanghebbende een verhuis- en (her)inrichtingskostenvergoeding toegekend. De hoogte van de verhuis- en (her)inrichtingskostenvergoeding wordt afgestemd op de noodzakelijk te maken kosten en wordt vastgesteld in het prijzenboekje.
 
Paragraaf 9.2 Advocaatkosten, griffierecht en schuldhulpverlening
Artikel 9.2.1 Eigen bijdrage rechtshulp
Omschrijving kosten
Als gebruik wordt gemaakt van de diensten van een advocaat, moet daarvoor worden betaald. Soms komen daar ook nog andere kosten bij zoals griffierecht.
Deze kosten worden onder bepaalde voorwaarden vergoed op grond van de Wet op de Rechtsbijstand (Wrb). In deze wet is geregeld wanneer geen gefinancierde rechtskundige bijstand zal worden verstrekt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als er geen belang is om een rechtsprocedure te voeren of als de zaak om een te gering bedrag gaat.
Uit vaste jurisprudentie van de CRvB blijkt dat de noodzaak voor het verlenen van rechtsbijstand en het maken van kosten van griffierecht in beginsel kan worden aangenomen indien op grond van de Wrb krachtens toevoeging rechtsbijstand is verleend. Als dat niet het geval is, dient de gemeente zich aan de hand van de concrete omstandigheden een oordeel te vormen over de noodzaak van de gevoerde procedure.
Wijziging per 1 juli 2011
Om rechtzoekenden te stimuleren eerst hun probleem voor te leggen aan het Juridisch Loket (gratis rechtshulp) voordat ze naar een advocaat gaan, wordt met ingang van 1 juli 2011 de eigen bijdrage voor de rechtzoekende voor de verlening van rechtsbijstand door een advocaat verlaagd met € 50,-, indien hij eerst rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket. Indien de rechtzoekende rechtstreeks naar een advocaat gaat, die vervolgens mede namens hem een toevoeging aanvraagt, betaalt de rechtzoekende een hogere eigen bijdrage.
Het dichtstbijzijnde loket is gevestigd in Alkmaar.
 
Voorliggende voorziening
De eigen bijdrage wordt vastgesteld aan de hand van inkomen en vermogen. Hiervoor gelden andere criteria dan in de bijstand. De ‘Verklaring omtrent inkomen en vermogen’ kan worden aangevraagd bij degene die rechtsbijstand verstrekt (juridische hulpverlener of advocaat). Op basis daarvan vindt toevoeging plaats en wordt tevens de eigen bijdrage voor rechtsbijstand berekend.
Als men een rechtsbijstandverzekering heeft afgesloten, dan vergoedt de verzekeraar de juridische kosten.
 
Hoogte bijzondere bijstand
De eigen bijdrage op grond van de Wet op de Rechtsbijstand (Wrb).
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtshulp wordt in beginsel om niet verleend.
Artikel 9.2.2 Griffiekosten
Omschrijving kosten
Griffierecht is een inkomensonafhankelijke bijdrage in de kosten van de rechtspraak. Als de kosten van rechtsbijstand worden vergoed op grond van de Wet op de Rechtsbijstand (Wrb) kan worden gesteld dat de met de rechtspraak samenhangende kosten zoals griffiekosten, de noodzaak is vastgesteld. Als geen toevoeging van rechtsbijstand is verleend, dient de gemeente zich aan de hand van de concrete omstandigheden een oordeel te vormen over de noodzaak van de gevoerde procedure.
Voorliggende voorziening
Als men een rechtsbijstandverzekering heeft afgesloten, dan vergoedt de verzekeraar de juridische kosten.
 
Hoogte bijzondere bijstand
Voor de kosten van griffierecht kan bijzondere bijstand verleend worden wanneer hiervoor een noodzaak aanwezig is (toevoeging aanwezig).
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Artikel 9.2.3 Proceskosten tegenpartij
Omschrijving kosten
Soms wordt door de rechter bepaald dat (een deel van) de proceskosten van de tegenpartij moet worden betaald. Deze kosten komen in principe voor rekening van betrokkene.
Er zijn twee uitzonderingen:
  • 1.
    Als het proces is gevoerd op verzoek van Samenleving;
  • 2.
    Als door het winnen van het proces eigen inkomsten zouden worden verkregen of worden behouden.
In deze twee gevallen kunnen de kosten bij verlies van het proces via de bijzondere bijstand volgens de gebruikelijke bepalingen worden vergoed.
 
Voorliggende voorziening
Als het proces niet is gevoerd op verzoek van de afdeling samenleving of het draait niet om het verkrijgen van inkomen, dan komen de kosten voor rekening van de aanvrager.
 
Hoogte bijzondere bijstand
De rechter stelt de hoogte van de vergoeding vast. Deze komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
 Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtshulp wordt in beginsel om niet verleend.
 
Artikel 9.2.4 Uittreksels GBA
Omschrijving kosten
De uittreksels uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) kunnen worden verkregen bij Dienstverlening. Aan een uittreksel zijn kosten verbonden.
 
Hoogte bijzondere bijstand
Afhankelijke van het doel kunnen de kosten van het aanvragen worden vergoed.
De kosten van het uittreksel (in 2011 € 11,50).
 
Draagkracht
Voor deze kosten is de draagkrachtberekening van 120% van toepassing.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
 
Artikel 9.2.5 Kosten bewindvoerder
Omschrijving kosten
Als de kantonrechter kiest voor een bewindvoerder en dit kosten meebrengt voor de belanghebbende, dienen deze kosten beschouwd te worden als noodzakelijke kosten van het bestaan. De gemeente is gebonden aan de beschikking van de kantonrechter en heeft geen vrijheid om zelf de noodzaak van de onderbewindstelling te beoordelen en evenmin om te bezien of andere oplossingen mogelijk zijn (CRvB 21 augustus 2001, 99/1771 NABW en 99/3916 NABW*).
Dit laat onverlet dat bij twijfel door de gemeente een onderzoek kan worden ingesteld om te verifiëren of de met de bewindvoering betrokken werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht en of de kosten daadwerkelijk gemaakt zijn.
Voor het aanvragen van bewindvoering is ook een uittreksel van de Gemeentelijke Basis Administratie nodig en zijn griffiekosten (beleidsregel 9.2.4) verschuldigd.
 
Voorliggende voorziening
Geschiedt de bewindvoering in het kader van de WSNP, dan geldt het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening (zie beleidsregel 9.2.6)
Hoogte bijzondere bijstand
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering indien de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld én de kosten van bewindvoering door de Kantonrechter afwijkend van de hoofdregel (5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen) zijn vastgesteld. Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder afwijkend heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking.
Bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering wordt door de bewindvoerder vaak laat aangevraagd, buiten de schuld van belanghebbende. Bijzondere bijstand voor deze kosten kan met terugwerkende kracht vanaf het moment van aanvragen worden toegekend.
Draagkracht
Er geldt een draagkrachtpercentage van 100%.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt in beginsel om niet verleend.
 
Artikel 9.2.6 Kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP
Omschrijving kosten
De taken van een bewindvoerder zijn vastgelegd in artikel 316 de faillissementswet. Na zijn benoeming onderzoekt de bewindvoerder de schulden, de inkomsten en de goederen (boedel) van de schuldenaar. De bewindvoerder legt daarvoor een huisbezoek af bij de schuldenaar. Op basis van de gegevens die zijn verzameld informeert de bewindvoerder de schuldeisers en de rechter-commissaris middels een openbaar verslag dat bij de rechtbank ter inzage ligt. Wanneer de WSNP van toepassing is, vervallen alle beslagen die gelegd zijn. Schuldeisers moeten hun vordering ter verificatie aan de bewindvoerder overleggen.
 
Voorliggende voorziening
Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand. Het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering en het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering gelden dan als voorliggende voorzieningen.
(Artikel 3 Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering: ‘De rechtbank kan op voordracht van de rechter-commissaris, op verzoek van de bewindvoerder dan wel ambtshalve, een ander salaris vaststellen dan het overeenkomstig artikel 2 te berekenen salaris, indien daartoe gronden zijn.’)
Uit vaste rechtspraak van de CRvB is duidelijk dat de salariskosten van een door de rechtbank benoemde bewindvoerder moeten worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten en dat, indien de boedel geen ruimte biedt voor de betaling van het voorschot op het salaris, deze kosten zich voor een belanghebbende niet daadwerkelijk voordoen. Indien de kosten zijn voldaan, zijn deze zonder noodzaak betaald (CRvB 29-03-2011, nr. 10/2173 WWB en CRvB 21-06-2011, nrs. 10/572 WWB e.a. en CRvB 21-06-2011, nr. 10/580 WWB).
De CRvB heeft zich nu ook uitgesproken over de situatie waarin de boedel wel toereikend is om (de voorschotten op) het salaris van de bewindvoerder te betalen. Hieruit kan worden afgeleid dat de kosten van het salaris van een door de rechtbank benoemde bewindvoerder niet in aanmerking komen voor verlening van bijzondere bijstand indien deze kosten gedurende de looptijd van de schuldsanering kunnen worden voldaan uit de boedel van een belanghebbende en aan het eind van de schuldsanering vaststaat dat belanghebbende aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Deze kosten kunnen immers geheel binnen het stelsel van de Fw worden afgewikkeld (zie CRvB 21-06-2011, nr. 10/316 WWB, CRvB 21-06-2011, nrs. 10/578 WWB e.a. en CRvB 21-06-2011, nrs. 10/5497 WWB e.a.).
Voornoemde jurisprudentie leidt tot de conclusie dat geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de salariskosten van een WSNP-bewindvoerder, ongeacht de vraag of de boedel van belanghebbende al dan niet toereikend is voor deze kosten.
 
Artikel 9.2.7 Bijdrage schuldhulpverlening
Omschrijving kosten
De gemeente verleent schuldhulpverlening. Dit gebeurt door de medewerkers van Kredietbank.
Toch komt het voor dat ook andere instanties tegen betaling schuldhulpverlening uitvoeren. Voor de kosten van de budgettering wordt regelmatig bijzondere bijstand aangevraagd.
 
Voorliggende voorziening
De gemeente biedt zelf kosteloos schuldhulpverlening aan. Voor de kosten van andere schuldhulpverleners wordt geen bijzondere bijstand verleend
Artikel 9.2.8 Bijdrage schuldhulpverlening zelfstandigen
Omschrijving kosten
Kredietbank verleent geen schuldhulpverlening aan zelfstandigen. In voorkomende gevallen kan door de gemeente een adviesaanvraag aan een erkende organisatie voor schuldhulpverlening aan zelfstandigen worden ingeschakeld.
Voorliggende voorziening
Besluit bijstandsverlening zelfstandigen indien daar een aanvraag voor is ingediend.
 
Hoogte bijzondere bijstand
In eerste instantie wordt een intake gevraagd: uitgebreid gesprek en verslag, voorbereidende werkzaamheden, telefonisch contact met dreigende crediteuren, kort budgetadvies. De kosten van deze intake bedragen € 310,- (vrijgesteld van BTW) en komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Aan de hand van het verslag wordt een beslissing genomen over de verdere stappen in het traject.
Draagkracht
Er geldt een draagkrachtpercentage van 100%.
Waarschijnlijk is het inkomen moeilijk vast te stellen. In dat geval kan leenbijstand worden verstrekt wat na onderzoek eventueel kan worden omgezet naar om niet.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt in beginsel om niet verleend.
Artikel 9.2.9 Bijdrage budgettering
Omschrijving kosten
Soms kunnen mensen moeilijk met hun geld omgaan maar is een bewindvoerder een stap te ver. Oplossingen kunnen zijn automatische overschrijvingen, machtigingen of een aparte bankrekening voor de vaste lasten. Indien deze maatregelen onvoldoende zijn en budgettering noodzakelijk dan komen de kosten van budgettering voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Voorwaarde is dat de budgettering wordt gedaan door daarin gespecialiseerde instanties die door de gemeente zijn aangewezen. Kredietbank kan een indicatie verstrekken over de noodzaak.
 
Hoogte bijzondere bijstand
De kosten van budgetbegeleiding.
 
Draagkracht
In dit geval geldt een draagkrachtpercentage van 100%.
Vorm bijzondere bijstand 
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Paragraaf 9.3 Begrafenis- of crematiekosten
Artikel 9.3.1 Begrafenis- of crematiekosten
De kosten van lijkbezorging van een overledene kunnen worden voldaan uit de begrafenisverzekering of de nalatenschap van de overledene. Is die er niet of onvoldoende, dan komen de kosten ten laste van de nabestaanden. Deze kosten behoren voor hen tot de bijzondere kosten van het bestaan.
Indien de middelen daarvoor ontbreken, dan kan ieder voor zijn evenredig deel bijzondere bijstand aanvragen in de gemeente waar hij / zij woonachtig is. Let wel: de nabestaanden blijven als opdrachtgever verantwoordelijk voor de kosten.
Onder nabestaanden wordt verstaan: de echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner, de ouders en de kinderen of aangetrouwde kinderen. De samenwonende partner valt niet onder directe familie.
Bij het berekenen van de draagkracht wordt uitgegaan van de maximale vergoeding zoals die in het prijzenboekje is opgenomen. Geen rekening gehouden met de eventuele meerkosten van de begrafenis / crematie.
Artikel 9.3.2 Wet op de lijkbezorging
Indien nabestaanden, erfgenamen of executeurs-testamentair geen opdracht verlenen voor een begrafenis of crematie dan komt een melding binnen bij de gemeente. Allereerst wordt getracht nabestaanden van de overledene op te sporen. Is niemand bekend dan wordt de begrafenis geregeld door het cluster Dienstverlening, taakveld begraafplaats, in overleg met Samenleving. Eén en ander is geregeld in de Wet op de lijkbezorging. De kosten ten laste van de gemeente, budget bijzondere bijstand.
De gemeente heeft dan de mogelijkheid van verhaal op grond van de Wet op de lijkbezorging op de nalatenschap en op bepaalde bloed- en aanverwanten.
Paragraaf 9.4 Kosten verblijfsvergunning
Artikel 9.4.1 Kosten verblijfsvergunning
Asielzoekers/nieuwkomers die in Nederland zijn toegelaten behoren te beschikken over een geldig verblijfsdocument. Dit verblijfsdocument moet na de verloopdatum weer worden vervangen voor een geldig document. De kosten voor dit nieuw verblijfsdocument kunnen worden vergoed middels het verstrekken van bijzondere bijstand.
De kosten van naturalisatie worden nooit vergoed, deze behoren tot de algemene kosten van het bestaan.
Paragraaf 9.5 Kinderopvang sociaal-medisch geïndiceerden
Artikel 9.5.1 Kinderopvang sociaal-medisch geïndiceerden
Indien kinderopvang noodzakelijk is wegens een handicap of chronische ziekte van de ouder of indien de huiselijke situatie beperkingen meebrengt voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van kinderopvang.
Voor de beoordeling van de noodzaak en het aantal uren kinderopvang wordt het oordeel van de medische adviseur ingewonnen.
De maximaal te vergoeden uurprijs is gelijk aan de in de Wet kinderopvang genoemde bedragen.
Het college weigert bijzondere bijstand voor de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie als de ouder en de partner al een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangen of kan ontvangen.
 
Hoofdstuk 10 Individuele inkomenstoeslag
Artikel 10.1 Verordening
In de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Enkhuizen 2015 is geregeld onder welke voorwaarden mensen recht hebben op een individuele inkomenstoeslag. In deze verordening is vastgelegd wat wordt verstaan onder langdurig laag inkomen en de hoogte van de toeslag.
Art. 36 Participatiewet
  • 1.
    Op een daartoe strekkend verzoek van een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, kan het college, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag verlenen.
  • 2.
    Tot de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval gerekend:
    • a.
      de krachten en bekwaamheden van de persoon; en
    • b.
      de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
  • 3.
    Indien aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan zijn verzoek, een individuele inkomenstoeslag is verleend, wordt het verzoek afgewezen.
…..
In beleidsregels wordt verdere  invulling gegeven van het begrip ‘geen zicht op inkomensverbetering' zoals bedoeld in artikel 36 lid 1 Participatiewet.
Artikel 10.2 Geen uitzicht op inkomensverbetering
Het criterium ‘geen uitzicht op inkomensverbetering' is niet in de verordening vastgelegd maar in de beleidsregels.
Door de zinsnede ‘geen uitzicht heeft op inkomensverbetering' in artikel 36 lid 1 Participatiewet wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag. Bij behandeling van het wetsvoorstel werden de studenten al genoemd als groep met uitzicht op inkomensverbetering.
De gemeenteraad heeft in de verordening het begrip “langdurig” ingevuld met een periode van 3 jaar. Deze periode hanteert onder andere het Nibud om aan te geven dat de reserveringsmogelijkheden na drie jaar minimaal worden. Hiermee is eveneens invulling gegeven aan het begrip “geen uitzicht op inkomensverbetering”. Na drie jaar is de kans op een inkomensverbetering gering. Voor studerenden en degenen die korter dan drie jaar geleden een studie hebben afgerond, geldt derhalve dat zij ondanks hun eventueel langdurig en laag inkomen geen recht op een individuele inkomenstoeslag omdat ze uitzicht hebben op inkomensverbetering.
In het individuele geval kan ten gunste van belanghebbende van dit beleid worden afgeweken (artikel 4:84 Awb).
Artikel 10.3 WSW-geïndiceerden
Zoals hierboven reeds aangegeven wordt met de zinsnede 'geen uitzicht heeft op inkomensverbetering' in artikel 36 lid 1 Participatiewet gewaarborgd dat bepaalde groepen met een arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag. Volgens de staatssecretaris betekent het hebben van een baan, ook al levert dat gedurende langere tijd een laag inkomen op, ook arbeidsmarktperspectief. Daaruit volgt dat het hebben van een Wsw-dienstbetrekking ook arbeidsmarktperspectief betekent. Een Wsw-dienstbetrekking is namelijk gericht op het behouden dan wel het bevorderen van de arbeidsbekwaamheid van de werknemer mede met het oog op het kunnen gaan verrichten van arbeid onder normale omstandigheden.
Die doelstelling is echter niet voor iedere Wsw-geïndiceerde een haalbaar streven. In het individuele geval kan ten gunste van belanghebbende van dit beleid worden afgeweken (artikel 4:84 Awb).
Artikel 10.4 Verblijf buitenland
De uitsluitingsgronden van artikel 13 Participatiewet zijn van toepassing op de peildatum. Uitsluitingsgronden die zich tijdens de referteperiode voordoen, belemmeren de aanspraak op individuele inkomenstoeslag niet. Indien belanghebbende een deel van de referteperiode in het buitenland heeft verbleven mag worden aangenomen dat hij tijdens dat verblijf over inkomsten heeft beschikt. Het is aan belanghebbende om aan te tonen of hij gedurende de referteperiode een langdurig laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft.
Als belanghebbende een asielzoeker is die uit zijn land is gevlucht, is het lastig zo niet onmogelijk om dit aan te tonen. In dat geval mag er van uit worden gegaan dat er geen sprake is van inkomen boven de inkomensgrens, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat dit anders ligt.
Tenslotte rest de vraag hoe het inkomen in het buitenland moet worden gewaardeerd. Levens-standaarden verschillen en inkomens in het buitenland laten zich lastig vergelijken met een Nederlands inkomen. Een uitkering van € 500,- per maand in Bulgarije is lager dan de bijstandsnorm voor een alleenstaande, maar naar Bulgaarse maatstaven ruimschoots boven het bestaansminimum. Er wordt daarom zo mogelijk een vergelijking gemaakt tussen het bestaansminimum in dat land en het inkomen dat aldaar is ontvangen. Ligt het inkomen in het buitenland boven het bestaansminimum dan is niet aan de voorwaarde van een langdurig laag inkomen voldaan.
 
 

Namens deze,

Bijlage Prijzenboekje Bijzondere bijstand 2015
1. Inventaris
 
1.1 Beleidsregel 8.10: duurzame gebruiksgoederen
ledikant 1 pers. incl. lattenbodem
€ 170,--
ledikant 2 pers, incl. lattenbodem
€ 240,--
matras 1 pers.
€ 100,--
matras 2 pers.
€ 170,--
kookplaat gas 4-pits met oven
€ 300,--
koelkast met vriesvak
€ 240,--
wasmachine
€ 380,--
geiser
€ 300,--
 
 
 
 
1.2 Inventarispakketten per huishoudtype
noodzakelijke woninginrichting
compleet
na scheiding
stoffering
alleenstaande kamerbewoner
€ 2.238,--
€ 1.119,--
€ 560,--
alleenstaande zelfstandig
€ 4.477,--
€ 2.238,--
€ 1.119,--
gezin 2 personen
€ 5.225,--
€ 2.900,--
€ 1.450,--
gezin 3 personen
€ 5.799,--
€ 3.267,--
€ 1.633,--
gezin 4 personen
€ 6.533,--
€ 3.554,--
€ 1.777,--
gezin 5 personen
€ 7.108,--
€ 3.893,--
€ 1.947,--
voor elk persoon meer
€ 678,--
€ 339,--
€ 170,--
 
 
1.3 Verhuis- en inrichtingskosten
tweekamer woning
€ 1.500,--
driekamer woning
€ 1.900,--
vanaf een driekamer woning
€ 2.300,--
 
 
 
1.4 Overig
 
Als de kosten van inventaris niet wordt genoemd in dit hoofdstuk, dan geldt de Prijzengids voor de bijzondere bijstand van het Nibud, 2014-2015.
 
2. Kleding
 
2.1 Basis kledingpakket 
dames
€ 630,--
per jaar
heren
€ 665,--
per jaar
meisjes
€ 380,--
per jaar
jongens
€ 355,--
per jaar
 
 
 
 
2.2 Overig
Als de kosten van kleding niet wordt genoemd in dit hoofdstuk, dan geldt de Prijzengids voor de bijzondere bijstand van het Nibud, 2014-2015.
 
 
  3. Basispakket babyuitzet
 
 
kleding
€ 108,--
verzorging
€ 145,--
babykamer
€ 268,--
box
€ 120,--
kinderstoel
€ 50,--
combiwagen
€ 400,--
totaal
€ 1.091,--
    4. Begrafenis en crematiekosten
 
De maximale vergoeding voor een begrafenis of een crematie is € 3.687,--
 
 
5. Diverse kosten 
 
5.1 Maaltijd
ontbijt
€ 0,49
per maaltijd
2e broodmaaltijd
€ 1,26
per maaltijd
warme maaltijd
€ 2,31
per maaltijd
tussendoortjes
€ 1,70
per dag
totaal per dag
€ 5,76
 
 
 
 
Het bedrag wat aanvrager zelf bijdraagt aan Tafeltje-dek-je en Open tafel
 
€ 5,--
per maaltijd
 
 
5.2 Stookkosten
forfaitair bedrag
€ 75,--
per jaar per graad C0  warmer
 
 
 
5.3 Waskosten 
Normale waskosten:
 
1 persoon
€ 75,--
2 personen
€ 175,--
3 personen
€ 225,--
4 personen
€ 275,--
 
 
 
extra waskosten
€ 50,--
per jaar per extra wasbeurt in de week
 
 
 
 
5.4 Slijtagekosten kleding / beddengoed
Vast laten stellen wat er slijt (bv pantalon) en hoe vaak dit extra moet worden vervangen (bv 3 keer per jaar). Voor bedrag zie prijslijst kleding.
 
 
 
 
5.5 Brillen en lenzen
bril of contactlenzen
€ 295,--
eens per 3 kalenderjaren
 
 
 
    5.6 Tandartskosten
maximale vergoeding techniekkosten
€ 570,--
per jaar
 
 
  5.7 Vervoerskosten
trein
op basis van openbaar vervoer, trein 2e klas,
op de meest voordelige wijze
autokosten (compacte klasse)
€ 0,30
per kilometer
fiets
€ 220,--
 
kinderfiets
€ 150,--
 
elektrische fiets
€ 1.250,--
 
 
 
Vervoerskosten reiskosten kind met tegemoetkoming
 
  • 1.
    eigen bijdrage reiskosten kind met tegemoetkoming
€ 8,50
per maand per kind
  • 1.
    maximumvergoeding
€ 343,--
per maand per kind
 
 
 
5.8. Kosten eigen woning 
onderhoud voor oorlogse woning
€ 575,--
per jaar
onderhoud na oorlogse woning
€ 500,--
per jaar
 
 
 
Het Nibud geeft € 1,36 per € 1.000,= WOZ waarde. Om met een voor oorlogse woning nog steeds in aanmerking te komen voor € 575,-- dient de woning een waarde te hebben van € 425.000.
 
Daarom zijn de oude bedragen gehandhaafd. Deze bedragen zijn inclusief onderhoud geiser.
 
 
5.9 Kosten geneesmiddelen
Tot de algemeen noodzakelijke kosten (zie beleidsregels) hoort een bedrag van € 24,-- per jaar.
 
Naar boven