Gemeente Heusden - Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heusden 2015
Het college van b urgemeester en wethouders van Heusden ;
gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
gelet op de artikelen 2.19, eerste lid, 2.23, eerste lid, 2.24 en 2.28, eerste lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
besluit:
de navolgende Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heusden 2015 vast te stellen.
 
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1 Toepassing
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving vanwege overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde regelgeving.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
  • a.
    herstelsanctie;
  • b.
    bestraffende sanctie.
Artikel 3 Kwaliteitseisen
  • 1.
    De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle aanverwante regelgeving. Ze worden ook expliciet in het door de toezichthouder opgestelde rapport genoemd.
  • 2.
    In deze Beleidsregels handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen Heusden 2015 wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.
  • 3.
    In het afwegingsoverzicht dat als bijlage aan deze beleidsregels is toegevoegd worden voor de prioritering en de hoogte van de bestuurlijke boete per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Artikel 4 Herstelsancties
  • 1.
    Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
  • 2.
    Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:
    • a.
      stap 1: aanwijzing;
    • b.
      stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;
    • c.
      stap 3: exploitatieverbod;
    • d.
      stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang of het register peuterspeelzalen.
  • 3.
    Als de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
  • 4.
    De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
  • 5.
    Bij het opleggen van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:
    • a.
      prioriteit hoog: maximaal 2 weken;
    • b.
      prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden;
    • c.
      prioriteit laag: maximaal 6 maanden.
Artikel 5
Als niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor wat betreft de te registreren voorzieningen (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal), zal de registratie worden verwijderd uit het register kinderopvang danwel peuterspeelzaalwerk.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 6
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gesubsidieerde peuterspeelzalen.
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
  • 1.
    Het college legt een bestuurlijke boete op bij:
  • a.
    overtredingen met de prioriteit ‘hoog’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;
  • b.
    overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’.
  • 2.
    Bij overtredingen met een prioriteit ‘gemiddeld’ of ‘laag’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage kan het college een bestuurlijke boete opleggen.
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
  • 1.
    Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid en artikel 2.28, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is opgenomen in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.
  • 2.
    In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.
Artikel 9 Recidive
Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:
  • a.
    1,5 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag als een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden;
  • b.
    2 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag als er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan.
Artikel 10 Matiging
  • 1.
    Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, als de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van:
  • de ernst van de overtreding,
  • de mate van verwijtbaarheid,
  • de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of
  • de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,
boeteoplegging volgens deze Beleidsregels handhaving onevenredig is.
1.Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, als zich bijzondere omstandigheden voordoen waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregels niet is voorzien.
Artikel 11 Samenloop
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Artikel 12 Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heusden 2015’.
Artikel 13: Inwerkingtreding en d uur
1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking ervan en met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015;
2. Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels komthet in juli 2012 vastgestelde ‘afwegingsmodel handhaving kinderopvang’, te vervallen.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heusden op 27 januari 2015.
 
de secretaris, mr. J.T.A.J. van der Ven
de burgemeester, drs. J. Hamming
 
Algemene toelichting
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid en 2.23, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko))
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.
Na het verstrijken van de hersteltermijn moet de overtreding beëindigd zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
Stap 2: last onder dwangso m of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb))
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.
Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Als een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan worden besloten een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 en 2.24 Wko)
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen danwel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen doen:
  • zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;
  • als een kindercentrum, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.
Stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:
  • als is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;
  • als uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 danwel hoofdstuk 2 afdeling 2 , paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;
  • als 3 maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is aangevangen.
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko).
In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heusden 2015 staat hoe het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met prioriteit ‘hoog’ altijd gebruikt maakt van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels) oplegt.
Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.
Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’ dan legt het college ook een boete op.
Bij overtredingen met een prioriteit ‘gemiddeld’ of ‘laag’, kan het college besluiten een boete op te leggen. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden bepaald.
De Wko bepaalt dat een bestuurlijke boete alleen kan worden opgelegd aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt via de subsidie ingegrepen.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.
Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.
Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
Artikel 3
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wko moet worden voldaan staan in de betrokken wet-en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
Artikel 4
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.
Artikel 5
Als een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit gebeurt omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen moeten worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.
Artikel 6
Aangezien de Wko niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen wordt hier expliciet nog eens bepaald dat dit hoofdstuk dan ook niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen. Deze uitsluiting betreft alleen het bestraffende traject.
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal hierna te noemen overtredingen is bepaald dat het college altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Als het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
In geval van de volgende overtredingen legt het college altijd een boete op:
  • 1.
    overtredingen met prioriteit ‘hoog’; de bij of krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3 en hoofdstuk 2, afdeling 2 van de Wko gestelde eisen, waaraan het college in verband met de naleving ervan een hoge prioriteit heeft toegekend, en
  • 2.
    overige overtredingen; de overige in artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid Wko genoemde overtredingen.
Ad 1. De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In geval van overtredingen met een hoge prioriteit maakt het college gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.
Ad 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 en 2.4 van de Wko, de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Awb, het exploiteren in strijd met artikel 1.45 of 2.2 van de Wko; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in de artikel 1.65 en 2.23 van de Wko en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 en 2.24 van laatstgenoemde wet.
Als er sprake is van dergelijke ‘overige overtredingen’ maakt het college ook gebruik van zijn bevoegdheid.
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
Eerste lid
In de Wko is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft dus beleidsvrijheid aangaande de hoogte van het op te leggen boetebedrag.
Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
Prioritering
Boetebedrag
Hoog
€ 1.000 tot € 8.000
Gemiddeld
€ 750 tot € 3.000
Laag
Maximaal € 1500
Uitzonderingen hierop zijn:
  • In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In de artikelen 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen worden beboet met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
  • Overtreding van artikel 5:20 Awb is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Tweede lid
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb is gehouden de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Artikel 9 Recidive
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.
In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%.
Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd.
Iedere volgende overtreding binnen de periode van 2 jaar wordt bestraft met een boete van tweemaal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Artikel 10 Matiging
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 11 Samenloop
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 12 Citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich.
Bijlage behorend bij de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Heusden 2015
Afwegingsoverzicht
Domein
Prioriteit
Bestuurlijke boete
Ouders
 
 
Houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld
Gemiddeld
€ 2.500
Inhoud van reglement oudercommissie
Laag
€ 500
Houder heeft een oudercommissie ingesteld
Laag
€ 500
Voorwaarden oudercommissie
Laag
€ 500
Adviesrecht oudercommissie
Gemiddeld
€ 750
Informatie aan de ouders
Laag
€ 500
Het gastouderbureau is goed bereikbaar
Hoog
€ 1250
De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website of legt het op een voor ouders, personeel en/of gastouders toegankelijke plaats
Gemiddeld
€ 1000
In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar GOB gaat en welk deel naar de gastouder (GOB)
Gemiddeld
€ 1000
 
 
 
Personeel
 
 
Verklaring omtrent gedrag (VOG)
•in bezit zijn van VOG
•VOG is voor aanvang werkzaamheden overlegd
•VOG is bij aanvang werkzaamheden niet ouder dan 2 maanden
Hoog
€ 4.000 per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaamheden
Gebruik voorgeschreven voertaal
Hoog
€ 4.000
Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling
Gemiddeld
€ 3.000 per gastouder met < 16 uur
Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten en gastouders
Hoog
€ 4.000 per beroeps-kracht die niet voldoet
Gastouder beschikt over geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen conform de ministeriele regeling
Hoog
€ 2.000
Vrijwilligersbeleid (peuterspeelzalen)
Gemiddeld
€ 3.000
Houder heeft vrijwilligers tegen wettelijke aansprakelijkheid verzekerd (peuterspeelzalen)
Gemiddeld
€ 3.000
De houder van een kindercentrum of peuterspeelzaal waar VVE (Voor- en vroegschoolse educatie) wordt aangeboden stelt jaarlijks een opleidingsplan op
Gemiddeld
€ 3.000 als geen beleid
€ 1.000 als te oud beleid
De gastouder is goed telefonisch bereikbaar
Gemiddeld
€ 750
 
 
 
Veiligheid en gezondheid
 
 
Risico-inventarisatie veiligheid
•hebben
•maximaal 1 jaar oud
•actuele situatie
Hoog
€ 8.000 als risico-inventarisatie ontbreekt;
€ 4.000 als > dan 1 jaar of niet actuele situatie
Ongevallenregistratie
Hoog
€ 8.000
De houder van een gastouderbureau draagt zorg voor een inventarisatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico’s door een bemiddelingsmedewerker van het bureau (samen met gastouder) vóór aanvang van de opvang en daarna jaarlijks voor elke woning waar gastouderopvang plaatsvindt
Hoog
€ 8.000
Risico-inventarisatie gezondheid
•hebben
•maximaal 1 jaar oud
•actuele situatie
Hoog
€ 8.000 indien risico-inventarisatie ontbreekt;
€ 4.000 als > dan 1 jaar of niet de actuele situatie
Plan van aanpak bij risico-inventarisatie veiligheid en bij risico-inventarisatie gezondheid
Hoog
€ 8.000
Risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid beschrijven alle veiligheids- en gezondheidsrisico’s op de vaste thema’s
Hoog
€ 2.000 per niet beschreven thema
Personeel kan kennisnemen van risico-inventarisaties
Hoog
€ 4.000
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties
Hoog
€ 1.000 per gastouder die er niet naar handelt
Risico-inventarisaties zijn inzichtelijk voor vraagouders van gastouderbureau
Hoog
€ 4.000
 
 
 
Meldcode kindermishandeling
Hoog
€ 8.000
Personeel, gastouders zijn op de hoogte van meldcode kindermishandeling
Hoog
€ 2.000
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders de meldcode naleven.
Hoog
€ 2.000
Medewerkers, gastouders zijn geïnformeerd over de werkwijze bij een vermoeden van gewelds-of zedendelict jegens een opgevangen kind door een collega of de houder
Hoog
€ 2.000
Vierogenprincipe is ingevoerd
Hoog
€ 4.000
Accommodatie en inrichting
 
 
Binnenspeelruimte
 
 
Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte
Gemiddeld
€ 2.000 per ontbrekende ruimte
Er is ten minste 3,5 m2 binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de groepsruimte (dagopvang)
Gemiddeld
3-3.5 m2 = € 2.000
< 3 m2 = € 3.000
Er is ten minste 3,5 m2 passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind (BSO)
Gemiddeld
3-3.5 m2 = € 2.000
< 3 m2 = € 3.000
De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.
Gemiddeld
€ 2.000
Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar (dagopvang, gastouderopvang)
Gemiddeld
€ 2.500
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende binnenspeelruimte en buitenspeelmogelijkheden voor kinderen, afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen
Gemiddeld
€ 1.000
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij
Gemiddeld
€ 1.000
Buitenspeelruimte
 
 
Er is ten minste 3 m2 buitenspeelruimte beschikbaar per aanwezig kind
Gemiddeld
2-2.5 m2 = € 1.000
< 2 m2 = € 2.000
De buitenspeelruimte is toegankelijk
Gemiddeld
€ 1.000
De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum (dagopvang)
Gemiddeld
€ 1.000
Aanvullende eisen indien de buitenspeelruimte niet aangrenzend is (BSO)
Gemiddeld
€ 1.000
De buitenspeelruimte is vast beschikbaar voor de buitenschoolse opvang (BSO)
Gemiddeld
€ 1.000
De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid
Gemiddeld
€ 1.000
 
 
 
Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio (bkr)
 
 
Opvang in groepen
 
 
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (BSO) of vaste groepen (peuterspeelzaal)
Hoog
€ 4.000
De maximale omvang van de stamgroep of basisgroep
Hoog
€ 2.000 per kind teveel
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen (VVE en psz)
Hoog
€ 2.000 per kind teveel
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijdscategorieën van de kinderen
Hoog
€ 2.000 per kind teveel
Ieder kind behoort bij een basisgroep (BSO)
Hoog
€ 4.000
Gebruik maken van extra stamgroep of basisgroep
Hoog
€ 2.000 indien niet tijdelijk of indien niet vooraf schriftelijke toestemming is van ouders
 
 
 
Vaste beroepskrachten en vaste ruimtes
 
 
Maximaal 3 vaste beroepskrachten per kind (dagopvang, peuterspeelzalen)
Hoog
€ 1.000
Maximaal 2 stamgroepruimtes per kind (dagopvang)
Hoog
€ 1.000
 
 
 
Beroepskracht-kind-ratio
 
 
Beroepskracht-kind-ratio
Hoog
€ 5.000 per ontbrekende beroepskracht
Als conform de beroepskracht-kind-ratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is, dan is ondersteuning van deze beroepskracht door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld
Hoog
€ 2.000
Indien er meer dan 3 kinderen op het opvangadres aanwezig zijn, dan is ondersteuning van de gastouder door een andere volwassene in geval van calamiteiten geregeld.
Hoog
€ 1.000
De achterwacht is telefonisch bereikbaar tijdens de opvangtijden
Gemiddeld
€ 1.000
De achterwacht is in geval van calamiteiten binnen 15 minuten op het opvangadres aanwezig
Gemiddeld
€ 1.000
 
 
 
Pedagogisch beleid
 
 
Pedagogisch beleidsplan
Gemiddeld
€ 3.000
Inhoud pedagogisch beleidsplan
Gemiddeld
€ 750
Houder draagt zorg voor uitvoering van pedagogisch beleidsplan door personeel, vrijwilligers (peuterspeelzaal) danwel gastouders
Gemiddeld
€ 1.000
Waarborgen emotionele veiligheid
Gemiddeld
€ 1.000
Zorgdragen voor ontwikkeling persoonlijke competentie
Gemiddeld
€ 1.000
Zorgdragen voor ontwikkeling sociale competentie
Gemiddeld
€ 1.000
Zorgdragen voor overdracht van normen en waarden
Gemiddeld
€ 1.000
Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de leeftijdopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen
Hoog
€ 4.000
Het pedagogisch beleidsplan van een gastouderbureau beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de eisen die gesteld worden aan de adressen waar opvang plaatsvindt
Hoog
€ 4.000
Gastouder kent de inhoud van het pedagogisch beleid
Gemiddeld
€ 1.000
 
 
 
Klachten
 
 
Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz)
Laag
€ 1.500 indien regeling ontbreekt;
€ 500 indien regeling niet aan de eisen voldoet
Klachtenregeling oudercommissie
Laag
€ 1.500 indien regeling ontbreekt;
€ 500 indien regeling niet aan de eisen voldoet
 
 
 
Administratie gastouderbureau
 
 
Een contract per vraagouder
Gemiddeld
€ 1.000 per ontbrekende overeenkomst
Kopieën van de VOG’s van de bij het gastouderbureau werkzame personen en van de aangesloten gastouders en volwassen huisgenoten
Hoog
€ 1.500 per ontbrekende VOG
Kopieën van de getuigschriften en/of EVC-bewijsstukken en certificaten Eerste Hulp aan kinderen van de gastouders
Gemiddeld
€ 1.500 per ontbrekend stuk
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en van gastouderbureau aan gastouders
Gemiddeld
€ 1.500 per vraagouder/gastouder waarbij niet inzichtelijk is
Een door de gastouder en bemiddelingsmedewerkers ondertekende versie van de risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid en de bijbehorende plannen van aanpak
Gemiddeld
€ 1.500 per ontbrekend stuk
 
 
 
Kwaliteitscriteria gastouderbureau
 
 
De houder draagt er zorg voor dat per gastouder beoordeeld wordt of de samenstelling van de groep kinderen die wordt opgevangen verantwoord is
Hoog
€ 2.000 per kind teveel
Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau
Gemiddeld
€ 1.250
 
 
 
Overige overtredingen
 
 
Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 Awb
Hoog
€ 3.900 (boete tweede categorie)
Exploitatie zonder toestemming college
Hoog
€ 19.500 (boete vierde categorie)
Wijzigingen melden
Hoog
€ 2.000
Overtreding aanwijzing/bevel
Hoog
Zie de genoemde bedragen bij de betreffende overtreding
Overtreden exploitatieverbod
Hoog
€ 19.500 (boete vierde categorie)
Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs
Hoog
€ 5.000
Naar boven