Subsidiebeleidsregels Welzijn gemeente Aalten 2015-2018
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Aalten;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 juli 2015;
gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
vast te stellen de Subsidiebeleidsregels Welzijn gemeente Aalten 2015-2018
 
Hoofdstuk 1 Inleiding
Artikel 1. Inleiding
Als aanvulling op de gemeentelijke Subsidieverordening gemeente Aalten heeft het college beleidsregels voor de jaren 2015 tot en met 2018 opgesteld. Dit met het doel tot een eenduidige uitvoering van het subsidiebeleid te komen.
 
In de subsidiebeleidsregels wordt vervolgens inhoudelijk geformuleerd:
  • 1.
    welke doelstellingen de gemeente met subsidieverstrekking beoogd te realiseren;
  • 2.
    welke instellingen/verenigingen voor subsidie in aanmerking komen;
  • 3.
    hoe de betreffende subsidie wordt berekend;
  • 4.
    aan welke voorwaarden, aanvullend op de algemene voorwaarden uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene subsidieverordening gemeente Aalten (ASV) 2015, moet worden voldaan om voor subsidie in aanmerking te komen;
  • 5.
    op welke wijze en onder welke voorwaarden verenigingen/instellingen in aanmerking kunnen komen voor incidentele vormen van subsidie.
 
De definitieve subsidietoekenning en vaststelling op grond van deze criteria vindt vervolgens plaats middels individuele beschikkingen. De individueel te verstrekken subsidieverleningbeschikkingen of -vaststellingbeschikkingen zijn de definitieve, voor bezwaar en beroep vatbare, beslissingen van het college naar aanleiding van de beoordeling van de ingediende subsidieaanvragen op basis van de door de gemeenteraad in de verordening, beleidsregels en begroting geformuleerde subsidiecriteria. De te verstrekken beschikkingen zullen moeten voldoen aan titel 4.1. van de Awb.
 
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten
Artikel 2.1. De te onderscheiden subsidiebeleidsvelden op het brede welzijnsterrein
Gekozen is voor dezelfde onderverdeling zoals die is gehanteerd bij de subsidiebeleidsregels Welzijn 2011-2014. Deze onderverdeling vormt de opbouw van de navolgende subsidiebeleidsregels.
 
1. Samen leven in dorp, buurt(schap) en wijk
Deelterreinen:
1.1. Opbouwwerk
1.2. Speeltuinen en openbare speelplaatsen
1.3. Ontwikkelingssamenwerking
 
2. Opgroeien en ontwikkelen
Deelterreinen:
2.1. Peuterspeelzaalwerk en speel-o-theek-werk;
2.2. Kinder- en jeugdwerk
2.3. Jeugdgezondheidszorg
2.4. Overlast van (hang)jongeren en jeugdcriminaliteit
 
3. Informeren, signaleren en ondersteunen:
Deelterreinen:
3.1. Professioneel welzijnswerk
3.2. Belangenbehartiging, ondersteuning en advisering van kwetsbare groepen
 
4. Meedoen makkelijker maken, sociale en culturele verrijking
Deelterreinen:
4.1. Sportbeoefening, -stimulering en –ondersteuning
4.2. Bibliotheekwerk
4.3. Kunst, cultuur en recreatie
4.3.1. Kunsteducatie en culturele vorming
4.3.2. (Amateur)kunst en kunst- en cultuurbeleving
4.3.3. Cultuurbehoud en volkscultuur
4.3.4. Recreatie en toerisme
 
5. Preventie, zorg en opvang
Deelterreinen:
5.1. Algemeen Maatschappelijk Werk
5.2. Informele zorg
5.3. Maatschappelijke opvang, OGGZ en ambulante verslavingszorg
5.4. Overige zorg
 
 
Artikel 2.2 De te onderscheiden subsidievormen
In de nieuwe Algemene Subsidieverordening gemeente Aalten (ASV) 2015 zijn formeel de volgende subsidievormen opgenomen:
 
A. Budgetsubsidie (structureel)
Met professionele organisaties, waarbij het overgrote deel van de exploitatiekosten worden
bepaald door loonkosten van professionele beroepskrachten, worden afspraken over budgetsubsidies gemaakt. Budgetsubsidies krijgen een meerjarig perspectief door zoveel mogelijk te werken met budgetsubsidieovereenkomsten. Het college sluit dergelijke overeenkomsten met de subsidiënt. Daarbij dient zij wel rekening te houden met en aan te sluiten op de randvoorwaarden die de gemeenteraad heeft vastgesteld middels de gemeentebegroting, subsidiebeleidsregels en op dat beleidsterrein van toepassing zijnde beleidsnota's.
 
De hieruit voortvloeiende subsidiebudgetten worden bij ongewijzigd beleid in principe jaarlijks geïndexeerd. Uit oogpunt van (gemeentelijk) financieel beheer zou het de voorkeur verdienen de jaarlijkse indexering op de budgetsubsidies toe te passen overeenkomstig het jaarlijks door de gemeenteraad vast te stellen (gewogen) indexpercentage bij de kaderstelling voor de gemeentebegroting van het eerstvolgende boekjaar (op grond van de Financiële verordening). Het voordeel hiervan is dat de budgetsubsidies op deze wijze met hetzelfde percentage groeien als de daarvoor uit te trekken budgetten in de gemeentebegroting. Daarmee kan feitelijk geen overschrijding van de gemeentelijke budgettaire ruimte plaats vinden.
Een budgetcontract is echter een overeenkomst tussen twee partijen en daardoor onderhavig aan een onderhandelingstraject. Afspraken over de wijze van indexering van de gemeentelijke financiële vergoeding in relatie tot de overeen te komen prestaties maken daar dan ook onderdeel van uit. Indien de indexering overeenkomstig de begrotingskaderstelling, zoals hiervoor uiteen gezet, uiteindelijk niet haalbaar blijkt, dient nog steeds gestreefd te worden naar een zo eenduidig, maar ook eenvoudig, mogelijke en tijdig beschikbare indexeringsvorm. Een werkbare optie hiervoor kan zijn de zgn. ‘jaarmutatie van het consumentenprijsindexcijfer (CPI) totaal bestedingen’ van de maand september van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar. De hieruit voortvloeiende budgettaire effecten dienen dan meegenomen te worden in de tussentijdse (financiële) rapportage.
 
Eén van de uitgangspunten van de ASV 2015 is, ter realisatie van zo min mogelijk regeldruk, de (administratieve) aanvraag- en verantwoordingsprocedure in redelijke overeenstemming te houden met de hoogte van het verleende subsidiebedrag. De vorm en omvang van de budgetovereenkomst dient daar dus ook mee overeen te stemmen. Daar alle budgetsubsidies hoger zijn dan € 5.000,00 zal enige vorm van verantwoording door de subsidiënt noodzakelijk blijven. Alleen bij subsidies boven € 100.000,00 is een accountantsverklaring op basis van een controleopdracht verplicht gesteld.
 
B. Organisatiesubsidie (structureel)
Algemene uitgangspunten van een organisatiesubsidie zijn:
  • 1.
    Elke zelfstandig georganiseerde (non-profit) instelling die aantoonbaar in positieve zin bijdraagt aan de zelfredzaamheid en participatie van de Aaltense inwoners en daarmee de leefbaarheid van de Aaltense samenleving positief beïnvloedt, mag voor deze inzet in principe rekenen op een gemeentelijke financiële bijdrage;
  • 2.
    Deze financiële bijdrage kent de volgende algemene eigenschappen:één aanvraag voor vier jaar; bestedingsvrij (niet afhankelijk van de werkelijke kosten van de activiteiten), verantwoordingsvrij, in omvang beperkt en zo eenvoudig en uniform mogelijk (zgn. basissubsidie).
 
C. Projectsubsidie (incidenteel)
Deze nieuwe subsidiebeleidsregels kennen wederom een specifieke projectsubsidieregeling. De projectsubsidie is bedoeld om de mogelijkheid te hebben om naast de reguliere structurele subsidiëring ook flexibel in te kunnen spelen op verzoeken om medefinanciering van maatschappelijk wenselijke incidentele aanvullende activiteiten. Over het algemeen dienen de bijzondere activiteiten waarvoor een incidentele projectsubsidie wordt aangevraagd derhalve een duidelijk aantoonbare meerwaarde te hebben ten opzichte van het met inzet van structurele subsidie reeds mogelijk gemaakte activiteitenpakket.
 
In 2014 heeft de gemeenteraad besloten om het structureel jaarlijkse budget voor de projectsubsidies af te stemmen op de werkelijke aanvragen. Dit betekent dat het structureel jaarlijkse budget voor de projectsubsidies per 2015 in de gemeentelijke meerjarenbegroting € 7.500 lager is vastgesteld ten opzichte van het jaar 2014, namelijk op € 12.900,00. Deze begrotingspost zal als een subsidieplafond worden afgekondigd, waardoor een aanvraag om een projectsubsidie slechts kan worden gehonoreerd zolang er nog budget beschikbaar is. Zowel reeds gesubsidieerde als (nog) niet gesubsidieerde organisaties kunnen hierop een beroep doen.
 
D. Investeringsubsidie (incidenteel)
Deze nieuwe subsidiebeleidsregels kennen net als in de voorgaande periode een specifieke investeringsubsidieregeling. In 2008 heeft de gemeenteraad besloten de mogelijkheid van een incidentele investeringsubsidie opnieuw in te voeren. Hiermee maakt de raad het voor een aantal specifiek te benoemen categorieën van subsidiënten mogelijk een eenmalig gemeentelijke subsidie aan te vragen in de kosten van nieuwbouw of verbouw/renovatie van (onderdelen) van eigen clubgebouwen. Het betreft hierbij met name organisaties, die voor de uitoefening van hun hoofdactiviteiten noodgedwongen aangewezen zijn op eigen accommodaties en niet terug kunnen vallen op mede met gemeentelijke subsidie in stand gehouden algemene verenigingsgebouwen c.q. gemeenschapshuizen. Deze laatste categorie vormt uiteraard zelf ook een niet onbelangrijke categorie die voor een investeringsubsidie in aanmerking kan komen.
Overeenkomstig het besluit van de raad in 2008 is er voor het toekennen van een investeringsubsidie geen structureel budget in de gemeentelijk meerjarenbegroting opgenomen. Elk individueel verzoek zal derhalve afzonderlijk aan de nieuwe subsidiecriteria worden getoetst en afhankelijk van de financiële ruimte in de algemene reserve door de raad worden beoordeeld. Deze nieuwe subsidiebeleidsregels kennen in hoofdstuk 5 daarom wederom een specifieke investeringsubsidieregeling.
 
Artikel 2.3. Algemeen geldende subsidiecriteria voor alle te onderscheiden beleidsterreinen
Om ook voor de komende vier jaar voor gemeentelijke subsidie in aanmerking te komen zal vastgesteld moeten kunnen worden dat de subsidiënt:
  • 1.
    rechtspersoonlijkheid bezit, dan wel naar het oordeel van de gemeente een daarmee vergelijkbare organisatiegraad heeft;
  • 2.
    activiteiten organiseert die in ieder geval de zelfredzaamheid, leefbaarheid en/of de participatie van de Aaltense burgers binnen één of meer van de in deze beleidsregels opgenomen beleidsterreinen bevordert;
  • 3.
    activiteiten organiseert die in enige vorm bijdragen aan de door de gemeenteraad geformuleerde (algemene) beleidsdoelstellingen;
  • 4.
    kan aantonen dat er behoefte bestaat aan de te organiseren activiteiten;
  • 5.
    bij een eerste aanvraag tot subsidie kan aantonen dat er binnen het beoogde activiteitenpakket sprake is van een meerwaarde ten opzichte van door reeds gesubsidieerde organisaties georganiseerde activiteiten;
  • 6.
    activiteiten organiseert waaraan geen winstoogmerk zit, dan wel in andere zin van commerciële aard te beschouwen zijn;
  • 7.
    géén activiteiten organiseert die zuiver van godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke aard zijn;
  • 8.
    minimaal één jaar actief is;
  • 9.
    kan aantonen dat er, naar het oordeel van de gemeente, sprake is van een redelijke eigen bijdrage van deelnemers of leden aan de activiteiten van de instelling;
  • 10.
    kan aantonen een actief ledenbestand te hebben van minimaal 20 personen, dan wel aannemelijk kan maken dat er door minimaal 20 personen wordt deelgenomen aan de beoogde activiteit, tenzij hiervoor in bijzondere situaties van gemeentewege vrijstelling is verleend;
  • 11
    de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig beheert, haar (on)roerende zaken voldoende verzekert, het bij haar in dienst zijnde personeel en de voor haar werkzame vrijwilligers, voor zover deze vrijwilligers niet al verzekerd zijn via de collectieve vrijwilligersverzekering van de gemeente, voldoende verzekert tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid;
  • 12
    indien het een niet-lokale vereniging betreft op aanvraag alleen een subsidie wordt toegekend indien:
    • 1.
      zij aan kan tonen dat er sprake is van een activiteitenaanbod dat in geen vergelijkbare vorm binnen de gemeentegrenzen al wordt aangeboden;
    • 2.
      minimaal 30% van het ledenbestand afkomstig moet zijn uit de gemeente Aalten, waarbij, eensluidend aan punt 10, in principe een minimum geldt van 20 leden, woonachtig in onze gemeente;
  • 13
    indien er sprake is van een omni-vereniging, die meerdere zelfstandig georganiseerde onderdelen binnen haar organisatieverband herbergt, kan deze rechtspersoon in aanmerking komen voor een, op deze categorie van toepassing zijnde, basissubsidie voor elk van deze onderdelen indien:
    • 1.
      dit onderdeel volgens de bestaande subsidiecriteria en –voorschriften zelfstandig ook voor subsidie in aanmerking zou kunnen komen;
    • 2.
      zij, indien daartoe de mogelijkheid bestaat, voor die onderdelen is aangesloten bij een regionale of landelijke koepelorganisatie;
  • 14
    overigens voldoet aan de algemene voorwaarden van de subsidieverordening.
 
Niet subsidiabele kosten
Op grond van het gemeentelijke subsidiebeleid wordt geen bijdrage verstrekt in kosten voor feestelijke vieringen van jubilea, (besloten) feesten en partijen, consumpties, geschenken en attenties, leges, gemeentelijke belastingen en heffingen, notariële aktes, geldinzamelings-acties (incl. verzoeken om donaties of sponsoring gericht aan de gemeente), materiële en financiële ondersteuning van derden en barexploitatie.
 
Tussentijdse aanpassing
In principe worden de organisatiesubsidies vastgesteld voor de gehele periode van de beleidsregels en tussendoor niet gewijzigd. Zo is er ook geen sprake van indexering. Om echter de stimulerende werking van het specifieke jeugdledensubsidie overeind te houden, wordt hiervoor een uitzondering gemaakt. Een tussentijdse herberekening van het specifieke (jeugd-)ledensubsidie is mogelijk zodra de subsidiënt eigener beweging aantoont dat het (jeugd-)ledenaantal met minimaal 15% is gewijzigd of de gemeente op haar beurt aan kan tonen dat er sprake is van een (jeugd-)ledendaling van minimaal 15%.
 
Artikel 2.4. Algemene opzet per beleidsregel
In paragraaf 3 zijn de beleidsterreinen, en de daaronder opgenomen deelterreinen/ werksoorten, zoals omschreven in subparagraaf 2.1., specifiek per beleidsregel uiteen gezet. Eén en ander is nader omschreven aan de hand van de volgende indeling:
 
  • 1.
    doelstellingen;
  • 2.
    activiteiten/beleidskader;
  • 3.
    voorkomende subsidievormen;
  • 4.
    subsidiabele organisaties;
  • 5.
    specifieke voorschriften en beleidsontwikkelingen: bijv. beleidsinhoudelijke criteria, de eventuele hantering van een subsidieplafond, aanvullende regels voor de verdeling van het beschikbare subsidiebudget, eventuele algemene ontheffingen van algemene subsidiecriteria, nieuwe beleidsontwikkelingen met een mogelijke invloed op het subsidiebeleid.
 
Hoofdstuk 3.1 SAMEN LEVEN IN DORP, BUURT(SCHAP) EN WIJK
Artikel 3.1.1. OPBOUWWERK
I. Doelstelling
Het, bij voorkeur door of via zelforganisatie en zelfwerkzaamheid,
  • a.
    versterken van de sociale cohesie in en de sociale kwaliteit van: 1. straat, wijk ,buurt(schap) en dorp in zijn algemeenheid en 2. tussen de eventueel te onderscheiden bevolkingsgroepen in het bijzonder;
  • b.
    bevorderen van de eigen invloed van bewoners(groepen) op hun woon- en leefomgeving;
  • c.
    versterken en verbreden van de mogelijkheden voor (met name kwetsbare) burgers om volwaardig deel te nemen aan de samenleving en zo maatschappelijke achterstand te voorkomen dan wel te bestrijden.
 
II. Beleidskader/producten/activiteiten
 
  • a.
    het organiseren van activiteiten met een ontmoetend en/of recreatief karakter, gericht op de bevordering van het sociaal contact, de gemeenschapszin en het leefklimaat op wijk- en dorpsniveau;
  • b.
    belangenbehartiging van bewoners en bevordering van de betrokkenheid en eigen verantwoordelijkheid van bewoners met betrekking tot de leefbaarheid en de kwaliteit van de directe woon- en leefomgeving in wijken, buurtschap- en dorpskernen;
  • c.
    het signaleren van en inspelen op (latente) vragen bij bewoners en de beleving daarvan, het gezamenlijk vertalen van deze vragen naar concrete wensen en voor realisatie van deze wensen, daar waar dit zelfstandig niet lukt, benaderen van professionele organisaties;
  • d.
    door middel van het beheren, exploiteren en voor brede welzijnsactiviteiten ter beschikking stellen van verenigingsgebouwen en dorpshuizen;
     
III. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Buurtverenigingen
  • 2.
    Dorpsbelangenverenigingen
  • 3.
    Emancipatieorganisaties
 
IV. Subsidievormen
  • 1.
    Organisatiesubsidie
  • 2.
    Investeringsubsidie
 
V. Specifieke voorschriften en beleidsontwikkelingen
  • .
    Vaste subsidienorm van € 75,00 voor buurt-, belangen- en emancipatieorganisaties.
  • .
    Voor de Vereniging Kleine Kernen geldt een vaste subsidienorm van € 200,00 per kleine dorpskern. Op basis van zes kleine kernen betekent dit een totale subsidie van € 1.200,00.
  • .
    Daar waar noodzakelijk en mogelijk is sprake van samenwerking met collega-organisaties,keten- of netwerkpartners.
  • .
    De organisatiesubsidie is niet bedoeld voor verenigingsgebouwen/dorpshuizen. Algemene verenigingsgebouwen en dorpshuizen kunnen voor renovatie- en uitbreidingsplannen een beroep doen op een gemeentelijk investeringsubsidie. Op deze wijze erkent de gemeente in subsidietechnische zin de waarde en het belang van instandhouding van een goede kwaliteit aan brede welzijnsaccommodaties in de diverse woonkernen van onze gemeente. Beleidsuitgangspunt daarbij is echter ook dat de beheersorganisaties vervolgens zelf verantwoordelijk zijn voor een sluitende exploitatie en daarop hun (financiële) beleid ook hebben afgestemd. Een structurele organisatiesubsidie past niet meer binnen dit kader en draagt hieraan, gelet op de zeer beperkte omvang, ook niets extra’s bij.
 
Artikel 3.1.2. SPEELTUINEN EN OPENBARE SPEELPLAATSEN
I. Doelstelling
Het bieden van een gevarieerd, toegankelijk en kwalitatief goed aanbod aan buitenspeelmogelijkheden, waarmee bijgedragen wordt aan:
  • a.
    een aantrekkelijk vestigingsklimaat en een veilige woon- en leefomgeving voor gezinnen met (jonge) kinderen;
  • b.
    de persoonlijke en sociale ontwikkeling en de gezondheid van de jeugd.
 
II. Beleidskader/producten/activiteiten
  • a.
    het bijdragen aan de instandhouding van een moderne en veilige inrichting van in verenigingsverband beheerde en geëxploiteerde buitenspeelruimten, alsmede de daarbij behorende slecht weer accommodatie;
  • b.
    het ondersteunen van organisaties die het in hun eigendom zijnde terrein beschikbaar stellen en speciaal onderhouden als openbare speelplaats c.q. trapveld.
 
III. Subsidievormen
  • 1.
    Organisatiesubsidie
  • 2.
    Investeringsubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Speeltuinorganisaties
  • 2.
    Rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties die hun terrein, niet zijnde een schoolplein, beschikbaar stellen als openbaar speel- en trapveldje en daar voor eigen rekening, dus zonder overheidsvergoeding, onderhoudskosten voor maken.
     
V. Specifieke voorschriften en beleidsontwikkelingen
  • .
    Vaste subsidienorm van € 250,00 voor onderhoud aan niet onder gemeentelijk eigendom vallende openbare trap- en speelveldjes.
  • .
    Formele speeltuinorganisaties kunnen voor renovatie, nieuwbouw en uitbreiding van in hun eigendom zijnde slecht weer accommodatie een beroep doen op de investeringsubsidieregeling.
  • .
    De drie speeltuinverenigingen ontvingen tot 2011 een subsidie bestaande uit twee componenten: een vaste bijdrage in de exploitatielasten van ca. € 1.400 en een vast bijdrage in de kosten van onderhoud en afschrijving van de speeltoestellen van resp. € 5.000 (Robbedoes) en € 2.500 (Aalten Zuid en De Ossenkop). Met de vaststelling van de subsidiebeleidsregels voor 2011-2014 is vervolgens overgestapt op besteding- en verantwoordingsvrije organisatiesubsidies, die in principe geen directe relatie meer hebben met (bepaalde) exploitatielasten. Uitgangspunt daarbij is ook dat verenigingen zelf verantwoordelijk zijn voor het realiseren van een sluitende exploitatie. Voortvloeiend uit de aan die beleidsregels gekoppelde bezuinigingstaakstelling is toen voorgesteld het exploitatiedeel op de subsidies voor de speeltuinverenigingen te schrappen op basis van het percentage dat dit deel uitmaakte van de totale subsidie voor Robbedoes (1.400 van 6.400 = 22%). Dit is uiteindelijk toegepast op Robbedoes en de Ossenkop en niet op ’t Spölhuuksken van de Stichting Aalten Zuid. Zij huurt haar accommodatie van de gemeente, heeft deze dus niet in eigendom, en kan zodoende, in tegenstelling tot de beide andere speeltuinverenigingen, geen aanvullend beroep doen op een incidentele investeringsubsidie.
  • .
    Van de gesubsidieerde speeltuinverenigingen wordt verwacht dat zij: voldoende geopend zijn, gerelateerd aan schooltijden en vakantieperiodes; gedurende openstellingtijden zorg dragen voor voldoende gekwalificeerd toezicht; het tot de speeltuinaccommodatie behorende terrein beveiligd houden en voor een pedagogisch verantwoorde inrichting met, overeenkomstig de daarvoor geldende normen, veilige speelvoorzieningen zorgen.
 
Artikel 3.1.3. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
I. Doelstelling
Het door plaatselijk initiatief middels gerichte voorlichting, educatie en activiteiten bijdragen aan:
  • a.
    een grotere bewustwording en beter begrip bij de Aaltense inwoners van mondiale vraagstukken, zoals de problematiek in derde wereldlanden, ontwikkelingssamenwerking, armoedebestrijding en solidariteit;
  • b.
    het vergroten van het inzicht in, begrip van en respect voor de culturele verschillen binnen de lokale gemeenschap als onderdeel van de multiculturele samenleving.
     
II. Beleidskader/producten/activiteiten
Het inrichten en in stand houden van een infrastructuur c.q. platform, welke:
  • 1.
    fungeert als aanspreekpunt en coördinator voor vragen en initiatieven uit de lokale samenleving op het gebied van de (traditionele) ontwikkelingssamenwerking;
  • 2.
    voorlichting geeft over mondiale vraagstukken aan de Aaltense bevolking;
  • 3.
    tijdelijke en/of blijvende koppelingen legt met andere gemeenten of samenlevingsverbanden om zo te komen tot uitwisselingen ter wederzijdse verrijking;
  • 4.
    ontwikkelingsprojecten start of steunt;
  • 5.
    de gemeente gevraagd en ongevraagd in algemene zin adviseert op het beleidsterrein van de ontwikkelingssamenwerking.
  • 6.
    financiële steun biedt aan uit het lokaal initiatief voortkomende projecten met inzet van een jaarlijks van gemeentewege te bepalen budget, voortkomend uit de voorheen beschikbare begrotingsruimte voor internationale samenwerking.
     
III. Subsidievormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Stichting Mondiaalten en vervolgens middels tussenkomst en ter beoordeling van deze stichting:
  • 2.
    lokale organisaties en initiatieven op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.
 
V. Specifieke voorschriften en beleidsontwikkelingen
  • .
    In zijn vergadering van 19 april 2011 heeft de gemeenteraad de Beleidsnota internationale samenwerking vastgesteld. Met betrekking tot de zgn. traditionele ontwikkelingssamenwerking zal de Stichting Mondiaalten uitvoering geven aan dit beleidskader volgens de met de gemeente gemaakte afspraken, zoals vastgelegd in een concrete samenwerkingsovereenkomst, ingaande 2012.
  • .
    Onderdelen daarvan zijn:
  • .
    minimaal 10% van het gemeentelijke subsidiebudget dient te worden ingezet voor de ontwikkeling van activiteiten gericht op educatie, bevordering van bewustwording en creëren van draagvlak;
  • .
    Mondiaalten kan alleen een financiële bijdrage toekennen aan mondiale projecten die voortkomen uit lokaal initiatief of anderszins sterk verbonden zijn met de Aaltense gemeenschap, zodat sprake is van een specifiek Aaltens draagvlak;
  • .
    Er worden geen structurele verplichtingen tot financiële ondersteuning aangegaan;
  • .
    Toegekende financiële bijdragen bedragen per project/aanvraag minstens € 150,00 en maximaal € 2.000,00;
  • .
    Daar waar noodzakelijk en mogelijk is sprake van samenwerking met collega-organisaties, keten- of netwerkpartners, op lokaal, regionaal, landelijk en evt. internationaal niveau.
     
Hoofdstuk 3.2 OPGROEIEN EN ONTWIKKELEN
Artikel 3.2.1. PEUTERSPEELZAALWERK EN SPEEL-O-THEEKWERK
I. Doelstelling
  • a.
    Het stimuleren van de cognitieve, sociale, emotionele, motorische en creatieve ontwikkeling van peuters van 2½ tot 4 jaar;
  • b.
    Het bieden van stimulerende speelgelegenheid aan peuters in aanvulling op de speelmogelijkheden thuis;
  • c.
    Het bieden van de mogelijkheid tot onderlinge ontmoeting en contact aan peuters en ouders;
  • d.
    Het naast de hiervoor genoemde algemene basisfuncties aanvullend bijdragen aan een gerichte herkenning, signalering en aanpak van ontwikkelings-achterstanden en het op die wijze als voorschoolse voorziening bijdragen aan een sluitende aanpak voor 0-6 jarigen.
 
II. Activiteiten/beleidskader
  • a.
    Het aanbieden van regulier peuterspeelzaalwerk;
  • b.
    Het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten die beogen de taalontwikkeling van peuters extra te stimuleren, één en ander in overeenstemming met het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (OAB);
  • c.
    Het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten die beogen op een zo preventief mogelijke wijze ontwikkelingsachterstanden bij peuters te herkennen en te bestrijden, één en ander in overeenstemming met het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (OAB);
  • d.
    Het uitlenen van spel- en ontwikkelingsmateriaal aan kinderen en/of instellingen, alsmede het adviseren van ouders/begeleiders.
 
III. Subsidie vormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
  • 2.
    Organisatiesubsidie
 
IV. Subsidiabele organsaties
  • 1.
    Peuterspeelzaalorganisaties;
  • 2.
    Zelfstandige organisaties voor speel-o-theekwerk
 
V. Specifieke voorschriften
  • .
    De ingezette harmonisatie van het subsidiebeleid ten aanzien van de drie peuterspeelzaalorganisaties in onze gemeente heeft geleid tot een fusie tussen de twee grotere peuterspeelzaalorganisaties Stichting Aaltense Peuterspeelzalen (STAP) en Stichting peuterspeelzalen Dinxperlo – De Heurne tot de nieuwe organisatie Stichting Op Pad.
  • .
    Op landelijk niveau wordt al langere tijd gediscussieerd over verdere harmonisatie van de voorzieningen van peuters en kleuters. Zo wordt er door de VNG gepleit voor een ontwikkelrecht voor peuters, één integrale voorschoolse voorziening, toegankelijkheid voor alle kinderen, in één doorlopende leerlijn met de basisschool. Over de financiering en de bestuurlijke verantwoordelijkheid lopen de opvattingen van de VNG en het Rijk echter nog aanmerkelijk uiteen. Voor ons kinderopvang-, peuterspeelzaal- en VVE-beleid zal dus afgewacht moeten worden hoe deze landelijke discussie zich verder ontwikkelt. Voorshands houden wij daarom vast aan ons bestaande subsidiebeleid voor zelfstandige peuterspeelzalen.
  • .
    In het Onderwijs Achterstanden Beleidsplan (OAB) 2011-2014 is het gemeentelijk beleid op het gebied van onderwijsachterstanden en voor- en vroegschoolse educatie (VVE) vastgelegd. Voor de uitvoering van dit beleid ontvangt de gemeente jaarlijks een specifieke uitkering. Het ministerie van OCW heeft de specifieke uitkering met een jaar verlengd (tot en met 2015). Het ministerie van OCW ontwikkelt thans een nieuw beleidskader voor de periode na 2015. Op basis van dit landelijke beleidskader wordt in gezamenlijk overleg tussen gemeente, Jeugdgezondheidszorg, peuterspeelzalen, kinderopvang en het onderwijs het gemeentelijk beleid op het gebied van onderwijsachterstanden en voor- en vroegschoolse educatie verder vorm gegeven. Een goed beleid ter bestrijding van onderwijsachterstanden achten wij van groot belang. Voor jonge kinderen met een risico op een taalachterstand is voor- en vroegschoolse educatie cruciaal.
  • .
    Bij de financiering van het peuterspeelzaalwerk zal een goede afstemming plaats moeten vinden tussen de reguliere subsidieverstrekking op basis van deze subsidiebeleidsregels, de budgetovereenkomsten en de periodiek van het rijk ontvangen VVE-gelden.
  • .
    Organisatiesubsidie aan speel-o-theek organisaties wordt verstrekt in de vorm van een vast bedrag van € 856,00.
  • .
    De bestaande speel-o-theek, “de blokkendoos”, is gevestigd in de bibliotheek in Aalten.
     
Artikel 3.2.2. KINDER- EN JEUGDWERK
I. Doelstelling
Het vanuit het georganiseerd vrijwillig jeugdwerk middels een structureel, algemeen toegankelijk, aanbod aan activiteiten, gericht op ontspanning, ontmoeting, ontwikkeling en ontplooiing van kinderen en jongeren van 6 tot ca. 19 jaar, bijdragen aan:
  • a.
    de totstandkoming en instandhouding: van een gezonde, stimulerende, pedagogische en sociaal stabiele omgeving, waarin jongeren opgroeien;
  • b.
    het, zowel op individueel als collectief niveau, omgevingsbewust en sociaal vaardig maken van jongeren.
 
II. Activiteiten/beleidskader
  • 1.
    Laagdrempelige activiteiten op het gebied van informatie en voorlichting, recreatie, sport, spel en sociaal cultureel werk, opvang en ontmoeting, uitgaande van de wensen en behoeften van de jeugd zelf;
  • 2.
    Het bevorderen van vrijwilligerswerk voor jongeren in het algemeen en door jongeren in het bijzonder;
  • 3.
    Het in groepsverband uitvoeren van activiteiten voor kinderen in de basisschoolleeftijd tijdens de schoolvakanties.
 
III. Subsidie vormen
  • 1.
    Organisatiesubsidie
  • 2.
    Investeringsubsidie (zie hoofdstuk 5)
     
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Jongerencentra
  • 2.
    Organisaties voor jeugd(club)werk
 
V. Specifieke voorschriften
  • .
    Daar waar vanzelfsprekend, gevraagd of noodzakelijk geacht, wordt afstemming en samenwerking gezocht en met collega-organisaties, keten- of netwerkpartners.
  • .
    Organisatiesubsidie wordt verstrekt in de vorm van een vaste bijdrage van € 1.000,00; Jeugdinstuif De Boemerang in Bredevoort blijft op het huidige subsidiebedrag van € 150,00 gehandhaafd.
  • .
    De activiteiten worden verricht onder deskundige leiding in groep- en/of clubverband.
Artikel 3.2.3. JEUGDGEZONDHEIDSZORG
I. Doelstelling
Het beschermen en bevorderen van de lichamelijke, cognitieve, sociale en geestelijke gezondheid van de jeugd van 0 tot 19 jaar.
 
II. Activiteiten/beleidskader
  • a.
    Basistakenpakket 0 tot 4 jarigen:
    De jeugdverpleegkundige brengt een huisbezoek aan elk pasgeboren kind tussen de 10de en 14de dag na de geboorte. In de vier jaren daarna bezoekt ieder kind minimaal 15 keer het consultatiebureau, waar de groei, lichamelijke, psychomotorische en sociaal-emotionele ontwikkeling wordt gevolgd. De gehoortest wordt afgenomen en het vaccinatieprogramma wordt uitgevoerd. De ouders ontvangen voorlichting, advies en begeleiding wat betreft voeding, verzorging, opvoeding en ontwikkeling.Er bestaat daarnaast voor ouders de mogelijkheid gebruik te maken van een inloopspreekuur bij de jeugdverpleegkundige, de opvoedtelefoon en opvoedings-ondersteuning via bijvoorbeeld kortdurende Home-Start, algemene ouderinformatie-avonden en (opvoed)cursussen. Indien extra zorg noodzakelijk wordt geacht kan een indicatiehuisbezoek plaatsvinden. Desgewenst wordt daarbij samengewerkt of doorverwezen naar andere voorliggende voorzieningen (huisarts, diëtist, logopedist, AMW, kinderfysiotherapie, AMK, Bureau Jeugdzorg, VVE-programma’s, etc).
  • b.
    Basistakenpakket 4 tot 19-jarigen:
    Alle kinderen worden gedurende hun schoolloopbaan uitgenodigd voor vier standaardonderzoeken: logopedische screening (5 jaar); Periodiek Geneeskundig Onderzoek (PGO) (op 5, 11 en 14-jarige leeftijd), desnoods gevolgd door een vervolgonderzoek en eventueel doorverwijzing naar externe hulpverleners.
  • c.
    Maatwerk:
    Op basis van specifieke lokale wensen en behoeften c.q. gesignaleerde problemen kunnen, naast het voor elk kind en elke ouder beschikbare pakket, met de jeugdgezondheidsorganisaties aanvullende activiteiten afgesproken worden.
 
III. Subsidievormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Thuiszorgorganisatie (m.n. consultatiebureau) (0 tot 4-jarigen)
  • 2.
    GGD (5 tot 19-jarigen)
 
V. Specifieke voorschriften
Jeugdgezondheidszorg moet aansluiten op het algemene jeugdbeleid, gezondheidsbeleid en de jeugdzorg (horizontale integratie). De basis voor de uitvoering van de JGZ is samenwerking met andere partners in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het CJG heeft, onder meer middels het gestructureerde overleg in het team Jeugd en Gezin, als taak de huidige opvoed- en opgroeiondersteuning (verder) te verbinden, te verbeteren en te versterken. De JGZ-organisaties vormen hierin twee van de zes kernpartners.
Artikel 3.2.4. VOORKOMEN VAN JEUGDCRIMINALITEIT
I. Doelstelling
Doormiddel van preventielessen op het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs voorkomen dat jongeren hinderlijk en/of zorgwekkend gedrag ontwikkelen.
 
II. Activiteiten/beleidskader
Middels de HALT-afdoening (het alternatief) wordt ook de mogelijkheid geboden aan de jeugdige, om in plaats van een strafrechtelijke vervolging (en derhalve zonder registratie in het justitiële circuit), de schade die hij/zij teweeg heeft gebracht te vergoeden door middel van een (gedeeltelijke) financiële vergoeding en/of het verrichten van herstelwerkzaamheden. Deze werkzaamheden worden vanuit het Rijk gefinancierd. Vanuit de gemeentelijke subsidie worden de preventieve voorlichtingsactiviteiten op scholen gefinancierd. Ook wordt aansluiting gezocht bij de jeugdzorg, als onderdeel van de algemene zorg voor leefbaarheid en veiligheid, zoals ontwikkeld door de politie.
 
III. Subsidievormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    HALT Gelderland
 
V. Specifieke voorschriften
HALT moet aansluiten op het algemene jeugdbeleid, gezondheidsbeleid en de jeugdzorg (horizontale integratie). De basis voor de uitvoering van HALT is samenwerking met andere partners in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het CJG heeft als taak de huidige opvoed- en opgroeiondersteuning (verder) te verbinden, te verbeteren en te versterken.
 
Hoofdstuk 3.3 INFORMEREN, SIGNALEREN EN ONDERSTEUNEN
Artikel 3.3.1. PROFESSIONEEL WELZIJNSWERK
I. Doelstelling
Via ontwikkeling en uitvoering van de navolgende werksoorten binnen het professioneel Welzijnswerk:
a. Opbouwwerk/sociaal verbindend werk;
b. Informeren, adviseren en ondersteunen van kwetsbare burgers;
c. Ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers;
d. Kinder-, jeugd- en jongerenwerk;
e. Ondersteunen van vluchtelingen/vergunninghouders;
f. Sociaal cultureel werk;
op een professionele, initiatiefrijke, creatieve, flexibele, stimulerende, doelgerichte en vraagverhelderende wijze bijdragen aan:
  • 1.
    het versterken en verbreden van de mogelijkheden voor burgers om, zo veel mogelijk op eigen kracht, volwaardig deel te nemen aan de samenleving, zich te ontplooien en zo maatschappelijke achterstand te voorkomen dan wel te bestrijden.
  • 2.
    het versterken van sociale samenhang, onderlinge betrokkenheid en actief burgerschap van individuele burgers als van te onderscheiden groepen van inwoners en daarmee vergroten van het zelforganiserend vermogen.
  • 3.
    het bevorderen van de bewustwording rond de verantwoordelijkheid van individuele personen en groepen van personen voor medebewoners en samenleving, waardoor zij in staat zijn zorg te dragen voor elkaar en voor het woon-, leef- en werkklimaat;
  • 4.
    het tijdig signaleren en zo veel mogelijk voorkomen van (dreigende) sociale uitsluiting.
     
II. Activiteiten/beleidskader
Dit dient te worden bereikt door:
  • a.
    het vindplaatsgericht aanwezig en aanspreekbaar zijn en van daaruit analyserend gericht te sturen op vergroting van het zelfoplossend vermogen van mensen in hun directe omgeving en daarmee de burger(s) eigenaar van probleem én oplossing te laten zijn;
  • b.
    (latente) vragen en/of problemen te signaleren, te analyseren en door middel van feedback gezamenlijk te vertalen naar concrete initiatieven. Daar waar deze initiatieven niet zelfstandig gerealiseerd kunnen worden, deze een zetje in de rug te geven, zo nodig te ondersteunen of desnoods te helpen organiseren;
  • c.
    een platform te vormen voor burgerinitiatieven;
  • d.
    het organiseren middels bijv. inloopspreekuren, koffieuurtjes en/of huisbezoeken (on)gevraagd geven van informatie en advies aan burgers om hem/haar de weg te wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning, waarbij het kan gaan om algemene of persoonlijke voorlichting of om hulp van de verheldering van de concrete ondersteuningsvraag;
  • e.
    het signaleren van behoefte aan ‘nieuwe’ collectieve welzijnsdiensten en het bijdragen aan de totstandkoming hiervan, zo nodig dit zelf organiseren;
  • f.
    het coördineren of zelf aanbieden van welzijnsdiensten;
  • g.
    het inrichten en laten functioneren van een Vrijwilligers Service Punt;
  • h.
    het ondersteunen van kinderen, jongeren en/of vrijwillige jongerenorganisaties door of bij het organiseren van een aanbod aan aantrekkelijke activiteiten of voorzieningen;
  • i.
    de jongeren (en hun omgeving) te informeren over gewenst gedrag en omgangsvormen en de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken partijen hierin;
  • j.
    te interveniëren en bemiddelen bij door de omgeving ervaren overlast;
  • k.
    te activeren tot ontwikkelen van en deelnemen aan jongerenactiviteiten, daar waar mogelijk in samenwerking met de buurt, het accommodatiegebonden jongerenwerk en de vrijwillige jongerenorganisaties;
  • l.
    concreet en constructief samen te werken met relevante samenwerkingspartners bij de aanpak van duidelijk en aanhoudend normoverschrijdend gedrag van (groepen van) jongeren;
  • m.
    gerichte voorlichting aan jongeren over alcohol, drugs, seksualiteit en social media in overleg en in samenwerking met de relevante maatschappelijke partnerinstellingen;
  • n.
    als kernpartner in het CJG en als sociale bruggenbouwer tussen de basis-, nulde en eerste lijnsvoorzieningen bij te dragen aan het invullen van de centrale taak van advisering over en ondersteuning bij opvoed- en opgroeiproblematiek;
  • o.
    het op een kwalitatieve, laagdrempelige en flexibele wijze uitvoeren van de elementaire basisfuncties als opvang, ontmoeting, ontspanning en ontplooiing voor individuele of groepen van personen op het sociaal culturele welzijnsterrein;
  • p.
    mensen met een verblijfsvergunning, die in de gemeente Aalten gehuisvest zijn, maatschappelijk te begeleiden op het gebied van wonen, zorg, financiële huishouding en welzijn.
 
Daarbij staat dan centraal:
  • 1.
    de vraag en behoefte van de burgers, met speciale aandacht voor de vraag achter de vraag;
  • 2.
    een vraaggestuurde in plaats van een aanbodgerichte werkwijze;
  • 3.
    de betrokkenheid van de burgers bij de totstandkoming en uitvoering van het beleid: zoveel mogelijk inzet van vrijwilligers onder coördinatie van de beroepskracht;
  • 4.
    outreachende en vindplaatsgerichte aanpak;
  • 5.
    de samenwerking met en tussen de betrokken relevante (vrijwillige) organisaties;
  • 6.
    een integrale aansturing door de gemeente; en
  • 7.
    het verkrijgen van meer en beter meetbare resultaten bij de uitvoering van het beleid;
  • 8.
    hierbij in eerste instantie zoveel mogelijk speciale aandacht uit te laten gaan naar de specifieke doelgroepen: jeugd en jongeren, senioren en vrijwilligers.
 
III. Subsidievormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
 
  • 1.
    Stichting Figulus Welzijn Aalteperlon-Dix
 
V. Specifieke voorschriften
  • .
    De brede welzijnsinstelling Figulus Welzijn is ontstaan per 1 januari 2011 uit het samengaan van het Sociaal Cultureel Werk Aalten en het Sociaal Cultureel Werk Dinxperlo.
  • .
    Op basis van een voortdurende (gezamenlijke) monitoring en analyse van de lokale sociale structuur moet duidelijk worden welke prestaties en activiteiten, zowel preventief als curatief, de Stichting Figulus Welzijn Aalten-Dinxperlo vanuit de gemeentelijke beleidsdoelstellingen met inzet van gemeentelijke subsidiegelden moet realiseren. Dit wordt periodiek (op basis van een meerjarige budgetovereenkomst) vastgelegd in onderlinge afspraken, die halfjaarlijks worden geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
  • .
    De innovatie van (zo veel mogelijk laagdrempelige en algemeen toegankelijke) voorzieningen en activiteiten moet voor een belangrijk deel in samenwerking met de betrokken aanbieders tot stand komen. Figulus Welzijn heeft, mede als belangrijke kernpartner binnen het Centrum voor Jeugd en gezin en de pilot Buurt Aan Zet, een centrale rol in de totstandkoming en instandhouding van de contacten tussen de betrokken organisaties en hun doelgroep en met name de organisaties onderling. Hieruit voortvloeiende signalen moeten gezamenlijk kunnen worden vertaald naar passende en desgewenst nieuwe oplossingen.
 
Artikel 3.3.2. BELANGENBEHARTIGING, ONDERSTEUNING EN ADVISERING VAN KWETSBARE GROEPEN
I. Doelstelling
Het, middels een samenhangend geheel van activiteiten, ondersteuning, algemene collectieve en individuele voorzieningen, aangeboden door met name vrijwilligersorganisaties, bevorderen van de zelfredzaamheid van inwoners, met name die met verstandelijke, psychische of fysieke beperkingen (van chronische of acute aard), waardoor:
  • a.
    zij in staat zijn de regie en verantwoordelijkheid over hun eigen leven en maatschappelijk functioneren te dragen;
  • b.
    zij zo lang en zo zelfstandig mogelijk in hun vertrouwde omgeving kunnen (blijven) functioneren;
  • c.
    hun gezondheid wordt bestendigd en zo mogelijk verbeterd;
  • d.
    hun kansen op een zo gelijkwaardige mogelijke deelname aan de sociale en maatschappelijke samenleving in stand wordt gehouden of daar waar nodig vergroot.
     
II. Activiteiten/beleidskader
  • 1.
    Sociaal-culturele activiteiten gericht op ontspanning en ontmoeting;
  • 2.
    Educatieve en culturele activiteiten gericht op persoonlijke en sociale ontplooiing;
  • 3.
    Belangenbehartiging en advisering;
  • 4.
    Signaleren en bestrijden van sociaal isolement;
  • 5.
    Het vorm geven aan burger- en bestuurlijke participatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), door middel van het uitbrengen van gevraagd en ongevraagd advies over het beleid op de diverse prestatievelden binnen de Wmo.
 
III. Subsidievormen
  • 1.
    Organisatiesubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Ouderbonden/ouderenorganisaties
  • 2.
    Senioren- en zorgsoos
  • 3.
    Adviesraden en belangenorganisaties
 
V. Specifieke voorschriften
Organisatiesubsidie wordt verstrekt volgens de volgende normen:
  • .
    een vast bedrag van € 250,00;
  • .
    een vast bedrag, gebaseerd op historische exploitatieresultaten.
 
Hoofdstuk 3.4 MEEDOEN MAKKELIJKER MAKEN, SOCIALE EN CULTURELE VERRIJKING
Artikel 3.4.1. SPORTBEOEFENING, -STIMULERING EN -ONDERSTEUNING
I. Doelstelling
De persoonlijke en collectieve fysieke en psychische gezondheid verbeteren en participatie aan en integratie binnen de lokale samenleving van de inwoners bevorderen door middel van het subsidietechnisch waarderen van een gevarieerd, toegankelijk en kwalitatief goed aanbod aan sportactiviteiten in verenigingsverband, waarbij sprake is van een goede en breed gedragen structurele vorm van verenigingsondersteuning.
 
II. Activiteiten/beleidskader
  • 1.
    Het ontwikkelen, organiseren en uitvoeren van een zo variabel mogelijk aanbod aan (recreatieve) sportieve activiteiten, waarbij de gemeente het van belang acht dat verenigingen met name aandacht hebben voor de stimulering van sportbeoefening door de doelgroepen (school)jeugd en gehandicapten.
  • 2.
    Het geven van gevraagd en ongevraagd advies aan de gemeente over sportgerelateerde onderwerpen, sportstimulering en bevordering van lokale, regionale en internationale samenwerking op het gebied van bewegingsactiviteiten. Het stimuleren en aanmoedigen van het bewegen door alle inwoners van de gemeente Aalten, algemene belangenbehartiging, verenigings- en deskundigheidsbevordering.
 
III. Subsidievormen
  • 1.
    Organisatiesubsidie
  • 2.
    Budgetsubsidie
  • 3.
    Investeringsubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Sportverenigingen;
  • 2.
    Lokale organisaties ter bevordering van schoolsport;
  • 3.
    Sport(advies)raad.
     
V. Specifieke voorschriften
  • .
    Organisatiesubsidie wordt verstrekt aan verenigingen, die aan kunnen tonen dat zij een landelijk erkende officiële tak van sport uitoefenen, door middel van een vast bedrag van € 250,00 vermeerderd met € 5,00 per actief jeugdlid.
  • .
    Organisatiesubsidie wordt verstrekt voor gehandicaptensportverenigingen door middel van: een bijdrage van € 40,00 per uit de gemeente Aalten afkomstig lid. Voor de gehandicaptensportverenigingen geldt een vrijstelling van de verplichting dat een niet lokale vereniging minimaal 30% uit Aaltense leden dient te bestaan om voor subsidie in aanmerking te komen.
  • .
    Organisatiesubsidie wordt verstrekt aan kleindiersportverenigingen die een bijdrage leveren aan het bevorderen en verbeteren van de kleindiersport, door middel van een vast bedrag van € 100,00.
  • .
    Verenigingen komen in principe slechts voor één van deze vormen in aanmerking.
  • .
    Algemene sportverenigingen die aan kunnen tonen dat zij specifieke sportactiviteiten organiseren voor gehandicapte leden in de vorm van een op zich zelf staand zelfstandig onderdeel van de vereniging, kunnen ook in aanmerking komen voor een bijdrage van € 40,00 per lid van dit specifieke onderdeel. Voor zover het daarbij jeugdleden betreft vervalt alsdan het onderdeel jeugdlidsubsidie. Hierbij gelden de algemene subsidiecriteria bij zogenaamde omni-verenigingen.
  • .
    De sportverenigingen dienen bij voorkeur aangesloten te zijn bij een landelijke of regionale (koepel)organisatie op het terrein van de sport.
  • .
    IJsverenigingen komen, mede gelet op het grote ledenaantal gerelateerd aan de lage lidmaatschapkosten en de beperkte openstelling, alleen in aanmerking voor de algemene basissubsidie van maximaal € 250,00.
  • .
    De verenigingen zijn verantwoordelijk voor het aanwezig zijn van deskundige leiding.
  • .
    De structurele activiteiten van de Sportcommissie Basisscholen in Aalten en de Sportcommissie gezamenlijke Basisscholen Dinxperlo – De Heurne worden gesubsidieerd via een vast bedrag van resp. € 1.200,00 en € 600,00. Overige aanvragen voor subsidiëring van schoolsportactiviteiten worden beoordeeld volgens de normen van de incidentele projectsubsidie.
  • .
    Vanaf 2012 is de Sportraad gemeente Aalten actief. De basis van deze sportraad is gelegd in de sportnota “Sport Leef, sportbeleid gemeente Aalten 2010-2014”. Door het oprichten van de sportraad is uitwerking gegeven aan de opdracht om de vertegenwoordiging van sportverenigingen op eenduidige wijze te regelen in onze gemeente. Via de sportraad wil de gemeente de verenigingen direct bij het sportbeleid betrekken en een rol geven in de uitvoering van ons sportbeleid. In 2010 en 2011 is in samenwerking met verschillende partijen na een intensief traject gekomen tot de oprichting van een gemeentebrede sportraad. Hierbij is gekozen voor een brede vertegenwoordiging in het bestuur vanuit sportverenigingen, onderwijs, commerciële sport, zorg etc. Het bestuur, dat bestaat uit vrijwilligers die een specifieke achterban vertegenwoordigen, heeft een positieve insteek voor individuele sportverenigingen, maar kijkt verder dan het individueel belang. In de sportnota is vermeld dat voor het slagen van een sportraad met deze verantwoordelijkheden moet worden bezien of professionele ondersteuning wenselijk is.
  • .
    Buitensportverenigingen die van de gemeente een buitensportaccommodatie huren en een eigen club- en kleedaccommodatie bezitten komen op basis van de incidentele investeringsubsidieregeling in aanmerking voor een investeringsubsidie voor de kosten van renovatie en uitbreiding van kleed- en doucheruimten (incl. sanitair).
Artikel 3.4.2. BIBLIOTHEEKWERK
I. Doelstelling
Sinds 1 januari 2015 is de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) van kracht. Een bibliotheekvoorziening die een publieksfunctie vervult moet volgens artikel 5 van de Wsob de volgende vijf functies vervullen, die bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling en verbetering van de maatschappelijke kansen van het algemene publiek:
 
  • .
    ter beschikking stellen van kennis en informatie
  • .
    bieden van mogelijkheden tot ontwikkeling en educatie
  • .
    bevorderen van lezen en het laten kennismaken met literatuur
  • .
    organiseren van ontmoeting en debat
  • .
    laten kennis maken met kunst en cultuur
 
Specifieke aandachtspunten binnen de doelstelling zijn, door middel van ‘leesbevordering’ en ‘informatieverwerking’, op een meetbare wijze in een duidelijke netwerkomgeving bijdragen aan:
  • a.
    de bestrijding van taalachterstanden en laaggeletterdheid, met bijzondere aandacht voor de verbetering van de taalvaardigheid en woordenschat bij kinderen in de voorschoolse en basisschoolleeftijd;
  • b.
    bevorderen van het cultureel en literair bewustzijn en de mediawijsheid van de burgers, waarmee:
  • b1.
    de zelfredzaamheid en participatie van burgers wordt bevorderd door het uitgebreid beschikbaar stellen van informatie en ondersteuning bij het vaardig, bewust en veilig omgaan met digitale informatiebronnen en ict die burgers gebruiken bij vrijetijdsbesteding, maatschappelijke oriëntatie, participatie en bewustwording, hulpvragen en zelfstudie;
  • b2.
    de leefbaarheid, zoals die door burgers wordt ervaren, ook in de dorpskernen, wordt bevorderd middels deelname binnen vormen van multifunctionele accommodaties.
  • c.
    Middels de uitvoering van het Convenant voor Geletterdheid in de Achterhoek een bijdrage leveren aan het terugdringen van de laaggeletterdheid bij volwassenen.
 
II. Activiteiten/beleidskader
  • 1.
    Onderhouden en ter beschikking stellen van een (basis)collectie van literatuur, lectuur, fysieke en digitale informatie, afgestemd op het verzorgingsgebied en die in aard en omvang voldoet aan de eisen en wensen van de gebruikers;
  • 2.
    Het in samenwerking met andere organisaties toegang bieden tot en bemiddelen bij het verkrijgen van literatuur en overige fysieke en digitale overheid- en maatschappelijke informatie;
  • 3.
    Beschikbaar stellen van specifieke collecties literatuur, lectuur en informatie voor specifiek doelgroepen (jongeren, leesgehandicapten en laaggeletterden);
  • 4.
    Organiseren van leesbevorderingsactiviteiten;
  • 5.
    Ondersteunen van voorschoolse voorzieningen, basis- en voortgezet onderwijs op het gebied van taalontwikkeling, technisch en begrijpend lezen en jeugdliteratuur;
  • 6.
    Onderhouden en ter beschikking stellen van thema- en projectcollecties;
  • 7.
    Mediacollecties voor 0-4 jaar en opvoeders en ‘doorlopende leeslijn’ voor jeugd van 0-18 jaar;
  • 8.
    Mediacollecties ter ondersteuning van de bestrijding van laaggeletterdheid en bevorderen van inburgering;
  • 9.
    Bieden van toegang tot digitale informatie en zoekmachines;
  • 10.
    Studiefaciliteiten en –ruimte, collectie voor volwassenen;
  • 11
    Ontwikkelen zoekvaardigheden en media-educatie.
  • 12
    7x24 uurs digitale (selfservice) diensten via internet en bibliotheekportal.
     
III. Subsidievormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
  • 2.
    Organisatiesubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Basisbibliotheek
  • 2.
    Buurtschapbibliotheekvoorzieningen
 
V. Specifieke voorschriften
  • .
    Subsidiëring vindt plaats overeenkomstig jaarlijks af te sluiten budgetafspraken.
  • .
    De bibliotheekvoorziening vervult geen solitaire lokale functie meer, maar wordt uitgeoefend door de bibliotheek in samenwerking met collega-organisaties, onderwijs en andere (netwerk)partners op lokaal, regionaal, provinciaal niveau en binnen een landelijk stelsel.
  • .
    Organisatiesubsidie voor bibliotheekvoorzieningen in de buurtschappen wordt verstrekt middels een vast bedrag van € 250,00.
 
De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de begroting 2015 en de meerjarenraming 2016-2018 besloten om de subsidie over een periode van 5 jaar (vanaf 2016) jaarlijks te verminderen met € 25.000. De gemeenten Aalten en Oude IJsselstreek subsidiëren gezamenlijk de basisbibliotheek de Achterhoekse Poort. Het huidige beleidsplan is vastgesteld voor de periode 2012-2015. Met het bestuur van de bibliotheek zal in het overleg over het nieuwe beleidsplan besproken worden op welke wijze deze bezuiniging kan worden vormgegeven. Naast deze bezuiniging wordt de bibliotheek ook gekort op de subsidie voor het deel e-content. Hiervoor ontvangt de gemeente geen uitkering meer uit het gemeentefonds en deze wordt 1 op 1 verrekend.
 
Paragraaf 3.4.3. KUNST, CULTUUR EN RECREATIE
Artikel 3.4.3.1. KUNSTEDUCATIE EN CULTURELE VORMING
I. Doelstelling
Het bijdragen aan de sociaal-maatschappelijke en culturele vorming van de jeugd middels:
  • a.
    het verzorgen van erkend onderwijs in muziek, dans en overige uitingen van kunst en cultuur;
  • b.
    binnen- en buitenschoolse kunstzinnige vorming in het primair onderwijs in de vorm van actieve, receptieve en reflectieve cultuureducatie;
  • c.
    het stimuleren van samenwerking tussen het onderwijs en de (lokale) kunst- en cultuurinstellingen en individuele kunstenaars.
 
II. Activiteiten/beleidskader
  • a.
    Het verzorgen van muziekeducatie en muzikale vorming;
  • b.
    Eén en ander overeenkomstig het Raamleerplan van het Ministerie van VWS;
  • c.
    Het organiseren van programmatische activiteiten gericht op kunstzinnige vorming binnen het (basis- en speciaal)onderwijs met als doel kennismaking van de schooljeugd met de diverse te onderscheiden kunstdisciplines: beeldend, audiovisueel, muziek, dans, drama, literair en cultureel erfgoed.
     
III. Subsidievormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
  • 2.
    Organisatiesubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Kunsteducatie-instellingen/muziekscholen
  • 2.
    Stichting Cultuureducatie Dinxperlo-Aalten
 
V. Specifieke voorschriften
  • .
    Met de Muziekschool Oost-Gelderland en het instituut voor kunst en cultuur Boogie Woogie worden jaarlijks budgetafspraken gemaakt.
  • .
    De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de begroting 2015 en de meerjarenbegroting 2016-2018 besloten om de subsidie voor het muziekonderwijs over een periode van 5 jaar (vanaf 2016) jaarlijks te verminderen met € 18.000. Het instituut voor kunst en cultuur Boogie Woogie heeft in haar beleidsplan 2015-2020 maatregelen opgenomen waardoor tot 1 januari 2017 een deel van de bezuiniging kan worden opgevangen. Voor de periode daarna wordt in overleg met het bestuur besproken op welke wijze deze bezuiniging kan worden vormgegeven. Met de Muziekschool Oost-Gelderland wordt gezamenlijk met de gemeenten Doetinchem, Montferland, Oude-IJsselstreek en Bronckhorst overleg gevoerd om te komen tot een nieuwe productomschrijving binnen het domein muziek. Vanuit deze productomschrijving wordt per gemeente de keuze gemaakt welke producten worden afgenomen. In dit proces wordt de bezuinigingsopdracht meegenomen.
  • .
    Organisatiesubsidie voor de Stichting Cultuureducatie Dinxperlo-Aalten vindt plaats in de vorm van een vast bedrag van € 7.000,-.
Artikel 3.4.3.2. (AMATEUR)KUNST EN KUNST- EN CULTUURBELEVING
I. Doelstelling
Het versterken van de gemeenschapszin en –vorming en het bevorderen van de persoonlijke sociale ontwikkeling van de inwoners door:
  • a.
    het in stand houden van een gevarieerd, toegankelijk en kwalitatief goed aanbod aan kunstzinnige uitingen, in actieve en passieve zin, onder meer in verenigingsverband;
  • b.
    het bevorderen en ondersteunen van actieve kunstbeoefening en het op een integrale manier organiseren van activiteiten ter kennismaking met de hieruit voortvloeiende producten;
  • c.
    het ondersteunen van de lokale omroep.
 
II. Activiteiten/beleidskader
  • 1.
    Het mogelijk maken van instrumentale en vocale muziekbeoefening, toneelkunst en (folkloristische) dans door middel van het ondersteunen van organisaties op het terrein van de amateurkunst;
  • 2.
    Het randvoorwaardelijk stimuleren van exposities, concerten, kunstuitleen, kunstprijsuitreiking en culturele evenementen;
  • 3.
    Adviseren en klankborden over, samenwerken bij en vertegenwoordigen van de doelgroep ten behoeve van de praktische uitwerking van de gemeentelijke beleidsdoelstellingen uit de nota kunst- en cultuur 2015-2017;
  • 4.
    Het verzorgen van lokale radio-uitzendingen voor de Aaltense inwoners.
 
III. Subsidievormen
  • 1.
    Organisatiesubsidie
  • 2.
    Budgetsubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Verenigingen op het terrein van de amateuristische kunstbeoefening
  • 2.
    Achterhoeks Kunstcafé
  • 3.
    Stichting ART Aalten
  • 4.
    Lokale omroep
 
V. Specifieke voorschriften
  • .
    Organisatiesubsidie voor verenigingen op het gebied van amateurkunst wordt verstrekt op grond van één van de volgende subsidienormen:
  • .
    * een vast bedrag van € 1.750,00 € 5,00 per jeugdlid voor harmonie- en fanfarekorpsen;
  • .
    * een vast bedrag van € 750,00 € 5,00 per jeugdlid voor kleinere  muziekverenigingen;
  • .
    * een vast bedrag van € 250,00 € 5,00 per jeugdlid voor overige kleinere amateurkunstorganisaties;
  • .
    * een vast bedrag van € 500,00 voor de kunstondersteuningorganisaties;
  • .
    * een aanvullend bedrag van € 2.353,00 voor de aanschaf en onderhoud van muziekinstrumenten voor harmonie- en fanfarekorpsen;
  • .
    * een aanvullend bedrag van € 1.176,00 voor de aanschaf en onderhoud van muziekinstrumenten voor kleinere muziekverenigingen.
  • .
    De programmaraden bij de kabel zijn per 1 januari 2014 uit de Mediawet 2008 verdwenen. Daarmee vervalt ook de gemeentelijke taak de leden te benoemen. In haar vergadering d.d. 23januari 2014 hebben de leden van de Stichting Programmaraad Oost-Gelderland (SPOG), gelezen de wijzigingen van de Mediawet 2008, met algemene stemmen besloten tot ontbinding van de SPOG. Daarmee vervalt ook de subsidie.
  • .
    Voor de verzorging van het publieke media-aanbod in Nederlandse gemeenten wijst het Commissariaat voor de Media (CvdM) lokale media-instellingen (omroepen) aan voor een periode van 5 jaar. Vervolgens ziet het Commissariaat erop toe dat deze instellingen blijven voldoen aan de mediawettelijke voorschriften. Het CvdM heeft de licentie tot 1 maart 2017 in onze gemeente verstrekt aan Stichting Lokale Omroep Aalten Dinxperlo (SLOAD) die uitzenden via Aladna FM. Wanneer het CvdM vanaf maart 2017 een andere lokale omroep aanwijst, heeft deze omroep recht op deze subsidie.
  • .
    De gemeente heeft sinds 2010 op basis van de Mediawet 2008 een zorgplicht voor de bekostiging van de lokale omroep. Op basis van een verzoek van onze lokale omroep om de reguliere subsidie aan te vullen tot het bedrag dat de gemeente in het gemeentefonds (niet geoormerkt) voor de lokale omroep ontvangt heeft het college voor de periode 2013 en 2014 de subsidie opgehoogd. Voor de periode 2015-2018 wordt voor de subsidie, op advies van de VNG, uitgegaan van een bedrag van € 1,25 per woonruimte of desgewenst huishouden. Het aantal huishoudens bedraagt in 2015 11.511, wat betekent een (budget)subsidie van € 14.390 euro per jaar.
  • .
    Aan de subsidie voor de lokale omroep is de eis gekoppeld dat men een licentie heeft voor de verzorging van het publieke media-aanbod in de gemeente Aalten van het Commissariaat voor de Media en daarmee ook uitzendt in de gemeente Aalten dan wel alles in het werk stelt om uit te kunnen zenden.
  • .
    Organisaties die voor subsidie in aanmerking willen komen moeten aan kunnen tonen dat hun activiteiten verricht worden onder verantwoorde deskundige leiding.
  • .
    Met de Stichting ART Aalten en het Achterhoeks Kunstcafé bestaat er samenwerking als het gaat om de verdere praktische uitwerking van de beleidsuitgangspunten uit de Kunst- en Cultuurnota. Daarnaast organiseren deze organisaties jaarlijks uiteenlopende activiteiten en evenementen. Wij willen met een in omvang bescheiden organisatiesubsidie deze twee organisaties in dit meedenk- en advieswerk ondersteunen, dit geldt ook voor de Sint Joris Concerten Bredevoort. Voor vernieuwende projecten kan men een beroep doen op de incidentele projectsubsidie, of eventueel eenmalig aanspraak maken op de tijdelijk voor de uitwerking van het nieuw geformuleerde cultuurbeleid in de gemeentebegroting beschikbare middelen.
  • .
    De beschikbare organisatiesubsidie voor het theaterprogramma in Dinxperlo en Aalten wordt gelijkmatig verdeeld tussen Streektheater “De Pol” en Klein Theater Dinxperlo (SMWD), waarbij zij beide een organisatiesubsidie ontvangen van € 4.575.
  • .
    De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de begroting 2015 en de meerjarenraming 2016-2018 besloten om aan de harmonie- en fanfarekorpsen en kleinere muziekverenigingen structureel een subsidie beschikbaar te stellen voor de aanschaf- en onderhoud van muziekinstrumenten.
Artikel 3.4.3.3. CULTUURBEHOUD EN VOLKSCULTUUR
I. Doelstelling
  • a.
    Het in stand houden en stimuleren van activiteiten gericht op het behoud en de overdracht van het cultuurhistorische erfgoed;
  • b.
    Het bevorderen van cultuurhistorisch bewustzijn door middel van behoud en overdracht van het cultureel erfgoed.
 
II. Activiteiten/beleidskader
  • a.
    Het beheren en exploiteren van de musea in Aalten en Dinxperlo;
  • b.
    Het organiseren van plaatselijke (folkloristische of cultuurhistorische) evenementen;
  • c.
    Het organiseren en vieren van nationale feest- en gedenkdagen.
III. Subsidievormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
  • 2.
    Organisatiesubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Musea
  • 2.
    Oranjeverenigingen en volksfeesten
 
V. Specifieke voorschriften
  • .
    Organisatiesubsidie wordt beschikbaar gesteld in de vorm van een vaste bijdrage van resp. € 750,00 of € 250,00.
  • .
    Met het bestuur van de Vereniging Aaltense Musea worden jaarlijks budgetafspraken gemaakt.
  • .
    Met de Stichting “Bewaar ’t Olde” worden jaarlijks, met betrekking tot het Grenslandmuseum in Dinxperlo, budgetafspraken gemaakt.
 
Artikel 3.4.3.4. RECREATIE EN TOERISME
I. Doelstelling
Het bevorderen van het toerisme en de recreatie in de regio Achterhoek en in de gemeente Aalten in het bijzonder en daarmee een bijdrage te leveren aan de economische groei en werkgelegenheid.
 
II. Activiteiten/beleidskader
  • a.
    Het in stand houden, ontwikkelen en uitvoeren van regionale toeristische promotie en regionaal routebeheer;
  • b.
    Het in standhouden, ondersteunen en professioneel coördineren van drie VVV-agentschappen in Aalten, Bredevoort en Dinxperlo;
  • c.
    Mondelinge, fysieke en digitale toeristisch-recreatieve informatieverstrekking en bemiddeling;
  • d.
    Faciliteren, stimuleren, ondersteunen en eventueel uitvoeren van productontwikkeling;
  • e.
    Stimuleren en faciliteren van samenwerking tussen aanbieders van lokale toeristisch/recreatieve producten en diensten;
  • f.
    Ondersteunen en uitdragen van door de gemeente en Stichting Achterhoek Toerisme geïnitieerde projecten.
 
III. Subsidievormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Stichting Achterhoek Toerisme
  • 2.
    VVV agentschap Aaltense Musea
  • 3.
    VVV agentschap Bredevoorts Belang
  • 4.
    VVV agentschap Dinxperlo
 
V. Specifieke voorschriften
  • .
    In de gemeente worden drie agentschappen door derden geëxploiteerd: VVV Agentschap Aaltense Musea, VVV Agentschap Bredevoorts Belang en VVV Dinxperlo. De hoofdtaken van de agentschappen zijn: gastheerschap, informatievoorziening en organisatie van activiteiten.
  • .
    Stichting Achterhoek Toerisme zorgt ervoor dat de drie agentschappen professioneel worden ondersteund door een VVV-coördinator/medewerker lokale productontwikkeling met de volgende taken: kwaliteitontwikkeling en uitbreiding product en imago door productontwikkeling, promotiecampagnes, digitalisering aanbod; doorontwikkeling online marketing. Tevens is er ondersteuning in verdere professionalisering en winstgevender maken van gastheerschap VVV-agentschappen.
  • .
    Met Stichting Achterhoek is door de gemeenten in de Regio Achterhoek (aangevuld met Lochem en Zutphen) een overeenkomst voor vier jaar aangegaan, ingaande 2014.
 
Hoofdstuk 3.5 PREVENTIE, ZORG EN OPVANG
Artikel 3.5.1. ALGEMEEN MAATSCHAPPELIJK WERK
I. Doelstelling
Via de methodiek Buurt aan Zet de eigen kracht van de burgers en buurten versterken en het op een laagdrempelige, direct en algemeen toegankelijke, ambulante wijze verlenen van hulp en bemiddeling bij en ondersteuning en advisering van individuele mensen bij het oplossen van en omgaan met (psychosociale) problemen en verstoringen in hun functioneren in wisselwerking met hun sociale omgeving.
 
II. Activiteiten/beleidskader
Dit dient te worden bereikt door het uitvoeren van een overeengekomen modulenpakket. Deze modulen zijn in hoofdlijnen gericht op de volgende te onderscheiden activiteiten:
  • .
    versterking eigen kracht van burgers: deelname aan de pilots Buurt Aan Zet;
  • .
    psychosociale hulpverlening: het via procesmatige hulpverlening bevorderen, versterken, herstellen en instandhouden van de psychosociale zelfredzaamheid bij cliënten;
  • .
    informatie en advieswerk: het vervullen van een intermediaire rol bij de beantwoording van vragen, veelal in de vorm van een enkelvoudig contact;
  • .
    preventie: het leveren van een bijdrage aan het voorkomen of verergeren van gezondheids- en welzijnsproblemen door (veelal groepsgewijze) voorlichting en training;
  • .
    dienstverlening en consultatie: zakelijke dienstverlening (intakes, casemanagement, advisering) aan andere professionele organisaties op basis van de expertise van het AMW;
  • .
    participatie binnen netwerken: Buurt aan Zet, Preventieoverleg, Team Jeugd en Gezin;
  • .
    signalering: probleemsituaties herkennen, bij andere maatschappelijke organisaties kenbaar maken en meedenken over mogelijkheden tot verbetering.
 
III. Subsidievormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Sensire Maatschappelijk Werk
 
IV. Specifieke voorschriften
  • .
    De coördinator Centrum voor Jeugd en Gezin en de coördinator Lokaal Zorgnetwerk hebben een belangrijke taak in de afstemming van het lokale aanbod op de inzet van het maatschappelijk werk. Het AMW draagt hieraan concreet bij door voor het herstellen van verbroken verbindingen van kwetsbare burgers volgens de richtlijnen van Welzijn Nieuwe Stijl waar mogelijk in te zetten op vroegtijdige, lichte en gerichte hulp;
  • .
    De basis voor de uitvoering van het AMW is samenwerking met andere partners in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het CJG heeft, onder meer middels het gestructureerde overleg in het Team Jeugd en Gezin, als taak de huidige opvoed- en opgroeiondersteuning (verder) te verbinden, te verbeteren en te versterken. Het AMW vormt hierin een van de zes kernpartners;
  • .
    Het AMW stemt als samenwerkingspartner in een netwerkomgeving zijn dienstverlening bij complexe probleemsituaties goed af op andere dienstverleners en betrekt zo mogelijk bij ondersteunende taken ook non-professionele (vrijwillige) medewerkers.
 
Artikel 3.5.2. INFORMELE ZORG
I. Doelstelling
  • a.
    Het bevorderen en ondersteunen van de informele zorg, in de vorm van vrijwillige (thuis)hulp, mantelzorg en lotgenotenhulp, gericht op versterking van de zelfredzaamheid van hulpvragers met een psychische of psychiatrische aandoening, chronische ziekte of een handicap, alsmede de ontlasting van mantelzorgers;
  • b.
    Het ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers door middel van informatie, advies, cursussen, begeleiding en praktische ondersteuning;
  • c.
    Mantelzorgers helpen een balans te vinden tussen zorgen voor de ander en zorgen voor zichzelf;
  • d.
    Het vergroten van de bekendheid en de betekenis van mantelzorg, mantelzorg-ondersteuning en vrijwillige thuishulp;
  • e.
    Dankzij de informele zorg verbeteren van de kwaliteit van leven van kwetsbare mensen, waardoor zij ook minder snel een beroep doen op de professionele zorg.
 
II. Activiteiten/beleidskader
  • 1.
    Mantelzorgondersteuning door middel van uitvoering van de basisfuncties:
  • a.
    Advies en begeleiding;
  • b.
    Emotionele steun;
  • c.
    Educatie en deskundigheidsbevordering;
  • d.
    Respijtzorg;
  • e.
    Mantelzorgmakelaar;
  • 2.
    Laagdrempelige en toegankelijke publiciteit en voorlichting over informele hulp en de mogelijkheden van informele hulp bij alle ondersteuningsactiviteiten;
  • 3.
    Daarnaast spelen netwerkontwikkeling en informatie, advies en ondersteuning van lokale organisaties op het gebied van pr, werving van vrijwilligers, deskundigheidsbevordering, administratie, registratie e.d. een belangrijke rol.
     
III. Subsidievormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    VIT-hulp bij mantelzorg
  • 2.
    GGNet
 
V. Specifieke voorschriften
  • .
    Speciale aandacht wordt gevraagd in samenwerking en afstemming met de professionele ondersteuningsorganisaties en andere organisaties op het gebied van informele hulp gericht op het realiseren van een naadloos ondersteuningsaanbod met voldoende diversiteit, flexibiliteit en maatwerk. Het cliëntperspectief staat hierbij centraal.
  • .
    Zolang de gemeente een structurele budgetsubsidierelatie onderhoudt met de VIT-hulp bij mantelzorg wordt van andere gesubsidieerde organisaties die op het gebied van de mantelzorg, vrijwillige thuiszorg en vrijwilligerswerk actief zijn verwacht dat zij zo veel mogelijk gebruik maken van het professionele ondersteuningsaanbod van VIT-hulp bij mantelzorg, waardoor er sprake is van een zo optimaal mogelijke afstemming tussen de diverse organisaties.
 
Artikel 3.5.3. MAATSCHAPPELIJKE OPVANG, OGGZ EN AMBULANTE VERSLAVINGSZORG
I. Doelstelling
Het zo vroeg mogelijk signaleren en toeleiden naar hulpverlening van personen wiens bestaan bedreigd of belemmerd wordt door:
  • .
    verslaving aan alcohol, drugs of gokken;
  • .
    complexe meervoudige psychische en/of sociale problemen die veelal hulp ontwijken of afwijzen, maar wel overlast en/of zorgen veroorzaken bij naasten, buren of instellingen;
  • .
    het niet kunnen beschikken over eigen woonruimte.
 
De individuele problemen van deze doelgroep zodanig terug te dringen en beheersbaar te maken of de cliënt zodanig weerbaar te maken, dat hij of zij (weer) in staat is zich zelfstandig te handhaven in de samenleving al dan niet gebruik makend van eerstelijnsvoorzieningen.
 
II. Activiteiten/beleidskader
De kerntaak voor de centrumgemeente Doetinchem ligt bij:
  • a.
    Bovenlokale c.q. regionale voorzieningen voor de maatschappelijke opvang gericht op de doelgroepen feitelijk, residentiële en potentiële daklozen. Het gaat hierbij om het bieden van het noodzakelijke samenhangende pakket aan regionale opvangvoorzieningen op een kwalitatief basaal verantwoord niveau. Dit zijn de volgende voorzieningen: de crisisopvang, nachtopvang daklozen, dagopvang/annex gebruikersruimte, dagbesteding daklozen en sociaal pensionplaatsen;
  • b.
    OGGZ: de toeleiding naar de zorg, zoals bevorderen van samenwerking tussen lokale OGGZ-partners, coordineren van lokale zorgnetwerken en contracteren van instellingen voor bemoeizorg. Onder toeleidingsactiviteiten wordt verstaan: signaleren, opsporen en melden; contact leggen, contact houden en het toeleiden; ongevraagde nazorg (nadat de cliënten alsnog uit het beoogde reguliere circuit terugvalt). In dit geval gaat het dan weer opnieuw om ‘toeleiding’;
  • c.
    Het bieden van preventieve en ambulante voorzieningen voor (alcohol- en drugs) verslaafden. De gemeentelijk taak ligt op het gebied van de ambulante verslavingszorg. Het gaat daarbij met name om hulpverlening, preventie en consultatie.
 
III. Subsidievormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    GGD Noord- en Oost- Gelderland
 
V. Specifieke voorschriften
De rijksoverheid heeft de gemeente Doetinchem aangewezen als centrumgemeente voor
  • .
    WMO-prestatieveld 7: - maatschappelijke opvang en bestrijding huiselijk geweld
  • .
    WMO-prestatieveld 8: - OGGZ (openbare geestelijke gezondheidszorg)
  • .
    WMO-prestatieveld 9: - verslavingszorgbeleid
Doetinchem ontvangt voor de kosten van het regionale beleid en de regionale voorzieningen via het Gemeentefonds een decentralisatieuitkering voor bekostiging van de regionale taken van de centrumgemeente Doetinchem . Formeel is er tussen de gemeente Aalten en de uitvoerende instellingen op dit specifieke terrein dus ook geen sprake van een subsidierelatie.
 
Mochten er met de onderhavige organisaties op dit deelterrein echter toch afspraken gemaakt moeten worden over aanvullende gemeentelijke financiering voor (extra) activiteiten of producten op basis van een specifieke Aaltense behoefte, dan vormt deze beleidsregel hiervoor de basis.
 
Artikel 3.5.4. OVERIGE ZORG
I. Doelstelling
Bijdragen aan de zelfredzaamheid van onze inwoners door het verbeteren van hun gezondheid, het bevorderen van gelijke kansen op gezondheid en/of een gelijke toegang tot de gezondheidszorg zowel via directe hulpverlening als via recreatieve en educatieve activiteiten.
 
II. Activiteiten/beleidskader
  • 1.
    Ondersteuning van slachtoffers van misdrijven en verkeersongevallen op juridisch, praktisch en emotioneel gebied;
  • 2.
    Activiteiten gericht op EHBO (onder meer medische zorg bij evenementen);
  • 3.
    Algemene gezondheid(zorg)ondersteunende activiteiten.
 
III. Subsidievormen
  • 1.
    Budgetsubsidie
  • 2.
    Organisatiesubsidie
 
IV. Subsidiabele organisaties
  • 1.
    Slachtofferhulp
  • 2.
    Rode Kruis
 
V. Specifieke voorschriften
  • 1.
    Tot en met 2008 verliep de subsidiëring van de Stichting Slachtofferhulp Nederland via de Regio Achterhoek. Ingaande 2009 voert de Regio Achterhoek nog slechts de regie over een beperkt aantal programma’s. Dat houdt ook in dat de subsidieverstrekking aan Slachtofferhulp sinds 2009 weer via de individuele gemeenten verloopt. Hiervoor wordt op basis van € 0,25 per inwoner een budget in de gemeentebegroting opgenomen;
  • 2.
    Organisatiesubsidie aan het Rode Kruis wordt versterkt op basis van een vaste norm van € 1.000,00.
Hoofdstuk 4 INCIDENTELE PROJECTSUBSIDIES
Artikel 4.1. INCIDENTELE PROJECTSUBSIDIES
I. Doelstelling
Het subsidiebeleid dient voldoende flexibel te zijn. Het dient ruimte te bevatten voor subsidiëring van extra te stimuleren of onvoorziene activiteiten zonder dat een begrotingswijziging noodzakelijk is met de daaruit voortvloeiende, veelal tijdrovende, besluitvormingsprocedure. In de gemeentebegroting is structureel een subsidiebudget opgenomen voor incidentele projectsubsidies. Met deze eenmalige projectsubsidies wil de raad een stimulans geven voor initiatieven voor nieuwe activiteiten en evenementen binnen onze gemeentegrenzen. Indien beoogt wordt deze nieuwe activiteiten een structureel c.q. periodiek terugkerend karakter te geven, dienen deze na het startjaar zonder gemeentesubsidie gerealiseerd te worden. Het verstrekken van projectsubsidies heeft dus nadrukkelijk geen financiële doorwerking naar volgende jaren.
 
II. Activiteiten/beleidskader
Zowel door reeds gesubsidieerde als (nog) niet gesubsidieerde instellingen kan een beroep gedaan worden op een incidentele projectsubsidie. Om voor een dergelijk éénmalige subsidie in aanmerking te komen dient men te voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen onder het kopje specifieke voorschriften. De gemeenteraad heeft hiervoor in de gemeentebegroting jaarlijks een budget opgenomen van maximaal € 12.900,00.
 
Incidentele projectsubsidie kan worden toegekend in de vorm of ten behoeve van:
  • .
    een éénmalige startsubsidie voor nieuwe instellingen, die in de lopende subsidieperiode nog niet in aanmerking komen voor een structurele subsidie volgens de beleidsregels, maar overigens wel voldoen aan de in deze beleidsregels opgenomen voorwaarden. De startsubsidie wordt gedurende de lopende subsidieperiode éénmalig ineens toegekend en bevat een bedrag van maximaal € 500,00 per nog niet verstreken jaar van de lopende subsidieperiode (afhankelijk van de reguliere subsidienormen van vergelijkbare organisaties volgens de beleidsregels);
  • .
    een éénmalige experimentsubsidie voor reeds gesubsidieerde instellingen, die bij wijze van proef een nieuwe activiteit willen organiseren en waarvan een extra wervend of stimulerend effect wordt verwacht;
  • .
    een éénmalige organisatiesubsidie voor activiteiten die een vernieuwend en bijzonder karakter kennen, waarmee duidelijk sprake is van een meerwaarde ten opzichte van het reeds gesubsidieerde activiteitenpakket;
  • .
    een éénmalige garantiesubsidie voor activiteiten met een vernieuwend karakter, die naar verwachting kostendekkend plaats kunnen vinden, maar zonder gemeentelijke garantie anders wellicht niet van de grond komen.
 
III. Subsidievormen
  • 1.
    Incidentele projectsubsidie
     
IV. Specifieke voorschriften
  • .
    De te verstrekken projectsubsidie bedraagt maximaal € 1.000,00 per aanvraag.
  • .
    Aanvragen voor projectsubsidies worden jaarlijks op volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij als datum geldt het moment waarop een aanvraag als volledig beschouwd kan worden.
  • .
    Het toekennen van een projectsubsidie kan slechts plaatsvinden zolang het daartoe beschikbaar gestelde budget dat toelaat.
  • .
    De activiteit waarvoor een projectsubsidie wordt aangevraagd moet een aantoonbare toegevoegde waarde hebben ten aanzien van de volgens de beleidsregels structureel reeds gesubsidieerde activiteiten.
  • .
    De activiteit waarvoor een projectsubsidie wordt aangevraagd moet een duidelijke binding hebben met de Aaltense gemeenschap c.q. een duidelijk gemeentelijk belang dienen.
  • .
    De activiteit waarvoor een projectsubsidie wordt aangevraagd mag niet ter opluistering dienen van een specifieke godsdienstige of politieke bijeenkomst.
  • .
    De activiteit waarvoor een projectsubsidie wordt aangevraagd mag niet het karakter hebben van een feest of receptie.
  • .
    De activiteit waarvoor een projectsubsidie wordt aangevraagd mag geen commercieel doel hebben of commercieel belang dienen.
  • .
    De aanvrager van een projectsubsidie moet aan kunnen tonen dat de projectsubsidie van essentieel belang is voor het doorgaan van de beoogde activiteit.
  • .
    De aanvrager van een projectsubsidie zal desgevraagd aan moeten kunnen tonen dat de te subsidiëren activiteit daadwerkelijk doorgang heeft gevonden en dat de daarvoor verstrekte projectsubsidie overeenkomstig de beoogde doelstelling is besteed.
  • .
    De activiteit waarvoor projectsubsidie aangevraagd wordt, zal in principe algemeen toegankelijk moeten zijn en binnen de grenzen van de gemeente Aalten worden uitgevoerd.
  • .
    Voor een (vergelijkbare) activiteit waarvoor eerder een projectsubsidie is verstrekt kan niet opnieuw een aanvraag worden ingediend.
  • .
    Een projectsubsidie kan niet aangevraagd worden voor investeringskosten.
  • .
    Kosten die gemaakt worden ter voorbereiding van de activiteit of die gemaakt worden voor activiteiten noodzakelijk voor het laten plaatsvinden van de activiteit of welke noodzakelijk zijn om aan de algemene voorwaarden van de subsidieverordening te kunnen voldoen zijn niet subsidiabel. Hierbij dient gedacht te worden aan kosten van notariële akten, leges voor aanvragen voor het verkrijgen van de noodzakelijke vergunningen, portokosten, reclame- c.q. presentatiekosten, automatiserings-hardware, e.d.
Hoofdstuk 5 INCIDENTELE INVESTERINGSUBSIDIES
Artikel 5.1. INCIDENTELE INVESTERINGSUBSIDIES
I. Doelstelling
Met het beleidsinstrument investeringsubsidie wil de gemeente Aalten een aantal onder de subsidiebeleidsregels vallende specifieke categorieën van subsidiënten stimuleren in het stichten, uitbreiden en/of renoveren van eigen accommodaties, die voor een goede uitoefening van de subsidiabel geachte activiteiten van deze subsidiënten noodzakelijk zijn.
 
II. Activiteiten/beleidskader
Door een aantal specifiek te benoemen categorieën van reeds gesubsidieerde lokaal gevestigde instellingen kan een beroep gedaan worden op een investeringsubsidie. Om voor een dergelijk incidentele subsidie in aanmerking te komen zal men moeten voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen onder het kopje specifieke voorschriften. De gemeenteraad kan hiervoor een maximaal jaarlijks budget, aan te merken als subsidieplafond, in de gemeentebegroting opnemen;
 
Incidentele investeringsubsidie kan worden toegekend in de vorm van:
een bedrag ineens, welke wordt berekend aan de hand van 50% van de, overeenkomstig de hieraan ten grondslag liggende specifieke voorschriften, als subsidiabel aan te merken investeringskosten, waarvan 1/3 deel in de vorm van een subsidiebedrag wordt uitgekeerd; Indien geen voldoende gespecificeerde (per te onderscheiden onderdeel uitgesplitste) kostenbegroting voor de beoogde investering kan worden ingediend, bestaat de mogelijkheid voor het college om zelf, bijvoorbeeld op basis van toe te rekenen m², een kostenverdeling subsidiabel / niet-subsidiabel te maken;
ten behoeve van:
als vrijwilligersorganisatie aan te merken welzijnorganisaties die op basis van de volgende deelterreinen van beleidsregels reeds voor een structurele organisatiesubsidie in aanmerking komen:
  • .
    beleidsregel sport, deelterrein sportbeoefening/sportstimulering, onderdeel buitensport;
  • .
    beleidsregel jeugd, deelterrein speeltuinen;
  • .
    beleidsregel jeugd, deelterrein kinder- en jeugdwerk;
  • .
    beleidsregel sociaal cultureel werk, deelterrein opbouwwerk, onderdeel verenigingsgebouwen/dorps- of buurtschaphuizen;
     
III. Subsidievormen
  • 1.
    Incidentele investeringsubsidie
 
IV. Specifieke voorschriften
  • .
    De te verstrekken investeringsubsidie is afhankelijk van het aantal actieve leden c.q.deelnemers en bedraagt per aanvraag maximaal € 8.000,00 van 20 tot 50 leden/ deelnemers, € 20.000,00 bij 50 tot 100 leden/deelnemers, € 40.000,00 bij 100 tot 150 leden/deelnemers, € 60.000,00 bij 150 tot 200 leden/deelnemers en € 80.000,00 bij 200 leden/deelnemers.
  • .
    Aanvragen voor investeringsubsidies worden jaarlijks op volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij als datum geldt het moment waarop een aanvraag als volledig beschouwd kan worden.
  • .
    Indien de raad een subsidieplafond heeft ingesteld, kan het toekennen van een investeringsubsidie slechts plaatsvinden zolang het daartoe beschikbaar gestelde budget dat toelaat. Als dit niet het geval is beslist de raad op dat moment of er, naar zijn mening, voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om het verzoek te kunnen honoreren.
  • .
    Aanvragen die binnenkomen nadat het subsidieplafond, indien als zodanig bepaald, is bereikt, kunnen na overleg, worden doorgeschoven naar het volgende kalenderjaar.
  • .
    De aanvrager moet, naar het oordeel van het college, voldoende aannemelijk kunnen onderbouwen, dat er een noodzakelijke behoefte bestaat aan de beoogde nieuwbouw, uitbreiding of renovatie. Bij deze beoordeling zijn de volgende punten in ieder geval van belang: De reeds in de gemeente beschikbare (soortgelijke) voorzieningen en de bijbehorende (beschikbare) capaciteit; De technische en economische levensduur van de te vervangen accommodatie, alsmede aantoonbaar effectief en efficiënt gebruik van (delen van) de beoogde nieuwe bebouwing.
  • .
    De investeringsubsidie voor nieuwe of te vervangen accommodatie wordt beperkt tot maximaal de aan de voor bouw en inrichting landelijk gestelde normen (bijv. normen NOC*NSF), voor zover daarvan bij de aanvraag sprake zou zijn.
  • .
    Als subsidiabele investeringskosten worden alleen die kosten beschouwd die gemaakt worden voor die ruimten, die strikt noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de subsidiabele hoofdactiviteiten van de aanvrager. Ruimten als keukens, kantines, tribunes, bestuur- en vergaderruimtes vallen hier niet onder.
  • .
    Bij buitensportverenigingen komen strikt de kosten voor kleed- en doucheruimten (incl. sanitair) voor subsidie in aanmerking.
  • .
    Investeringsubsidie wordt alleen toegekend indien de aanvrager concreet aantoont dat er, naast de subsidie, afdoende dekkingsmiddelen beschikbaar zijn voor de financiering van de gehele investering.
  • .
    Aan de toekenning van een investeringsubsidie wordt als voorwaarde een bepaling verbonden dat indien blijkt dat het gebouw (of de voorziening) niet behoorlijk wordt onderhouden, niet overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt of zonder voorafgaande toestemming geregeld wordt gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor het is opgericht, de bijdrage geheel of gedeeltelijk kan worden teruggevorderd; Daarnaast komen de op het gebouw rustende zakelijke belastingen (onroerend zaak belasting en waterschapslasten) voor rekening van de vereniging.
  • .
    Met het uitvoeren van de werkzaamheden, voortvloeiend uit de beoogde investering, mag niet eerder worden gestart dan na het vallen van een definitief besluit van het college omtrent het toekennen van een investeringsubsidie.
  • .
    Een vereniging kan slechts één aanvraag voor een investeringsubsidie per boekjaar indienen. Hiermee wordt mede bedoeld dat daar waar naar de mening van het college van Burgemeester en Wethouders duidelijk sprake is van een samenhangend geheel van renovatie-, ver- of nieuwbouwwerkzaamheden slechts eenmalig een investeringsubsidieaanvraag kan worden ingediend en subsidietechnisch geen sprake kan zijn van het opknippen en over meerdere boekjaren verspreid uitvoeren van een samenhangend investeringswerk.
  • .
    Geen investeringsubsidie kan worden aangevraagd voor vervanging, uitbreiding of renovatie van verenigingsgebouwen, waarvoor op basis van een privatiseringsbesluit de exploitatie en het beheer expliciet aan de vereniging/instelling is overgedragen.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Aalten in zijn openbare vergadering van 22 september 2015.

De voorzitter, G. Berghoef

De griffier, M.A.J.B. Fiering

Naar boven