Nadere regels en beleidsregels Re-integratie Participatiewet IOAW en IOAZ gemeente Eersel 2015
Burgemeester en wethouders van de gemeente Eersel;
overwegende dat:
per 1 januari 2015 de Invoeringswet Participatiewet werking is getreden;
de Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Eersel 2015 aan het college de bevoegdheid geeft om nadere regels op grond van de artikelen 9, 11, 15 en 16 te stellen ten aanzien van de uitvoering van deze verordening en ten aanzien van de inzet van andere dan in de deze verordening genoemde re-integratievoorzieningen;
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015;
besluiten vast te stellen:
Nadere regels en b eleidsregels Re-integratie Participatiewet , IOAW en IOAZ gemeente Eersel 2015
Artikel 1 Sociale activering
  • 1.
    Sociale activering kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling of, als dat (nog) niet mogelijk is, maatschappelijke participatie.
  • 2.
    Sociale activering heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, maatschappelijk nuttige activiteiten te laten verrichten, zo mogelijk met het oogmerk om hiermee werkritme op te doen.
  • 3.
    Sociale activering wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.
  • 4.
    Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende (nog) geen perspectief heeft op regulier werk en dat inzet van sociale activering, mede gelet op het tweede lid, wenselijk is.
Artikel 2 Oriëntatiestage
  • 1.
    Een oriëntatiestage kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.
  • 2.
    De oriëntatiestage heeft enerzijds als doel de belanghebbende zich te laten oriënteren op verschillende werksoorten en aspecten die samenhangen met arbeid en anderzijds het college de mogelijkheid te geven zich te oriënteren op de mogelijkheden van arbeid voor de belanghebbende.
  • 3.
    Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte termijn geen reëel perspectief heeft op regulier werk en een oriëntatiestage, mede gelet op het tweede lid, geïndiceerd is.
  • 4.
    Deze voorziening kan niet worden ingezet indien hierdoor de concurrentieverhoudingen onverantwoord worden beïnvloed of indien door deze voorziening verdringing van reguliere werknemers plaatsvindt.
  • 5.
    De oriëntatiestage duurt maximaal drie maanden
  • 6.
    Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de in het vorige lid genoemde periode eenmalig met maximaal drie maanden worden verlengd.
Artikel 3 Stage
  • 1.
    Een stage kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.
  • 2.
    De stage heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, door middel van arbeid werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied.
  • 3.
    Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte termijn geen reëel perspectief heeft op regulier werk en een stage, mede gelet op het tweede lid, geïndiceerd is.
  • 4.
    Deze voorziening kan niet worden ingezet indien hierdoor de concurrentieverhoudingen onverantwoord worden beïnvloed of door deze voorziening verdringing van reguliere werknemers plaatsvindt.
  • 5.
    De stage duurt maximaal drie maanden.
  • 6.
    Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de in het vorige lid genoemde periode eenmalig met maximaal drie maanden worden verlengd.
  • 7.
    Het college kan van de stagebiedende instelling of van het stagebiedende bedrijf een vergoeding vragen voor de stage.
Artikel 4 Werkervaringsplaats
  • 1.
    Een werkervaringsplaats kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.
  • 2.
    Een werkervaringsplaats heeft als doel het ontwikkelen van werknemersvaardigheden en het
    opdoen van werkervaring.
  • 3.
    Deze voorziening kan niet worden ingezet indien hierdoor de concurrentieverhoudingen
    onverantwoord worden beïnvloed of door deze voorziening verdringing van reguliere werknemers
    plaatsvindt.
  • 4.
    Een werkervaringsplaats duurt maximaal twaalf maanden.
  • 5.
    Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven dan kan de in het vorige lid
    genoemde periode eenmalig met maximaal twaalf maanden worden verlengd.
Artikel 5 Proefplaatsing
  • 1.
    Een proefplaatsing kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.
  • 2.
    De proefplaatsing heeft als doel de belanghebbende en de werkgever te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid door de belanghebbende.
  • 3.
    Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende na proefplaatsing perspectief heeft op regulier werk en een proefplaatsing, mede gelet op het tweede lid, geïndiceerd is.
  • 4.
    Deze voorziening kan niet worden ingezet indien hierdoor de concurrentieverhoudingen onverantwoord worden beïnvloed of door deze voorziening verdringing van reguliere werknemers plaatsvindt.
  • 5.
    De proefplaatsing duurt maximaal drie maanden.
  • 6.
    Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven dan kan de in het vorige lid genoemde periode eenmalig met maximaal drie maanden worden verlengd.
Artikel 6 No-risk polis
  • 1.
    Het college kan aan de werkgever die een persoon behorend tot de doelgroep loonkostensubsidie
    in dienst neemt een no-risk polis aanbieden, welke de loondoorbetalingsverplichting voor de werk-
    gever bij ziekte van de desbetreffende werknemer afdekt.
  • 2.
    Het college sluit aan bij de regeling die hiervoor in het Regionaal Werkbedrijf Zuidoost-Brabant is
    vastgesteld.
Artikel 7 Inkomstenvrijlating
  • 1.
    De vrijlating van inkomsten uit deeltijdwerk als bedoeld in artikel 31 lid 2 aanhef en onder n en
    artikel 31 lid 2 aanhef en onder r van de Participatiewet is, naast de wettelijke voorwaarden, van
    toepassing indien de arbeid volgens het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.
  • 2.
    Het college is van oordeel dat alle arbeid als bedoeld onder het eerste lid bijdraagt aan de ar-
    beidsinschakeling, met uitzondering van arbeid die reeds is aangevangen voor de ingangsdatum
    van de uitkering krachtens de Participatiewet, IOAW of IOAZ.
  • 3.
    Indien sprake is van een gezin geldt de vrijlating per meerderjarig gezinslid dat voldoet aan het
    eerste lid.
  • 4.
    De vrijlating geldt niet voor het inkomen dat door belanghebbende niet aan het college is gemeld.
Artikel 8 Individuele studietoeslag
  • 1.
    De hoogte van de individuele studietoeslag bedraagt 25% van het wettelijk bruto minimumloon
    dat voor de belanghebbende geldt.
  • 2.
    De individuele studietoeslag wordt maandelijks uitbetaald.
Artikel 9 Scholing
  • 1.
    Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.
  • 2.
    Voor de scholing die wordt aangeboden of waarvoor subsidie wordt verleend gelden de navolgende voorwaarden:
    • a.
      de scholing dient te zijn gericht op arbeidsinschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid;
    • b.
      goedkoopst adequate scholingsmogelijkheid moet worden benut.
  • 3.
    Voor de Nugger en de Anw-er geldt daarnaast de aanvullende voorwaarde dat deze zich beschikbaar dient te stellen voor algemeen geaccepteerde arbeid voor tenminste 19 uur per week.
Artikel 10 Tegenprestatie
De tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal tien uren per week en voor de maximale duur van een aaneengesloten periode van zes maanden.
Artikel11Hardheidsclausule
Indien onverkorte toepassing van de nadere regels leidt tot situaties die onredelijk en onbillijk zijn, kan hiervan worden afgeweken.
Artikel 12 Inwerkingtreding
Deze nadere regels en beleidsregels treden in werking op de achtste dag na die van bekendmaking
en werken terug tot en met 1 juli 2015.
Artikel 13 Citeertitel
Deze regels kunnen worden aangehaald als ‘Nadere regels en beleidsregels Re-integratie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Eersel 2015”.
Aldus besloten in de vergadering van 4 augustus 2015
Burgemeester en wethouders van de gemeente Eersel,
de secretaris, de heer H.J.M. Timmermans
de burgemeester, mevrouw J.A.M. Thijs-Rademakers
Naar boven