Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2015
De raad der gemeente Waddinxveen;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 augustus 2015;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
besluit
vast te stellen
de Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2015.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
 
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Indeling programma’s en paragrafen
  • 1.
    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.
  • 2.
    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode per programma de speerpunten van beleid vast die zij in deze periode in ieder geval wil realiseren.
  • 3.
    De raad stelt op voorstel van het college per programma en indien mogelijk ook voor de paragrafen relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten (prestatie-indicatoren) en/of de maatschappelijke effecten (effect-indicatoren) van het gemeentelijke beleid.
  • 4.
    De raad stelt vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de wettelijk verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.
 
Artikel 3. Planning en control cyclus
Binnen 1 maand na aanvang van een begrotingsjaar biedt het college aan de raad een document aan betreffende de planning en control cyclus voor dat begrotingsjaar. Dit document bevat tevens de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de kaderbrief, de tussentijdse rapportage(s) en de begroting inclusief meerjarenraming.
 
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
  • 1.
    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.
  • 2.
    In de programma’s van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde door de raad te autoriseren investeringskrediet weergegeven. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt dit samengevat. In deze samenvatting worden meegenomen de ramingen van de uitputting in de begroting van reeds eerder door de raad geautoriseerde investeringskredieten.
  • 3.
    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in art. 20 en art. 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.
  • 4.
    In de jaarstukken wordt van de investeringen en meerjarige projecten (groot onderhoud) de uitputting van de geautoriseerde kredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.
 
Artikel 5. Kaders begroting
  • 1.
    Het college biedt voor 15 juni van het lopende begrotingsjaar aan de raad een kaderbrief aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders, inclusief de begrotingsuitgangspunten, van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.
  • 2.
    In de kaderbrief wordt onder de algemene dekkingsmiddelen een post onvoorzien opgenomen voor een vast bedrag per inwoner.
 
Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten
  • 1.
    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting per programma en van de algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien de totale baten en lasten, inclusief reserves mutaties.
  • 2.
    Bestedingen kleiner dan € 10.000 ten laste van de post onvoorzien worden door de raad gemandateerd aan het college.
  • 3.
    De ramingen van onderhoudsbudgetten in de begroting zijn gebaseerd op de meerjarige beheerplannen (onderhoudsplannen) met bijbehorende kwaliteitsniveau’s, zoals die door de raad zijn vastgesteld.
  • 4.
    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. In ieder geval is dit van toepassing op de investeringen in bovenwijkse voorzieningen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de programma’s en de financiële positie geautoriseerd.
  • 5.
    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.
  • 6.
    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaande aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 500.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
 
Artikel 7. Tussentijdse rapportage (Burap)
  • 1.
    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 6 maanden en de eerste 9 maanden van het lopende boekjaar en de gevolgen van afwijkingen voor het lopende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De eerste rapportage wordt in september en de tweede rapportage in december van het lopende begrotingsjaar door de raad behandeld. De eerste rapportage betreft met name een rapportage op de voortgang van beleid en de tweede rapportage een financiële afwijkingenrapportage.
  • 2.
    Een tussenrapportage bevat per programma minimaal een overzicht met de bijgestelde raming van:
    • a.
      de baten en lasten per programma;
    • b.
      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien;
    • c.
      het totale saldo van baten en lasten volgend uit de onderdelen a en b;
    • d.
      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;
    • e.
      en het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d. alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.
  • 3.
    In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op onderdelen van de ramingen van de baten en/of lasten van programma’s en algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien voor een bedrag groter dan € 50.000 of 5% van het totaal van de baten en/of lasten nader toegelicht.
  • 4.
    In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op investeringskredieten voor een bedrag groter dan € 50.000 of 5% van het kredietbedrag nader toegelicht.
  • 5.
    In de tussentijdse rapportages worden bestedingen kleiner dan € 10.000,- ten laste van onvoorzien, welke door de raad zijn gemandateerd aan het college, nader toegelicht. In de jaarstukken vindt een volledige verantwoording van de bestedingen ten laste van onvoorzien plaats.
 
Artikel 8. Criteria voor overheveling jaargebonden budgetten
  • 1.
    Indien de activiteiten, waarvoor de raad een jaargebonden budget beschikbaar heeft gesteld, niet of niet geheel in het boekjaar kunnen worden uitgevoerd, dan is onder de volgende voorwaarden, de mogelijkheid van overheveling aanwezig. Een voorstel hiervoor zal door het college aan de raad worden voorgelegd als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • a.
      Het gaat om incidenteel toegekende middelen of budget dat wordt gedekt door gelden van derden;
    • b.
      De gevraagde ruimte is op het betreffende beschikbaar gestelde budget in het boekjaar nog aanwezig;
    • c.
      Aangetoond is dat de afwikkeling door omstandigheden niet heeft kunnen plaatsvinden;
    • d.
      In geval van de afronding van lopende zaken is vastgesteld dat de uitvoering ervan als urgent beschouwd moet worden c.q. met derden zijn aantoonbaar uitvoeringsafspraken gemaakt dan wel voor nog op te starten activiteiten is de beleidsinhoudelijke noodzaak nog steeds aanwezig;
    • e.
      Het over te hevelen budget is van materieel belang, waarbij er sprake moet zijn van een minimaal bedrag van € 25.000 en
    • f.
      De uitvoering van de activiteiten kan worden ingebed in de werkplanning van het nieuwe boekjaar, zodat de daadwerkelijke realisatie van de nog uit te voeren prestatie uiterlijk plaatsvindt vóór de afronding van het nieuwe boekjaar.
  • 2.
    In de tweede bestuursrapportage en/of de jaarstukken wordt een deugdelijke toelichting op de omvang en de oorzaak van een niet besteed jaargebonden budget opgenomen.
  • 3.
    Bij de jaargebonden budgetten zijn de volgende twee gevallen voor overheveling in ieder geval uitgesloten:
    • g.
      Budgetten voor de grondexploitatie, omdat deze budgetten jaarlijks naar de stand per begin van het nieuwe boekjaar opnieuw worden bepaald en beschikbaar gesteld en
    • h.
      Budgetten waarbij op grond van een daartoe genomen raadsbesluit de verschillen tussen het beschikbaar gestelde budget en de werkelijke kosten/opbrengsten worden verrekend met een daartoe ingestelde (egalisatie)reserve/voorziening.
 
Artikel 9. EMU-saldo
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
 
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa
  • 1.
    Het college biedt, indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen, een bijgestelde “Nota waardering en afschrijving vaste activa” aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota geeft de beleidskaders aan voor de activering, waardering en afschrijving van de vaste activa.
  • 2.
    Alle investeringen met een economisch of maatschappelijk nut, meer dan of gelijk aan € 25.000, worden geactiveerd. Bij investeringen met een economisch nut is dit met uitzondering van kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde. Het genoemde bedrag is exclusief eventuele verrekenbare of compensabele BTW.
  • 3.
    De te hanteren afschrijvingstermijn voor een bepaald actief is afhankelijk van de verwachte toekomstige gebruiksduur. Materiële vaste activa worden in beginsel afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstabel bij de “Nota waardering en afschrijving vaste activa”. Deze tabel is richtinggevend, maar niet limitatief en niet bindend. Wanneer wordt afgeweken van de in bijlage afschrijvingstabel aangegeven afschrijvingstermijnen dan dient dit bij de kredietaanvraag aan de raad te worden gemotiveerd.
  • 4.
    (Dis)agio en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.
  • 5.
    De kosten van onderzoek en ontwikkeling, die voldoen aan de wettelijke voorwaarden, worden geactiveerd en afgeschreven nadat de raad het bijbehorende krediet heeft toegekend. Afgeschreven wordt in 4 jaar startend met ingang van het jaar na het raadsbesluit over het hier uit voortvloeiende uitvoeringskrediet.
 
Artikel 11. Reserves en voorzieningen
  • 1.
    Het college biedt, indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen, een bijgestelde “Nota reserves en voorzieningen inclusief rentebeleid” aan ter behandeling en vaststelling door de raad. Deze nota behandelt:
    • a.
      de vorming en besteding van reserves;
    • b.
      de vorming en besteding van voorzieningen;
    • c.
      en het rentebeleid.
  • 2.
    Bij een voorstel aan de raad voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:
    • d.
      het specifieke doel van de reserve;
    • e.
      de voeding van de reserve;
    • f.
      indien van toepassing, de maximale hoogte van de reserve (het plafond);
    • g.
      en de maximale looptijd.
 
Artikel 12. Kostprijsberekening
  • 1.
    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
  • 2.
    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.
  • 3.
    Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.
 
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
  • 1.
    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
  • 2.
    Bij het verstrekken van leningen of borgstellingen aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.
  • 3.
    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
  • 4.
    Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:
    • a.
      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;
    • b.
      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;
    • c.
      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;
    • d.
      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;
    • e.
      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;
    • f.
      een bevoordeling van publieke media-instellingen en
    • g.
      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.
 
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
  • 1.
    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolheffing, afvalstoffenheffing/reinigingsrechten, leges, lijkbezorgingsrechten, marktgelden en (ver)huurtarieven.
  • 2.
    Het college biedt, indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen, de raad een bijgestelde nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.
  • 3.
    Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.
 
Artikel 15. Financieringsfunctie
  • 1.
    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:
    • a.
      Voor het aantrekken van financieringen worden offertes opgevraagd bij minimaal drie financiële ondernemingen/tussenpersonen alvorens middelen worden aangetrokken. Deze offertes worden schriftelijk vastgelegd en
    • b.
      Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.
  • 2.
    De wettelijke kasgeldlimiet, zoals bedoeld in artikel 1. onder f, van de Wet Fido wordt in principe niet overschreden. Indien de gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet toch overschrijdt dan stelt het college de raad en de toezichthouder daarvan op de hoogte met een bijbehorende plan om binnen de kasgeldlimiet te komen.
  • 3.
    De wettelijke renterisiconorm, zoals bedoeld in artikel 1. onder h, van de Wet Fido wordt in principe niet overschreden. Indien de gemeente de renterisiconorm toch overschrijdt dan stelt het college de raad en de toezichthouder daarvan op de hoogte in de Paragraaf financiering van de begroting voor het eerstvolgende begrotingsjaar en vraagt hiervoor ontheffing aan de toezichthouder.
  • 4.
    Bij het verstrekken van garanties en borgstellingen neemt het college de volgende kaders in acht:
    • c.
      Garanties waarbij de gemeente direct moet betalen als de geldverstrekker daarom vraagt zijn niet toegestaan. Garanties zijn daarom te allen tijde borgstellingen, waarbij eerst de hoofdschuldenaar door de geldverstrekker wordt aangesproken; en
    • d.
      Gebruik wordt gemaakt van waarborgfondsen, zoals het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, het Waarborgfonds Sport en het Waarborgfonds Zorg. Indien geen beroep kan worden gedaan op een Waarborgfonds dan worden door de gemeente zoveel mogelijk zekerheden gevestigd.
 
Hoofdstuk 4. Paragrafen
Artikel 16. Lokale heffingen
De paragraaf bevat naast de in het BBV vastgelegde verplichte informatie ook informatie over de mate van kostendekkendheid van de rioolheffing, afvalstoffenheffing en lijkbezorgingsrechten.
 
Artikel 17. Financiering
De paragraaf bevat naast de in het BBV vastgelegde verplichte informatie minimaal de volgende aanvullende financiële informatie die bijdragen aan het beeld over de financiële positie van de gemeente:
  • a.
    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;
  • b.
    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage en
  • c.
    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar.
 
Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing
Het college biedt, indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen, een bijgestelde “Nota risicomanagement en weerstandsvermogen” aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt onder andere ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, weerstandsvermogen of anderszins en het instrumentarium van beheersmaatregelen. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.
 
Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen
  • 1.
    De paragraaf bevat naast de in het BBV vastgelegde verplichte informatie minimaal de volgende aanvullende financiële informatie die bijdragen aan het beeld over het onderhoud van de kapitaalgoederen van de gemeente:
    • a.
      de voortgang van het geplande onderhoud en
    • b.
      de omvang van het achterstallig onderhoud inclusief de maatregelen die getroffen worden om de achterstanden in te halen.
  • 2.
    Er is sprake van een ondergrens voor wat betreft het vast te stellen onderhoudsniveau van kapitaalgoederen. Dit is het minimale niveau waarop nog geen kapitaalvernietiging plaatsvindt.
  • 3.
    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft in ieder geval het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair (incl. openbare verlichting). De raad stelt het plan vast.
  • 4.
    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.
  • 5.
    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.
 
Artikel 20. Bedrijfsvoering
De paragraaf bevat naast de in het BBV vastgelegde verplichte informatie aanvullende informatie over wat we willen bereiken/hebben bereikt en daarvoor gaan doen/hebben gedaan voor de diverse onderdelen van bedrijfsvoering eventueel aangevuld met relevante financiële informatie en kengetallen.
 
Artikel 21. Verbonden partijen
De paragraaf bevat minimaal de in het BBV vastgelegde verplichte informatie.
 
Artikel 22. Grondbeleid
  • 1.
    De paragraaf bevat minimaal de in het BBV vastgelegde verplichte informatie.
  • 2.
    Het college biedt, indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen, een bijgestelde “Nota grondbeleid” aan ter behandeling en vaststelling door de raad
  • 3.
    Het college biedt, indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen, een bijgestelde “Nota winstneming en afroming” aan ter behandeling en vaststelling door de raad
 
Hoofdstuk 5. Financiele organisatie en financieel beheer
Artikel 23. Administratie
  • 1.
    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
    • a.
      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;
    • b.
      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, etc.;
    • c.
      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;
    • d.
      het verschaffen van informatie ten behoeve van indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;
    • e.
      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving en
    • f.
      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.
  • 2.
    Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
 
Artikel 24. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
  • a.
    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;
  • b.
    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;
  • c.
    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;
  • d.
    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;
  • e.
    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;
  • f.
    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;
  • g.
    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;
  • h.
    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen en
  • i.
    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommenzodat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
 
Artikel 25. Interne controle
  • 1.
    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
  • 2.
    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel.
 
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2010 wordt ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar t worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t 1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op de planning & control documenten die betrekking hebben op het begrotingsjaar t 1 en later, met uitzondering van de integratie van het tMPG in de jaarstukken over jaar t.
 
Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van bekendmaking.
  • 2.
    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2015.
 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 16 september 2015.

De griffier, De burgemeester,

(mr. F.W. van der Dussen), (drs. H.P.L. Cremers)

Naar boven