Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester)(3B, 2015, 184)
 
Afdeling 3B
Nummer 184
Publicatiedatum 1 september 2015
Onderwerp
Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester)
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 30 juni 2015 hebben besloten:
I.de Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester) als volgt vast te stellen:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    college: college van burgemeester en wethouders;
  • b.
    primair besluit: het besluit waartegen het bezwaar is gericht;
  • c.
    primair organisatieonderdeel: het organisatieonderdeel waarvan de afdeling deel uitmaakt, waar het primair besluit is voorbereid.
Artikel 1.2 Reikwijdte van de regeling
Deze regeling is van toepassing op het voorbereiden en het nemen van beslissingen op bezwaar door of vanwege:
  • 1.
    functionarissen voor zover hen deze bevoegdheid is gemandateerd overeenkomstig het bevoegdhedenbesluit, en
  • 2.
    bestuurscommissies voor zover het, overeenkomstig punt 4 van de “algemene bepalingen en beperkingen” van het bevoegdhedenregister, behorende bij de verordening op de bestuurscommissies, om gemandateerde of gedelegeerde bevoegdheden gaat.
Hoofdstuk 2 De bezwaarschriftencommissie van het college
Artikel 2.1 Instelling en samenstelling van de commissie
  • 1.
    De commissie bestaat uit leden werkzaam onder verantwoordelijkheid van het college en van wie één als voorzitter optreedt en één als secretaris.
  • 2.
    De leden zijn in beginsel werkzaam bij het primair organisatieonderdeel en/of de directie Juridische Zaken dan wel een ander aangewezen organisatieonderdeel.
  • 3.
    Niet meer dan één lid van de commissie, niet zijnde de voorzitter, is bij de voorbereiding van het besluit betrokken geweest.
  • 4.
    Het college kan algemene instructies geven over de samenstelling van de commissie.
Artikel 2.2 Eenhoofdige commissie
  • 1.
    Het college kan de advisering in een incidenteel geval of voor een categorie bezwaren opdragen aan een bezwaarschriftencommissie bestaande uit één persoon.
  • 2.
    Dit gebeurt niet wanneer de advisering ingevolge artikel 2.3 wordt opgedragen aan een externe commissie.
Artikel 2.3 Externe bezwaarschriftencommissie
  • 1.
    De advisering over een bezwaar of een categorie bezwaren kan door het college worden opdragen aan een commissie, waarvan in ieder geval de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Dit kan bijvoorbeeld in:
    • -
      gevallen waarin de neutraliteit en objectieve oordeelsvorming binnen de gemeente niet (afdoende) kunnen worden geborgd;
    • -
      gevallen waarin de schijn zou kunnen ontstaan dat een bezwaarschrift niet met de noodzakelijke onbevangenheid en onbevooroordeeldheid kan worden behandeld, of
    • -
      bijzondere gevallen die een zeer specifieke deskundigheid vereisen die binnen de gemeente niet aanwezig is.
  • 2.
    De voorzitter en de leden worden door het college, of namens hen door de directeur Juridische Zaken, aangewezen.
Artikel 2.4 In mandaat beslissen op bezwaar
  • 1.
    Indien mandaat is verleend tot het beslissen op bezwaar, worden bij de voorbereiding van die beslissing(en) de instructies van de directeur Juridische Zaken in acht genomen.
  • 2.
    Van het mandaat wordt geen gebruik gemaakt indien sprake is van politiek of bestuurlijk gevoelige onderwerpen. Onder politiek of bestuurlijk gevoelige onderwerpen wordt in ieder geval verstaan, onderwerpen waarbij:
o hoge afbreukrisico’s aanwezig zijn;
o dienst/RVE- of stadsdeeloverstijgende belangen spelen;
o uniforme besluitvorming gewenst is;
o strategische belangen van het stadsbestuur in het geding zijn;
o expertise nodig is die bij het organisatieonderdeel van gemandateerde niet goed is ontwikkeld.
3.In gevallen waarin geen mandaat is verleend, of indien van het mandaat geen gebruik kan worden gemaakt, is de directeur Juridische Zaken bevoegd op het bezwaar te beslissen. Van deze bevoegdheid kan ondermandaat verleend worden.
Hoofdstuk 3 De bezwaarschriftencommissie van de burgemeester
Artikel 3.1 Instelling en samenstelling van de commissie
De artikelen 2.1 tot en met 2.4 zijn van overeenkomstige toepassing op de bezwaarschriftencommissie van de burgemeester, met dien verstande dat voor «college» wordt gelezen «burgemeester».
Hoofdstuk 4 Werkwijze
Artikel 4.1 Informele aanpak van het bezwaar
De bezwaarschriftencommissie onderzoekt of door middel van een informele aanpak een oplossing kan worden gevonden, alvorens een formele bezwaarschriftenprocedure wordt gestart. De commissie verricht daartoe de nodige handelingen.
Artikel 4.2. Vooronderzoek
  • 1.
    De commissie kan rechtstreeks alle gewenste inlichtingen inwinnen of laten inwinnen.
  • 2.
    De commissie kan bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen.
Artikel 4.3 Datum en tijd van de hoorzitting
  • 1.
    De commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het primaire organisatieonderdeel in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.
  • 2.
    De commissie kan in de gevallen genoemd in artikel 7:3 van de Awb besluiten om af te zien van het horen. Indien de commissie van deze bevoegdheid gebruik maakt, doet zij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het primaire organisatieonderdeel.
Artikel 4.4 Quorum
Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden aanwezig is.
Artikel 4.5 Openbaarheid hoorzitting
  • 1.
    De zitting van de commissie is voor iedereen toegankelijk.
  • 2.
    De commissie kan indien zij dat nodig oordeelt beslissen dat het horen achter gesloten deuren plaatsvindt. De commissie kan hiertoe ambtshalve beslissen, of op verzoek van belanghebbenden of de vertegenwoordiger van het primaire organisatieonderdeel.
  • 3.
    De commissie beslist of het maken van beeld- en geluidsopnamen is toegestaan, nadat zij partijen in de gelegenheid heeft gesteld zich hierover uit te laten.
Artikel 4.6 Gang van zaken tijdens hoorzitting
  • 1.
    Het primaire organisatieonderdeel draagt er op uitnodiging van de commissie zorg voor dat het besluit waartegen een bezwaarschrift is ingediend, door een vertegenwoordiger wordt toegelicht ten overstaan van de commissie.
  • 2.
    De voorzitter van de commissie regelt de gang van zaken tijdens de hoorzitting. De hoorzitting kan door hem worden geschorst.
  • 3.
    De voorzitter kan, indien de orde tijdens de zitting dat naar zijn oordeel vereist, een of meer aanwezigen de toegang tot de bijeenkomst ontzeggen, de zitting zonder hen voortzetten of de zitting staken.
Artikel 4.7 Verslag
  • 1.
    In de beslissing op het bezwaarschrift of in een afzonderlijk document wordt zakelijk verslag gedaan van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.
  • 2.
    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.
  • 3.
    Indien een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, wordt dit ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.
Artikel 4.8 Nader onderzoek en daaruit verkregen nieuwe feiten of omstandigheden
  • 1.
    Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de commissie dit onderzoek houden.
  • 2.
    De feiten of omstandigheden die hieruit worden verkregen en voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, worden aan de belanghebbenden en het primaire organisatieonderdeel toegezonden. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:9 van de Awb worden zij in de gelegenheid gesteld hierover te worden gehoord.
  • 3.
    Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4.9 Vergadering commissie
  • 1.
    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.
  • 2.
    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.
  • 3.
    Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.
  • 4.
    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.
  • 5.
    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.
Artikel 4.10 Het advies
  • 1.
    Indien naar zijn oordeel de termijn, genoemd in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, kan de commissie de beslissing verdagen.
  • 2.
    Van een besluit tot verdaging ontvangen het primair organisatieonderdeel en de belanghebbenden een afschrift.
Artikel 4.11 Contrair adviesprocedure
  • 1.
    Indien het primaire organisatieonderdeel zich niet kan vinden in het advies van de commissie, beslist het college op basis van het advies van de bezwaarschriftencommissie, een zakelijke weergave van het standpunt van het primaire organisatieonderdeel en een advies van de directeur Juridische Zaken.
  • 2.
    Voor zover het gaat om gedelegeerde bevoegdheden aan een bestuurscommissie, adviseert niet de directeur Juridische Zaken, maar de RVE-manager Juridisch Bureau, een en ander met inachtneming van punt 3 van de “algemene bepalingen en beperkingen” van het bevoegdhedenregister, behorende bij de verordening op de bestuurscommissies.
Hoofdstuk 5 Beroep bij de bestuursrechter
Artikel 5.1 Beroep
  • 1.
    Het primair organisatieonderdeel dat in mandaat een beslissing op bezwaar heeft genomen, betrekt de directeur Juridische Zaken bij de besluitvorming indien tegen die beslissing beroep in eerste aanleg of hoger beroep wordt ingesteld namens het college of door belanghebbenden en sprake is van een politiek of bestuurlijk gevoelig onderwerp, als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid.
  • 2.
    Overeenkomstig punt 4 van de “algemene bepalingen en beperkingen” van het bevoegdhedenregister, behorende bij de verordening op de bestuurscommissies, geldt het eerste lid ook in het kader van gemandateerde of gedelegeerde bevoegdheden aan de bestuurscommissies.
  • 3.
    Het beroep en het hoger beroep worden in overeenstemming met de directeur Juridische Zaken behandeld.
Hoofdstuk 6 Afsluitende bepaling
Artikel 6.1 Rapporteren over bezwaar en beroep
Het college of namens hen de directeur Juridische Zaken kan algemene instructies geven over de wijze en frequentie van rapporteren over de behandeling van bezwaar en (hoger) beroep.
Artikel 6.2 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester).
II.de toelichting op de Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester) als volgt vast te stellen:
Toelichting bij de ‘Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester)’
Algemene toelichting
Een groot aantal bepalingen over de behandeling van bezwaarschriften is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hierin is onder andere bepaald tegen welke besluiten bezwaar mogelijk is, en is een groot aantal procedurele bepalingen opgenomen. De onderhavige regeling heeft alleen een aanvullende werking.
Een bezwaarmaker moet in de regel worden gehoord (artikel 7:2, eerste lid Awb). Dat kan door het bestuursorgaan zelf of door een bezwaarschriftencommissie. Bij het horen door een bezwaarschriftencommissie zijn er twee opties, een externe of een interne commissie.
In deze ‘Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester)’ wordt gekozen voor een interne commissie die hoort en advies uitbrengt. Het college en de burgemeester kiezen voor een interne commissie bestaande uit personen die onder hun verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Dit zullen in de regel ambtenaren zijn. Maar indien tijdelijk iemand werkzaam is bij de gemeente, op basis van een uitzend- of detacheringsrelatie bijvoorbeeld, dan kan hij of zij ook deelnemen in de bezwaarschriftencommissie. Hiermee wordt aangesloten bij artikel 7:5 Awb. Dit moet worden onderscheiden van een externe bezwaarschriftencommissie ingevolge artikel 7:13 Awb. Bij het laatste type commissie is in ieder geval één lid (de voorzitter), niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Alleen in incidentele gevallen is het mogelijk een externe bezwaarschriftencommissie in te schakelen.
Hetgeen in hoofdstuk 2 bepaald is voor de bezwaarafhandeling van het college is van overeenkomstige toepassing op de bezwaarafhandeling van de burgemeester. Daarnaast is er een algemeen hoofdstuk opgenomen, hoofdstuk 4, waarin de procedure van de behandeling van het bezwaarschrift is geregeld, dit als gezegd in aanvulling op de in de Awb opgenomen bepalingen. De Regeling is ook van toepassing op de bezwaarafhandeling binnen de bestuurscommissies, dit zowel in het geval sprake is van gemandateerde als gedelegeerde bevoegdheden. Dit laatste overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Algemene bepalingen en beperkingen van het Bevoegdhedenregister bestuurscommissies bij de Verordening op de bestuurscommissies.
Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
Het onderdeel van de gemeentelijke organisatie waar het besteden besluit is voorbereid wordt in de Regeling aangeduid als ‘het primaire organisatieonderdeel’. Het gaat hier om de afdeling waar het primair besluit in mandaat is genomen (bij een gemandateerde bevoegdheid), of is voorbereid (indien het bestuursorgaan bijvoorbeeld het besluit zelf heeft genomen). Ook onderdelen van de bestuurscommissieorganisaties worden geschaard worden onder het overkoepelende begrip ‘organisatieonderdeel’, dat in de begripsomschrijving is gebruikt.
Artikel 1.2 Reikwijdte van de regeling
Dit artikel stelt buiten twijfel dat de Regeling van toepassing is op de afhandeling van alle bezwaren binnen de gemeente Amsterdam, gericht tegen besluiten van de burgemeester of het college. Derhalve ook wanneer het bezwaar is gericht tegen een primair besluit dat in mandaat of delegatie is genomen.
Hoofdstuk 2 De bezwaarschriftencommissie van het college van burgemeester en wethouders
Artikel 2.1 Instelling en samenstelling van de commissie
Lid 1. In de algemene toelichting is de keuze ver(ant)woord voor het horen en adviseren door een interne commissie. Hoofdregel is dat een interne bezwaarschriftencommissie (als bedoeld in artikel 7:5 Awb) hoort en advies uitbrengt.
Lid 2. Van belang is dat de bezwaarafhandeling wordt georganiseerd dicht bij het primaire proces, waarin het primair besluit is genomen. Een belangrijk doel van de bezwaarfase is namelijk het lerend effect dat van de bezwaarafhandeling uitgaat. Bezwaarafhandeling dicht bij het primair proces heeft het bijkomend voordeel dat daar ook de meeste kennis aanwezig is over het (soort) besluit(en) waartegen het bezwaar zich richt.
De betrokkenheid van de medewerkers van de directie Juridische Zaken binnen de bezwaarschriftencommissies zelf, is afhankelijk van de vraag of het politiek of bestuurlijk gevoelige onderwerpen betreft, zoals bij onderwerpen waarbij:
  • -
    hoge afbreukrisico’s aanwezig zijn;
  • -
    dienst/RVE- of stadsdeeloverstijgende belangen spelen;
  • -
    uniforme besluitvorming gewenst is;
  • -
    strategische belangen van het bestuur in het geding zijn;
  • -
    expertise nodig is die op dienst/RVE- of stadsdeelniveau niet goed is ontwikkeld of te ontwikkelen is.
Die betrokkenheid kan per geval of categorie gevallen worden bepaald.
Lid 3. Voor de kwaliteit van de bezwaarbehandeling is belangrijk dat de leden van de commissie onbevangen staan ten opzichte van het besluit. Verder moet ook de schijn van vooringenomenheid worden vermeden. In artikel 7:5 van de Awb is daarom bepaald dat in een (meerhoofdige) commissie ten hoogste één lid betrokken mag zijn geweest bij de totstandkoming van het bestreden besluit. Het is overigens geen streven om in de commissie een lid te benoemen dat bij de totstandkoming van het besluit was betrokken. Het geniet de voorkeur dat geen van de leden van de commissie persoonlijk betrokken is geweest bij de voorbereiding van het primaire besluit.
Echter, de deelname van een lid dat betrokken is geweest bij het nemen van het primair besluit kan in incidentele gevallen ook voordelen hebben. Dit gezien de specifieke voorgeschiedenis en context, of wanneer specifieke expertise nodig is die weinig voorhanden is (te denken valt aan nadeelcompensatievraagstukken). Vandaar dat de deelname van ten hoogste één lid (in een meerhoofdige commissie) niet is uitgesloten.
Artikel 2.2 Eenhoofdige commissie
Lid 1. In sommige gevallen kan de advisering worden opgedragen aan een eenhoofdige commissie. In de praktijk zijn daar goede ervaringen mee opgedaan. Niet ieder geval zal zich hiervoor lenen, maar zeker eenvoudige zaken zijn hiervoor zeker geschikt. Het werken met een eenhoofdige commissie heeft ook als voordeel dat een hoorzitting flexibel gepland kan worden. Dat komt de afhandelingstermijn zeer ten goede.
Het besluit tot het opdragen van een incidenteel bezwaar of voor een categorie bezwaren wordt genomen door het college. (In het geval het betreft de advisering over bezwaren tegen burgemeestersbesluiten, op grond van artikel 3.1 van de Regeling, is deze beslissing uiteraard aan de burgemeester i.p.v. aan het college.) Deze bevoegdheid leent zich niet voor mandatering aan managers van andere organisatieonderdelen. Dit ook in verband met het bepaalde in het tweede lid.
Lid 2. Deze regel is opgenomen met het oog op artikel 7:13 Awb. Een externe adviescommissie is namelijk per definitie een meerhoofdige commissie. Hiervan kan wel één lid aangewezen kan worden om te horen.
Artikel 2.3 Externe bezwaarschriftencommissie
Lid 1. De hoofdregel is dat over bezwaarschriften geadviseerd wordt door een interne bezwaarschriftencommissie. Dit artikel maakt de inschakeling van een externe bezwaarschriftencommissie in incidentele gevallen mogelijk. Zowel een commissie uitsluitend bestaande uit externe leden als een commissie met alleen een externe voorzitter is mogelijk. Beide type commissies worden door de Algemene wet bestuursrecht aangemerkt als externe commissie; ook is een variant mogelijk met twee externe leden, onder wie de voorzitter en één lid, werkzaam onder verantwoordelijkheid van het college. Ook in de ‘Verordening op de bezwaarschriften (gemeenteraad)’ is in deze mogelijkheid voorzien.
Áls er een externe commissie wordt ingeschakeld, geniet een ‘gemengde commissie’ de voorkeur, zodat er naast een externe voorzitter voldoende binnengemeentelijke kennis voorhanden is om tot een bevredigende oplossing te komen. Voor de persoon of personen die in de externe commissie zitting nemen is van belang zijn dat gezocht wordt naar personen met ‘mediation’-vaardigheden, meer dan naar iemand die enkel een juridisch oordeel wordt gevraagd. Probleemoplossing moet namelijk voorop staan in de bezwaarfase. Probleemoplossing moet namelijk voorop staan in de bezwaarfase, terwijl juridisering moet worden voorkomen.
Tot het inschakelen van een dergelijke commissie kan van geval tot geval, of van categorie tot categorie zaken beslist worden. De beslissing hiertoe wordt genomen door het college respectievelijk de burgemeester.
In het artikellid is een aantal voorbeelden opgenomen van gevallen waaraan gedacht kan worden. Het gaat dan om zaken waarin neutraliteit en objectieve oordeelsvorming binnen de gemeente niet (afdoende) kunnen worden geborgd en de schijn zou kunnen ontstaan dat een bezwaarschrift niet met de noodzakelijke onbevangenheid en onbevooroordeeldheid kan worden behandeld door het eigen ambtelijk apparaat. Verder valt nog te denken aan bijzondere gevallen die een zeer specifieke deskundigheid vereisen die binnen de gemeente niet aanwezig is. Duidelijk is steeds dat het om uitzonderingsgevallen gaat en de bestuursorganen er zelf over beslissen. Er kan dus geen beroep op worden gedaan of een recht aan worden ontleend. Deze opsomming is niet limitatief.
Artikel 2.4 In mandaat beslissen op bezwaar
Lid 1 en 2. Voor bevoegdheden waar het meest frequent gebruik wordt gemaakt, zal mandaat worden verleend aan de manager van het desbetreffende organisatieonderdeel om te beslissen op ingediende bezwaren. Uiteraard is het zo dat deze alleen van dit mandaat gebruik kan maken, als hij of zij niet al zelf het primair besluit heeft genomen. Dit in verband met het bepaalde in artikel 10:3 van de Awb.
Aanvullend is in de Regeling opgenomen dat van het mandaat geen gebruik mag worden gemaakt, als sprake is van een politiek of bestuurlijk gevoelig onderwerp. De vijf criteria zijn identiek aan die in de Algemene bepalingen en beperkingen in het Bevoegdhedenregister Bestuurscommissies bij de Verordening op de bestuurscommissies. In het kader van de Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester) zijn zij zowel van toepassing op de bestuurscommissies als op de andere organisatieonderdelen.
Lid 3. In gevallen waarin geen mandaat is verleend, is de directeur Juridische Zaken bevoegd te beslissen op het bezwaarschrift. Dit geldt ook wanneer wel mandaat is verleend, maar hiervan geen gebruik kan worden gemaakt.
Hoofdstuk 3 De bezwaarschriftencommissie van de burgemeester
Artikel 3.1 Instelling en samenstelling van de commissie
De artikelen 2.1 tot en met 2.4 zijn van overeenkomstige toepassing op de bezwaarschriftencommissie van de burgemeester. Verwezen wordt naar de toelichting bij deze artikelen.
Hoofdstuk 4 Werkwijze
Algemeen
In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Awb aan de orde komen:
  • a.
    Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5).
  • b.
    De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12):
    • 1.
      De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7).
    • 2.
      De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8).
    • 3.
      De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid).
    • 4.
      Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11).
    • 5.
      Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).
  • c.
    De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):
    • 1.
      Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Dit kan ook in een later stadium: zie ook de opmerkingen in paragraaf 3 onder ambtelijke commissie (artikel 6:14).
    • 2.
      Doorzendplicht (artikel 6:15).
Artikel 4.1 Informele aanpak van het bezwaar
Het is de bedoeling dat ook in een eerder stadium al contact plaatsvindt tussen de gemeente en bezwaarmaker. Vaak is immers al voor het nemen van het besluit duidelijk dat er bezwaren leven bij betrokkenen. Ook onmiddellijk nadat het besluit is genomen kan informeel contact met belanghebbenden eraan bijdragen dat de bezwaren die bestaan, worden weggenomen, bijvoorbeeld door een toelichting te geven op het besluit.
Het is aan de commissie om na ontvangst van een bezwaarschrift te beoordelen of mediation zinvol is.
In verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de commissie wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.
Artikel 4.2. Vooronderzoek
Het spreekt voor zich dat de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.
Artikel 4.3 Datum en tijd van de hoorzitting
Lid 1. Spreekt voor zich.
Lid 2. Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:
  • a.
    het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;
  • b.
    het bezwaar kennelijk ongegrond is;
  • c.
    de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of
  • d.
    aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
Mocht er worden afgezien van het horen, zal ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.
Artikel 4.4 Quorum
Dit artikel spreekt voor zich. Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de commissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden.
Artikel 4.5 Openbaarheid hoorzitting
In deze bepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe voor iedereen toegankelijk is. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.
De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 4.9 van de Regeling achter gesloten deuren plaatsheeft.
In het derde lid is een regeling opgenomen voor het maken van beeld- en geluidopnamen.
Artikel 4.6 Gang van zaken tijdens hoorzitting
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 4.7 Verslag
Lid 1. Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Er kan een afzonderlijk verslag worden opgemaakt, of er kan in de beslissing op bezwaarschrift een passage worden opgenomen, waaruit blijkt van hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken.
Lid 2. Het bepaalde in het tweede lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen zakelijk naar voren is gebracht.
Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de commissie, dan hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden.
Artikel 4.8 Nader onderzoek en daaruit verkregen nieuwe feiten of omstandigheden
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het primair organisatieonderdeel opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor).
Artikel 4.9 Vergadering commissie
Lid 1. Zie ook de toelichting bij artikel 4.5. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.
Lid 3. Dit lid is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.
Artikel 4.10 Het advies
Lid 1. Normaliter bedraagt de termijn om op het bezwaar te beslissen 6 weken. In het geval een externe commissie is ingeschakeld bedraagt de termijn 12 weken. Een en ander behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging.
Lid 2. Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.
Artikel 4.11 Contrair adviesprocedure
Indien de bezwaarschriftencommissie adviseert het bezwaar gegrond te verklaren, wordt het primaire organisatieonderdeel in de gelegenheid gesteld een contrair advies op te stellen. Dit in de vorm van een zakelijke weergave van het standpunt. Indien het primaire organisatieonderdeel van deze mogelijkheid gebruik maakt, dan worden het advies van de commissie en het standpunt van het primaire organisatieonderdeel, vergezeld van een advies van de directeur Juridische Zaken aan het college voorgelegd. Wanneer het gaat om gedelegeerde bevoegdheden, adviseert niet de directeur Juridische Zaken, maar de RVE-manager Juridisch Bureau.
In bepaalde gevallen kan het volgen van deze procedure ertoe leiden, dat artikel 7:9 Awb dient te worden toegepast. In dat geval moet bezwaarde in de gelegenheid worden gesteld om opnieuw te worden gehoord (Zie de toelichting op artikel 4.8 Nader onderzoek en daaruit verkregen nieuwe feiten of omstandigheden)
Hoofdstuk 5 Beroep bij de bestuursrechter
Artikel 5.1 Beroep
Dit artikel regelt de interne afstemming binnen de gemeente, indien door een belanghebbende beroep in wordt gesteld tegen een besluit op bezwaar, of hoger beroep door het college zelf.
Hoofdstuk 6 Afsluitende bepaling
Hoofdstuk 6 Afsluitende bepaling
Artikel 6.1 Rapporteren over bezwaar en beroep
Dit artikel is opgenomen met het oog op het periodiek rapporteren door het college over de bezwaarafhandeling.
Artikel 6.2 Citeertitel
Dit artikel geeft de titel aan waarmee de Regeling kan worden aangehaald.
III.te bepalen dat de beslispunten I en II in werking treden op de dag dat de ‘Verordening op de bezwaarschriften (gemeenteraad)’ in werking treedt, en uiterlijk op 1 januari 2016.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
A.H.P. Van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
Naar boven