In 2010 is de “Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van Leidschendam-Voorburg 2010” (verder: de Beheersverordening) vastgesteld. Dat gebeurde naar aanleiding van een wijziging op Wet op de lijkbezorging. Sindsdien is gebleken dat enkele bepalingen niet overeenstemmen met de praktijk, dan wel verduidelijking of aanvulling behoeven. Deze bepalingen zijn in deze nieuwe verordening aangepast.
De verordenende bevoegdheid
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld, voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt. De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.
- 1.
Gemeentelijk begraafplaatsbeleid
- 1.
De Beheersverordening bevat verschillende regels die de gemeente hanteert voor de instandhouding van en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen. Hieronder gaan wij wat verder in op een aantal van die regels.
- 2.
Gemeentelijke verantwoordelijkheid en regelgeving
Burgers zijn vaak emotioneel betrokken met de begraafplaatsen en alles wat daar gebeurt. Daarom is het belangrijk de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Het uitgangspunt daarbij is dat de procedures kort worden gehouden en dat overbodige regelgeving achterwege blijft. De contacten met burgers lopen zoveel mogelijk via de beheerder. Hij neemt ook diverse aanvragen in ontvangst. De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaatsen is vergelijkbaar met de verantwoordelijkheid die zij heeft voor andere collectieve voorzieningen zoals parken en fietspaden. Verschillende aspecten van begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht echter om een eigen aanpak. De verordening noemt een aantal mogelijke voorzieningen, zoals algemene en particuliere graven, bestemmingen voor as en gedenkplaatsen. Op die manier komt de gemeente tegemoet aan de behoeften die de samenleving vraagt in verband met het bezorgen van de doden. In de verordening is vastgelegd dat de gemeente in beginsel bereid is die voorzieningen binnen haar grondgebied te treffen. Dat hoeft niet altijd in te houden dat alle voorzieningen ook daadwerkelijk op elk van de gemeentelijke begraafplaatsen aanwezig moeten zijn.
- 3.
Op de begraafplaatsen moet orde, rust en netheid bestaan. De Beheersverordening bevat dan ook voorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken. Dat kunnen onder meer bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steenhouwers zijn. Wie zich niet gedraagt volgens de aanwijzingen van de beheerder kan de toegang tot de begraafplaatsen worden ontzegd. Overtreding van de ordebepalingen is strafbaar. Zo nodig kan de politie optreden en proces-verbaal opmaken. Er is uitdrukkelijk bepaald dat bij het opgraven van stoffelijke overschotten of bij ruiming van een of meer graven niemand anders aanwezig mag zijn dan de personen die met die werkzaamheden zijn belast.
- 4.
Het komt regelmatig voor dat in particuliere graven begravingen plaatsvinden betrekkelijk kort voordat de termijn van uitgifte afloopt. Voor die gevallen is vastgelegd dat dan gelijktijdig de termijn van uitgifte moet worden verlengd zodat deze tenminste gelijk is aan de wettelijke termijn van grafrust.
- 5.
Overboeking van een particulier graf
Het recht op een particulier graf wordt verleend door een persoonsgebonden beschikking van het college. De aanvrager krijgt daarmee het uitsluitend recht om in dat graf te laten begraven, asbussen te laten bijzetten of as te laten verstrooien. Dat recht kan hij niet verkopen. Het recht kan wel op verzoek van de rechthebbende worden overgedragen.
- 6.
Voorschriften grafbedekking
Om te voorkomen dat er gevaarlijke of arbeidsintensieve situaties ontstaan of dat het aanzien van de begraafplaats rommelig wordt moeten er regels zijn waaraan grafbedekking moet voldoen. De invulling van deze regels berust bij het college van burgemeester en wethouders.
- 7.
Op grond van de Beheersverordening berust het algemeen onderhoud van de begraafplaatsen bij de gemeente. De gemeente zorgt ook voor het een maal per jaar schoonhouden van de gedenktekens en voor het algemene onderhoud van de begraafplaats. Het aanzien van de begraafplaatsen kan op deze manier gewaarborgd blijven. De gemeente verhaalt de kosten van dit onderhoud op de rechthebbenden via het verschuldigde onderhoudsrecht. Daarnaast zijn de rechthebbenden verplicht hun grafbedekkingen goed te onderhouden en zo nodig te herstellen. Als er sprake is van verwaarlozing kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de contactpersoon daarop aanspreken. Zo nodig kan hij hem sommeren om de gebreken aan de grafbedekking te herstellen. Als hier geen gevolg aan wordt gegeven, kan het college dit zelf doen. Het is ook mogelijk dat de rechthebbende of contactpersoon aan het college verzoekt om onderhoud te plegen op of om het graf. In beide gevallen worden de kosten bij de rechthebbende of contactpersoon in rekening gebracht.
- 2.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Dit artikel bevat de definities. De definities zijn, waar nodig, aangepast. De definitie van algemeen kindergraf maakt duidelijk dat geen algemene kindergraven meer worden uitgegeven. De verordening is wel van toepassing op de bestaande algemene kindergraven.
Artikel 2. Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 3. Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 4. Het derde lid is opgenomen om de aanwezigheid van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren dat deze is opengesteld voor bezoekers strafbaar te kunnen stellen.
Artikel 5. Steenhouwers en hoveniers moeten er zich steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te kunnen verrichten moet vlot gegeven kunnen worden. Daarom is er voor gekozen dat het college het verlenen van die toestemming, onder behoud van zijn eigen verantwoordelijkheid, in mandaat aan de beheerder opdraagt. De beheerder heeft de bevoegdheid om personen weg te sturen als zij zich niet aan de regels houden of zijn aanwijzingen niet opvolgen. Dat geeft hem voldoende bevoegdheden om op te treden tegen ongewenste activiteiten.
Artikel 6. Dit artikel is bedoeld om plechtigheden ordelijk te laten verlopen. Door de verplichting om de plechtigheid zes werkdagen tevoren te melden kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Volgens de wet moet een begrafenis uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden plaatsvinden. Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester op grond van de Wet openbare manifestaties (wet van 20 april 1988, Stb. 1988, 157) en de mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen, zoals artikel 2.3 van de APV.
Artikel 7. De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en bij het ruimen van graven maakt dat het bezwaarlijk is om anderen daarbij aanwezig te laten zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een bepaling op grond waarvan derden kunnen worden geweerd.
Artikel 8. Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf of op een afzonderlijke plaats op een begraafplaats, zoals een urnenkelder, urnennis of een plaats op de urnenheuvel. Bij het begraven van een lijk binnen 36 uur na het overlijden is omwille van de urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk.
Artikel 9. Dit artikel bevat een aantal voorschriften dat een goed en doelmatig gebruik van de gebouwen, muziekinstallatie en het orgel bevordert.
Artikel 10. De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. In aanvulling hierop is het gewenst dat de beheerder van de begraafplaats een eigen bevoegdheid krijgt om medewerking aan het begraven te weigeren wanneer niet aan de wettelijke eisen is voldaan. De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als het verstrooien. Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het graf mag worden bijgezet (lid 2). De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Deze termijn is gesteld op tien jaar nadat in het desbetreffende graf een stoffelijk overschot is bijgezet.
Artikel 11. De wet schrijft voor dat elke dag, met uitzondering van zondagen en algemeen erkende feestdagen, gedurende een redelijke tijd kan worden begraven. De gemeente moet bij verordeningen aangeven op welke tijdstippen begraven mogelijk is. Er is voor gekozen het begraven op zondagen en algemeen erkende feestdagen niet toe te staan. In bijzondere gevallen kan het college begraven op die dagen toch toestaan. Een dergelijk bijzonder geval kan zich bijvoorbeeld voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven. Om misverstanden uit te sluiten is het tijdstip van begraven en / of het bezorgen van as hier nader gedefinieerd.
Artikel 12. Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaatsen.
Artikel 13. Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 14. Als algemene lijn geldt dat een graf wordt uitgegeven volgens de volgorde van ligging. Bij keuzegraven, urnennissen, urnenkelders en plaatsen op de urnenheuvel kan daarvan worden afgeweken.
Artikel 15. Een indeling in categorieën maakt het mogelijk verschillende regels vast te stellen voor de grafbedekking op de graven die liggen op de verschillende delen van de begraafplaatsen.
Artikel 16. Het eerste lid is opgenomen omdat sommige rechthebbenden ten onrechte denken dat de termijn van uitgifte pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Uiterlijk een jaar voordat de termijn van uitgifte afloopt stuurt de beheerder daarover bericht aan het adres van de rechthebbende, zoals dat in de administratie bekend is. Komt daarop niet binnen drie maanden een reactie, dan moet dat op grond van de wet bekend gemaakt worden bij het desbetreffende graf en bij de ingang van de begraafplaats. Die bekendmaking moet daar blijven tot aan het einde van de termijn van uitgifte.
Artikel 17. Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 18. Het is gewenst dat er na het overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en eventuele grafbedekking en voor de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Deze bepaling stelt een termijn van zes maanden. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid kan worden gehanteerd. Het verdient aanbeveling de overschrijving van het uitsluitend recht schriftelijk aan de nieuwe rechthebbende kenbaar te maken.
Artikel 19. Dit artikel stelt buiten twijfel dat een rechthebbende afstand van het uitsluitend recht kan doen. Als de grafrusttermijn nog niet is verstreken, kan alleen afstand worden gedaan indien de onderhoudskosten voor de gehele grafrusttermijn zijn of worden voldaan.
Artikel 20. Dit artikel is vervallen. Het artikel was overgenomen uit een oude modelverordening van de VNG, waarvan toepassing strijdig kan zijn met de wet en tot onduidelijkheid leidt.
Artikel 21. Deze bepaling is opgenomen om duidelijk vast te leggen wanneer grafrechten komen te vervallen. Het tweede lid maakt duidelijk dat ook het niet nakomen van de financiële en andere verplichtingen door de rechthebbende ertoe kan leiden dat de grafrechten vervallen worden verklaard. De rechthebbende heeft ook de verplichting om een wijziging van zijn adres door te geven. Als niet aan die verplichting is voldaan, wordt de rechthebbende gedurende een jaar opgeroepen om contact op te nemen met de beheerder. Het grafrecht vervalt als de rechthebbende niet binnen een jaar op de oproep heeft gereageerd. Het derde lid betreft de financiële afhandeling in het geval van het vervallen van grafrechten.
Artikel 22. Het vereiste van vergunning geldt voor de grafbedekkingen op zowel algemene als particuliere graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimale eisen moeten voldoen. Deze eisen worden verder uitgewerkt in nadere regels. Het college stelt die vast. Het vereiste van vergunning omvat het gedenkteken en eventuele winterharde beplantingen.
Artikel 23. Dit artikel regelt wie als opdrachtgever optreedt voor het aanbrengen van grafbedekking en wie die grafbedekking mag plaatsen. De kosten die met het aanbrengen, herstellen of vernieuwen zijn gemoeid komen voor rekening van de rechthebbende, respectievelijk de contactpersoon. Deze is er ook verantwoordelijk voor dat de grafbedekking goed wordt onderhouden. Dit artikel regelt ook de publiekrechtelijke bevoegdheid van het college om de rechthebbende of contactpersoon, die verantwoordelijk is voor de grafbedekking, aan te schrijven om de nodige maatregelen te treffen om de kwaliteit van de grafbedekking te waarborgen. Als geen gevolg wordt gegeven aan de aanschrijving heeft het college de bevoegdheid de grafbedekking te verwijderen en de kosten op de rechthebbende of contactpersoon te verhalen. De aansprakelijkheid van de gemeente wordt hierbij uitdrukkelijk uitgesloten.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 25. De aanwezigheid van de grafbedekking is volledig voor rekening en risico van de rechthebbende of contactpersoon. Alle eventuele schade is voor diens rekening. Het college kan de grafbedekking tijdelijk wegnemen in het belang van het beheer en onderhoud van de begraafplaats. De kosten zijn dan voor de gemeente.
Artikel 26. In verband met het aanzien van de begraafplaats moet de beheerder verwaarloosde eenjarige beplanting en verwelkte bloemen en dergelijke direct kunnen verwijderen zonder voorafgaande aanschrijving.
Artikel 27. Dit artikel regelt de gevallen waarin het college kan overgaan tot het intrekken van de vergunning. De vergunning vervalt in ieder geval op het moment dat de graftermijn verstrijkt.
Artikel 28. De grafbedekking kan worden verwijderd na het verstrijken van de graftermijn of het intrekken van de vergunning of als niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de vergunning of als een vergunning ontbreekt. De rechthebbende of contactpersoon krijgt gedurende een beperkte periode de gelegenheid de grafbedekking zelf te (laten) verwijderen.
Artikel 29. Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 30. Dit artikel regelt de gang van zaken rond ruimen van graven en de mogelijkheden van herbegraven.
Artikel 31. Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 32. Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 33. Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 34. Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.