Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Enschede 2009
Van de Raad van de gemeente Enschede, gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 1 juni 2015 inzake Deregulering in het fysiek domein, LO /stuknummer 1500061901
 
  • 1.
    Het afschaffen of vereenvoudigen van tien vergunning-/ontheffingsstelsels door het vaststellen van de bijgevoegde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Enschede 2009;
  • 2.
    Het intrekken van de Nota standplaatsenbeleid 2003;
  • 3.
    Het college op te dragen om de “kaart overzicht beschermwaardige bomen” bij het product kappen in de tweede helft van 2016 te herijken en de raad hierover te informeren;
  • 4.
    Het college op te dragen het product standplaatsen in de tweede helft van 2016 te herijken en de raad hierover te informeren;
  • 5.
    Het college op te dragen om de overige uitwerkingen voor de deregulering van de stelsels (zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijk Verordening en de daarop gebaseerde nadere regels) in 2017 te evalueren en de raad hierover te informeren.
     
gelet op de bepalingen van artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht
 
B E S L U I T
 
Vast te stellen de navolgende
 
Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Enschede 2009
 
Artikel I Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Enschede 2009
 
De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Enschede 2009 wordt als volgt gewijzigd:
 
  • a.
    Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:
 
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen in de openbare ruimte in strijd met de publieke functie ervan
  • 1)
    Het is verboden om zonder melding aan het college, de openbare ruimte anders te gebruiken dan in overeenstemming met de publieke functie daarvan. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
    • a)
      Het beoogde gebruik mag geen schade toebrengen aan de openbare ruimte of de bruikbaarheid van de openbare ruimte nadelig beïnvloeden.
    • b)
      Het beoogde gebruik mag geen invloed hebben op het veilig gebruik van de openbare ruimte, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
    • c)
      Het beoogde gebruik mag geen hinder, overlast of gevaarzetting veroorzaken voor derden.
  • 2)
    Het is verboden om zonder ontheffing van het college, de openbare ruimte anders te gebruiken dan in overeenstemming met de publieke functie daarvan, indien een voorwerp geplaatst wordt:
    • a)
      Op een fietspad;
    • b)
      Op de rijbaan;
    • c)
      Op of in de onmiddellijke nabijheid van een kruising van wegen;
    • d)
      Op of in de onmiddellijke nabijheid van een uitweg;
    • e)
      Op of in de onmiddellijke nabijheid van een busbaan of busroute;
    • f)
      Op of in de onmiddellijke nabijheid van brandkranen
    • g)
      In de onmiddellijke nabijheid van boven de grond gelegen kabels/leidingen;
    • h)
      Op calamiteitenroutes;
    • i)
      Op een kroonprojectie van een boom conform artikel 4:11.6 Bescherming houtopstanden
    • j)
      In het stadserf van Enschede (zie bijlage begrenzing Stadserf)
  • 3)
    Een ontheffing kan worden geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden in het eerste lid.
  • 4)
    Het verbod in het eerste en het tweede lid geldt niet voor evenementen als bedoeld in artikel 2:24 indien het te plaatsen voorwerp onderdeel uitmaakt van het evenement.
  • 5)
    Het verbod in het eerste en het tweede lid geldt niet voor uitstallingen als bedoeld in de beleidsregels ‘Uitstallingen in de openbare ruimte’.
  • 6)
    De melding of de aanvraag voor een ontheffing dient tenminste 15 werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden te worden gedaan via het digitale loket (op de website) van de gemeente Enschede.
     
    • b.
      Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:12.1 Begripsomschrijving
Uitweg: de uitweg als bedoeld in artikel 14, lid 3 onder III Wegenwet, te weten iedere rechtstreekse ontsluitingsmogelijkheid van een perceel naar de openbare weg, waaronder worden verstaan de begrippen inrit en uitrit.
Artikel 2:12.2 Maken, veranderen van een uitweg
  • 1.
    Het is verboden een uitweg aan te leggen, tenzij wordt voldaan aan de door het college vastgestelde nadere regels;
  • 2.
    Het college kan in het belang van de openbare orde, het verkeer, het voorkomen van ernstige hinder of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van het aanleggen van een uitweg.
  • 3.
    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid en van de nadere regels als bedoeld in het tweede lid.
     
  • c.
    Artikel 2:27 en 2:29 tot en met 2:30 wordt als volgt gewijzigd
Artikel 2:27 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
  • 1.
    Horecabedrijf:
    • a.
      de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;
    • b.
      afhaal- en bezorgcentrum: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waar anders dan om niet uitsluitend voor gebruik elders dan ter plaatse in hoofdzaak ter plekke bereide en voor directe consumptie geschikte eetwaren en (zwak alcoholische) dranken plegen te worden verstrekt;
    • c.
      de niet voor het publiek toegankelijke lokaliteiten die voor het publiek op de weg bereikbaar zijn, uitgezonderd standplaatsen als bedoelt in artikel 5:18, voor zover daar gelegenheid wordt gegeven anders dan om niet voor directe consumptie geschikte eetwaren en/ of alcoholvrije dranken te verkrijgen, af te halen of te verbruiken.
  • 2.
    Commercieel horecabedrijf: een inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Drank- en Horecawet waarin rechtmatig het horecabedrijf als bedoeld in dat artikellid wordt uitgeoefend, of een inrichting als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Drank- en Horecaverordening waarin rechtmatig alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt, waar de hoofdactiviteit bestaat uit de verstrekking van dranken, maaltijden en/of kleine etenswaren voor verbruik ter plaatse of het geven van gelegenheid tot dansen, of een horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid 1 onder b en c.
  • 3.
    Uitgaansgebied Centrum:
  • a.
    het gebied dat wordt gevormd door:
    • -
      de Oude Markt;
    • -
      de oostzijde van de Langestraat tussen de Oude Markt en de Hofstraat;
    • -
      de noordzijde van het westelijke deel van de Hofstraat vanaf de Langestraat tot en met nr. 3 en het perceel Klokkenplas 1 en de achterzijde van het perceel Oude Markt 26;
    • -
      de Menistenstraat;
    • -
      de Stadsgravenstraat, vanaf de Markstraat tot en met nr. 42 aan de zuidzijde en tot en met nr. 75 aan de noordzijde;
    • -
      de Markstraat vanaf de Stadsgravenstraat tot de Oude Markt;
    • -
      de Noorderhagen, vanaf kruispunt de Graaf tot de Knibbelbrugsteeg
    • -
      de Bolwerkstraat;
    • -
      de Knibbelbrugsteeg vanaf de Stadsgravenstraat tot en met nr. 3;
  • b.
    omgeving Wilminkplein en Harry Banninkstraat zoals aangegeven op de kaart (zie bijlage Uitgaansgebied Centrum)
4. Terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en genuttigd en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden verstrekt en genuttigd.
 
Artikel 2:29 Sluitingstijd
  • 1.
    Het is verboden een horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 00.00 uur en 07.00 uur.
  • 2.
    sub a. Het verbod in het eerste lid geldt niet tussen 00.00 en 04.30 op werkdagen en op zaterdag voor commerciële horecabedrijven en horecabedrijven die worden geëxploiteerd door studentenorganisaties die zijn gelegen in het uitgaansgebied Centrum.
    sub b. Voor de zondag geldt het verbod in het eerste lid eveneens niet tussen 00.00 en 05.30 uur voor een bar, café, discotheek en horecabedrijven die geëxploiteerd worden door studentenorganisaties, die zijn gelegen in het uitgaansgebied Centrum.
    sub c. Voor de zondag geldt het verbod in het eerste lid niet tussen 00.00 en 05.00 uur voor andere dan de onder 2 sub b bedoelde commerciële horecabedrijven die zijn gelegen in het uitgaansgebied Centrum.
  • 3.
    Het verbod in het eerste lid geldt tussen 00.00 uur en 02.00 uur eveneens niet voor commerciële horecabedrijven gelegen buiten het uitgaansgebied Centrum.
  • 4.
    Het verbod in het eerste lid geldt voorts niet voor niet-commerciële horecabedrijven voor een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard, voor de periode gelegen tussen 00.00 en 02.00 uur, mits de burgemeester ontheffing van het bepaalde in lid 1 heeft verleend.
  • 5.
    In bijzondere gevallen kan de burgemeester een horecabedrijf ontheffing verlenen van een ruimere strekking dan aangegeven in de leden 2 tot en met 4. Van deze bevoegdheid kan de burgemeester geen mandaat verlenen.
  • 6.
    De Burgemeester kan voor een bij een horecabedrijf behorend terras een ander sluitingsuur of andere sluitingsuren vaststellen dan bepaald in het eerste tot en met het vijfde lid.
  • 7.
    Het verbod in het eerste en tweede lid sub a tot en met d geldt in het uitgaansgebied Centrum niet op 1 januari en op 27 april.
  • 8.
    Het in het eerste tot en met het zevende lid bepaalde geldt niet voor zover op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
  • 9.
    Een horecabedrijf dat is gelegen buiten het uitgaansgebied Centrum, dat voor het jaar 2015 een ontheffing heeft verkregen als bedoeld in lid 5, kan bij ongewijzigde exploitatie van die ontheffing gebruik blijven maken.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijden: algehele sluiting
  • 1.
    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen. Van bijzondere omstandigheden is in ieder geval sprake wanneer er sprake is van een met een wettelijk voorschrift strijdige situatie.
  • 2.
    Indien tegen de ondernemer van een commercieel horecabedrijf voor de tweede maal binnen een periode van één jaar proces-verbaal is opgemaakt wegens handelen in strijd met het bepaalde in artikel 2:29, dan kan de burgemeester bepalen dat het betreffende horecabedrijf gedurende een bepaalde periode gesloten dient te zijn tussen 00.00 en 07.00 uur.
    Wanneer het een niet-commercieel horecabedrijf betreft kan de burgemeester bepalen dat het betreffende niet-commerciële horecabedrijf gedurende een bepaalde periode tussen 22.00 en 07.00 uur gesloten dient te zijn.
  • 3.
    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.
     
  • d.
    Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:28 Terrassen
  • 1.
    Het is verboden een terras in te richten, in gebruik te nemen en te houden, tenzij wordt voldaan aan de door de burgemeester vastgestelde nadere regels.
  • 2.
    De burgemeester kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de locaties waar terrassen mogen worden ingericht, het gebruik en de gebruiksduur van terrassen.
  • 3.
    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid en van de Nadere regels als bedoeld in het tweede lid.
  • 4.
    De burgemeester kan op grond van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde en veiligheid locaties aanwijzen waar het verboden is om een terras in te richten, in gebruik te nemen of te exploiteren.
     
  • e.
    Artikel 4:10 en 4.11.1 tot en met 4.11.10 wordt als volgt gewijzigd
Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen
Deze afdeling verstaat onder:
  • A.
    Boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een omtrek van de stam van minimaal 15 centimeter op 130 centimeter hoogte boven het maaiveld. In het geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam;
  • B.
    Houtopstand: één of meer bomen, hakhout, houtwal of houtsingel;
  • C.
    Hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;
  • D.
    Houtwal/houtsingel: Lijnvormige begroeiing hoofdzakelijk bestaande uit inheemse struiken en boomvormers, die een afscheiding in het landschap vormt;
  • E.
    Bosperceel: houtopstand die een zelfstandige eenheid vormt en een oppervlak heeft van 10 are (1000 m²) of minder. Hieronder vallen niet bospercelen die vallen onder de Boswet;
  • F.
    Beschermwaardige boom: Binnen de bebouwde kom: een boom als opgenomen op het overzicht beschermwaardige bomen, met een stamomtrek van minimaal 100 centimeter op 130 centimeter hoogt boven het maaiveld. Buiten de bebouwde kom: alle bomen met een stamomtrek van minimaal 100 centimeter op 130 centimeter hoogte boven het maaiveld;
  • G.
    Beschermwaardige houtopstand: Houtopstand waarvoor het aanvragen van een vergunning verplicht is;
  • H.
    Beschermwaardig boomgebied: Gebied dat aangegeven is op het overzicht beschermwaardige bomen, waarbinnen het voor alle houtopstanden, waarbij de bomen een stamomtrek hebben van minimaal 100 centimeter op 130 centimeter hoogte boven het maaiveld, verplicht is een vergunning aan te vragen;
  • I.
    Overzicht beschermwaardige bomen: Door B&W vastgesteld overzicht waarop alle houtopstanden en beschermwaardige boomgebieden binnen de bebouwde kom zijn weergegeven;
  • J.
    Meldingsplichtige houtopstand: Houtopstand waarvoor geen vergunning nodig is, maar waarvoor wel een melding moet worden gedaan;
  • K.
    Vellen: Het rooien, kappen, verplanten, afzetten, of het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de boom of bomen tot gevolg kan hebben. Voorbeelden daarvan zijn het snoeien van meer dan 20% van de kroon of het wortelgestel van een boom of het voor de eerste keer kandelaberen, knotten, vormsnoeien van een boom;
  • L.
    Rooien: Het verwijderen van een houtopstand inclusief het wortelgestel;
  • M.
    Afzetten: afzagen tot op de stronk waarna de houtopstand opnieuw uitloopt;
  • N.
    Kandelaberen/knotten: het inkorten van de hoofdtakken, waardoor een stam met takstompen ontstaat.
  • O.
    Herplantplicht: de verplichting een houtopstand te herplanten;
  • P.
    Boomwaarde: de boomwaarde wordt bepaald door toepassing van de Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (Rekenmodel N.V.T.B.).
  • Q.
    Bebouwde kom: De bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld volgens artikel 1, lid 5 van de Boswet;
  • R.
    De rechthebbende: De eigenaar of rechthebbende van een beschermwaardige of meldingsplichtige houtopstand, of degene die namens hem gemachtigd is om een vergunning aan te vragen of een melding te doen;
  • S.
    De vergunning: De vergunning tot het vellen van een houtopstand;
  • T.
    Melding: De melding die de rechthebbende moet indienen voor het vellen van een houtopstand.
Artikel 4:11.1 Kapverbod
  • 1.
    Het is verboden zonder vergunning van het college een houtopstand te vellen of te doen vellen in de gevallen, zoals aangegeven in de in lid 4 opgenomen tabel.
  • 2.
    Het is verboden zonder melding aan het college een houtopstand te vellen of te doen vellen in de gevallen, zoals aangegeven in de in lid 4 opgenomen tabel.
  • 3.
    Het college stelt de criteria voor en het overzicht (kaart) met beschermwaardige bomen vast, zoals bedoeld in artikel 4.10 sub I.
  • 4.
    Tabel van vergunningplichtige en meldingsplichtige houtopstanden als bedoeld in het eerste en het tweede lid.
     
Tabel lid 4:
Omschrijving
Vergunning vereist voor het vellen van een houtopstand
Melding vereist voor het vellen van een houtopstand
Binnen de bebouwde kom
Houtopstand als opgenomen op het overzicht beschermwaardige bomen, waarbij de bomen een stamomtrek hebben van minimaal 100 centimeter op 130 centimeter hoogte boven het maaiveld, behalve de in deze tabel hieronder genoemde uitzonderingen.
JA
Nee
Bomen met een stamomtrek van meer dan 100 centimeter op een hoogte van 130 cm boven het maaiveld, die niet zijn opgenomen op het overzicht beschermwaardige bomen.
Nee
JA
Buiten de bebouwde kom en niet vallend onder de Boswet
Alle beschermwaardige bomen, behalve de in de tabel hieronder genoemde uitzonderingen.
JA
Nee
Het vellen van een houtwal/ houtsingel of een bosperceel. Ook als deze geen beschermwaardige bomen bevat, behalve de in de tabel hieronder genoemde uitzonderingen.
JA
Nee
Uitzonderingen buiten de bebouwde kom
Populieren en/ of wilgen, die als wegbeplanting en eenrijige beplanting op of langs landbouwgronden zijn toegepast.
Nee
Nee
Vruchtbomen en windschermen om boomgaarden
Nee
Nee
Kweekgoed;
zoals kerstbomen, coniferen e.a.
Nee
Nee
Houtwallen en houtsingels en bospercelen:
 
 
Afzetten van een houtwal/ houtsingel
Toelichting: Het afzetten van beschermwaardige bomen in een houtwal/ houtsingel is dus wel vergunningplichtig .
Nee
Nee
Reguliere dunningswerkzaamheden (bestendig beheer) bedoelt als verzorgingsmaatregel ter instandhouding of groei van het betreffende bos of boomgebied.
Nee
Nee
Uitzonderingen zowel binnen als buiten de bebouwde kom
Het vellen van een houtopstand op grond van de Plantenziektewet of na een aanschrijving van het college.
Nee
Nee
Als er direct gevaar ontstaat voor de veiligheid en de burgemeester toestemming geeft tot direct vellen.
Nee
Nee
Houtopstanden die zijn aangeplant vanuit een herplantplicht. Ook als deze bestaat uit bomen met een omtrek van minder dan 100 cm.
JA
Nee
Het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud (bestendig beheer).
Nee
Nee
Artikel 4:11.2 Toetsingsgronden vergunning
  • 1.
    Het college kan nadere eisen stellen aan de gegevens en documenten, die de rechthebbende bij een aanvraag van een vergunning tot het vellen van een houtopstand moet indienen.
  • 2.
    Het college kan in een beleidsregel toetsingscriteria vaststellen aan de hand waarvan zij beoordeelt of vergunning kan worden verleend.
  • 3.
    Het college kan aan een vergunning voorschriften of beperkingen verbinden, zoals:
    • a)
      Het opleggen van een herplantplicht (zie: 4.11.3);
    • b)
      Aanvullende voorwaarden om in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna te beschermen in het kader van de natuurwetgeving.
Artikel 4.11.3 Opleggen herplantplicht
  • 1.
    Het college kan aan de rechthebbende een verplichting opleggen tot herplant, of tot het betalen van een vergoeding:
    • a)
      Als aanvullend voorschrift bij het verlenen van een vergunning;
    • b)
      Als een beschermwaardige houtopstand zonder vergunning is geveld.
  • 2.
    Het college kan aan de rechthebbende:
    • a)
      Voorschriften stellen ten aanzien van het aantal, de soort en locatie van de herplant;
    • b)
      Voorschriften stellen aan de termijn waarbinnen de herplant moet zijn uitgevoerd en waarbinnen niet aangeslagen beplanting vanuit de herplantplicht moet zijn vervangen;
    • c)
      Een verplichting opleggen tot het betalen van een, door het college aan de hand van de boomwaarde te bepalen, vergoeding en deze te laten storten op de rekening van de gemeente, indien herplant in ruimtelijke zin niet mogelijk is of als herplant de waarde van de gevelde houtopstand naar redelijkheid onvoldoende compenseert.
Artikel 4:11.4 Vervaltermijn vergunning
De vergunning vervalt een jaar na de inwerkingtreding als deze niet of niet volledig is gebruikt.
Artikel 4:11.5 Verrichten van een melding
De rechthebbende moet de melding minimaal 15 werkdagen voor het vellen van het houtopstand indienen via het digitale loket (op de website) van de gemeente Enschede.
Artikel 4:11.6 Bescherming houtopstanden
  • 1.
    Het is verboden om houtopstanden die zijn gelegen in de openbare ruimte:
    • a.)
      Te beschadigen, te bekladden of te beplakken;
    • b.)
      Daaraan snoeiwerk te verrichten, behalve als het gaat om snoeiwerk door of in opdracht van het college.
  • 2.
    Het aanbrengen of bevestigen van één of meer voorwerpen in, op of aan een houtopstand in de openbare ruimte is verboden, tenzij hiervoor toestemming is verleend door het college.
  • 3.
    (ernstige) bedreiging van het voortbestaan van een beschermwaardige houtopstand, of boom gelegen in de openbare ruimte, kan het college aan de rechthebbende de verplichting opleggen om deze bedreiging weg te nemen. Het college kan daarbij een termijn opleggen waarbinnen de bedreiging moet zijn weggenomen en maatregelen opleggen over de wijze waarop de bedreiging moet worden weggenomen.
     
  • f.
    Artikel 4:15 en 4:16 wordt als volgt gewijzigd
Artikel 4:15 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.
4.15.1 Begripsomschrijving
Handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee beoogd wordt een commercieel belang te dienen.
4.15.2 Het voeren van reclame
  • 1.
    Het is verboden in, op of aan een roerende of een onroerende zaak handelsreclame te maken, te voeren of toe te staan door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding tenzij wordt voldaan aan de door het college vastgestelde Nadere regels.
  • 2.
    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  • 3.
    Het college kan in het belang van de openbare orde, het verkeer, het voorkomen van ernstige hinder of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van handelsreclame.
  • 4.
    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid en van de nadere regels als bedoeld in het derde lid.
     
  • g.
    Artikel 4:17 en 4.18 wordt als volgt gewijzigd
Artikel 4:17 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
  • a.
    Kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist in de zin van artikel 2.33 lid 2 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief (nacht) verblijf.
  • b.
    Kampeerterrein: terrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd.
Artikel 4:18 Kamperen
  • 1.
    Het is verboden ten behoeve van recreatief (nacht)verblijf één of meer kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein.
  • 2.
    Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.
  • 3.
    Het verbod geldt niet voor kamperen dat een directe relatie heeft met evenementen als bedoeld in artikel 2:24.
  • 4.
    Het verbod geldt niet voor het kamperen door een groep, uitgaande van een vereniging of andere organisatie met een doelstelling van sociale, culturele, educatieve, sportieve of wetenschappelijke aard en mits aan alle navolgende voorwaarden wordt voldaan:
    • De landschaps- en natuurwaarden niet worden aangetast door het kamperen;
    • Het kamperen veilig gebeurt, voor zowel personen als goederen;
    • Het kamperen zedelijk en hygiënisch gebeurt;
    • Het kamperen geen overlast veroorzaakt voor de directe omgeving;
    • Er niet wordt gekampeerd in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
    • Er voorafgaand aan het kamperen een melding wordt gedaan op de wijze als aangegeven in lid 6.
  • 5.
    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.
  • 6.
    De melding dient tenminste 5 werkdagen voordat er daadwerkelijk wordt gekampeerd via het digitale loket, postbus20@enschede.nl of via Postbus 20, 7500 AA Enschede te worden ingediend.
     
  • h.
    Artikel 5:14 wordt ingetrokken
Artikel 5:14 Gereserveerd
 
i. Artikel 5:17 tot en met 5:20 wordt als volgt gewijzigd
Artikel 5:17 Begripsomschrijvingen
Standplaats: plaats gelegen in de openbare ruimte waar vandaan goederen worden verkocht, waarbij gebruik wordt gemaakt van fysieke middelen zoals een kraam of verkoopwagen.
Vaste Standplaats: het vanaf een vaste plaats voor bepaalde of onbepaalde tijd op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten.
Tijdelijke Standplaats: seizoensgebonden tijdelijke standplaats voor het verkopen van seizoensproducten.
Promotiestandplaats voor commerciële doeleinden: tijdelijke standplaats voor het verstrekken van informatie/samples met direct winstoogmerk, bijvoorbeeld het promoten van een product.
Promotiestandplaats voor ideële doeleinden: tijdelijke standplaats voor het verstrekken van informatie zonder direct winstoogmerk, bijvoorbeeld het verstrekken van informatie van politieke partijen, stichtingen).
Stadserf : gedeelte van de binnenstad van Enschede dat is afgesloten voor doorgaand verkeer.
Artikel 5:18 Standplaatsen in de openbare ruimte
  • 1.
    Het is verboden een standplaats in te nemen tenzij wordt voldaan aan de door het college vastgestelde nadere regels.
  • 2.
    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de locaties waar standplaatsen mogen worden ingericht, het gebruik en de gebruiksduur van standplaatsen.
  • 3.
    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid en van de Nadere regels als bedoeld in het tweede lid.
  • 4.
    Voor standplaatsvergunningen die voor het in werking treden van de door het college vast te stellen Nadere regels als bedoeld in lid 3 zijn verleend geldt een overgangsperiode van twee jaar. In deze twee jaar behoudt de vergunninghouder zijn standplaats onder de voorwaarden vermeld in de vergunning. Na deze twee jaar vervalt de vergunning van rechtswege.
  • 5.
    Voor de standplaatshouders die voor het in werking treden van de door het college vast te stellen Nadere regels als bedoeld in lid 3 zijn verleend ten behoeve van de minimarkten Lonneker en Boekelo geldt een overgangsperiode van maximaal twee jaar. In deze twee jaar zal met de vergunninghouders worden toegewerkt naar verzelfstandigde minimarkten. Na deze periode van twee jaar of bij verzelfstandiging van de minimarkten vervalt de vergunning van rechtswege.
     
Artikel 5:19 Gereserveerd
Artikel 5:20 Gereserveerd
 
j. Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd
 
Artikel 5:34 van de Algemene Plaatselijke Verordening
  • 1.
    Het is verboden afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van artikel 10.2 van de Wet milieubeheer of anderszins in de openlucht vuur aan te leggen, te stoken, in stand te houden of te hebben.
  • 2.
    Het verbod als bedoeld in lid 1 geldt niet indien sprake is van:
    • a.
      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
    • b.
      sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven (indien geen afvalstoffen worden verbrand);
    • c.
      vuur voor koken, bakken en braden
      en geen gevaar, overlast of hinder wordt veroorzaakt voor de omgeving.
  • 3.
    Het verbod als bedoeld in lid 1 geldt niet indien wordt voldaan aan de door het college vastgestelde Nadere regels als bedoeld in lid 4.
  • 4.
    Het college kan in het belang van de bescherming van de openbare orde en veiligheid, de bescherming van de volksgezondheid of de bescherming van flora & fauna nadere regels vaststellen voor het verbranden van afvalstoffen buiten een inrichting in de zin van artikel 10.2 van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aanleggen of stoken.
  • 5.
    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid en van de nadere regels als bedoeld in het vierde lid.
  • 6.
    Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
     
  • k.
    Artikel 1:3 wordt als volgt gewijzigd
Artikel 1:3 Indiening aanvraag of doen van een melding
  • 1.
    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen;
  • 2.
    Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoegde termijn worden verlengd tot ten hoogste tien weken.
  • 3.
    Aanvragen om vergunning of ontheffing en meldingen worden ingediend via het (digitale) loket van de gemeente, postbus20@enschede.nl of via Postbus 20, 7500 AA Enschede, via de daartoe door het bevoegd gezag vastgestelde formulieren.
  • 4.
    In de aanvraag om vergunning of ontheffing of in een melding vermeldt de aanvrager of melder de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager of melder, alsmede het elektronisch adres van de aanvrager of melder, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend. Hetzelfde geldt indien sprake is van een gemachtigde.
     
  • l.
    Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd
Artikel 6:1 Strafbepaling
  • a.
    2.12 wordt gewijzigd in 2.12.2
  • b.
    2.28a wordt geschrapt
  • c.
    4.11, 4.11.5, 4.11.6, 4.11.8 en 4.11.9 wordt gewijzigd in 4.11.1 en 4.11.6
  • d.
    4.15 wordt gewijzigd in 4.15.2
  • e.
    5.18 wordt opgenomen tussen 5.13 en 5.24.
Artikel II Overgangsregeling
Vergunningen en ontheffingen die zijn verleend krachtens artikelen die door deze wijzigingsverordening worden ingetrokken of gewijzigd alsmede voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens dezelfde artikelen blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn verleend of opgenomen is verstreken of totdat zij zijn ingetrokken, onverminderd hetgeen hierover in artikel 2:29 lid 9 en in artikel 5:18 leden 4 en 5 is bepaald.
Artikel III Inwerkingtreding
Deze verordening tot wijziging van de APV treedt in werking op 21 september 2015.
 
Vastgesteld in de vergadering van 30 juni 2015

De Griffier, de Voorzitter

R.M. Jongedijk G.J. de Graaf

Naar boven