Overtreding van artikel 3 DHW en artikel 2.3.1.2 APV.
De ondernemer krijgt 14 dagen om zijn zienswijzen in te dienen en om alsnog een aanvraag voor een vergunning in te dienen. Tijdens de aanvraagprocedure mag het bedrijf open blijven, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- -
het geldende bestemmingsplan staat horeca toe op het perceel en;
- -
er bestaan geen (andere) wettelijke belemmeringen (o.a. antecedenten; sociale hygiëne) en;
- -
er is geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake zal zijn van verstoringen van de openbare orde en veiligheid waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan als de exploitatie doorgaat en;
- -
het is de overname van een bestaande horecaonderneming waarbij de aard van de exploitatie ongewijzigd wordt voortgezet en;
- -
er is naar het oordeel van de burgemeester concreet geen aanleiding te veronderstellen dat niet handhavend optreden leidt tot verstoringen van concurrentieverhoudingen, een ongewenste precedentwerking of schadeclaims en;
- -
de ondernemer toont aan dat hij juridisch en feitelijk over de onderneming beschikt en;
- -
er wordt binnen de gestelde termijn van 14 dagen een ontvankelijke vergunningaanvraag ingediend - voor zover dat nog niet is gebeurd - en een in deze aanvraag opgenomen leidinggevende is tijdens de openingsuren van het bedrijf steeds aanwezig en;
- -
de onderneming staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en;
- -
er is geen BIBOB-tip van het Openbaar Ministerie ontvangen.
Indien niet aan deze voorwaarden voldaan wordt, moet de horeca inrichting voor het publiek gesloten blijven tot het moment dat de vergunning verleend is.
Overtreding van artikel 2.3.1.2 eerste lid jo artikel 2.3.1.7 APV, artikel 2.3.1.2 tweede lid APV.
Is er sprake van een geweigerde, geschorste of ingetrokken vergunning? Dan wordt er niet gewacht tot de weigering of intrekking onherroepelijk is geworden. Is geconstateerd dat het horecabedrijf zonder vergunning geëxploiteerd wordt? Dan wordt direct de procedure tot sluiting gevolgd door het opleggen van een last onder bestuursdwang.
Overtreding van artikel 2.3.1.8 jo 2.3.1.10 APV.
De burgemeester kan op grond van artikel 2.3.1.10 van de APV voor een openbare inrichting tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of een tijdelijke sluiting bevelen. De keuze van de maatregel en de duur hiervan wordt bepaald op grond van de ernst van de overtreding en de omstandigheden van het geval. Overtreding van artikel 13b van de Opiumwet vallen hier niet onder. Daarvoor geldt de “Beleidsregel handhavingsprotocol Opiumwet 13b Helmond”.
De vergunning wordt op grond van artikel 32 DHW voor maximaal 12 weken geschorst. De duur van de schorsing varieert van 1 tot 12 weken en wordt bepaald op grond van de ernst van de overtreding en de omstandigheden van het geval. Overtreding van artikel 13b van de Opiumwet vallen hier niet onder. Daarvoor geldt de “Beleidsregel handhavingsprotocol Opiumwet 13b Helmond”.
Overtreding van artikel 24 DHW.
Bij de eerste constatering wordt een waarschuwing uitgedaan, bij een tweede constatering wordt de procedure tot intrekking van de vergunning opgestart.
Overtreding van artikel 20, eerste lid DHW.
De hoogte van de dwangsom bedraagt € 2.000,- per overtreding met een maximum van €10.000,-.
Overtreding van artikel 19a DHW.
Dit artikel is gericht op detailhandelaren die niet vergunningsplichtig zijn op grond van de Drank- en Horecawet maar wel zwak-alcoholhoudende drank verkopen, zoals supermarkten, warenhuizen, bezorgdiensten, e.d. Wanneer zij in een periode van 12 maanden 3 keer alcoholhoudende drank verkopen aan personen jonger dan 18 jaar (zoals verboden in artikel 20 DHW) kan de burgemeester zo’n ondernemer het recht om alcoholhoudende drank te verkopen tijdelijk ontnemen, minimaal voor 1 week en maximaal voor 12 weken. De burgemeester kan dit afdwingen door middel van bestuursdwang (artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht).
Overtreding van artikel 15 DHW en artikel 2.3.1.12 APV.
De hoogte van de dwangsom bedraagt € 750,- per overtreding met een maximum van € 3.750,-.
Overtreding van artikel 20, zesde lid DHW.
De vergunning wordt op grond van artikel 32 DHW voor 2 weken geschorst. Bij een volgende overtreding binnen een periode van 2 jaar wordt de vergunning voor 6 weken geschorst. Een daaropvolgende overtreding binnen een periode van 2 jaar wordt gevolgd door intrekking van de vergunning op grond van artikel 31 DHW.
Overtreding op grond van artikel 3 Wet BIBOB of bijschrijving leidinggevende zoals bedoeld in artikel 31, derde lid DHW.
Als naar mening van de burgemeester ernstig gevaar bestaat dat de beschikking (mede) zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen of om verdiensten uit strafbare feiten te benutten, wordt de vergunning ingetrokken, dan wel worden er voorschriften aan de vergunning verbonden.
Overtreding van artikel 35, eerste lid DHW.
Wanneer wordt vastgesteld dat er zonder ontheffing zwak-alcoholhoudende drank wordt verstrekt, wordt er onmiddellijk (spoed)bestuursdwang toegepast, wat neerkomt op onmiddellijke beëindiging van de alcoholverstrekking.
Onder een paracommerciële rechtspersoon wordt verstaan: “een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf” (artikel 1 DHW). In artikel 4 DHW is bepaald dat in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) regels gesteld kunnen worden waaraan paracommerciële rechtspersonen moeten voldoen, o.a. met betrekking tot schenktijden en aantal bijeenkomsten.
De vergunning wordt op grond van artikel 32 DHW voor maximaal 12 weken geschorst. De duur van de schorsing varieert van 1 tot 12 weken en wordt bepaald op grond van de ernst van de overtreding en de omstandigheden van het geval.
In artikel 2.3.5.4 van de APV is bepaald dat een bijeenkomst, gericht op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de rechtspersoon zijn betrokken en waar alcoholhoudende drank wordt geschonken maximaal drie keer per kalenderjaar mag plaatsvinden en dat dit dan uiterlijk vier weken voor de bijeenkomst bij de burgemeester wordt gemeld.
Overtreding van artikel 2.3.1.9 APV.
De politie en toezichthouders controleren op de sluitingsuren. Bij overtreding van de sluitingstijd maakt de politie een proces-verbaal op.
Voor de drankverstrekkende (“natte”) horeca:
- 1.
er worden vanaf 3:00 uur geen consumpties meer verstrekt (o.a. biertap dicht);
- 2.
vanaf 3:00 uur zijn de lichten aan;
- 3.
vanaf 3:00 uur is de muziek uit/gestopt
Voor de voedselvertrekkende (“droge”) horeca:
- 1.
er worden vanaf 3:00 uur geen bestellingen meer in ontvangst genomen;
- 2.
vanaf 3:15 uur worden er geen bestellingen meer verstrekt;
- 3.
vanaf 3:15 uur is de apparatuur voor het bereiden van consumpties buiten werking gesteld;
- 4.
vanaf 3:00 uur is de muziek uit.
Om 3:30 uur is al het publiek, zowel in de natte als droge horeca, uit de inrichting verdwenen.
De hoogte van de dwangsom bedraagt € 750,- per overtreding met een maximum van € 3.750,-.
De politie en de toezichthouders van de gemeente houden toezicht op de openbare orde. Wanneer als gevolg van de exploitatie van een horecaonderneming de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid in of nabij deze horecaonderneming wordt verstoord, of dit op voorhand mag worden aangenomen (dreigende verstoring) kan de DHW-vergunning geschorst worden en de onderneming tijdelijk worden gesloten. Verstoring van de openbare orde en veiligheid is onder andere geluidsoverlast, vechtpartijen en geweldsdelicten binnen of bij een horecagelegenheid.
Wanneer er sprake is van een ernstig incident en/of ernstige verstoring van de openbare orde, of wanneer er een ernstige verstoring van de openbare orde dreigt, dan kan de burgemeester zonder voorafgaande stappen de inrichting sluiten, zo nodig met gebruikmaking van spoedshalve bestuursdwang. De inrichting zal in zo’n geval gesloten worden voor de duur van maximaal 12 maanden.
Om te bepalen of er sprake is van een ernstig incident, of ernstige verstoring van de openbare orde, wordt gekeken naar de volgende indicatoren:
- -
geweldsdelict waarbij sprake is van ernstig letsel;
- -
- -
schietincident, ongeacht of er sprake is van verwonding;
- -
steekincident waarbij sprake is van verwonding;
- -
de hoeveelheid betrokken personen bij het geweld ( hoe meer personen, hoe eerder er sprake is van een ernstig incident);
- -
directe betrokkenheid van personeel van de horeca-inrichting;
- -
indirecte betrokkenheid van het personeel (waarbij sprake is van verwijtbaarheid en/of verwijtbare nalatigheid)
Bij aanwezigheid van wapens in een horeca-inrichting is de Wet Wapens en Munitie en de Regeling Wapens en Munitie van toepassing. De gemeente heeft in deze geen bevoegdheden om toezicht te houden. Volgens artikel 45 eerste lid Wet Wapens en Munitie zijn alleen ambtenaren die in dat artikel zijn vermeld bevoegd om toezicht te houden. Eventuele strafrechtelijke afhandeling vindt plaats onder regie van het OM. Wel kan worden bekeken of er gronden zijn om de vergunning in te trekken. De grond die hier het meest voor zal komen is neergelegd in artikel 31 eerste lid onder c van de DHW (feiten die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid).
Wanneer er niet alleen sprake is van aanwezigheid van wapens, maar deze wapens ook zijn gebruikt en waardoor de openbare orde en veiligheid direct in het geding zijn geweest, is er sprake van ernstige verstoring van de openbare orde. De burgemeester kan hierbij overgaan tot een onmiddellijke sluiting van de horecagelegenheid met toepassing van spoedshalve bestuursdwang.
Overtreding van artikel 2.3.3.2 en 2.3.3.3 APV.
De hoogte van de dwangsom bedraagt € 750,- per overtreding met een maximum van € 3.750,-.