Gemeente Goeree-Overflakkee - Verordening Jeugdhulp Goeree-Overflakkee 2015
 
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
De raad van de gemeente Goeree-Overflakkee;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 oktober 2014;
gelet op de artikelen 2.9, 2.12 en 8.1.1, vierde lid van de Jeugdwet;
overwegende dat:
  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft gelegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
  • het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;
  • het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening Jeugdhulp Goeree-Overflakkee 2015
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
  • andere voorziening: een voorziening niet vallend onder de wet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;
  • gesprek: het gesprek als bedoeld in artikel 5 van deze verordening;
  • hulpvraag: de behoefte van een jeugdige of een ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;
  • individuele voorziening: de via een verleningsbeschikking toegankelijke op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door burgemeester en wethouders in natura of bij pgb wordt verstrekt;
  • ondersteuningsplan: het hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;
  • overige voorzieningen: de overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2.9, onder a, van de wet en artikel 2, eerste lid, waarvoor geen verleningsbeschikking van burgemeester en wethouders vereist is;
  • pgb: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door burgemeester en wethouders verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die in de vorm van een individuele voorziening is toegekend van derden te betrekken;
  • wet: de Jeugdwet;
  • Jeugd Ondersteunings Team: een in de gemeente werkzaam multidisciplinair team dat onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders jeugdhulp verleent.
Artikel 2 Vormen van jeugdhulp
1.De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:
Basishulp:
  • a.
    informatie en (opvoed)advies
  • b.
    jeugdgezondheidszorg
  • c.
    jongerencoaching
  • d.
    schoolmaatschappelijk werk
  • e.
    voorlichting, cursussen en trainingen
    • 2.
      De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
Specialistische hulp:
  • a.
    begeleiding en verzorging jeugdigen met verstandelijke beperking
  • b.
    generalistische basis-ggz voor jeugdigen
  • c.
    gezinscoaching
  • d.
    gezinsondersteuning
  • e.
    jongerentrajecten
  • f.
    ambulante opvoedhulp
  • g.
    crisisopvang
  • h.
    forensische hulp
  • i.
    gesloten jeugdhulp
  • j.
    medische kinderdagbehandeling
  • k.
    pleegzorg
  • l.
    residentiële hulp in vrijwillig kader
  • m.
    residentiële hulp voor jeugdigen met verstandelijke beperkingen
  • n.
    specialistische dagbehandeling en verzorging verstandelijk beperkte jeugd
  • o.
    specialistische ggz voor jeugdigen
  • p.
    verzorging van jeugd met een lichamelijke en zintuiglijke beperking
Artikel 3 Toegang jeugdhulp, indiening hulpvraag
  • 1.
    Jeugdigen en ouders met een hulpvraag kunnen burgemeester en wethouders verzoeken om toeleiding naar een overige voorziening of toekenning van een door burgemeester en wethouders bij besluit te verlenen individuele voorziening.
  • 2.
    De huisarts, medisch specialist en jeugdarts die een jeugdige of zijn ouders
behandelen, stellen burgemeester en wethouders in kennis van hun verwijzing naar een door burgemeester en wethouders bij besluit te verlenen individuele voorziening.
3.Burgemeester en wethouders zorgen voor inzet van de jeugdhulp die de
rechter of de gecertificeerde instelling nodig achten bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.
  • 4.
    In spoedeisende gevallen treffen burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening, of vragen burgemeester en wethouders een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.
  • 5.
    Jeugdigen en ouders die menen een beroep te kunnen doen op een overige
voorziening, kunnen zich rechtstreeks hiertoe wenden. Ook de huisarts, medisch
specialist, jeugdarts of andere betrokken instanties kunnen jeugdigen en ouders rechtstreeks
verwijzen naar een overige voorziening.
Hoofdstuk 2 – Procedure via Jeugd Ondersteunings Team
Artikel 4 Registratie en gespreksvoorbereiding
  • 1.
    Burgemeester en wethouders registreren schriftelijk de ontvangst van een hulpvraag en een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders verzamelen in overleg met de jeugdige of zijn ouders alle voor het gesprek over de hulpvraag noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de
jeugdige en zijn situatie.
  • 3.
    Zo spoedig mogelijk nadat de gegevens zijn verzameld, maken burgemeester en wethouders een afspraak voor een gesprek.
  • 4.
    Indien de gegevens van de jeugdige en zijn situatie reeds voldoende bekend zijn, kunnen burgemeester en wethouders afzien van de in lid 2 bedoelde verzameling van gegevens.
  • 5.
    Indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag,
kunnen burgemeester en wethouders in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek en volstaan met een onderzoeksverslag dat voor akkoord aan de jeugdige of zijn ouders wordt voorgelegd en overeenkomstig artikel 7, vierde lid, wordt behandeld. Bij een niet voor akkoord getekend onderzoeksverslag is artikel 7, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 Het gesprek
  • 1.
    Voorzover noodzakelijk onderzoeken burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk na de gespreksvoorbereiding in een gesprek met deskundigen en de jeugdige of zijn ouders:
    • a.
      de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van
de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;
  • b.
    het gewenste resultaat;
  • c.
    het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de
naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
  • d.
    de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;
  • e.
    de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige
voorziening;
  • f.
    de mogelijkheden om een individuele voorziening te treffen;
  • g.
    de wijze waarop de individuele voorziening wordt afgestemd met andere
voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of
werk en inkomen, en
h.de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden
budget, waarbij de jeugdige of zijn ouders conform artikel 8.1.6 van de wet, in voor
hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.
2.In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeren burgemeester en wethouders de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.
Artikel 6 Het gespreksverslag of ondersteuningsplan
  • 1.
    Van het gesprek wordt een verslag gemaakt, waarin het oordeel van burgemeester en wethouders over de wenselijkheid van een individuele of overige voorziening wordt vastgelegd onder vermelding van de aan de jeugdige of zijn ouders kenbaar gemaakte gevolgen.
  • 2.
    Indien het gesprek naar het oordeel van burgemeester en wethouders leidt tot de wenselijkheid van een individuele voorziening, wordt ter zake een ondersteuningsplan opgesteld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is.
  • 3.
    Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekken burgemeester en wethouders aan de jeugdige of zijn ouders, een schriftelijke weergave van het gesprek en, in voorkomend geval, het ondersteuningsplan.
  • 4.
    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het
verslag of ondersteuningsplan toegevoegd.
Artikel 7 De aanvraag
1.Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening
mondeling of schriftelijk indienen bij burgemeester en wethouders.
  • 2.
    Indien een aanvraag mondeling wordt gedaan, wordt deze schriftelijk bevestigd.
  • 3.
    Een schriftelijke aanvraag kan worden ingediend door middel van een door het
college vastgesteld aanvraagformulier.
4.Een voor akkoord ondertekend verslag van het gesprek en, in voorkomend geval,
een ondertekend ondersteuningsplan wordt door burgemeester en wethouders als complete aanvraag voor een individuele voorziening beschouwd.
5.Een niet voor akkoord ondertekend verslag van het gesprek of ondersteuningsplan
wordt door burgemeester en wethouders als een aanvraag voor een individuele voorziening beschouwd, tenzij de jeugdige of zijn ouders hebben aangegeven geen aanvraag te wensen.
Hoofdstuk 3 – Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen
Artikel 8 Toekenning individuele voorzieningen
  • 1.
    Burgemeester en wethouders kennen een individuele voorziening toe voorzover in het verslag en plan zoals bedoeld in artikel 7, vierde lid, wordt vastgesteld dat de jeugdige:
    • a.
      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving
geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;
b.geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk,
gebruik te maken van een overige voorziening, of
c.geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk,
gebruik te maken van een andere voorziening.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders kennen eveneens een individuele voorziening toe voorzover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, is afgegeven;
  • 3.
    Conform artikel 8.1.1 van de wet verstrekken burgemeester en wethouders alleen een individuele voorziening in de vorm van een pgb:
    • a.
      als de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel
van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een pgb
verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b.als de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de
individuele voorziening die door een (gecontracteerde) aanbieder wordt geleverd, niet passend achten;
c.als naar het oordeel van burgemeester en wethouders is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een aanbieder of een persoon die
behoort tot het sociale netwerk, van goede kwaliteit is;
d.voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die door de jeugdige of zijn
ouders zijn aangegeven, na is te gaan of de voorziening noodzakelijk is en als
goedkoopste adequate voorziening aan te merken valt;
e.als de jeugdige of zijn ouders de kosten die uitstijgen boven de kostprijs van de
naar het oordeel van burgemeester en wethouders adequate individuele voorziening in natura, zelf willen bekostigen.
Artikel 9 Inhoud beschikking
1.In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder
geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt (en wordt
tevens aangegeven hoe bezwaar tegen deze beschikking kan worden gemaakt).
2.Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder
geval vastgelegd:
  • a.
    welke de te treffen voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
  • b.
    wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
  • c.
    welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder van jeugdhulp de voorziening
verstrekt, en indien van toepassing,
  • d.
    welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
    • 3.
      Bij het verstrekken van een voorziening als pgb wordt in de beschikking
vastgelegd:
  • a.
    voor welke individuele voorziening het pgb kan worden aangewend;
  • b.
    welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
  • c.
    wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend;
  • d.
    hoe de feitelijke betaling ten laste van het verstrekte pgb plaatsvindt;
  • e.
    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
  • f.
    de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
    • 4.
      Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage wordt hiervan melding gemaakt in de
beschikking.
Hoofdstuk 4 - Overige bepalingen
Artikel 10 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of
terugvordering
1.Conform artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan burgemeester en wethouders mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding
kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele
voorziening.
  • 2.
    Conform artikel 8.1.4 van de wet kunnen burgemeester en wethouders een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:
    • a.
      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en
de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou hebben
geleid;
b.de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het
daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
c.de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer
toereikend is te achten;
  • d.
    de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van het pgb, of
  • e.
    de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel
gebruiken dan waarvoor het is bestemd.
3.Indien burgemeester en wethouders een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, hebben ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk
heeft plaatsgevonden, kunnen burgemeester en wethouders van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde
terugvorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte
genoten pgb.
4.Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het
pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van
de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 11 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de
vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of
uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval
rekening met:
  • a.
    de aard en omvang van de te verrichten taken;
  • b.
    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de
functie;
  • c.
    een redelijke toeslag voor overheadkosten;
  • d.
    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg
van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en
e.kosten voor bijscholing van het personeel.
Artikel 12 Klachtregeling
Burgemeester en wethouders behandelen klachten van jeugdigen of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 13 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze
Verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 14 Nadere regels
Voorzover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kunnen burgemeester en wethouders nadere regels stellen.
Artikel 15 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Artikel 16 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Jeugdhulp Goeree-Overflakkee 2015”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Goeree-Overflakkee op 30 oktober 2014.
 
De griffier, De plv. voorzitter,
 
drs. J. Mimpen C.J. van Dam
Naar boven