Telecommunicatieverordening Rotterdam 2015
De Raad van de gemeente Rotterdam,
 
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 juni 2015 (raadsvoorstel nr. 15bb4129); raadsstuk 15bb5757;
 
gelet op artikel 5.4, vierde lid, van de Telecommunicatiewet en artikel 149 van de Gemeentewet;
 
besluit vast te stellen:
 
de Telecommunicatieverordening Rotterdam 2015
 
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
 
a. wet:
Telecommunicatiewet;
 
b. openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk:
als bedoeld in communicatienetwerk: artikel 1.1, onder h, van de wet;
 
c. kabels:
kabels als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de wet;
 
d. voorzieningen:
ondergrondse ondersteuningswerken als bedoeld in artikel 5.15, van de wet, en kabels;
 
e. openbare gronden:
openbare wegen en wateren als bedoeld in artikel 1.1, onder aa, van de wet;
 
f. aanbieder:
aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van de wet;
 
g. werkzaamheden:
werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatie-netwerk in of op openbare gronden;
 
h. gedoogplichtige:
degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de wet;
 
i. college:
college van burgemeester en wethouders;
 
j. instemmingsaanvraag:
aanvraag als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid onder a;
 
k. instemmingsbesluit:
besluit van het college als bedoeld in artikel 5.4 eerste lid, onder b, van de wet;
 
l. huisaansluiting:
het gedeelte van een kabel van minder dan 25 m in openbare gronden dat een openbaar elektronisch communicatie-netwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt als bedoeld onder artikel 1.1, onder k, van de wet;
 
m. melding ingraving:
melding ingraving: werkzaamheden van niet ingrijpende aard:
  • het aanbrengen of verwijderen van kabels in reeds aangebrachte voorzieningen;
  • het maken van huisaansluitingen;
 
n. Handboek Leidingen:
door het college vastgestelde of nader vast te stellen regels betreffende ontwerp, aanleg, exploitatie, onderhoud en verwijdering van kabels en leidingen;
 
o. Havengebied:
het gebied dat door de gemeente Rotterdam economisch is ingebracht in de onderneming van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. of in erfpacht is uitgegeven aan of in beheer is van het Havenbedrijf Rotterdam N.V.
Artikel 2 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden
  • 1.
    Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, doet hiertoe een instemmingsaanvraag ten minste acht weken voor de aanvang van de werkzaamheden aan het college door middel van een vastgesteld (digitaal) formulier.
  • 2.
    Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de instemmingsaanvraag, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, voor te bereiden.
  • 3.
    Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de instemmingsaanvraag in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.
  • 4.
    Voor het verrichten van werkzaamheden van niet ingrijpende aard kan de aanbieder volstaan met een melding ingraving aan het college minimaal twee dagen voorafgaande aan de werkzaamheden door middel van een daarvoor door het college vastgesteld (digitaal) formulier.
  • 5.
    Het vierde lid is niet van toepassing op het Havengebied van de gemeente.
Artikel 3 Ernstige belemmeringen en storingen
  • 1.
    Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmering of storing van de communicatie in de zin van artikel 5.6, tweede lid, van de wet volstaat de aanbieder met een melding ingraving voorafgaand aan de start van de werkzaamheden door middel van een daarvoor door het college vastgesteld (digitaal) formulier.
  • 2.
    Dit artikel is niet van toepassing op het Havengebied.
Artikel 4 Gegevensverstrekking
  • 1.
    Bij de instemmingsaanvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:
    • a.
      naam, (e-mail)adres en telefoonnummer van degene die de kabel of het netwerk in eigendom heeft, beheert of exploiteert;
    • b.
      een opgave van het aantal kabels en/of buizen dat direct met kabels wordt gevuld of ingeblazen alsmede een opgave van het aantal buizen dat leeg wordt aangebracht;
    • c.
      een opgave van belanghebbenden en instanties die vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;
    • d.
      een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:
      • 1.
        een opgave van het gewenste tracé met daarbij duidelijke (digitale) tekeningen en daarop aangegeven wat de te verbinden locaties zijn;
      • 2.
        een opgave van de objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de gewenste situering daarvan;
      • 3.
        de doorsnede van de kabel en, indien van toepassing, de kabelgoot;
      • 4.
        de lengte en breedte van de kabelsleuf;
      • 5.
        de opgave van ondergrondse (handholes en dergelijke) of bovengrondse kasten waarvoor geen bouwvergunning noodzakelijk is, alsmede de situering en afmetingen daarvan;
      • 6.
        voorgenomen datum en tijdstip van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden;
      • 7.
        naam, (e-mail)adres, telefoonnummer van de contactpersoon, aannemers of onderaannemers die belast zijn met de werkzaamheden en van een door hen aangewezen contactpersoon die ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden vierentwintig uur per dag bereikbaar is in verband met mogelijke calamiteiten;
      • 8.
        de maatregelen die de bereikbaarheid van de in de openbare grond aanwezige kabels en leidingen waarborgen;
      • 9.
        de bereikbaarheid van percelen en opstallen in de nabijheid van de uit te voeren werkzaamheden;
      • 10.
        alle overige van belang zijnde feiten en omstandigheden gelet op de in artikel 5.4 leden 2 en 3 van de wet genoemde belangen.
  • 2.
    Het college kan nadere regels stellen aan de gegevens die bij de instemmingsaanvraag worden verstrekt, alsook over de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt.
Artikel 5 Aanvullende verplichtingen
  • 1.
    De aanbieder is verplicht omwonenden en bedrijven ter plaatse van de uit te voeren werkzaamheden op de hoogte te stellen, conform de in het Handboek Leidingen opgenomen wijze.
  • 2.
    De aanbieder stelt het college in de gelegenheid de gelegde kabels te doen inmeten ter controle of de kabels zijn gelegd overeenkomstig het instemmingsbesluit.
  • 3.
    Op het moment van de oplevering van de werkzaamheden is de aanbieder op verzoek van het college verplicht een overzicht te geven van de niet in gebruik zijnde kabels.
Artikel 6 Beslistermijn en aanhouding
  • 1.
    Een beslissing op een instemmingsaanvraag als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening wordt genomen uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
  • 2.
    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel houdt het college de beslissing aan, indien er in verband met werkzaamheden ten behoeve van het openbare elektronisch communicatienetwerk een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist.
  • 3.
    De in het tweede lid van dit artikel genoemde aanhouding eindigt na afgifte van genoemde vergunning(en) dan wel na afloop van de bezwarentermijn, tenzij er bezwaren zijn ingebracht en tevens is verzocht om een voorlopige voorziening ex artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht. In dat geval eindigt de aanhouding met ingang van de dag nadat op dat verzoek is beslist.
Artikel 7 Voorschriften en beperkingen bij instemming
  • 1.
    De geldigheid van een verleend instemmingsbesluit komt van rechtswege te vervallen indien de aanbieder niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van het instemmingsbesluit is aangevangen met de werkzaamheden als omschreven in het instemmingsbesluit, tenzij het college hiervan uitdrukkelijk afwijkt in het instemmingsbesluit.
  • 2.
    Het college kan nadere regels stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels, het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken, alsook over de afmetingen van kasten, handholes en andere toebehoren, behorende bij een openbaar elektronisch communicatienetwerk.
  • 3.
    Indien binnen twee jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de aanbieder werkzaamheden moet uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan het herstel.
  • 4.
    Aan herstel van bijzondere bestrating kan het college nadere voorwaarden stellen.
  • 5.
    De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en medegebruik van voorzieningen geschiedt conform het Handboek Leidingen.
Artikel 8 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg
  • 1.
    Een aanbieder is verplicht om bij de aanleg van kabels in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere aanbieders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.
  • 2.
    Het vooroverleg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, dan wel een door het college geëntameerd overleg naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.
  • 3.
    Indien de aanbieder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de aanbieder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.
  • 4.
    Indien de openbare gronden op basis van de in het Handboek Leidingen vastgestelde standaardprofielen geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels, dient de aanbieder een alternatief tracé te kiezen, of aan andere aanbieders een billijk verzoek tot medegebruik van kabels te doen, op grond van artikel 5.12, van de wet.
Artikel 9 Melding wijziging voorzieningen
De aanbieder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat de eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk in of op openbare gronden.
Artikel 10 Intrekking oude verordening
De Telecommunicatieverordening Rotterdam 2008 wordt ingetrokken.
Artikel 11 Overgangsrecht
  • 1.
    De Telecommunicatieverordening Rotterdam 2008 blijft van kracht op meldingen waarop reeds krachtens diezelfde Verordening is beslist, maar waarvan de uitvoering op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog niet is gerealiseerd.
  • 2.
    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een instemmingsaanvraag is gedaan op grond van de Telecommunicatieverordening Rotterdam 2008 maar waarop nog niet is beslist, wordt daarop de Telecommunicatieverordening van 2008 toegepast.
Artikel 12 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 13 Citeerartikel
Deze verordening wordt aangehaald als: Telecommunicatieverordening Rotterdam 2015.
 
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 en 9 juli 2015.

De griffier,

J.M. van Midden, wnd.

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Toelichting Telecommunicatieverordening Rotterdam 2015
1.1 Inleiding
Naast het bovengrondse transport over wegen is het ondergrondse transport economisch ook van levensbelang. De Rotterdamse ondergrond ligt (over)vol met kabels en buizen voor het transport van data, elektriciteit, gas, water, e.d., maar ook, vooral in het havengebied, voor het transport van al dan niet gevaarlijke stoffen. Deze ondergrondse infrastructuur ligt vrijwel geheel in het Rotterdamse openbare gebied en zo is Rotterdam hier zowel privaatrechtelijk, als eigenaar van de openbare gronden, als publiekrechtelijk, voor veiligheid, ondergrondse ordening e.d. rechtstreeks bij betrokken.
 
Het publieke juridisch regiem waaronder deze leidingen liggen verschilt als het gaat om kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken of om overige kabels en buizen. De elektronische communicatienetwerken vallen onder het regiem van de Telecommunicatiewet, waarop hieronder zal worden ingegaan. De overige kabels en leidingen liggen op basis van de Leidingenverordening Rotterdam, die het leggen van voorwerpen en het graven in openbare gebieden bindt aan een vergunning van het college. In de Leidingenverordening Rotterdam zijn de aspecten van veiligheid en ondergrondse ordening vastgelegd. In het Handboek Leidingen zijn de technische specificaties voor het leggen, houden en opruimen van leidingen in gemeentegrond vastgelegd.
 
Voor het leggen van een leiding is een vergunning, in geval van een kabel ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk een instemmingsbesluit, nodig van het college. Hiervoor wordt de aanvrager leges in rekening gebracht. Voor het houden van een leiding, uitgezonderd telecommunicatiekabels, is precario verschuldigd. Voor het herstel van het openbaar gebied na het leggen van een kabel is van kracht de Schaderegeling Ingravingen Rotterdam (SIR). De opzet van deze regeling is dat ingravers de mogelijkheid wordt geboden zelf de aangebrachte schade aan de openbare gronden te herstellen en dat de verdere door de gemeente geleden schade, te weten toekomstig extra onderhoud en beheer en degeneratie wordt vergoed volgens door het college vast te stellen tarieven.
 
Naast bovengenoemde regelgeving geldt de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION, ‘grondroerdersregeling’). Deze wet regelt de verplichte informatie-uitwisseling tussen netwerkbeheerders en gravers om op deze wijze de schade aan leidingen door graafwerkzaamheden te voorkomen.
1.2 Telecommunicatieverordening Rotterdam 2015
De Telecommunicatiewet (Tw) heeft als strekking regels te stellen in verband met de algehele liberalisering van de openbare elektronische communicatienetwerken ter waarborging van een samenhangende infrastructuur en het bevorderen van de daadwerkelijke mededinging in verband met de algehele liberalisering van de elektronische netwerken en elektronische (net)diensten.
 
Hoofdstuk 5 van de Tw regelt het gedogen van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken in de openbare gronden van de gemeente volgens het uitgangspunt gedogen om niet, verleggen om niet. Dat wil zeggen dat de gemeente geen precario kan heffen wegens het moeten dulden van deze kabels in gemeentegrond, maar dat daar tegenover staat dat de netwerkaanbieder verplicht is de kabels te verplaatsen, indien dit noodzakelijk is voor de oprichting van een gebouw of de uitvoering van een werk. Deze uitgangspunten golden ook reeds onder de oude Telegraaf- en Telefoonwet uit 1904, toen het Staatsbedrijf der PTT nog enige concessiehouder was.
 
Naast het gedogen belast de Tw de gemeente ook met de coördinatie van de door aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken uit te voeren werken binnen het grondgebied van de gemeente voor de aanleg en instandhouding van kabels voor deze netwerken. Aan deze coördinatieplicht is inhoud gegeven door een verplichte instemmingsaanvraag aan het college te doen, voordat werkzaamheden starten van de aanleg of instandhouding van telecommunicatiekabels door de aanbieder van elektronische communicatiediensten, dat vervolgens het college een instemmingsbesluit dient te nemen, waaraan het college ten behoeve van de coördinatie van de werkzaamheden voorwaarden kan verbinden.
 
Volgens artikel 5.4 lid 4 Tw stelt de gemeenteraad daartoe een verordening vast, die in ieder geval regels bevat inzake:
  • a.
    het tijdstip, voorafgaand aan het verrichten van werkzaamheden, waarop de instemmingsaanvraag uiterlijk moet zijn gedaan;
  • b.
    de gegevens die bij de instemmingsaanvraag moeten worden verstrekt, waaronder het uitvoeringsplan;
  • c.
    de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming en van het medegebruik van voorzieningen.
Bij het opstellen van de Telecommunicatieverordening Rotterdam 2008 is gebruik gemaakt van de modelverordening van de VNG.
 
Artikel 5.7 Tw regelt de vergoeding van de schade verbandhoudend met de gedoogplicht van de gemeente. In deze verordening behoeft daarom hieraan geen artikel te worden gewijd.
In het instemmingsbesluit zal het kabelbedrijf worden gewezen op de hierboven genoemde SIR.
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor zover nodig sluiten de begripsomschrijvingen aan bij de wettelijke omschrijvingen van de Tw.
 
Het Handboek Leidingen bevat de Rotterdamse voorschriften zowel over de ruimtelijke indeling als de technische voorschriften over het leggen van kabels en leidingen in de ondergrond. Het Handboek wordt vastgesteld door het college als zijnde beleidsregels als bedoeld in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden
Het college heeft de directeur van Stadsbeheer gemandateerd voor de uitvoering van de Telecommunicatiewet en –Verordening. Door de directeur is het Leidingenbureau van Stadsbeheer aangewezen als het centrale loket voor het verkrijgen van instemmingsbesluiten. Voor de vereenvoudigde melding, bedoeld in lid 4, is het gebiedskantoor waarin de werkzaamheden zullen plaatsvinden, aangewezen als het meldpunt.
 
De instemmingsaanvraag dient acht weken voor aanvang te geschieden. Dit is in overeenstemming met de termijn genoemd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
 
Lid 1 van dit artikel geeft aan dat de instemmingsaanvraag dient te geschieden aan de hand van een door het college vastgesteld formulier. Aan de hand van dit formulier worden de in artikel 4 gevraagde gegevens verstrekt. Alle gevraagde gegevens strekken tot het invullen van de gemeentelijke coördinatieplicht volgens de Telecommunicatiewet.
 
Lid 2 wijst de aanbieder op de mogelijkheid vooraf over bijvoorbeeld het tracé vooroverleg met het Leidingenbureau te voeren. Tevens kan in dit overleg aan de orde komen het medegebruik van voorzieningen als bedoeld in artikel 8.
 
Lid 4 van dit artikel opent de mogelijkheid van een vereenvoudigde melding, indien het betreft een huisaansluiting, een reparatie of het aanbrengen van kabels in reeds aangelegde voorzieningen. Dan kan worden volstaan met de vereenvoudigde melding aan het gebiedskantoor binnen wiens beheergebied de betreffende werkzaamheden plaatsvinden. Deze melding dient te geschieden aan de hand van een vastgesteld formulier. De gebiedskantoren houden door deze melding inzicht in de werkzaamheden in en op de straat.
 
Deze regeling geldt niet voor het havengebied. Gelet op de noodzaak van een veilig beheer van de ondergrondse infrastructuur in dit gebied mag in alle gevallen pas worden gegraven na het verkrijgen van een instemmingsbesluit.
Artikel 3 Ernstige belemmeringen en storingen
In dit artikel wordt aan artikel 5.4, lid 4, sub f en artikel 5.6 Tw voldaan. In dit geval kan worden volstaan met een melding aan de burgemeester of een door hem of haar aan te stellen ambtenaar.
 
Artikel 5.6, lid 5 Tw geeft de mogelijkheid in de verordening gebieden aan te wijzen waar om redenen van veiligheid dit artikel niet van toepassing is.
Artikel 4 Wijze van melding werkzaamheden
Dit artikel is een invulling van artikel 5.4, vierde lid van de Telecommunicatiewet.
Artikel 5 Aanvullende verplichting
In het kader van het toezicht op de naleving van de voorwaarden bij het instemmingsbesluit dient Stadsbeheer in de gelegenheid te worden gesteld de gelegde kabels te doen inmeten. De kosten van het toezicht en het inmeten zijn opgenomen in de voor het instemmingsbesluit verschuldigde leges.
 
De digitale gegevens die worden verkregen bij het inmeten worden desgevraagd ter beschikking gesteld aan de leidingbeheerder.
Artikel 6 Beslissingstermijn en samenloop
Zoals reeds vermeld bij artikel 2 lid 1 is in overeenstemming met de Awb de beslissingstermijn gesteld op acht weken. Hiervan kan het college gemotiveerd afwijken.
 
De leden 2 en 3 regelen het geval dat een te geven instemmingsbesluit samenhang heeft met een te verlenen omgevingsvergunning.
Artikel 7 Voorschriften en beperkingen bij instemming
Lid 1 bepaalt dat de werkzaamheden moeten starten binnen zes maanden na afgifte van het instemmingsbesluit en worden voltooid binnen zes maanden na deze start. Wordt hieraan niet voldaan, dan vervalt het instemmingsbesluit.
 
De leden 2 en 5 geven aan welke voorschriften en beperkingen aan het instemmingsbesluit kunnen worden verbonden. Het gaat in hoofdzaak om belangen van de openbare orde, het beheer en onderhoud en de bestemmingen van de openbare gronden, verkeersbelangen, medegebruik van voorzieningen en afstemming met andere werken. Verder dienen bij de aanleg van de telecommunicatievoorzieningen de voorschriften van het reeds genoemde Handboek Leidingen in acht te worden genomen.
 
Leden 3 en 4 hebben betrekking op het geval dat binnen twee jaar na groot onderhoud of herinrichting van een openbaar gebied dan wel in een bijzondere bestrating (sierbestrating) een aanbieder opnieuw kabelwerkzaamheden wenst uit te voeren. Er kunnen dan bijzondere voorwaarden worden gesteld aan het herstel van de straat.
 
Het leggen van een telecommunicatiekabel heeft altijd tot gevolg dat de weg of het openbaar groen wordt beschadigd. De veroorzaker dient deze schade te (laten) herstellen. Zoals onder 1.2 is aangegeven is voor het herstel de SIR in het leven geroepen.
Artikel 8 (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg
Artikel 5.2 lid 7 Tw bepaalt zoals eerder aangegeven in de inleiding, dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels vaststelt o.a. omtrent het medegebruik van voorzieningen. Dit artikel is verder in de Telecommunicatiewet niet uitgewerkt. Wel bepaalt artikel 5.12 Tw nog dat aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken over en weer verplicht zijn te voldoen aan redelijke verzoeken tot medegebruik, maar dit artikel handelt over de verhouding tussen de aanbieders, waar de gemeente buiten staat.
 
In lid 1 van artikel 8 is als algemeen uitgangspunt gehanteerd dat zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van reeds aangelegde voorzieningen, hetzij door andere aanbieders hetzij door of vanwege de gemeente.
 
Om dit uitgangspunt handen en voeten te geven is in lid 2 bepaald dat tijdens het in artikel 2 lid 2 van de verordening aangegeven mogelijkheid tot vooroverleg met het Leidingenbureau het onderwerp ‘gebruik maken van reeds aanwezige voorzieningen’ uitdrukkelijk ter sprake dient te komen. Ook kan van de zijde van de gemeente naar aanleiding van een melding vooroverleg worden geëntameerd.
 
Lid 3 bepaalt dat een redelijk aanbod om gebruik te maken van al aangelegde voorzieningen niet geweigerd kan worden. De vraag wat een redelijk aanbod is kan worden beantwoord als volgt: de aanwezige voorziening is zowel in kwaliteit als in kosten een volwaardig alternatief voor het eigen graafrecht van de aanbieder.
 
Lid 4 bepaalt dat als de ondergrond geen ruimte biedt een kabel volgens het vastgestelde standaardprofiel van het Handboek Leidingen te leggen de aanbieder een alternatief tracé krijgt aangeboden dan wel gebruik moet maken van genoemd artikel 5.12 Tw.
 
Een verplichting tot medegebruik of tot het kiezen van een alternatief tracé zal worden opgenomen in het instemmingsbesluit. Dit instemmingsbesluit is een beschikking in de zin van de Awb. Tegen dit besluit is derhalve bezwaar en beroep mogelijk.
Dit gemeenteblad 2015, nummer 126, is uitgegeven op 14 juli 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Naar boven