Artikel 23 Citeertitel en inwerkingtreding
1. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel terugvordering, invordering, boete en verhaal gemeente Heerlen 2015, eerste wijziging”.
2. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 juli 2015 onder intrekking van de beleidsregel terug- invordering, boete en verhaal gemeente Heerlen 2015.
Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van .
Op grond van artikel 58 van de Participatiewet kan het college dat de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terugvorderen. Een gelijksoortige bepaling is sinds invoering van de Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (Wet BUIG) opgenomen in de IOAW en IOAZ. Terugvordering is in dat kader een aan het college toekomende bevoegdheid en het college kan deze bevoegdheid dan ook nader inkaderen door middel van beleidsregels.
Met inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetten (Wet aanscherping) wordt de bevoegdheid tot terugvordering gedeeltelijk omgezet in een wettelijke verplichting. Meer specifiek gaat het om vorderingen die het gevolg zijn van ten onrechte ontvangen uitkering in verband met schending van de inlichtingenplicht. De verplichting tot terugvordering komt daarbij mede tot uiting in:
a. een verplichting tot verrekening van deze vordering met een eventueel recht op algemene bijstand, een uitkering in het kader van de IOAW of IOAZ dan wel een Bbz-uitkering; en
b. een wettelijk verbod om medewerking te verlenen aan een schuldregeling indien de vordering is ontstaan door het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting.
De verplichting tot terugvordering geldt alleen voor vorderingen die zijn ontstaan na inwerkingtreding van de Wet aanscherping (1 januari 2013). Dat geldt ook voor de hierboven onder a en b genoemde verplichtingen. Is het besluit tot terugvordering voor 1 januari 2013 afgegeven dan blijft ook voor de vordering als gevolg van schending van de inlichtingenplicht, een en ander een bevoegdheid.
Naast de bevoegdheid tot terugvordering is in de wet ook een drietal andere (gerelateerde) bevoegdheden opgenomen:
a. de bevoegdheid tot intrekking of herziening van het recht op bijstand dan wel een uitkering in het kader van de IOAW of IOAZ (artikel 54, derde lid van de Participatiewet en artikel 17, derde lid van de IOAW en IOAZ);
b. de bevoegdheid om gebruik te maken van de in titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde mogelijkheden tot invordering van een schuld; en
c. de bevoegdheid tot brutering van de vordering in het kader van te veel genoten uitkering (artikel 58, vijfde lid (v/h vierde lid) van de Participatiewet en artikel 25, vijfde lid (v/h vierde lid) van de IOAW en IOAZ).
Ook deze bevoegdheden worden – zij het soms indirect - aangetast door de Wet aanscherping. Met betrekking tot de bevoegdheid tot intrekking of herziening moge duidelijk zijn dat vrij rigoureuze beleidskeuzes in dit kader (waarbij in meer algemene zin van intrekking/herziening over bepaalde periodes wordt afgezien) op zeer gespannen voet staan met het uitgangspunt van de Wet aanscherping, dat fraude te allen tijde niet mag lonen. Er lijkt echter, tot op dit moment, juridisch gezien wel ruimte voor beleidskeuzes die gebaseerd zijn op effectiviteitoverwegingen (denk aan: beperking onderzoek naar fraude en daarmee indirect ook de periode van intrekking/herziening, voor zover dit de slagkracht van de handhaving niet ten goede komt).
De Wet aanscherping stelt enkel daar waar het een fraudevordering of de daarmee samenhangende boete betreft verrekening, indien mogelijk – verplicht verrekening (artikel 60, vierde lid van de Participatiewet en artikel 28, tweede lid van de IOAW en IOAZ). Met betrekking tot brutering is de Participatiewet na inwerkingtreding van de Wet aanscherping niet gewijzigd. Daar artikel 58, eerste lid van de Participatiewet het college echter verplicht tot terugvordering van de kosten van bijstand en tot deze kosten eveneens de eventueel afgedragen belasting en premies behoren, heeft het college op dit vlak niet de vrijheid om (gedeeltelijk) van brutering af te zien indien verrekening niet mogelijk blijkt.
Uitspraak ook van belang voor Participatiewet –boetes
De uitspraak heeft betrekking op schending van de inlichtingenplicht in het kader van de Werkloosheidswet. Deze uitspraak lijkt ook grotendeels van toepassing te zijn op boetes die worden opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht in de Participatiewet.
Indringende toets aan evenredigheidsbeginsel
De CRvB stelt vast dat de wet niet exact voorschrijft hoe hoog een bestuurlijke boete moet zijn bij schending van de inlichtingenplicht en een boete daarom moet worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel van artikel 5:46 lid 2 Awb. De CRvB oordeelt dat het vanaf 1 januari 2013 in het sociale zekerheidsrecht gecreëerde boeteregime vraagt om een indringende toets aan het evenredigheidsbeginsel aangezien de hoogte van de op te leggen sanctie sterk is verhoogd. Hierbij geldt als uitgangspunt bij bepaling van de hoogte van de boete:
• opzet aantoonbaar: 100% van het benadelingsbedrag;
• grove schuld: 75% van het benadelingsbedrag;
• geen opzet en geen grove schuld: 50% van het benadelingsbedrag;
• voldoen aan criteria van artikel 2a Boetebesluit of om andere reden sprake van verminderde verwijtbaarheid: 25% van het benadelingsbedrag.
Deze percentages kunnen als uitgangspunt worden gehanteerd. Afwijking in verband met individuele omstandigheden is derhalve mogelijk. In het geval van recidive moeten de verweten gedragingen elk op de aanwezigheid van opzet of grove schuld door de belanghebbende beoordeeld worden.
Begrippen opzet en schuld
Opzet: wanneer iemand willens en wetens een gedraging doet waarvan het gevolg is dat er een beboetbare gedraging wordt begaan. Grove schuld: daarbij kan gedacht worden aan laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid. Bij grove schuld had belanghebbende redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat bijvoorbeeld een te hoog bedrag aan uitkering wordt toegekend. Belanghebbende heeft wel schuld, maar de gedraging heeft niet willens en wetens of met opzet plaatsgevonden. Men heeft bijvoorbeeld onzorgvuldig gehandeld.
Artikelsgewijze toelichting