Gemeente Heerlen - ”Beleidsregel verlagingen en verhogingen gemeente Heerlen 2015, eerste wijziging”
Artikel 1 Begrippen
1. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.
2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
a. de wet: de Participatiewet;
b. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen;
c. woning: een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3 lid 6 van die wet;
d. norm: de normen genoemd in de artikelen 20 en 21 van de wet.
 
Artikel 2 Doelgroep
Deze beleidsregel is uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.
 
Artikel 3 Verlagen algemene bijstand i.v.m. woonkosten
1. Als er sprake is van het ontbreken van woonlasten als bedoeld in artikel 27 van de wet en de kostendelersnorm niet van toepassing is wordt de norm verlaagd met 20 procent.
2. Als de woonlasten lager zijn dan de minimale rekenhuur die gehanteerd wordt door de Belastingdienst en de kostendelersnorm niet van toepassing is wordt de norm verlaagd met 10 procent.
 
Artikel 4 Verhoging bijstand alleenstaande ouder met toeslagpartner
Alleenstaande ouders die in 2015 niet in aanmerking komen voor een alleenstaande ouder kop op het kindgebonden budget komen tot uiterlijk 1 januari 2016 in aanmerking voor een toeslag van 20 procent van de norm.
 
 
Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 juli 2015, onder ntrekking van de beleidsregel verlagingen en verhogingen gemeente Heerlen 2015.
2. Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel verlagingen en Verhogingen gemeente Heerlen 2015, eerste wijziging”.
 
 
 
Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van .
 
 
 
 
 
 
 
Algemene toelichting
Vanaf 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Door de introductie van de kostendelersnorm verandert de systematiek van de bijstandsverstrekking. Niet meer de gezins- en woonsituatie en het al dan niet kunnen delen van de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan bepalen de hoogte van de bijstand, maar het totaal aantal personen dat in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en meetelt voor de kostendelersnorm (jongeren tot 21 jaar, commerciële relaties en studerenden zijn uitgezonderd van de kostendelersnorm).
 
Door de introductie van de kostendelersnorm zijn toeslagen niet meer mogelijk. Een alleenstaande of alleenstaande ouder die de woning alleen bewoont (of uitsluitend met mensen die niet meetellen voor de kostendelersnorm) krijgt 70% van de gehuwdennorm. En bij de kostendelersnorm wordt al rekening gehouden met het kunnen delen van de woonkosten. Dat betekent dat:
a. de verhoging voor alleenstaanden en alleenstaande ouders die de woonkosten niet kunnen delen verdwijnt;
b. de verlaging voor gehuwden die de woonkosten kunnen delen verdwijnt;
c. de verlaging van de (kostendelers)norm in verband met het ontbreken van woonlasten niet meer in een verordening wordt vastgelegd. De gemeente kan dit wel in beleidsregels opnemen (dat doen we in deze beleidsregel);
d. de verlaging voor schoolverlaters niet meer in een verordening wordt vastgelegd. De gemeente kan dit wel in beleidsregels opnemen;
e. de verlaging voor 21- en 22-jarigen verdwijnt.
 
Op grond van artikel 29 WWB verstrekten wij een lagere uitkering aan 21- en 22-jarigen. Dat artikel is vervallen met de invoering van de Participatiewet. Er is geen mogelijkheid meer om aan 21- en 22-jarigen een lagere uitkering te verstrekken, omdat de juridische basis ontbreekt. In de parlementaire geschiedenis van de Participatiewet is dit onderdeel onbelicht gebleven. Dat betekent dat deze groep de normale norm krijgt onder de Participatiewet. De norm voor 21- en 22- jarigen verlagen, dus afwijkend van de wettelijke systematiek, is niet mogelijk, tenzij in individuele gevallen toepassing wordt gegeven aan artikel 18 lid 1 Participatiewet. Die bepaling kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden toegepast. In deze beleidsregel is niets opgenomen over inkomsten uit (onder)verhuur en kostgangerschap. Indien geen sprake is van een commerciële relatie, dan telt betreffende persoon mee bij berekening van de kostendelersnorm. Als er sprake is van een commerciële relatie dan telt deze persoon niet mee bij berekening kostendelersnorm (artikel 22a lid 4 onderdeel b Participatiewet).
 
 
Artikelsgewijze toelichting
 
Artikel 2 [Vul hier de titel in]
In de WWB gold voor pensioengerechtigden een aparte norm, waarop toeslagen en verlagingen niet van toepassing waren. Omdat ook de Participatiewet voor deze categorie een aparte norm kent wordt dit doorgetrokken.
 
Artikel 3 [Vul hier de titel in]
Op grond van artikel 27 Participatiewet kan het college de norm lager vaststellen indien een belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning. Deze bepaling ziet op de mogelijkheid om de uitkering van dak- en thuislozen te verlagen omdat deze lagere bestaanskosten hebben dan belanghebbenden die een woning bewonen. In lid 2 is tevens opgenomen dat op grond van artikel 27 de norm verlaagd kan worden als belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan en lager is dan de minimale rekenhuur die de Belastingdienst hanteert om de huurtoeslag te berekenen.
http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/prive/toeslagen/huurtoeslag/huurtoeslag_2015/voorwaarden_2015/voorwaarden_huurtoeslag_2015
 
Als de kostendelersnorm van toepassing is, kan het college geen verlaging opleggen wegens lagere of ontbrekende woonkosten. Alleen de norm van artikel 20 of 21 Participatiewet kan door middel van toepassing van artikel 27 Participatiewet worden verlaagd. Naar de letter van de wet is het dan ook niet mogelijk om artikel 27 Participatiewet toe te passen op artikel 22a Participatiewet.
 
Artikel 4 [Vul hier de titel in]
Door een principieel andere insteek van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) zijn er mensen die de WWB aanmerkt als alleenstaande ouder en volgens de AWIR toch een ‘toeslagpartner’ hebben. Zij verliezen een deel van hun uitkering en krijgen, vanwege de toeslagpartner, de alo-kop niet. Het gaat hierbij om bijstandsontvangers met een inwonend kind van 27 of ouder, met een inwonende eigen ouder, die zijn verlaten door hun partner, met een gedetineerde partner, een echtgenoot die naar het buitenland is vertrokken of met een partner in een inrichting. Om de inkomensachteruitgang voor deze groep te compenseren.

gemeentesecretaris,

mw. C.L.A.F.M. Bruls

burgemeester,

mr. drs. F.H.H. Weekers

Naar boven