Gemeente Nieuwegein; Verordening Individuele inkomenstoeslag WIL;
 
De raad van de gemeente Nieuwegein;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 november 2014;
gelet op artikel 8 van de Participatiewet;
overwegende dat met ingang van 1 januari 2015 de individuele inkomenstoeslag in werking treedt;
overwegende dat de gemeenten die samenwerken binnen gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom streven naar een heldere en efficiënte uitvoering ten aanzien van de toekenning van individuele inkomenstoeslagen voor inwoners van de gemeenten Lopik, IJsselstein, Houten, Nieuwegein en Vianen;
besluit:
Vast te stellen ‘De Verordening individuele inkomenstoeslag WIL
 
Artikel 1. Begrippen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a) wet: Participatiewet;
b) inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de wet, en de algemene bijstand;
c) peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de individuele inkomenstoeslag ontstaat;
d) referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum;
e) individuele inkomenstoeslag: een toeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet
 
Artikel 2. Indienen verzoek
Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet, wordt ingediend middels een door het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom vastgesteld formulier.
 
Artikel 3. Langdurig laag inkomen
  • 1.
    Een individuele inkomenstoeslag wordt verstrekt aan een aanvrager die voldoet aan de voorwaarden als opgenomen in artikel 36 van de wet en deze verordening.
  • 2.
    Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm
  • 3.
    Voor de individuele inkomenstoeslag komt niet in aanmerking de belanghebbende die op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos), dan wel een studie volgt als genoemd in de Wet Studiefinanciering (Wsf 2000).
  • 4.
    Belanghebbenden die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn hebben geen zicht op inkomensverbetering.
 
Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag
  • 1.
    Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar eenmalig een bedrag dat gelijk is aan 40% van de netto maandelijkse bijstandsnorm, die voor de aanvrager van toepassing is.
  • 2.
    Voor de berekening van de hoogte van de toeslag wordt uitgegaan van het maandelijkse netto bijstandsbedrag dat van toepassing is, inclusief de vakantietoeslag, zoals geldend op 1 januari van het kalenderjaar.
  • 3.
    De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.
  • 4.
    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag op grond van de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor de betrokkene als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
  • 5.
    Voor toepassing van het eerste, tweede en vierde lid is de situatie op de peildatum bepalend.
 
Artikel 5. Hardheidsclausule
Het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom kan de artikelen 3 en 4 in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing in deze individuele gevallen leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
 
Artikel 6. Intrekken oude verordening
De Verordening Langdurigheidstoeslag WWB wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2015.
 
Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 2.
    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag WIL.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014.
de griffier,
de voorzitter,
 
Toelichting
Algemeen
Tegelijk met de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) in 2004 is de langdurigheidstoeslag ingevoerd, als landelijke regeling. Mensen die langdurig een laag inkomen ontvingen konden met deze toeslag hun financiële reserves aanvullen. De toeslag was derhalve niet bedoeld als tegemoetkoming voor specifieke kosten. Sinds 1 januari 2009 was de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd en werd de langdurigheidstoeslag een vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Per 1 januari 2015 is de individuele inkomenstoeslag de vervanger van de langdurigheidstoeslag. De gemeenteraad heeft de opdracht om voor de verlening van de individuele inkomenstoeslag nadere regels vast te leggen in een verordening, met betrekking tot voorwaarden, doelgroepen en hoogte van de toeslag. Er kan in de verordening worden aangegeven welke groepen niet in aanmerking komen voor de toeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering.
De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een regeling die strekt tot inkomensondersteuning voor bepaalde personen die langdurig zijn aangewezen op een laag inkomen en daarbij geen zicht hebben op inkomensverbetering. Dit was ook de gedachte achter de langdurigheidstoeslag. In deze verordening worden daarover regels vastgelegd. Op grond van deze verordening is er sprake van een laag inkomen wanneer dat inkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Ook wordt in deze verordening vastgelegd wanneer er sprake is van zicht op inkomensverbetering en wanneer er in elk geval geen sprake is van zicht op inkomensverbetering.
Met ingang van 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Het is niet nodig om in deze verordening overgangsrecht op te nemen met betrekking tot eerder verstrekte langdurigheidstoeslagen, omdat artikel 78z van de Participatiewet voorziet in algemeen overgangsrecht. De individuele inkomenstoeslag (en voorheen de langdurigheidstoeslag) worden immers toegekend tegen een peildatum. Zaken die na de peildatum gebeuren hebben geen betekenis voor het recht op een dergelijke toeslag. Wie op een datum gelegen vóór 1 januari 2015 op basis van de toepasselijke verordening recht had op langdurigheidstoeslag, behoudt dat onverkort, ongeacht of hij voldoet aan de voorwaarden die per 1 januari 2015 zijn gesteld in artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening. Toekenning van het recht op individuele inkomenstoeslag tegen een datum gelegen op of ná 1 januari 2015 is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening.
 
Artikelsgewijze toelichting
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.
 
Artikel 1. Begrippen
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
 
Inkomen
Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de wet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand, de langdurigheidstoeslag en de individuele inkomenstoeslag worden niet als inkomen in aanmerking genomen.
 
Peildatum
Een persoon komt voor de individuele inkomenstoeslag in aanmerking als hij op de peildatum een langdurig laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft.
 
Referteperiode
Een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 4.
 
Artikel 2. Indienen verzoek
Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een formulier zoals dat door WIL is vastgesteld en wordt gebruikt. Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag.
 
Artikel 3. Langdurig laag inkomen
Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.
 
Langdurig
De vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum wordt aangeduid als referteperiode. Deze periode is vastgesteld op 36 maanden.
 
Laag inkomen
Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Dit mag niet al te rigide worden beoordeeld. Een incidentele geringe overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd . Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven, dan is er geen sprake van een incidentele geringe overschrijding .
 
Scholing
Belanghebbenden die op de peildatum een opleiding volgen (als bedoeld in de Wtos of Wsf 2000) werken aan hun toekomstige positie op de arbeidsmarkt en daarmee aan hun inkomenspositie. Zij hebben zicht op inkomensverbetering en voldoen daardoor niet aan de voorwaarden van artikel 36 lid 1 van de wet.
 
Volledig arbeidsongeschikt
Belanghebbenden die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn hebben geen zicht op inkomensverbetering.
 
Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag
Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande en gehuwden.
 
Gehuwden
Bij het begrip gehuwden worden ook bedoeld: personen die een gezamenlijke huishouding voeren. Gehuwden moeten op de peildatum beide voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de wet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.
Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, op grond van artikel 11 of 13 van de wet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
 
Artikel 5. Hardheidsclausule
Wanneer zich in individuele gevallen situaties voordoen waarin deze verordening niet voorziet, voorziet het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom. Ook wanneer er in individuele gevallen sprake is van een situatie van bijzondere hardheid bij toepassing van de artikelen 3 en/of 4 kan het dagelijks bestuur voorzien.
 
Artikel 6. Intrekken oude verordening
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
 
Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting
Naar boven