VERORDENING op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen Enschede 2015
De Raad van de Gemeente Enschede
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 18 mei 2015,
 
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2007,
 
besluit
 
vast te stellen
VERORDENING op de heffing en de invordering van parkeer belas tingen 20 1 5 .
 
 
 
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    het RVV 1990: het reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stbl. 459;
  • b.
    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
  • c.
    motorvoertuig en: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in art. 1 onder 1a van het RVV 1990;
  • d.
    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;
  • e.
    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
  • f.
    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;
  • g.
    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de Gemeente Enschede een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon.
  • h.
    gereserveerd;
  • i.
    gereserveerd;
  • j.
    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die 1) is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, of 2) gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd;
  • k.
    vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/ of belanghebbendenplaatsen;
  • l.
    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;
  • m.
    zone: een gebied binnen een tariefgebied, waar met een vergunning op een parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaats mag worden geparkeerd zoals aangegeven op de kaart, welke als bijlage 1 in deze verordening is opgenomen;
  • n.
    jaar : een kalenderjaar;
    maand : een aaneengesloten periode welke begint op een zekere datumaanduiding van de dag van een kalendermaand en welke eindigt op dezelfde datumaanduiding van de dag in de volgende kalendermaand;
    week : een aaneengesloten periode van zeven dagen welke begint op maandag en eindigt op zondag;
    werkweek : een aaneengesloten periode van vijf dagen welke begint op maandag en eindigt op vrijdag.
    dag: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt.
o. Verwijderd
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:
  • a.
    een belasting terzake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
  • b.
    een belasting terzake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.
Artikel 3 Belastingplicht
  • 1.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
  • 2.
    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
    • a.
      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;
    • b.
      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:
      I als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was: niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;
      II als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
  • 3.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op grond van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
  • 4.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.
Artikel 4 Vrijstellingen
  • 1.
    De belastingen worden niet geheven voor het parkeren van een mobiele onderzoeksunit die wordt gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet op het bevolkingsonderzoek, voor welk onderzoek op grond van die wet vergunning is verleend.
  • 2.
    De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van een motorvoertuig dat is voorzien van een geldige gehandicaptenkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW).
  • 3.
    Verwijderd.
Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak.
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Artikel 6 Wijze van heffing
  • 1.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
  • 2.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en ontheffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het inbellen via een telefoon, op de centrale computer.
  • 2.
    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.
  • 3.
    Indien een vergunning met een geldigheidsduur van één kalenderjaar in de loop van het jaar wordt ingetrokken, wordt naar evenredigheid restitutie van het parkeergeld verleend over het aantal maanden waarin van de vergunning geen gebruik meer wordt gemaakt.
Artikel 8 Termijnen van betaling
  • 1.
    De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij aanvang van het parkeren.
  • 2.
    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inbellen op de centrale computer.
  • 3.
    De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend;
  • 4.
    Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.
Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
Artikel 10 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling
  • 1.
    Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag terzake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het motorvoertuig ook een wielklem worden aangebracht.
  • 2.
    Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.
  • 3.
    Indien na het aanbrengen van de wielklem vierentwintig uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.
Artikel 11 Kosten
  • 1.
    De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen maximaal het in de Regeling van de Minister door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het belastingjaar 2015 genoemde bedrag. De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 70,00.
  • 3.
    De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen € 148,75 (inclusief BTW).
  • 4.
    Voor de eerste zeven dagen van bewaring worden boven de in het derde lid bedoelde kosten geen kosten in rekening gebracht. Vanaf de achtste dag bedragen de kosten voor bewaring 2,38 (inclusief BTW) per dag.
  • 5.
    De bedragen van de ingevolge het tweede, derde en vierde lid in rekening te brengen kosten worden bij een voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.
Artikel 12 Kwijtschelding
Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 13 Nadere regels door het dagelijks bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente
Het dagelijks bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van parkeerbelastingen.
Artikel 14 Overgangsrecht
  • 1.
    De ‘Verordening Parkeerbelastingen 2015’ van 21 oktober 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, lid 2, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 15, lid 2, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.
Artikel 15 Inwerkingtreding
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015.
  • 2.
    De datum van ingang van de heffing is 1 juli 2015.
Artikel 16 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening Parkeerbelastingen 2015’.
 
Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 juni 2015.
De Voorzitter De Griffier
 
Tarieventabel , behorende bij de Verordening Parkeerbelastingen 20 1 5
 
Gelet op artikel 225 van de Gemeentewet.
I De parkeerbelasting bedraagt voor het parkeren van een motorvoertuig bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, lid a en geldend voor de tariefgebieden A en B op de bij deze tabel behorende plattegrond, bedraagt:
 
Tariefgebied A:
Tariefgebied B:
Tariefgebied C:
•Per uur:
•Per twee uur middels een krasvergunning:
•Uitsluitend bij de parkeerapparatuur-plaatsen Boulevard 1945 Noordzijde, Boulevard 1945 Zuidzijde, Hoge Bothofstraat, Wilhelminaterrein, Veenplein en Wenninkterrein geldt een maximum per dag van:
•Bij een parkeerapparatuurplaats, voorzien van een parkeermeter aangeduid als dagparkeerplaats geldt een tarief per dag van:
€ 2, 6 0
n.v.t.
€ 1 3 , 00
2, 6 0
2, 6 0
1 3 , 0 0
€ 5,00
II De parkeerbelasting voor een parkeervergunning, als bedoeld in artikel 2 lid b van de
Verordening Parkeerbelastingen 2015 en geldend voor de gebieden A en B op de bij deze tabel
behorende plattegrond, bedraagt:
 
Tariefgebied A:
Tariefgebied B :
a.Voor een bewonersvergunning, voor één zone, als bedoeld in Afdeling II, artikel C, van de Parkeerverordening:
•per kalenderjaar
200 ,00
6 4 ,00
a.Voor een zakelijke vergunning, voor twee zones, als bedoeld in Afdeling II, artikel D van de Parkeerverordening:
•per kalenderjaar
5 47 ,00
€ 1 3 7 ,00
a.Voor een zakelijke vergunning, voor twee zones, als bedoeld in Afdeling II, artikel D van de Parkeerverordening, geldig van maandag tot en met vrijdag:
•per kalenderjaar
4 68 ,00
n.v.t.
a.Voor een marktparkeervergunning, als bedoeld in Afdeling II, artikel E, voor specifieke aangewezen parkeerplaatsen :
•per kalenderjaar voor voertuigen korter dan 6 meter
•per kalenderjaar voor voertuigen van 6 meter en langer
3 8 ,00
€ 7 6 ,00
a.Voor een bewonersvergunning met plaatsgarantie, bewerkstelligd door middel van een parkeerbeugel of slagboom, als bedoeld in Afdeling II, artikel C, van de Parkeerverordening:
•per kalenderjaar
4 23 ,00
200 ,00
a.Voor een zakelijke vergunning, onder vermelding van de bedrijfsnaam, bewerkstelligd door middel van een parkeerbeugel of slagboom, als bedoeld in Afdeling II, artikel D van de Parkeerverordening:
•per kalenderjaar
7 60 ,00
n.v.t.
a.Voor een bezoekersvergunning voor een zone als bedoeld in Afdeling II, artikel C, tweede lid van de Parkeerverordening:
•per kalenderjaar
n.v.t.
6 4 ,00
a.Voor een zakelijke bezoekersvergunning onder vermelding van de bedrijfsnaam voor twee zones als bedoeld in Afdeling II, artikel D tweede lid, van de Parkeerverordening:
•per kalenderjaar
n.v.t.
1 3 7 ,00
a.Voor een bezoekers kras vergunning voor een zone als bedoeld in afdeling II, artikel C, tweede lid, en voor een maximum als bedoeld in Afdeling II, artikel C, van de Parkeerverordening:
•Per 10 stuks à 2,60 uur per stuk
n.v.t.
2 6 ,00
a.Voor een tijdelijke verhuisvergunning als bedoeld in afdeling II, artikel C, vijfde lid van de Parkeerverordening
•Per dag
€ 2,60
0,85
III De parkeerbelasting voor een vergunning geldig voor alle parkeerapparatuurplaatsen en belanghebbendenplaatsen in de tariefgebieden A en B bedraagt :
Passe-partoutvergunning als bedoeld in Afdeling II, artikel E eerste lid, en een ontheffing als bedoeld in Afdeling III, artikel I, tweede lid van de Parkeerverordening
•Per kalenderjaar
•Per maand
Nutsvergunning: bedrijfsauto’s (geldig: hele week) als bedoeld in Afdeling II, artikel E, tweede lid, en een ontheffing als bedoeld in Afdeling III, artikel I, tweede lid van de Parkeerverordening
•Per kalenderjaar
Overheidsvergunning: Bedrijfsauto’s van de Gemeente Enschede (geldig: werkweek) als bedoeld in afdeling II, artikel E derde lid, en een ontheffing als bedoeld in afdeling III, artikel I, tweede lid, van de Parkeerverordening
•Per kalenderjaar
809 ,00 € 69,00
2 90 ,00
2 6 4 ,00
Behoort bij vastgestelde raadsbesluit van 8 juni 2015.
De griffier van de gemeente Enschede,
 
Bijlage 1: Plattegrond behorend bij de Verordening Parkeerbelastingen 2015.
Behoort bij vastgestelde raadsbesluit van 1 juni 2015.
De griffier van de gemeente Enschede,
Bijlage 2 onderbouwing kosten behorende bij raadsvoorstel inzake de “Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2015”.
Kosten begrepen in de naheffingsaanslag
Artikel 2, eerste lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen is van toepassing bij het bepalen van de kosten begrepen in de naheffingsaanslag en luidt als volgt: "De gemeentelijke kosten ter zake van het opleggen van een naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 234, zesde lid, van de wet kunnen ten hoogste bestaan uit de volgende componenten, voor zover deze rechtstreeks voortvloeien uit de inning van niet betaalde parkeerbelastingen: vaste informatieverwerkingskosten, variabele informatieverwerkingskosten, kosten van afschrijving, kosten van interest, personeelskosten en overheadkosten, welke ten hoogste 50 procent van de personeelskosten mogen bedragen."
Gemeenteraad stelt kosten naheffingsaanslag vast
Artikel 2, tweede lid van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen is van toepassing bij het bepalen van de kosten begrepen in de naheffingsaanslag en luidt als volgt: "Op basis van een raming van het jaarlijkse totaal van deze kosten stelt de raad, in verhouding tot het geraamde jaarlijkse aantal aaneengesloten parkeerperioden binnen een kalenderdag waarover wordt nageheven, het bedrag vast dat per nageheven aaneengesloten parkeerperiode binnen een kalenderdag aan de belastingschuldige in rekening wordt gebracht."
Maximaal bedrag aan kosten naheffingsaanslag
Op grond van artikel 3, eerste lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen is het bedrag aan kosten in de naheffingsaanslag gemaximeerd.
Kostenbegroting Enschede 201 5
In de gemeente Enschede bedragen in 2015 de kosten, die genoemd worden in artikel 2, eerste lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen:
Informatie/verwerkingskosten
 
opleggen parkeerbelasting
631.419
invordering- en beroepschriften parkeerbelasting
244.569
 
 
Overhead
297.726
 
 
Kapitaallasten handterminals
19.220
Kosten licenties
13.235
 
 
Totaal
1.206.168
 
 
Begroot aantal naheffingen
13.500
 
 
Geraamde kosten per naheffingsaanslag
€ 89,35
Kosten naheffingsaanslag Enschede 201 5
Gelet op het door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde maximumtarief en de begrootte kosten - is dit maximumbedrag in de Verordening Parkeerbelastingen 2015 opgenomen.
Naar boven