Algemene verordening ondergrondse infrastructuur 2015 gemeente Olst-Wijhe
 
 
De raad van de gemeente Olst-Wijhe;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 5.4, lid 4, van de Telecommunicatiewet;
gelezen het voorstel van het college d.d. 6 januari 2015, nr. 2015/02;
besluit:
vast te stellen de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur 2015 gemeente Olst-Wijhe
 
 
1 Inleidende bepalingen  
1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    aanbieder: de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in de Telecommunicatiewet;
  • b.
    aanvraag: de aanvraag van een instemmingsbesluit of vergunning;
  • c.
    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente;
  • d.
    gemeente: de gemeente Olst-Wijhe;
  • e.
    huisaansluiting: één of meer aansluitingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;
  • f.
    instemmingsbesluit: besluit van het college als bedoeld in artikel 5.4 eerste lid, onder b, van de Telecommunicatiewet;
  • g.
    kabel: een kabel als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de Telecommunicatiewet;
  • h.
    leiding: een buis of kabel waar doorheen of waarlangs het transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie wordt geleid, met uitzondering van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk voor zover deze in openbare grond liggen of worden gelegd;
  • i.
    melding: melding als bedoeld in artikel 2.1 tweede lid van deze verordening. Het betreft een melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard, waarvoor geen instemmingsbesluit of vergunning noodzakelijk is;
  • j.
    net: een ondergrondse kabel, leiding, of samenstel hiervan, daaronder mede begrepen lege buizen, ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;
  • k.
    netbeheerder: degene die als natuurlijk persoon handelende in de uitoefening van een beroep of bedrijf dan wel als rechtspersoon een net beheert. Onder netbeheerder wordt tevens verstaan de aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 5.1 van de Telecommunicatiewet;
  • l.
    ondergrondse obstakels: zich in de bodem bevindende verontreinigingen, materialen, objecten en stoffen die nadelige beïnvloeding van de staat van de kabel of leiding tot gevolg hebben of kunnen hebben;
  • m.
    openbaar elektronisch communicatienetwerk: telecommunicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onder h, van de Telecommunicatiewet;
  • n.
    openbare gronden: openbare gronden zoals bedoeld in artikel 1.1, onder aa, van de Telecommunicatiewet, waaronder wegen, wateren en andere plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn;
  • o.
    vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid van deze verordening. Het betreft een vergunning voor de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen in of op openbare gronden;
  • p.
    werkzaamheden van niet ingrijpende aard: een nader door het college vast te stellen categorie van werkzaamheden, waarvoor geen instemmingsbesluit of vergunning noodzakelijk is, maar kan worden volstaan met een melding.
1.2 Toepasselijkheid
  • 1.
    Deze verordening is van toepassing op de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen in of op openbare gronden.
  • 2.
    Het college voert de regie over de efficiënte ordening van kabels en leidingen zoals bedoeld in het eerste lid.
  • 3.
    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op het bepaalde in deze verordening.
  • 4.
    Bepalingen uit deze verordening blijven buiten toepassing voor zover zij in strijd zijn met hogere wet- en regelgeving.
 
2 Instemmingsbesluit en vergunning  
2.1 Vereiste van instemming of vergunning
  • 1.
    Het is verboden om zonder of in afwijking van een voorafgaand door het college verleend instemmingsbesluit of verleende vergunning kabels en leidingen in of op openbare gronden aan te leggen, in stand te houden of op te ruimen.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid is voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard geen instemmingsbesluit of vergunning noodzakelijk, maar kan worden volstaan met een schriftelijke melding aan het college. Het college kan aan de uitvoering van deze werkzaamheden voorschriften en beperkingen verbinden als bedoeld in artikel 2.5 van deze verordening.
  • 3.
    Het college kan een gebied aanwijzen waarbinnen niet volstaan kan worden met een melding als bedoeld in het tweede lid, maar altijd een instemmingsbesluit of vergunning moet worden aangevraagd.
  • 4.
    Werkzaamheden ten gevolge van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening, waarvan uitstel redelijkerwijs niet mogelijk of niet gewenst is, dienen onverwijld te worden gemeld aan het college. Ingeval de openbare orde of gevaar dan wel de vrees voor het ontstaan van gevaar zich verzet tegen de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden kan de burgemeester besluiten dat de werkzaamheden op een ander dan het voorgenomen tijdstip plaatsvinden.
  • 5.
    Het in het eerste lid opgenomen verbod is niet van toepassing op werkzaamheden van de gemeente bij de uitoefening van haar publiekrechtelijke taak.
2.2 De aanvraag en de melding
  • 1.
    Een aanvraag wordt minimaal acht weken voor aanvang van de werkzaamheden ingediend bij het college.
  • 2.
    De netbeheerder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de aanvraag, bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor te bereiden.
  • 3.
    Indien voor de voorgenomen werkzaamheden tevens (privaatrechtelijke) toestemming nodig is van andere grondeigenaren of grondbeheerders, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de aanvraag schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanvrager en de andere grondeigenaren of grondbeheerders.
  • 4.
    In afwijking van het eerste lid wordt een melding als bedoeld in artikel 2.1 tweede lid minimaal vijf werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden aan het college gedaan.
  • 5.
    De in de vorige leden bedoelde aanvraag of melding wordt verricht door middel van een daartoe door het college vastgesteld formulier.
2.3 Gegevensverstrekking
Het college stelt nadere regels vast over de te verstrekken gegevens en de wijze van verstrekking bij een aanvraag of bij een melding als bedoeld in artikel 2.1.
2.4 Beslistermijnen en geldigheidsduur
  • 1.
    Het college beslist op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.
  • 2.
    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, kan het college de beslissing aanhouden, indien er in verband met de werkzaamheden tevens een andere vergunning is vereist, totdat deze vergunning formele rechtskracht heeft gekregen.
  • 3.
    Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een termijn van ten hoogste acht weken waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
  • 4.
    Het instemmingsbesluit of de vergunning vervalt indien de aanvrager schriftelijk aan het college verklaart geen gebruik meer daarvan te willen maken.
2.5 Voorschriften, beperkingen en weigeringsgronden
  • 1.
    Het college kan aan een instemmingsbesluit of een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden, dan wel een vergunning weigeren, in het belang van:
    • a)
      de openbare orde;
    • b)
      de openbare veiligheid, waaronder mede verstaan wordt de verkeersveiligheid en/of een goede doorstroming van het verkeer;
    • c)
      het voorkomen of beperken van overlast;
    • d)
      het voorkomen of beperken van schade;
    • e)
      de bescherming van eventuele archeologische vondsten, van groenvoorzieningen, bomen en van beplantingen;
    • f)
      het uiterlijk aanzien van de omgeving;
    • g)
      de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, waaronder mede verstaan wordt het veilig en doelmatig gebruik van openbare gronden en gebouwen, het doelmatig beheer en onderhoud en het belang van nader aan te geven lokale evenementen;
    • h)
      de ondergrondse ordening, waaronder mede verstaan wordt het zo min mogelijk hinder veroorzaken voor in de grond aanwezige netten en het niet in gevaar brengen of zonder noodzaak bemoeilijken van het beheer van deze netten;
    • i)
      de bescherming van het milieu.
  • 2.
    De werkzaamheden moeten zijn voltooid binnen zes maanden na aanvang, tenzij in het instemmingsbesluit of de vergunning anders is bepaald.
  • 3.
    De wijze van uitvoering van werkzaamheden aan kabels en leidingen geschiedt conform de door het college vast te stellen nadere regels.
  • 4.
    De aanvrager draagt er zorg voor dat de voorschriften die aan het instemmingsbesluit of de vergunning zijn verbonden worden nageleefd.
2.6 Wijziging en intrekking
  • 1.
    Het college kan de vergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid wijzigen of intrekken, indien:
    • a)
      de netbeheerder niet binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning, of de in de vergunning opgenomen termijn, met de werkzaamheden als omschreven in de vergunning is begonnen;
    • b)
      de in de vergunning benoemde werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van zes maanden stilliggen;
    • c)
      de netbeheerder de leiding definitief buiten gebruik heeft gesteld;
    • d)
      de vergunning is verleend op basis van onjuiste of onvolledige gegevens;
    • e)
      de vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;
    • f)
      de netbeheerder het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;
    • g)
      na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;
    • h)
      dit naar het oordeel van het college redelijkerwijs nodig is vanwege de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak.
  • 2.
    Het college gaat niet over tot intrekking of wijziging van de vergunning dan nadat het college de houder van de vergunning heeft gehoord.
  • 3.
    Aan het besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning kan de verplichting worden verbonden om de betreffende leiding(en) aan te passen of deze te verwijderen.
3 Overige bepalingen  
 
3.1 (Mede)gebruik van voorzieningen
  • 1.
    Een aanbieder is verplicht om bij de aanleg van kabels in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere aanbieders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.
  • 2.
    Indien de aanbieder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de aanbieder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.
  • 3.
    Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels, dient de aanbieder een alternatief tracé te kiezen, of aan andere aanbieders een redelijk verzoek tot medegebruik van voorzieningen te doen, op grond van artikel 5.12 van de Telecommunicatiewet.
3.2 Verplichtingen netbeheerder
  • 1.
    Indien de eigendom, exploitatie of beheer van een kabel of leiding wijzigt, stelt de netbeheerder het college onverwijld van deze wijziging in kennis. Een vergunning geldt voor een specifieke kabel of leiding en is overdraagbaar, tenzij in de vergunning anders is bepaald.
  • 2.
    Het in of uit gebruik nemen van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk wordt door de aanbieder van het desbetreffende netwerk schriftelijk gemeld aan het college.
  • 3.
    De netbeheerder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat een kabel of leiding definitief buiten gebruik is gesteld, of niet langer ten dienste staat of deel uitmaakt van een net.
  • 4.
    De netbeheerder levert op verzoek van het college een overzicht van alle (niet) in gebruik zijnde kabels of leidingen.
3.3 Ondergrondse obstakels
1.Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ondergrondse obstakels worden aangetroffen, meldt de netbeheerder dit onverwijld aan het college.
1.2. Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de kabel of leiding aan de netbeheerder maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt.
1.3. Het college kan opschorting van de werkzaamheden gelasten indien is gebleken dat geen uitvoering is gegeven aan de door het college aan de netbeheerder opgedragen maatregelen.
3.4 Zorgplicht netbeheerder
De netbeheerder is verplicht zorg te dragen voor een goede staat van onderhoud van kabels en leidingen.
3.5 Verontreiniging, gevaar en hinder
  • 1.
    De netbeheerder is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden, onmiddellijk conform de procedures als bedoeld in de nadere door het college te stellen regels te melden en alle maatregelen te treffen teneinde verdere verontreiniging, schade of hinder te voorkomen.
  • 2.
    Het college kan de netbeheerder opdragen een milieutechnisch onderzoek dan wel een onderzoek naar mogelijk gevaar of hinder uit te voeren, indien een redelijk vermoeden bestaat van verontreiniging, gevaar of hinder, ontstaan bij de exploitatie van de leiding.
  • 3.
    Het college kan bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar of hinder in of nabij het tracé van de leiding opschorting gelasten van de exploitatie van de betreffende leiding.
3.6 Overleg en afstemming tijdens planvorming
  • 1.
    De gemeente initieert en faciliteert nader overleg tussen alle betrokken partijen over alle uit te voeren projecten in openbare gronden. Dit overleg vindt periodiek, doch ten minste eenmaal per jaar plaats. De gemeente doet per project een voorstel ten aanzien van het aantal overleggen en de periodiciteit daarvan.
  • 2.
    Het college initieert in de planfase van een project overleg met de desbetreffende netbeheerder(s) ten einde de gevolgen van dat project voor de ligging en het onderhoud van kabels en leidingen te analyseren.
  • 3.
    Op initiatief van het college wisselen alle betrokken partijen voorafgaand aan de start van een werk dat gevolgen heeft voor de ondergrondse infrastructuur de noodzakelijke informatie met elkaar uit.
3.7 Nadeelcompensatie
  • 1.
    Het college stelt ter concretisering van Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregels op voor door het college op aanvraag toe te kennen nadeelcompensatie in het geval dat een netbeheerder als gevolg van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 2.6, eerste lid onderdeel g of h, dan wel vanwege de rechtmatige uitoefening door het college van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade lijdt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die hem in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.
  • 2.
    Op de verdeling van de kosten van maatregelen aan kabels die vallen onder de Telecommunicatiewet is artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet van toepassing.
3.8 Schaderegeling Ingravingen
  • 1.
    Indien door de netbeheerder werkzaamheden aan kabels en leidingen in of op openbare gronden worden uitgevoerd, brengt het college de kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van openbare gronden die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden bij de netbeheerder in rekening conform de door het college vast te stellen Schaderegeling Ingravingen Olst-Wijhe.
  • 2.
    Indien binnen vijf jaar na groot onderhoud of herinrichting van openbare gronden de netbeheerder werkzaamheden wil uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan het herstel. De hiermee gepaard gaande kosten komen voor rekening van de netbeheerder.
 
4 Overgangs- en slotbepalingen  
4.1 Overgangsbepalingen
  • 1.
    Voor kabels en leidingen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig aanwezig en in gebruik zijn geldt de door de gemeente verleende toestemming dan wel vergunning op grond waarvan zij gelegd zijn als een vergunning respectievelijk instemmingsbesluit krachtens deze verordening.
  • 2.
    Voor zover er sprake is van privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de gemeente en netbeheerders en tot het moment waarop deze zijn beëindigd, zijn de bepalingen in deze verordening, voor zover strijdig met de bepalingen in deze overeenkomsten, niet van toepassing.
  • 3.
    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een instemmingsbesluit is aangevraagd op grond van de Telecommunicatieverordening gemeente Olst-Wijhe, waarop nog niet is beslist, wordt deze aanvraag beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Telecommunicatieverordening gemeente Olst-Wijhe.
4.2 Toezicht op de naleving
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.
4.3 Sancties
Overtreding van de artikelen 2.1, lid 1, 2 en 4, 2.5 lid 4, en 3.3 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
4.4 Slotbepalingen
  • 1.
    Deze verordening treedt op 1 februari 2015 in werking.
  • 2.
    Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur 2015 gemeente Olst-Wijhe (AVOI 2015).
  • 3.
    De Telecommunicatieverordening gemeente Olst-Wijhe vervalt op het tijdstip van inwerkingtreding van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur 2015 gemeente Olst-Wijhe.
Naar boven