Algemene subsidieverordening gemeente Sluis 2015
 
De raad van de gemeente Sluis
 
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 mei 2015;
 
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet ;
 
gehoord de Raad voor Maatschappelijke en Demografische Ontwikkelingen d.d. 18 augustus 2014
 
besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Sluis 2015.
 
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
  • a.
    activiteitensubsidie: een subsidie voor activiteiten die bijdragen aan de gestelde beleidsdoelen en uitgevoerd worden door rechtspersonen of natuurlijke personen;
  • b.
    budgetsubsidie: een subsidie aan een rechtspersoon gericht op uitvoering van gemeentelijk beleid waarbij de subsidieontvanger de uitvoering ter hand neem. De uitvoering is uitgewerkt in te behalen doelstellingen en prestaties en kan indien nodig worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst;
  • c.
    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis;
  • d.
    de-minimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6) , dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
  • e.
    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;
  • f.
    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;
  • g.
    projectsubsidie: een subsidie voor een vooraf gedefinieerde activiteit, afgebakend in tijd en middelen, waarvoor specifieke nadere regels zijn opgenomen;
  • h.
    raad: de gemeenteraad van de gemeente Sluis.
Artikel 2. Reikwijdte
  • 1.
    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):
    • a.
      lokale economie;
    • b.
      ruimtelijke beheer;
    • c.
      ruimtelijke ontwikkeling;
    • d.
      sociaal domein;
    • e.
      bestuur en veiligheid.
  • 2.
    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.
Artikel 3. Subsidievormen
  • 1.
    Het college kan subsidie verlenen in de vorm van een activiteitensubsidie, een budgetsubsidie of een projectsubsidie.
  • 2.
    Het college stelt bij nadere subsidieregeling vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
Artikel 4. Europees steunkader
  • 1.
    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.
  • 2.
    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.
  • 3.
    Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.
  • 4.
    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.
  • 5.
    Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
  • 1.
    De raad kan subsidieplafonds vaststellen.
  • 2.
    Het college bepaalt bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.
  • 3.
    De raad kan een subsidieplafond verlagen:
  • a.
    als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of
  • b.
    als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.
  • 4.
    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.
  • 5.
    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.
Artikel 6. Aanvraag
  • 1.
    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
  • 2.
    Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:
  • a.
    een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
  • b.
    de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;
  • c.
    een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
  • d.
    als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.
  • 3.
    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.
  • 4.
    Bij subsidieregeling kan door het college van de voorgaande leden worden afgeweken.
Artikel 7. Aanvraagtermijn
  • 1.
    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk op 1 november voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.
  • 2.
    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 13 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
  • 3.
    Bij subsidieregeling kunnen door het college andere termijnen worden gesteld.
Artikel 8. Beslistermijn
  • 1.
    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.
  • 2.
    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, binnen 6 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.
  • 3.
    Bij subsidieregeling kunnen door het college andere termijnen worden gesteld.
Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
  • 1.
    Onverminderd de artikelen 4:25 tweede lid , en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:
  • a.
    als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.
  • b.
    als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.
  • 2.
    Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie verder weigeren:
  • a.
    als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;
  • b.
    als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;
  • c.
    als de aangevraagde subsidie, niet zijnde een budgetsubsidie, hoger is dan 50% van de totale subsidiabele kosten voor de activiteit;
  • d.
    als de aangevraagde subsidie lager is dan € 500;
  • e.
    als de aangevraagde subsidie hoger is dan € 1.500 en deze subsidie niet is aangevraagd door een rechtspersoon als bedoeld in titel 1, boek 2, Burgerlijk Wetboek;
  • f.
    in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;
  • g.
    als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;
  • h.
    als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;
  • i.
    als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;
  • j.
    in de door het college vastgestelde subsidieregeling bepaalde gevallen.
  • 3.
    Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur .
  • 4.
    Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.
Artikel 10. Subsidieverlening
  • 1.
    Het college kan een subsidie éénmalig, per kalenderjaar of voor een periode van maximaal vier jaren verlenen;
  • 2.
    Voor wat betreft subsidies die voor een periode langer dan één kalenderjaar worden verleend, loopt de verleningstermijn maximaal tot het eind van de zittingsperiode van de raad;
  • 3.
    In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 10.000 wordt binnen 4 weken na de verlening een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.
  • 4.
    in geval van verlening van een subsidie hoger dan € 10.000 bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van uitbetalen;
  • 5.
    Het college kan aan een beschikking tot verlening van subsidie nadere verplichtingen verbinden;
  • 6.
    Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.
Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvanger
  • 1.
    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidie-ontvanger dat onverwijld aan het college.
  • 2.
    Een subsidie-ontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:
  • a.
    beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;
  • b.
    relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;
  • c.
    ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;
  • d.
    wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.
Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
  • 1.
    Aan een beschikking tot subsidieverlening kan het college verplichtingen verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.
  • 2.
    Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.
Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 1.500
  • 1.
    Subsidies tot en met € 1.500 per kalenderjaar worden binnen 12 maanden na afloop van de activiteit, dan wel binnen 8 weken na afloop van het kalenderjaar ambtshalve vastgesteld;
  • 2.
    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 8 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.
Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 1.500 en € 100.000
  • 1.
    Bij subsidies van meer dan € 1.500 doch ten hoogste € 100.000 dient de subsidie-ontvanger uiterlijk 8 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, dan wel binnen 8 weken na afloop van het kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling in.
  • 2.
    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.
  • 3.
    Bij subsidieregeling kan door het college worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.
Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 100.000
  • 1.
    Bij subsidies van meer dan € 100.000 dient de subsidie-ontvanger een aanvraag tot vaststelling in:
  • a.
    in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 30 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;
  • b.
    in andere gevallen uiterlijk 4 maanden nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.
  • 2.
    De aanvraag tot vaststelling bevat:
  • a.
    een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;
  • b.
    een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);
  • c.
    een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en
  • d.
    een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.
  • 3.
    Bij subsidieregeling kunnen door het college andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.
Artikel 16. Subsidievaststelling
  • 1.
    Het college stelt de subsidie vast binnen 8 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.
  • 2.
    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.
  • 3.
    Bij subsidieregeling kunnen door het college categorieën subsidie-ontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.
  • 4.
    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a of b is ingediend, kan het college de subsidie-ontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.
Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen
  • 1.
    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.
  • 2.
    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.
  • 3.
    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.
Artikel 18. Hardheidsclausule
  • 1.
    Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.
  • 2.
    Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.
Artikel 19. Slotbepalingen
  • 1.
    Afdeling II "Subsidieregeling collectieve voorzieningen" van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Sluis 2009 wordt met ingang van de dag voorafgaande aan de in het tweede lid genoemde datum ingetrokken.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015.
  • 3.
    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor de in het tweede lid genoemde datum zijn de bepalingen van Afdeling II van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Sluis 2009 van toepassing, voor zover deze aanvragen betrekking hebben op het begrotingsjaar 2015.
  • 4.
    Deze verordening wordt aangehaald als: "Algemene subsidieverordening gemeente Sluis 2015".
 
Sluis 25 juni 2015,
 
DE RAAD VOORNOEMD,
 
De griffier, De voorzitter,
 
mr. P.T.G. Claeijs mr. A.M.M. Jetten M.S.c.
 
Naar boven