Gemeente Borger-Odoorn, Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Borger-Odoorn 2015 vastgesteld
Burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn maken bekend dat door de gemeenteraad op 11 juni 2015 de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Borger-Odoorn 2015 is vastgesteld. De verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015 en heeft betrekking op de mogelijkheid dat mensen met een langdurig laag inkomen een bepaalde toeslag ontvangen.
U kunt de verordening vinden op www.overheid.nl of opvragen bij het Klantcontactcentrum.
Tegen de vaststelling van een verordening staat geen bezwaar of beroep open.
Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Borger-Odoorn 2015
De raad van de gemeente Borger-Odoorn
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 november 2014, nummer: 14.24755;
gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid van de Participatiewet;
b e s l u i t:
vast te stellen de ‘Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Borger-Odoorn 2015’.
Artikel 1. Begrippen
  • 1.
    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.
  • 2.
    In deze verordening wordt verstaan onder:
    • a.
      Inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand;
    • b.
      Peildatum: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;
    • c.
      Referteperiode: periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.
Artikel 2. Aanvraag individuele inkomenstoeslag
  • 1.
    Een persoon die behoort tot de doelgroep voor een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet, kan een aanvraag indienen met in acht neming van de voorwaarden dat de persoon op de datum van de aanvraag:
    • -
      21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is;
    • -
      langdurig een laag inkomen heeft en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet;
    • -
      geen uitzicht heeft op inkomensverbetering;
waarbij gekeken wordt naar de omstandigheden van die persoon.
1.Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet wordt schriftelijk ingediend.
Artikel 3. Langdurig laag inkomen
Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 100% van de voor de aanvrager geldende bijstandsnorm.
Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag
  • 1.
    De hoogte van de individuele inkomenstoeslag bedraagt:
    • a.
      € 380,--voor een alleenstaande;
    • b.
      € 489,--voor een alleenstaande ouder;
    • c.
      € 544,--voor gehuwden.
  • 1.
    Als één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
  • 2.
    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.
  • 3.
    De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.
Artikel 5. Uitzicht op inkomensverbetering
Er is sprake van uitzicht op inkomensverbetering indien de belanghebbende op de
peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en
schoolkosten, dan wel een studie volgt als genoemd in de Wet Studiefinanciering.
Artikel 6. Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.
Artikel 7. Inwerkingtreding
De verordening treedt met ingang van 1 januari 2015 in werking.
Artikel 8. Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Borger-Odoorn 2015’.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 juni 2015.
de griffier, de voorzitter,
H.van Olst Mr. J. Seton
Algemene toelichting Verordening individuele inkomenstoeslag
Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dat betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden.
De individuele inkomenstoeslag is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels worden vastgesteld over het verlenen van de individuele inkomenstoeslag. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig” en ‘laag’ inkomen.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begrippen
De begrippen die in de Participatiewet voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis. Voor een aantal begrippen die als zodanig niet in de Participatiewet staan is een definitie gegeven in deze verordening.
Artikel 2. Indienen verzoek
In dit artikel wordt benoemd aan welke voorwaarden, zoals genoemd in de wet, moet worden voldaan. Daarnaast wordt bepaald dat de aanvraag schriftelijk moet worden ingediend.
Artikel 3. Langdurig laag inkomen
De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum wordt aangeduid als referteperiode. Deze referteperiode wordt vastgesteld op drie jaar.
Het begrip laag inkomen wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Een belanghebbende kan perioden waarin hij een inkomen boven de bijstandsnorm heeft niet middelen met perioden waarin hij vanwege de aanwezigheid van bijvoorbeeld een uitsluitingsgrond (detentie of maatregel) geen recht op bijstand had.
Er is niet voor gekozen om het recht op de individuele inkomenstoeslag ook toe te kennen bij een inkomen boven de bijstandsnorm. Van deze bevoegdheid wordt om twee redenen geen gebruik gemaakt. Ten eerste omdat dit ongewenste armoedevaleffecten in zich heeft. Ten tweede omdat het in aanmerking laten komen van belanghebbenden met een inkomen van bijvoorbeeld 110% van de bijstand niet valt te rijmen met de uitsluiting van belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Zij zijn uitgesloten van het recht op de individuele inkomenstoeslag omdat hun AOW al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm van belanghebbenden tot de pensioengerechtigde leeftijd. (Dit verschil is 5 tot 9%, afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin vormt).
Artikel 4. Hoogte van de toeslag
De hoogte van de toeslag is afgeleid van een percentage van de bijstandsnorm zoals deze gold tot 1 januari 2015. Omdat de alleenstaande oudernorm is komen te vervallen zijn nu bedragen in de verordening opgenomen die jaarlijks worden geïndexeerd.
Het tweede lid ziet op de situatie dat een van de gehuwden niet in aanmerking komt voor de toeslag omdat hij is uitgesloten van het recht op bijstand.
Artikel 5. Uitzicht op inkomensverbetering
Het is aan de gemeente overgelaten om te bepalen onder welke omstandigheden sprake is van uitzicht op inkomensverbetering. Beschikt men over uitzicht op inkomensverbetering, dan ontbreekt het recht op individuele inkomenstoeslag. Hier vallen voornamelijk studenten onder. Het uitsluiten van studenten kan een verboden onderscheid in de zin van artikel 26 IVBPR opleveren ten opzichte van personen uit andere groepen die mogelijk evenzeer uitzicht op inkomensverbetering hebben. Nu is het zo dat veel studenten een inkomen hebben dat hoger is dan de voor hen geldende bijstandsnorm. Alleen de WSF-toelage voor jongeren tot 21 jaar is al hoger dan de bijstandsnorm. Zij hebben daarom al om die reden geen recht op de individuele inkomenstoeslag.
Een andere groep die geen recht op deze toeslag heeft, is de groep die bewust kiest voor een deeltijdbaan, maar wel het potentieel heeft om inkomensverbetering te realiseren.
Artikel 6. Onvoorziene gevallen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 7. Inwerkingtreding
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 8. Citeerartikel
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Naar boven