Toelichting bij artikel 2.1 Beoordeling voorwaarden pgb
Bekwaamheid van de pgb aanvrager
Van een pgb aanvrager wordt verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. De gemeente vraagt de pgb aanvrager duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de pgb aanvrager gebaat zou zijn.
Tevens wordt van de pgb aanvrager verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract (de budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het inkopen van de maatwerkvoorziening), het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie.
De pgb aanvrager dient een zorgovereenkomst te overleggen aan de SVB voordat de SVB tot betalingen aan de zorgverleners over kan gaan. Om na te gaan of de pgb aanvrager op verantwoorde wijze om kan gaan met een pgb wordt de bekwaamheid van de pgb aanvrager beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn:
- 1.
Is de aanvrager in staat de eigen situatie te overzien en zelf de benodigde hulp te kiezen, te regelen en aan te sturen;
- 2.
Is de aanvrager goed op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb en kan hij/zij hiermee omgaan;
- 3.
Is de aanvrager in staat de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, zoals een aanbieder uitzoeken, sollicitatiegesprekken voeren, contracten afsluiten, facturen afhandelen, bewaken van de kwaliteit en de voortgang van de hulp.
Pgb aanvragers die zelf (of met behulp van hun netwerk) niet in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren kunnen geen aanspraak maken op een pgb.
Als er een ernstig vermoeden is dat de pgb aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een pgb, kan het pgb worden geweigerd. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:
- *
de belanghebbende is handelingsonbekwaam;
- *
de belanghebbende is analfabeet;
- *
de belanghebbende is de Nederlandse taal niet machtig;
- *
de belanghebbende heeft als gevolg van dementie of een verstandelijke handicap onvoldoende inzicht in de eigen situatie;
- *
er is sprake van verslavingsproblematiek;
- *
er is sprake van schuldenproblematiek;
- *
er is eerder misbruik gemaakt van het pgb;
- *
er is eerder sprake geweest van fraude.
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. Ook in deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Andersom kan het zo zijn dat een aanvrager zélf niet of onvoldoende bekwaam is, maar er mensen in zijn omgeving zijn die hem of haar dusdanig kunnen helpen en bijstaan dat er toch een pgb verstrekt kan worden. Aan het afwijzen van een pgb op grond van overwegende bezwaren, moet een onderbouwing / motivering ten grondslag liggen. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de pgb aanvrager getoetst, maar het oordeel van het college is hierin leidend. Mocht het college van oordeel zijn dat de persoon (dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger) niet bekwaam is
voor het houden van een pgb, dan kan het college het pgb weigeren. Dat is een beslissing van het college die wordt neergelegd in een beschikking en waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.
Bij aanvragers die niet in staat zijn de eigen regie te voeren kan een (wettelijk) vertegenwoordiger uit naam van de aanvrager de regie voeren.
Vertegenwoordigers kunnen zijn wettelijk vertegenwoordigers (I) of overige vertegenwoordigers (II) die na toetsing door het college worden geaccepteerd (zoals partners, ouders of inwonende meerderjarige gezinsleden).
Aangezien de aanvrager als het ware in de rol van budgethouder wordt vervangen door de vertegenwoordiger, toetst het college laatstgenoemde persoon op de aspecten die in de vorige paragraaf staan genoemd.
Ad I Wettelijke vertegenwoordiging
In gevallen van wettelijke vertegenwoordiging bij cliënten beschermd wonen kan het gaan om een door de rechter benoemde curator, bewindvoerder of mentor. In die gevallen hanteert het college het beleid dat de wettelijk vertegenwoordiger niet ook de zorgverlener kan zijn. Het college behoudt zich het recht voor om in bijzondere situaties af te wijken van dit beleid.
Ad II Gewaarborgde hulp van derden
Het kan zijn dat de budgethouder ten behoeve van ondersteuning bij de administratie en verplichtingen rondom het pgb een andere persoon dan de wettelijk vertegenwoordiger of een organisatie inschakelt. In die gevallen is het college op grond van rechtspraak (ECLI:NL:CRVB:2013:784) ervoor verantwoordelijk dat die persoon of organisatie wordt getoetst. We spreken dan van gewaarborgde hulp van derden.
De toetsing van gewaarborgde hulp van derden werkt als volgt:
- 1.
Indien het een persoon betreft
Indien degene die de administratie gaat beheren, een (natuurlijk) persoon betreft, wordt deze op de volgende gronden getoetst:
- -
Regie: zie hiervoor de punten die genoemd zijn onder bekwaamheid van de pgb aanvrager
- -
Om de toetsing te kunnen uitvoeren wordt een (telefonisch) interview afgenomen waarbij een vragenlijst wordt doorgelopen. Een positieve uitkomst van het interview kan voldoende zijn om het pgb toe te kennen. Het kan ook zijn dat het college additioneel verzoekt om een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) in te leveren of verzoekt een verklaring te ondertekenen waarmee men aangeeft zich bewust te zijn van de rechten en plichten die samenhangen met het pgb en de taak van de gewaarborgde derde.
De uitkomst van de toetsing wordt schriftelijk bevestigd aan de (aspirant) budgethouder en aan de gewaarborgde derde.
- 2.
Indien het een organisatie betreft
Indien de organisatie die wordt ingezet voor ondersteuning bij het pgb beschikt over het Keurmerk van Per Saldo, vindt een nadere toetsing niet plaats. De eisen die worden gesteld aan de organisaties die over het keurmerk beschikken, borgen voldoende de professionaliteit.
Is dit niet het geval dan zal het college de geschiktheid toetsen door middel van een (telefonisch) interview en eventueel aanvullende achtergrondchecks bijvoorbeeld op het gebied van de financiële gezondheid of de governance van de organisatie.
Op basis van de informatie vanuit het interview met de pgb-ondersteuningsorganisatie en eventuele aanvullend verkregen informatie, besluit het college of het inschakelen van de organisatie wordt toegestaan. De uitkomst wordt schriftelijk bevestigd aan de (aspirant) budgethouder en aan de desbetreffende organisatie.
Looptijd verklaring geschiktheid gewaarborgde derde
In situaties waarin verzekerden niet over voldoende eigen regie beschikken, maar sprake is van gewaarborgde hulp van derden, is sprake van een beperkte looptijd van de verklaring van geschiktheid van deze derde(n). De looptijd is 3 jaar. Na minimaal 3 jaar zal het college toetsen of nog steeds sprake is van dezelfde gewaarborgde hulp van derden en of deze nog aan de eisen voldoet. De pgb houder is conform de pgb-regeling verplicht alle relevante wijzigingen in zijn of haar situatie, dus ook het wijzigen van gewaarborgde derde, door te geven aan het college. Indien dit niet gebeurt, kan dit leiden tot stopzetting van het pgb.
Het college heeft de mogelijkheid ook tussentijds tot toetsing van de gewaarborgde derde over te gaan. Mochten de uitkomst van deze toetsing negatief zijn, dan kan het pgb worden stopgezet.
Motivering door de aanvrager
Volgens de Wmo dient de pgb aanvrager te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is en hij daarom een pgb wenst. Uit deze argumentatie moet duidelijk blijken dat de pgb aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura.
Enkele concrete voorbeelden van argumenten die pgb aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een pgb te willen ontvangen, zijn:
- *
dat de ondersteuning door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een persoon met autisme of hechtingsproblematiek;
- *
rekening houdend met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor cliënten om te kiezen voor een pgb, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.
- *
de hulp bijvoorbeeld met grote regelmaat op afroep / buiten kantoortijden beschikbaar moet zijn, waardoor zorg in natura minder goed aansluit bij de gewenste hulp.
Een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien dit gemotiveerd wordt aan de hand van een opgesteld plan. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. Het college beoordeelt of dit plan voldoet.
Door het opstellen van een budget en ondersteuningsplan plan worden cliënten gestimuleerd na te denken over de zorgvraag, deze uit te werken, te concretiseren en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg in een later stadium te evalueren.
Het plan bevat minimaal de volgende onderdelen:
- *
- *
een diagnose en/of behandelplan- en/of advies van maximaal 1 jaar oud.
- *
motivatie waarom een individuele voorziening in de vorm van ZIN niet passend is
- *
eigen kracht cq. eigen inzet van de ouders en het netwerk/familie
- *
de beoogde resultaten van de hulpverlening en ondersteuning
- *
waar en hoe de budgethouder de hulp en ondersteuning zal inkopen
- *
hoe de kwaliteit van de hulp en ondersteuning gewaarborgd is
- *
de verwachte / gewenste omvang en duur van de ondersteuning
- *
Gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening
De kwaliteit van de middels het pgb te verwerven ondersteuning moet naar het oordeel van de gemeente gewaarborgd moet zijn. Voor de professionele ondersteuning en zorg die wordt ingekocht met het pgb gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor zorg in natura1.
Voor bestaande pgb’s die doorlopen in 2015 is het overgangsrecht van toepassing. De pgb-houder heeft recht op continuering van zorg bij de bestaande zorgaanbieder gedurende de resterende indicatietermijn tot een maximum van 1 jaar, dus tot uiterlijk 1 januari 2016. Als de indicatie langer doorloopt en de hulpvraag blijft, zal er na beoordeling door het college een nieuw besluit genomen worden. De hulpvrager kan zich in dit geval dus melden bij het college van Breda.
1 De kwaliteitseisen zijn niet van toepassing op uit pgb bekostigde ondersteuning door personen uit het sociaal netwerk van de budgethouder