Beleidsregels kostendelersnorm Participatiewet Olst-Wijhe
 
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Olst-Wijhe
 
Gelet op het bepaalde in:
Artikel 27, 28 en 33 Participatiewet
 
Overwegende dat:
Het noodzakelijk is regels vast te stellen voor het gebruik maken van de bevoegdheid tot het verlagen van uitkeringen in verband met de woonsituatie, inkomsten uit commerciële verhuur en bij schoolverlaters
 
Besluit:
vast te stellen de:
‘Beleidsregels kostendelersnorm Participatiewet Olst-Wijhe’.
 
Artikel 1. Begripsbepalingen
  • 1.
    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht.
  • 2.
    Begrippen:
    • a.
      Commerciële huurprijs: een kale huurprijs van tenminste € 250, - per maand (prijspeil 2015) die is vastgelegd in een schriftelijke, individuele huurovereenkomst. Eventuele vaste lasten, zoals gas, water en elektra worden op de huurprijs in mindering gebracht alvorens toetsing aan de commerciële huurprijs plaatsvindt. Tussen ouder(s) en meerderjarige kinderen kan geen commerciële overeenkomst worden verondersteld. De commerciële huurprijs zal jaarlijks, voor het eerst op 1 juli 2016 worden geïndexeerd.
    • b.
      Commerciële relatie: voor de toepassing van deze beleidsregel wordt aangesloten bij de definitie van de CRvB, namelijk:
      • -
        De cliënt kan de zakelijke relatie aantonen met een zakelijke overeenkomst, waarbij de wederzijdse rechten en plichten geregeld zijn en nauwkeurig zijn afgebakend.
      • -
        De cliënt kan betalingen aantonen (bankafschriften/ bewijs kasstortingen afgelopen drie maanden)
      • -
        Het bestuur mag een schriftelijk contract verlangen.
      • -
        Uit het contract moeten de periodieke prijsverhogingen blijken.
    • c.
      Commerciële kostgangersovereenkomst: kostgeld ten bedrage van minimaal € 375, - per maand (prijspeil 2015), vastgelegd in een schriftelijke, individuele kostgangersovereenkomst, waarbij tenminste inbegrepen huur, gebruik van energie, maaltijden en bewassing. Tussen ouder(s) en meerderjarige kinderen kan geen commerciële overeenkomst worden verondersteld. De commerciële kostgangersovereenkomst zal jaarlijks, voor het eerst op 1 juli 2016, worden geïndexeerd.
    • d.
      Kale huurprijs: Onder de kale huurprijs wordt verstaan de huurprijs minus de huurtoeslag.
    • e.
      Daklozen: degenen die geen woning bewonen.
    • f.
      T huislozen: degenen die niet beschikken over, of niet langdurig gebruik maken van zelfstandige reguliere huisvesting, maar die wel kosten maken voor gebruik van residentiële huisvesting (waaronder ook sociale pensions etc. worden gerekend).
    • g.
      W oonlasten:
      • Indien een woonruimte wordt gehuurd: de kale huurprijs per maand en de kosten van water, gas, elektriciteit, heffingen per maand minus de huurtoeslag of een bijzondere bijstandstoeslag voor woonkosten per maand.
      • Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsaandeel van de onroerendezaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering en het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten en de kosten per maand van water, gas, elektriciteit, heffingen minus een bijstandstoeslag voor woonkosten per maand.
         
Artikel 2. Schoolverlaters
  • 1.
    Onverminderd het bepaalde in artikel 22a Participatiewet wordt de rekennorm bijgesteld:
    • a.
      Indien voor het onderwijs of de beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000, op een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan wel;
    • b.
      Indien de belanghebbende op de eerste dag van het kalenderkwartaal waarin de beëindiging plaatsvond jonger was dan 25 jaar en de voor werkzaamheden beschikbare tijd voor tenminste 19 uur per week in beslag werd genomen door het onderwijs of de beroepsopleiding, tenzij het betreft een scholing of opleiding als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet.
  • 2.
    Van een recente beëindiging van de deelname aan onderwijs of beroepsopleiding als bedoeld in het eerste lid, is sprake zolang nog geen periode van een half jaar is verstreken, gerekend vanaf het tijdstip van die beëindiging.
  • 3.
    In afwijking van lid 1, wordt de verlaging niet doorgevoerd indien de alleenstaande ouder kinderen heeft jonger dan vijf jaar.
  • 4.
    De verlaging bedraagt 10% van de gehuwdennorm van artikel 21 onderdeel b Participatiewet gedurende zes maanden, gerekend vanaf het tijdstip van de beëindiging van de aanspraak op studiefinanciering of tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten.
     
Artikel 3. Ontbreken van woonlasten
  • 1.
    In afwijking van artikel 27 Participatiewet wordt de gestelde rekennorm verlaagd:
    • a.
      met 20% indien belanghebbende lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, doordat belanghebbende niet kan aantonen woonlasten verschuldigd te zijn voor de woning die men bewoont.
    • b.
      In afwijking van het eerste lid wordt de rekennorm voor belanghebbende verlaagd met 10% indien de belanghebbende woonlasten heeft tussen de € 125,00 en de geldende commerciële huurprijs per maand.
    • c.
      In afwijking van het eerste lid wordt de rekennorm voor belanghebbende verlaagd met 15% indien de belanghebbende lagere woonlasten heeft dan € 125,00 per maand.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid wordt de rekennorm voor belanghebbende niet naar beneden bijgesteld indien aan dit verblijf aantoonbaar kosten zijn verbonden van minimaal de commerciële huur- of kostgangersbedragen.
     
Artikel 4: Verrekening inkomsten commerciële verhuur of kostgangersovereenkomst
  • 1.
    Op grond van artikel 33, lid 4, van de Participatiewet worden de inkomsten uit commerciële verhuur op de uitkering in mindering gebracht onder aftrek van € 60,00 per maand.
  • 2.
    De inkomsten van een of meerdere kostganger(s), zoals bedoeld in artikel 33 lid 4 van de wet, worden op de uitkering in mindering gebracht onder aftrek van € 350,00 per kostganger per maand.
  • 3.
    Ten aanzien van lid 1en 2 moet aan de navolgende voorwaarden worden voldaan:
    • a.
      De afspraken over de verhuur van de woning moeten op papier staan, in een huur of kostgangersovereenkomst en:
    • b.
      Bankafschriften waaruit duidelijk blijkt dat de gevraagde prijs werkelijk wordt betaald.
  • 4.
    De bedragen zoals genoemd in artikel 3 lid 2 en 3 worden jaarlijks opnieuw berekend. De grondslag van de berekening vloeit voort uit hoofdstuk 6 van de Recofa-richtlijnen VTLB, afgerond op een rond bedrag.
     
Artikel 5: Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    De beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2015, behoudens situaties waarbij sprake is van negatieve gevolgen voor de belanghebbende.
  • 2.
    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Kostendelersnorm Participatiewet Olst-Wijhe”.
     
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Olst-Wijhe op 30 juni 2015
Burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe,
de secretaris,
de burgemeester,
 
 
A.(Arie) Oeseburg.
A.G.J. (Ton) Strien.
 
Naar boven