Havenverordening Utrecht
Verordening van Utrecht 2015, nr. 7
 
(raadsbesluit van 25 juni 2015)
 
 
De raad van de gemeente Utrecht;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders
BESLUIT
 
Vast te stellen de Verordening
HAVENVERORDENING UTRECHT
Hoofdstuk 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN TOEPASSINGSBEREIK
Paragraaf 1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
 
  • a.
    Openbaar water: alle wateren binnen de gemeente Utrecht die al of niet met enige beperking voor het publiek toegankelijk of bevaarbaar zijn;
  • b.
    Vaartuig: elk drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebruikt, dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;
  • c.
    Schip: elk vaartuig, met inbegrip van een vaartuig zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, dat feitelijk wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water;
  • d.
    Vrachtschip: een schip, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het vervoer van goederen;
  • e.
    Tankschip: een schip, gebruikt of bestemd voor het vervoer van vloeistoffen en/of gassen;
  • f.
    Sleepboot: een schip, dat blijkens bouw en inrichting is bestemd of wordt gebruikt voor het slepen of duwen van andere schepen;
  • g.
    Woonschip: een vaartuig dat aan romp en opbouw herkenbaar is als schip en dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor of is bestemd tot woon- en nachtverblijf;
  • h.
    Woonark: een vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat feitelijk niet geschikt en bestemd is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water en dan wordt gebruikt of is bestemd tot woon- en nacht verblijf;
  • i.
    Woonboot: woonschip of woonark;
  • j.
    Bedrijfsvaartuig: een schip gebruikt of bestemd als opslagruimte en/of voor de uitoefening van enig beroep, anders dan het vervoer van goederen; onder schip wordt hiermee verstaan een vaartuig dat feitelijk niet geschikt is om te worden gebruikt als middel tot verplaatsing te water;
  • k.
    Passagiersschip: een schip dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen, de bemanning daaronder niet begrepen;
  • l.
    Verhuurboot type 1: een door spierkracht voortbewogen vaartuig, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor bedrijfsmatige verhuur zonder bemanning aan wisselende personen gedurende korte perioden;
    verhuurboot type 2: motorisch aangedreven vaartuig voor maximaal 12 personen, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor bedrijfsmatige verhuur zonder bemanning aan wisselende personen gedurende korte perioden;
  • m.
    Recreatievaartuig: een schip, gebruikt of bestemd voor recreatief gebruik dan wel voor het beoefenen van de watersport;
  • n.
    Lengte: de lengte over alles;
  • o.
    Breedte: de breedte over alles;
  • p.
    Hoogte: de hoogte over alles;
  • q.
    Diepgang: de verticale afstand tussen het diepststekend scheepsdeel en de waterspiegel;
  • r.
    Gevaarlijke stoffen : de stoffen, genoemd in de International Maritime Dangerous Goods-code (IMDG-code), of één van de andere codes van de International Maritime Organisation (IMO), het Schepenbesluit en de stoffen waarop de Wet Gevaarlijke Stoffen van toepassing is;
  • s.
    Havenatlas: het geheel van kaarten en daarbij horende voorschriften en aanwijzingen, vastgesteld overeenkomstig artikelen 2.1.1, 2.1.3 en 4.3.3.3 van onderhavige verordening;
  • t.
    Schipper: degene, die de feitelijke leiding heeft over een vaartuig;
  • u.
    Havenmeester: de door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaar belast met het toezicht op het openbaar water;
  • v.
    Aanmeren: het stil leggen van een vaartuig langs de oever, kade of beschoeiing;
  • w.
    Ligplaats: in deze verordening wordt onder het hebben of innemen van een ligplaats verstaan het gedurende langere tijd, waaronder ten minste de periode tussen zonsondergang en zonsopgang afgemeerd hebben van een vaartuig in openbaar water of dat gedeelte van het openbaar water dat gebruikt mag worden voor het afmeren van een vaartuig.
  • x.
    Passantenligplaats: ligplaats bedoeld voor eigenaren en/of houders van recreatievaartuigendie, op doorreis zijnde, met hun boot gedurende maximaal 72 uur in de stad Utrecht verblijven en bovendien niet al voor een andere ligplaats binnen de gemeente Utrecht havengeld betalen en/of een ligplaats- vergunning gekregen hebben.
  • y.
    Permanent woon- en nachtverblijf: in deze verordening wordt onder het hebben van permanent woon- en nachtverblijf verstaan het gedurende een periode van ten minste 72 uren gebruiken van een vaartuig mede met het doel daarin te overnachten.
  • z.
    Het college: het college van burgemeester en wethouders
  • aa.
     rondvaartboot type 1: een door spierkracht voortbewogen vaartuig dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van maximaal twaalf personen, de bemanning daaronder niet begrepen; rondvaartboot type 2: een motorisch voortbewogen vaartuig dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van maximaal twaalf personen, de bemanning daaronder niet begrepen.
 
Paragraaf 1.2 Toepassingsbereik
Artikel 1.2.1 Toepassingsbereik
Deze verordening is van toepassing op alle openbare wateren gelegen in de gemeente Utrecht. In voorkomende gevallen kan het zo zijn dat tevens regelgeving van andere waterbeheerders dan de gemeente Utrecht van toepassing is.
 
Hoofdstuk 2 GEBRUIK EN BEHEER OPENBAAR WATER
Paragraaf 2.1 Havenatlas
Artikel 2.1.1 Vaststelling ligplaatsen
  • 1.
    Het college, gehoord de raad, stelt de plaatsen vast waar de verschillende categorieën vaartuigen ligplaats mogen innemen of hebben.
  • 2.
    De plaatsen worden aangegeven op kaarten per locatie, zone of gebied en/of per soort vaartuig.
  • 3.
    Per plaats kunnen voorschriften worden gegeven over:
    • -
      het aantal;
    • -
      de maximale breedte;
    • -
      de maximale diepgang;
    • -
      de maximale lengte;
    • -
      de maximale hoogte boven de waterspiegel;
    • -
      de minimale te hanteren afstand tussen de vaartuigen onderling.
 
Artikel 2.1.2 Ligplaatsverbod
Onverminderd het bepaalde in het Binnenvaartpolitiereglement en in de overige artikelen van dit hoofdstuk is het zonder vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders verboden een ligplaats te hebben of in te nemen met een vaartuig op een plaats, welke niet voor dat soort vaartuig in de Havenatlas is aangewezen.
Artikel 2.1.3 Afvaartplaatsen, opstapplaatsen en stallingsplaatsen
  • 1.
    Bestaande afvaartplaatsen, opstapplaatsen en stallingsplaatsen voor passagiersschepen en verhuurboten zijn vastgelegd in de Havenatlas
  • 2.
    Het college kan nieuwe afvaart- en opstapplaatsen aanwijzen, en daaraan nadere eisen stellen.
  • 3.
    Het college kan aan bestaande afvaart- en opstapplaatsen nadere eisen stellen.
 
Paragraaf 2.2 Woonboten
Artikel 2.2.1 Ligplaatsvergunning
  • 1.
    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders met een woonboot ligplaats in te nemen of te hebben in openbaar water.
  • 2.
    Het college van Burgemeester en Wethouders zal een ligplaatsvergunning slechts verlenen voor een plaats welke is aangegeven in de Havenatlas.
 
Artikel 2.2.2 Opbouwen en vergroten van een woonboot
  • 1.
    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders een woonboot op te bouwen of te vergroten.
  • 2.
    Het is verboden zonder vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders een woonboot te vergroten door langszij een woonboot een vlot of ander vaartuig te leggen of aan de woonboot vast te maken.
 
Artikel 2.2.3 Uitoefenen beroep of bedrijf
Het is zonder vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders verboden een woonboot, waarvoor op grond van artikel 2.2.1, eerste lid, vergunning is verleend, ook te gebruiken voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep.
 
Artikel 2.2.4 Woon- en nachtverblijf anders dan op een woonboot
  • 1.
    Het is zonder vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders verboden een schip of vaartuig, dat geen woonboot is, permanent als woon- en nachtverblijf te gebruiken.
  • 2.
    Het in het eerste lid vervatte verbod omvat niet het verblijf op een vrachtschip, dat daadwerkelijk als zodanig wordt gebruikt, mits en zover het verblijf in het openbaar water rechtstreeks verband houdt met het laden of lossen van goederen, dan wel het verblijf beperkt is tot een enkele overnachting of tot zon- en feestdagen.
  • 3.
    Het in het eerste lid vervatte verbod geldt evenmin ten aanzien van een sleepboot, voor zover deze wordt gebruikt voor verplaatsing van een vrachtschip, als bedoeld in het vorige lid.
 
Paragraaf 2.3 Recreatievaartuigen
Artikel 2.3.1 Ligplaatsvergunning
  • 1
    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders met een recreatievaartuig ligplaats in te nemen of te hebben in openbaar water.
  • 2.
    Het college van Burgemeester en Wethouders zal een vergunning, als bedoeld in het eerste lid, slechts verlenen voor een ligplaats in een zone die voor de recreatievaart is aangegeven in de Havenatlas en indien het daarbij bepaalde aantal, zoals omschreven in artikel 4.3.3, lid 3, alsmede de voor het recreatievaartuig bepaalde maatvoering niet wordt overschreden.
 
Artikel 2.3.2 Uitoefenen beroep of bedrijf
Het is zonder vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders verboden een recreatievaartuig, waarvoor op grond van artikel 2.3.1, eerste lid, vergunning is verleend, ook te gebruiken voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep.
 
Paragraaf 2.4 Passagiersschepen, Verhuurboten, rondvaartboten en Bedrijfsvaartuigen
Artikel 2.4.1 Limiet
  • 1.
    Het college van Burgemeester en Wethouders kan bij afzonderlijk besluit het maximale aantal passagiersschepen, rondvaartboten (type 1 en2), bedrijfsvaartuigen en verhuurboten (type 1 en 2), waarvan de exploitatie zich richt tot de openbare wateren binnen de gemeente Utrecht, vaststellen, dat in het openbaar water mag worden geëxploiteerd.
 
Artikel 2.4.2 Exploitatievergunning
  • 1.
    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders een passagiersschip, verhuurboot (type 1 of 2), rondvaartboot (type 1 of 2) of bedrijfsvaartuig te exploiteren.
  • 2.
    Het college van Burgemeester en Wethouders weigert de vergunning indien door het verlenen ervan het aantal, bedoeld in artikel 2.4.1, wordt overschreden.
 
Artikel 2.4.3 Eisen vaartuig en schipper
  • 1.
    Het college van Burgemeester en Wethouders kan nadere eisen stellen:
    • a:
      terzake technische en veiligheidsaspecten betreffende bouw en uitrusting van het vaartuig;
    • b:
      aan de bekwaamheid van de schipper;
    • c:
      ten aanzien van het milieu;
    • d:
      aan de maatvoering
 
Hoofdstuk 3 OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
Paragraaf 3.1 Ordening, openbare orde en veiligheid
Artikel 3.1.1 Gebruik van tekens
  • 1.
    Het college van Burgemeester en Wethouders kan op of langs het openbaar water om redenen van ordening en in het belang van de openbare orde en veiligheid besluiten tot het plaatsen van één van de tekens, al of niet in samenhang met bijkomende tekens, die zijn opgenomen in bijlage 7, onder A tot en met F van het Binnenvaartpolitiereglement.
  • 2.
    Het college van Burgemeester en Wethouders maakt van zijn bevoegdheid in het eerste lid geen gebruik indien het besluit tot plaatsing van een teken kan worden gebaseerd op grond van één van de in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet genoemde belangen.
  • 3.
    Het college van Burgemeester en Wethouders kan het plaatsen van een teken als bedoeld in het eerste lid achterwege laten indien het plaatsen van een teken niet doelmatig is; zij kan in plaats daarvan of in combinatie met het plaatsen van een teken het verbod, een gebod, aanbeveling of inlichting in een voorschrift opnemen.
  • 4.
    Een besluit als bedoeld in het eerste en derde lid verbindt eerst nadat het is kenbaar gemaakt.
 
Artikel 3.1.2 Overtreden tekens en voorschriften
Het is verboden te handelen in strijd met een teken en de daarbij horende nadere aanduidingen als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, en met een voorschrift als bedoeld in artikel 3.1.1, derde lid.
 
Artikel 3.1.3 Voorwerpen in en overdekken van water
  • 1.
    Het is verboden zonder, of in afwijking van een, vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders in het openbaar water vlotten, balken of andere soortgelijke voorwerpen te hebben liggen of te laten drijven.
  • 2.
    Het is verboden zonder, of in afwijking van een, vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders meerpalen, meerboeien en steigers in of boven openbaar water te hebben, aan te brengen, te leggen of te plaatsen.
  • 3.
    Het verbod, als bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing indien het openbaar water niet in beheer is bij de gemeente, mits en voor zover door of vanwege de betreffende beheerder van het water daartoe opdracht of toestemming is verleend.
 
Artikel 3.1.4 Schaderegeling na aanvaring
De schipper die schade veroorzaakt aan gemeente-eigendommen is verplicht met de havenmeester een schaderegeling te treffen voordat hij zijn reis vervolgt.
 
Artikel 3.1.5 Misbruik sluizen en bruggen
  • 1.
    Het is verboden zich zonder noodzaak nabij, op, aan of onder een sluisdeur te bevinden.
  • 2.
    Behalve de havenmeester en de onder zijn gezag werkzame personen is het een ieder verboden een brug, een sluisdeur, een schuif of schuiven van duikers of sluizen te (doen) openen of te sluiten.
 
Artikel 3.1.6 onnodig gebruik voortstuwingsinstallatie
Het is de schipper verboden een voortstuwingsinstallatie en/of schroef van zijn schip te gebruiken, anders dan om te varen, te meren of te ontmeren.
 
Paragraaf 3.2 Afmeerregime
Artikel 3.2.1 Verhalen anders dan op eigen verzoek
  • 1.
    De schipper is verplicht zijn schip te verhalen indien het college van Burgemeester en Wethouders, of de havenmeester namens dit college, daartoe in het belang van de openbare orde en veiligheid alsmede in het belang van werkzaamheden aan gemeente-eigendommen opdracht geeft.
  • 2.
    Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd een schip te doen verhalen in de gevallen bedoeld in het eerste lid indien:
    • a:
      er sprake is van een zo spoedeisende situatie dat in redelijkheid geen opdracht als bedoeld in het eerste lid meer kan worden gegeven;
    • b:
      de schipper onbekend is.
 
Artikel 3.2.2 Bereikbaarheid schepen
  • 1.
    Het is verboden de toegang tot een schip te blokkeren.
  • 2.
    De schipper van een aangemeerd schip is verplicht er zorg voor te dragen dat het schip te allen tijde vlot en veilig kan worden betreden en verlaten.
 
Paragraaf 3.3 Veiligheid milieu
Artikel 3.3.1 Herstelwerkzaamheden
  • 1.
    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college van Burgemeester en Wethouders herstel- en sloopwerkzaamheden te (laten) verrichten:
    • a:
      aan of op een schip in het openbaar water;
    • b:
      aan een transporteenheid, geladen met gevaarlijke stoffen die brandbare en/of giftige gassen kunnen afgegeven of leeg zijn en daarvan nog niet zijn schoongemaakt;
    • c:
      aan een bovengrondse tank en bijbehorende leidingen bestemd voor opslag van gevaarlijke stoffen die brandbare en/of giftige gassen kunnen afgeven of leeg zijn en daarvan nog niet zijn schoongemaakt;
  • 2.
    Aan de vergunning kunnen nadere voorwaarden worden verbonden, waaronder een keuring door een gasdeskundige, aangewezen door:
  • a:
    de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, volgens artikel 20S van de Veiligheidswet;
  • b:
    de bevoegde plaatselijke autoriteit volgens randnummer 10.100, tweede lid, van het Reglement betreffende het vervoer van gevaarlijk stoffen over de Rijn.
  • 3.
    Het college van Burgemeester en Wethouders weigert de vergunning voor de werkzaamheden als door het stellen van voorwaarden niet kan worden tegemoet gekomen aan te verwachten gevaar, schade of hinder.
  • 4.
    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor het in eigen beheer uitvoeren van geringe reparaties, noodzakelijk onderhoud alsmede overige verbouwingen waarbij geen sprake is van een vergroting van het vaartuig.
 
Hoofdstuk 4 VERGUNNINGEN
Paragraaf 4.1 Vergunning en verlenging
Artikel 4.1.1 Vergunning
  • 1.
    Een vergunning als bedoeld in deze verordening is persoons-, ligplaats- en vaartuig gebonden; dat wil zeggen dat bij iedere wijziging in één van deze drie omstandigheden een nieuwe vergunning moet worden aangevraagd bij het college van Burgemeester en Wethouders.
  • 2.
    In afwijking van het gestelde in lid 1 is een exploitatievergunning voor passagiersschepen niet persoonsgebonden.
 
Artikel 4.1.2 Verlenging
Een aanvraag om verlenging na afloop van de geldigheidsduur van een vergunning geldt als een aanvraag om een vergunning.
 
Paragraaf 4.2 Indienen aanvraag
Artikel 4.2.1 Vorm aanvraag
  • 1.
    Een aanvraag om vergunning moet schriftelijk worden ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders, tenzij anders is bepaald.
  • 2.
    In een spoedeisend geval en indien het een eenmalige gedraging of een handeling van korte duur betreft, kan de aanvraag mondeling worden gedaan.
 
Artikel 4.2.2 Aanvullende gegevens
Het college van Burgemeester en Wethouders kan de indiener van een aanvraag vragen om binnen een termijn van vier weken nadere bescheiden en/of gegevens te leveren.
 
Paragraaf 4.3 Behandelen aanvraag
Artikel 4.3.1 Vorm beschikking
  • 1.
    Een beschikking op een aanvraag geschiedt schriftelijk. Hierbij is het mogelijk dat vanwege het spoedeisende karakter van uitvoering van de activiteit de vergunning achteraf op schrift gesteld kan worden.
 
Artikel 4.3.2 Beslissingstermijn
  • 1.
    Het college van Burgemeester en Wethouders neemt binnen acht weken na ontvangst van alle noodzakelijke bescheiden een schriftelijke beschikking.
  • 2.
    Het college van Burgemeester en Wethouders kan deze termijn eenmaal met acht weken verlengen.
 
Artikel 4.3.3 Voorschriften en beperkingen
  • 1.
    Aan een vergunning kunnen voorschriften en/of beperkingen worden verbonden ter bescherming van de belangen die ten grondslag liggen aan de betreffende bepalingen.
  • 2.
    De aan een vergunning verbonden voorschriften en/of beperkingen kunnen worden gewijzigd. Nieuwe voorschriften en/of beperkingen kunnen worden opgelegd
  • 3.
    Voor de recreatievaart geldt dat het college van burgemeester en wethouders bij de toekenning van ligplaatsvergunningen met een in de Havenatlas aan te geven maximumstelstel werkt. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om bij het bereiken van het maximum nadere criteria te ontwikkelen waaraan nieuwe vergunningen getoetst kunnen worden.
 
Artikel 4.3.4 Geldigheidsduur
Een vergunning kan voor onbepaalde en bepaalde tijd worden verleend.
 
Paragraaf 4.4 Weigering en intrekking
Artikel 4.4.1 Weigering
  • 1.
    Een vergunning wordt geweigerd in geval van:
    • a:
      strijdigheid met de Havenatlas;
    • b:
      strijdigheid met een bestemmingsplan dat van kracht geworden is na de ingangsdatum van de Havenatlas;
    • c:
      de gestelde voorschriften en/of beperkingen aan de voorafgaande vergunning niet of niet volledig zijn nagekomen.
  • 2.
    Het college kan een vergunning naast de in het eerste lid genoemde redenen weigeren indien dit in het belang is van de goede regeling van de vlotte en veilige doorvaart, de openbare orde, het milieu of dit vanwege de overige doelen van deze verordening noodzakelijk is.
 
Artikel 4.4.2 Intrekking
  • 1.
    Een vergunning kan worden ingetrokken in het geval dat:
    • a:
      de vergunning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens van de kant van de aanvrager;
    • b:
      zich na het verlenen van de vergunning zodanige feiten en/of omstandigheden hebben voorgedaan dat niet tot het verlenen ervan zou zijn overgegaan als op dit moment een vergunning zou zijn aangevraagd;
    • c:
      de gestelde voorschriften en/of beperkingen aan de vergunning niet of niet volledig worden nagekomen;
    • d:
      strijd ontstaat met belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen;
    • e:
      geen gebruik wordt gemaakt van de vergunning binnen een door het college van burgemeester en wethouders nader aangegeven termijn.
  • 2.
    Een beschikking tot intrekking als bedoeld in het eerste lid, wordt niet genomen nadat de houder van een vergunning in de gelegenheid is gesteld binnen een gestelde termijn over dit voornemen zijn mening kenbaar te maken.
  • 3.
    Het bepaalde in het tweede lid blijft buiten toepassing in spoedeisende gevallen.
 
Paragraaf 4.5 Registratie en inzage
Artikel 4.5.1  Voeren registratienummer
  • 1.
    Het college van Burgemeester en Wethouders bepaalt bij welke vergunningen een registratieteken wordt verstrekt.
  • 2.
    De houder van een vergunning met registratieteken is verplicht dit registratieteken aan te brengen op zijn vaartuig. Het registratieteken moet dusdanig aangebracht zijn dat het van buitenaf goed zichtbaar is.
 
Artikel 4.5.2 Inzagerecht
De houder van een schriftelijk verleende vergunning is verplicht op eerste vordering van een toezichthoudende of opsporingsambtenaar de vergunning ter inzage te geven.
 
Hoofdstuk 5 STRAFBEPALINGEN
Paragraaf 5.1 Overdracht bevoegdheden
Artikel 5.1.1 Aanwijzing handhavingsambtenaren
Behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren zijn met de handhaving van deze verordening en de zorg voor de naleving van de daarin bedoelde strafbare feiten de ambtenaren belast die door het college van Burgemeester en Wethouders zijn aangewezen.
 
Paragraaf 5.2 Sancties
Artikel 5.2.1 Strafbepaling
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
 
Hoofdstuk 6 SLOTBEPALINGEN
Paragraaf 6.1 Overgangsrecht en inwerkingtreding
Artikel 6.1.1 Overgangsartikel
  • 1.
    Vergunningen die zijn verleend onder de werking van de Havenverordening Utrecht 1995 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van onderhavige verordening worden aangemerkt als vergunningen krachtens onderhavige verordening.
  • 2.
    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van onderhavige verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Havenverordening Utrecht 1995 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop de Havenverordening Utrecht 1995 toegepast tenzij de Havenverordening 2005 voor aanvrager een gunstiger uitwerking heeft.
  • 3.
    Zij die met een woonboot een ligplaats hebben ingenomen die als zodanig is opgenomen in de Havenatlas 2000 (ellipsvormig symbool met daarin een huisnummer), maar die nog niet van gemeentewege vergund is, worden geacht een legale ligplaats te hebben ingenomen. Bij vergunningverlening wordt uitgegaan van de maatvoering van de woonboot die ten tijde van het kracht worden van onderhavige verordening een ligplaats heeft ingenomen. Bij vervanging van de woonboot geldt deze maatvoering als vertrekpunt
  • 4.
    Recreatievaartuighouders die op 18 maart 2003 met een recreatievaartuig dat groter is dan de geldende maatvoering een ligplaats hebben ingenomen in de voor de recreatievaart aangegeven zones of daarbuiten mogen dit recreatievaartuig op de toenmalige ligplaats laten liggen conform de destijds gedane bestuurlijke toezegging. Het betreffende vaartuig moet dan wel vermeld staan op de lijst die door de gemeente is opgemaakt ter inventarisatie.
    • -
      Bij vervanging van het recreatievaartuig dienen de betreffende recreatievaartuighouders de thans geldende maatvoeringen en zoneringen te respecteren. Met de aanwezigheid van het maximumstelsel is hierbij rekening gehouden;
    • -
      Bij verkoop van het recreatievaartuig zal de nieuwe eigenaar niet in aanmerking komen voor de op grond van de bestuurlijke toezegging verleende toestemming.
Artikel 6.1.2 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de achtste dag nadat zij is bekendgemaakt.
 
Artikel 6.1.3 Intrekking oude verordening
Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Havenverordening Utrecht 1995 ingetrokken.
 
Artikel 6.1.4 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Havenverordening Utrecht.
 
 
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 25 juni 2015

De griffier,

Drs. A.A.H. Smits

De burgemeester,

Mr. J.H.C. van Zanen

Naar boven