Gemeente Baarn - Verordening Individuele Studietoeslag Participatiewet 2015 Gemeente Baarn
Burgemeester en wethouders van Baarn maken ingevolge artikel 139 en 142 van de Gemeentewet en Afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht bekend dat de gemeenteraad in zijn vergadering van 24 juni 2015 de “Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Baarn” heeft vastgesteld.
 
In de door de gemeenteraad vastgestelde verordening zijn de regels opgenomen op grond waarvan studerenden met een arbeidshandicap een toeslag van de gemeente kunnen krijgen als zij niet is staat zijn door hun handicap hun studie te combineren met een bijbaan. De mogelijkheid een dergelijke regeling vast te stellen is geïntroduceerd in de Invoeringswet Participatiewet. De toeslag wordt aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand.
 
Voor toekenning is vereist dat de belanghebbende recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Verder moet het gaan om een belanghebbende van wie is vastgesteld dat hij of zij wegens medische beperkingen/ belemmeringen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Voorwaarde is ook dat de belanghebbende zelfstandig woont en dat er geen sprake is van vermogen boven de vrijlatingsgrens van de Participatiewet. De toeslag bedraagt € 100 per maand onder aftrek van eventuele inkomsten.
 
De verordening wordt bekendgemaakt door middel van deze publicatie in het Gemeenteblad. Informatie over de regeling kan worden verkregen bij de sociale dienst Werk en Inkomen BBS te Soest.
 
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015.
 
De verordening ligt vanaf heden, tijdens kantooruren, voor een ieder gedurende 6 weken ter inzage op het gemeentehuis, Stationsweg 18 te Baarn. Tegen betaling van de kosten is een afschrift verkrijgbaar. Ook zijn de beleidsregels geplaatst op www.baarn.nl
 
Raadsbesluit:
 
De raad van de gemeente Baarn
- gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 mei 2015;
- gehoord het debat in de raad d.d. 10 juni 2015;
- overwegende dat; het wettelijk verplicht is voor de gemeente het verlenen van een individuele studietoeslag bij verordening te regelen;
- gelet op; de Participatiewet, in het bijzonder artikel 8, eerste lid aanhef en onderdeel c, en derde lid en 36b, alsmede artikel 147 van de Gemeentewet;
Besluit:
1. De verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Baarn vast te stellen.
 
Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Baarn
 
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
 
Artikel 1 Begripsbepalingen
1. In deze verordening wordt verstaan onder de wet: de Participatiewet
 
Artikel 2 Indienen verzoek
Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de wet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.
 
HOOFDSTUK 2. INDIVIDUELE STUDIETOESLAG
 
Artikel 3 Doelgroep studietoeslag
1. Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan een verzoek, zoals bedoeld in artikel 2, indienen om een individuele studietoeslag. Om hiervoor in aanmerking te komen is het vereist dat belanghebbende op de datum van de aanvraag aan de volgende voorwaarden voldoet; de belanghebbende: a. is 18 jaar of ouder; b. heeft recht op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; c. heeft geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet, en d. is een persoon van wie is vastgesteld dat hij wegens een arbeidshandicap of langdurige medische beperkingen of belemmeringen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft; e. woont zelfstandig, waaronder ook verstaan wordt zelfstandig wonen onder begeleiding.
2. Geen recht op studietoeslag bestaat als er sprake is van andere inkomsten naast de studiefinanciering, indien deze hoger zijn dan € 100,- per maand. Bij lagere inkomsten worden de inkomsten van de studietoeslag afgetrokken.
 
Artikel 4 De hoogte en duur van de toeslag
1. De hoogte van de toeslag bedraagt € 100 per maand (zie ook lid 2 van artikel 3).
2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, zolang de belanghebbende recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, gedurende maximaal vier jaar.
3. Het recht op de toeslag wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld.
 
Artikel 5 Frequentie van betaling
Uitbetaling van de toeslag vindt maandelijks plaats.
 
HOOFDSTUK 3 NADERE BEPALINGEN
 
Artikel 6 Nadere uitvoeringsregels
Het college kan bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen in het belang van een zorgvuldige uitvoering van deze verordening.
 
Artikel 7 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
 
Artikel 8 Citeertitel
Deze verordening heet Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 2015 gemeente Baarn.  
 
Artikel 9 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015.
 
Vastgesteld in de openbare vergadering, op 24 juni 2015.
 
griffier voorzitter  
 
Algemene Toelichting
 
De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. De toeslag wordt aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5 onderdeel d Participatiewet). Het betreft een nieuwe vorm van aanvullende inkomensondersteuning voor bepaalde groepen studerenden. Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college (dit volgt uit artikel 36b, eerste lid, Participatiewet) en is bedoeld voor arbeidsgehandicapte studenten. De gemeenteraad moet in een verordening regels vaststellen over het verlenen van een individuele studietoeslag (artikel 8, eerste lid, onderdeel c, Participatiewet). Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag. Verbeteren positie arbeidsmarkt arbeidsgehandicapten De gedachte achter de individuele studietoeslag is dat het vooral voor mensen met een arbeidshandicap van belang is de positie op de arbeidsmarkt te verbeteren middels het behalen van een diploma. Werkgevers zijn volgens de wetgever vaak huiverig om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen. De wetgever verwacht dat de drempel om een contract aan te bieden lager is als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond. Met het verstrekken van een individuele studietoeslag krijgen mensen met een arbeidshandicap een extra steun in de rug. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en wat in zijn mars heeft. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan. Doel van de studietoeslag is om studenten met een beperking een bron van inkomsten te geven ter vervanging van inkomsten uit een bijbaan.
In beleidsregels kan het college nadere regels stellen aan wie een individuele studietoeslag kan worden verstrekt. In de beleidsregels kunnen ook groepen worden uitgesloten van het recht op individuele studietoeslag.
De voorwaarden dat een belanghebbende recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, moet niet zodanig worden geïnterpreteerd dat belanghebbende ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het is voldoende dat hij recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. Of recht hierop bestaat is afhankelijk van de gekozen opleiding, de leeftijd en het inkomen van een belanghebbende.
De artikelen 12, 43, 49 en 52 Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele inkomenstoeslag (artikel 36b, tweede lid, Participatiewet). Een individuele studietoeslag wordt op aanvraag verleend (artikel 36b, eerste lid, Participatiewet). Artikel 43 Participatiewet is daarbij niet van toepassing (artikel 36b, tweede lid, Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als belanghebbende met de toeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, Participatiewet). Ook artikel 52 Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.
 
Artikelsgewijze toelichting
 
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.
 
Artikel 1 Begrippen
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
 
Artikel 2 Indienen verzoek
Door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een verzoek om een individuele studietoeslag schriftelijk worden ingediend. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).
Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om een individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.
 
Artikel 3 Doelgroep studietoeslag
Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Het college kan op een dergelijke aanvraag – gelet op de individuele omstandigheden van een belanghebbende - individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat belanghebbende op de datum van de aanvraag 18 jaar of ouder is en recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Daarnaast stellen we het criterium dat er geen sprake is van vermogen, met inachtname van de bepalingen in artikel 34 van de wet. De individuele studietoeslag is een vorm van bijzondere bijstand. Verder moet het gaan om een persoon van wie is vastgesteld dat hij wegens medische beperkingen/ belemmeringen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. En als laatste criterium wordt gesteld dat de belanghebbende zelfstandig of zelfstandig onder begeleiding woont. We gaan daarbij uit van de aanname dat studenten die thuiswonend zijn het zowel in praktische als financiële zin makkelijker hebben dan zelfstandig wonenden.
In het tweede lid wordt aangegeven dat geen studietoeslag wordt verstrekt als de belanghebbende naast de studiefinanciering andere inkomsten heeft, voor zover die hoger zijn dan € 100,- per maand. Bij lagere inkomsten worden de inkomsten aangevuld tot het bedrag van de studietoeslag. Onder andere inkomsten valt ook de situatie dat betrokkene op grond van een andere studieregeling aanspraak kan maken op een financiële tegemoetkoming. Ook het UWV heeft een studieregeling. Dit is een voorliggende voorziening op de studietoeslag zoals bedoeld in deze verordening.
 
Artikel 4 De hoogte en duur van de toeslag
In dit artikel is de hoogte van de toeslag opgenomen. De toeslag bedraagt € 100 per maand. Dit bedrag is gebaseerd op de aanname dat het verwerven van circa € 25 aan extra inkomsten per week voor studerenden zonder beperkingen naast hun studie reëel is.
 
Artikel 5 Frequentie van betaling
De studietoeslag wordt als periodieke bijzondere bijstand maandelijks verstrekt. Daarmee wordt de studietoeslag door de Fiscus gezien als inkomen en is deze belast. Dit is te voorkomen door de toeslag één maal per jaar uit te betalen. Dit strookt echter niet met het doel van de studietoeslag. Daarom wordt de toeslag netto aan belanghebbende uitgekeerd en betaalt de gemeente de belasting over de toeslag.
 
 
Naar boven