Gemeente Voorschoten – Vijfde wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 (Rectificatie van Gemeenteblad, nr. 56920 van 25 juni 2015)
De rectificatie betreft artikel II, onderdeel K, onder 1.
 
 
De raad der gemeente Voorschoten;
 
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 mei 2015
 
gelet op artikel 149 Gemeentewet,
besluit:
 
vast te stellen de navolgende
 
Vijfde wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010
Artikel I
Onder het kopje Hoofdstukken wordt in het laatste gedachtestreepje onder 2. ‘75–77’ vervangen door: 75–78.
Artikel II
Hoofdstuk 1. van de Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 wordt als volgt gewijzigd:
 
A.
 
  • 1.
    Artikel 1.1. aanhef en onder b komt te luiden:
     
    b. weg:
    hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan.
  • 2.
    Artikel 1.1. aanhef en onder c komt te luiden:
     
    c. openbaar water:
    wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
  • 3.
    Artikel 1:1 aanhef en onder f komt te luiden:
     
    f. bouwwerk:
    hetgeen in artikel 1, eerste lid van de Bouwverordening Voorschoten 2008 daaronder wordt verstaan;
  • 4.
    Artikel 1:1 aanhef en onder g komt te luiden:
     
    g. gebouw:
    hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;
  • 5.
    Artikel 1:1 aanhef en onder i komt te luiden:
     
    i. bevoegd gezag:
    bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
  • 6.
    Na artikel 1:1 aanhef en onder i wordt een nieuw sublid j. toegevoegd luidende:
     
    j. college:
    het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten.
 
B.
 
  • 1.
    Het tweede lid van artikel 1:2 komt te luiden:
    • 2.
      Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.
  • 2.
    In het derde lid van artikel 1:2 wordt ‘2:11 vervangen door: 2:11, tweede lid, aanhef en onder a.
 
C.
 
  • 1.
    Het eerste lid van artikel 1:3 komt te luiden:
    • 1.
      Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan zes weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
  • 2.
    Het derde lid van artikel 1:3 vervalt.
 
D.
 
Artikel 1:5 komt te luiden:
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
 
E.
 
Artikel 1:8 wordt als volgt gewijzigd:
 
De aanhef komt te luiden:
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Artikel II
Hoofdstuk 2. van de Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 wordt als volgt gewijzigd:
 
A.
 
  • 1.
    Het tweede lid van artikel 2:1 komt te luiden:
    • 2.
      Degene die op een openbare plaats
      • a.
        aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
      • b.
        aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
      • c.
        zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
        is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
  • 2.
    Het zesde lid van artikel 2:1 komt te luiden:
    • 6.
      Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
  • 3.
    Het zevende lid van artikel 2:1 komt te luiden:
    • 7.
      Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
B.
 
  • 1.
    Het eerste lid van artikel 2:3 komt te luiden:
    • 1.
      Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
  • 2.
    Het derde lid van artikel 2:3 komt te luiden:
    • 3.
      Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
  • 3.
    Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het vijfde en zesde lid, komt het vierde lid van artikel 2:3 te luiden:
    • 4.
      Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
  • 4.
    Het zesde lid (nieuw) van artikel 2:3 komt te luiden:
    • 6.
      De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten de in het eerste lid genoemde termijn.
 
C.
 
  • 1.
    Het derde tot en met het vijfde lid van artikel 2:6 komen te luiden:
    • 3.
      Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
    • 4.
      Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.
    • 5.
      Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
 
D.
 
  • 1.
    In het eerste lid van artikel 2:11 wordt ‘van het bevoegd gezag vervangen door: of in afwijking van een vergunning.
  • 2.
    Het tweede lid en onder a. van artikel 2:11 komt te luiden:
    • a.
      als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit; of
  • 3.
    Het derde lid van artikel 2:11 komt te luiden:
    • 3.
      Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.
  • 4.
    Het vierde lid van artikel 2:11 komt te luiden:
    • 4.
      Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening Zuid-Holland 2010, de Keur Rijnland 2009, de Telecommunicatiewet of de mede daarop gebaseerde Verordening werkzaamheden kabels en leidingen Voorschoten.
  • 5.
    Het vijfde lid van artikel 2:11 komt te luiden:
    • 5.
      Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
 
E.
 
Het derde en het vierde lid van artikel 2:12 komen te luiden:
  • 3.
    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Keur Rijnland 2009 of de Wegenverordening Zuid-Holland 2010.
  • 4.
    Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
 
F.
 
Artikel 2:14 komt te luiden:
  • 1.
    Een winkelier die winkelwagentjes ter beschikking stelt is verplicht deze
    • a.
      te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en
    • b.
      terstond te verwijderen of te doen verwijderen uit de omgeving van dat bedrijf.
  • 2.
    Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten.
  • 3.
    Het in het eerste lid onder b bepaalde is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
 
G.
 
Artikel 2:15 komt te luiden:
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
 
H.
 
Het tweede lid van artikel 2:21 komt te luiden:
  • 2.
    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
 
I.
 
Het derde lid van artikel 2:22 komt te luiden:
  • 3.
    Het verbod is niet van toepassing op objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn.
 
J.
 
  • 1.
    Het eerste lid van artikel 2:25 komt te luiden:
    • 1.
      Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
  • 2.
    Het zesde en het zevende lid van artikel 2:25 komen te luiden:
    • 6.
      Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
    • 7.
      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
K.
 
  • 1.
    De tweede volzin van artikel 2:27 en onder a. komt te luiden:
    Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of soortgelijke inrichting.
  • 2.
    Artikel 2:27 en onder b. komt te luiden:
     
    b. terras:
    een buiten de besloten ruimte van het horecabedrijf liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
 
L.
 
  • 1.
    Het derde lid van artikel 2:28 komt te luiden:
    • 3.
      De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
  • 2.
    Onder vernummering van het vierde tot en met het tiende lid tot het vijfde tot en met het elfde lid wordt na het derde lid van artikel 2:28 een vierde lid ingevoegd dat komt te luiden:
    • 4.
      De vergunning vermeldt als voorschrift bedoeld in artikel 1:4 de sluitingstijden. De sluitingstijden zijn niet in strijd met het ter plekke geldende bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
  • 3.
    Het vijfde lid (nieuw) van artikel 2:28 komt te luiden:
    • 5.
      In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
  • 4.
    In het zesde lid (nieuw) wordt ‘vierde lid’ vervangen door: vijfde lid.
  • 5.
    In het achtste lid (nieuw) wordt ‘zesde lid’ vervangen door: zevende lid.
  • 6.
    Het elfde lid (nieuw) van artikel 2:28 komt te luiden:
    • 11.
      Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
M.
 
Het derde lid van artikel 2:29 komt te luiden:
  • 3.
    Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
 
N.
 
Artikel 2:31 komt te luiden:
Het is verboden in een horecabedrijf:
  • a.
    de orde te verstoren;
  • b.
    zich te bevinden na sluitingstijd als bedoeld in artikel 2:29 of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
  • c.
    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.
 
O.
 
Artikel 2:33 vervalt.
 
P.
 
Artikel 2:34 komt te luiden:
Indien een horecabedrijf geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet , treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31 op als bevoegd bestuursorgaan.
 
Q.
 
In artikel 2:34A wordt ‘– Zwak-alcoholische drank vervangen door: – Zwak-alcoholhoudende drank.
 
R.
 
  • 1.
    In artikel 2:39, tweede lid en onder b. wordt ‘de minister van Justitie’ vervangen door: de minister van Veiligheid en Justitie.
  • 2.
    Het zesde lid van artikel 2:39 komt te luiden:
    • 6.
      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
S.
 
Artikel 2:40 komt te luiden:
 
  • 1.
    In dit artikel wordt verstaan onder:
     
    a. Wet:
    de Wet op de kansspelen;
     
    b. kansspelautomaat:
    automaat als bedoeld in artikel 30,onder c. van de Wet;
     
    c. hoogdrempelige inrichting:
    inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
     
    d. laagdrempelige inrichting:
    inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
  • 2.
    In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal twee kansspelautomaten toegestaan.
  • 3.
    In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
 
T.
 
Het vierde lid van artikel 2:41 komt te luiden:
  • 4.
    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
U.
 
Het eerste lid van artikel 2:43 komt te luiden:
  • 1.
    Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.
 
V.
 
Artikel 2:44 komt te luiden:
  • 1.
    Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
  • 2.
    Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
  • 3.
    Het is verboden op een openbare plaats in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een tas of ander voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken.
  • 4.
    Het in het derde lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerpen niet bestemd zijn voor de in dat lid bedoelde handelingen.
 
W.
 
Artikel 2:45 komt te luiden:
  • 1.
    Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet:
    • a.
      voor binnen de genoemde plaatsen liggende grasperken en
    • b.
      indien het college de genoemde plaatsen heeft aangewezen op grond van artikel 2:57, tweede lid.
  • 3.
    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
X.
 
Het tweede lid van artikel 2:46 komt te luiden:
  • 2.
    Dit verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening Zuid-Holland 2010.
 
Y.
 
  • 1.
    Het eerste lid van artikel 2:48 komt te luiden:
    • 1.
      Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
  • 2.
    Het tweede lid en onder b. van artikel 2:48 komt te luiden:
    • b.
      op een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet;
  • 3.
    Aan het tweede lid van artikel 2:48 wordt een sublid c. toegevoegd luidende:
    • c.
      in situaties waarin wordt voorzien door artikel 45 van de Drank- en Horecawet.
  • 4.
    Het derde lid van artikel 2:48 komt te luiden:
    Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op of aan de weg of op openbaar water, dan wel in voor het publiek toegankelijke gebouwen alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren of het woon- en leefklimaat aantasten.
 
Z.
 
  • 1.
    In het tweede lid van artikel 2:58 wordt ‘tweede lid vervangen door: eerste lid.
  • 2.
    Het vierde lid van artikel 2:58 komt te luiden:
    • 4.
      De eigenaar of houder van een hond is verplicht, indien hij zich met een hond op plaatsen bevindt genoemd in het eerste lid, een deugdelijk opruimmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor de directe verwijdering van de uitwerpselen van de hond en is tevens verplicht dit opruimmiddel te tonen op verzoek van een toezichthouder of een (bijzonder) opsporingsambtenaar.
 
AA.
 
Het tweede en het derde lid van artikel 2:60 komen te luiden:
  • 2.
    Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen plaats die een krachtens het eerste lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het eerste lid.
  • 3.
    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
BB.
 
Het derde tot en met het zesde lid van artikel 2:64 komen te luiden:
  • 3.
    Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing voor de bijenhouder die rechthebbende is op de woningen of gebouwen bedoeld in dat lid.
  • 4.
    Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wegenverordening Zuid-Holland 2010.
  • 5.
    Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.
  • 6.
    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
CC.
 
  • 1.
    De aanhef in het eerste lid van artikel 2:67 komt te luiden:
    • 1.
      De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
  • 2.
    Artikel 2:67 aanhef en onder c. komt te luiden:
    • c.
      een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is – soort, merk en nummer van het goed;
  • 3.
    Het tweede en derde lid van artikel 2:67 komen te luiden:
    • 2.
      De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
    • 3.
      Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
DD.
 
  • 1.
    Het eerste lid van artikel 2:72 komt te luiden:
    • 1.
      Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
  • 2.
    Het tweede lid van artikel 2:72 komt te luiden:
    • 2.
      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
EE.
 
Het derde lid van artikel 2:73 komt te luiden:
  • 3.
    De verboden bedoeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
 
FF.
 
In artikel 2:76 wordt ‘kan’ vervangen door: is bevoegd.
 
GG.
 
Het tweede lid van artikel 2:77 komt te luiden:
  • 2.
    De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere openbare plaatsen door de gemeenteraad bij algemene kennisgeving aan te wijzen.
 
HH.
 
Na artikel 2:77 wordt een nieuw artikel 2:78 ingevoegd luidende:
 
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
 
  • 1.
    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
  • 2.
    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen] kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste 12 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
  • 3.
    Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.
  • 4.
    De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
Artikel IV
Hoofdstuk 3. van de Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 wordt als volgt gewijzigd:
 
A.
 
Artikel 3:3 komt te luiden:
Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid kan het college nadere regels stellen met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in dit hoofdstuk.
 
B.
 
Het vierde lid van artikel 3:4 komt te luiden:
  • 4.
    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
C.
 
In artikel 3:5, tweede lid, onder c, wordt ‘273a vervangen door: 273f.
 
D.
 
Het vijfde lid van artikel 3:6 komt te luiden:
  • 5.
    Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
 
E.
 
Het eerste lid van artikel 3:8 komt te luiden:
  • 1.
    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat exploitant of de beheerder bedoeld in artikel 3:4, derde lid onder a of b in de seksinrichting aanwezig is.
 
F.
 
Het eerste tot en met het vijfde lid van artikel 3:9 komen te luiden:
  • 1.
    Het is verboden door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten te bewegen gebruik te maken van de diensten van een prostituee, uit te nodigen dan wel aan te lokken:
    • a.
      op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;
    • b.
      gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.
  • 2.
    Met het oog op de naleving van het verbod bedoeld in het eerste lid, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
  • 3.
    Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen of gebieden en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
  • 4.
    De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.
  • 5.
    De burgemeester beperkt het verbod bedoeld in het vierde lid indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
 
G.
 
In het tweede lid van artikel 3:11 wordt de zinsnede ‘Het in het eerste lid gestelde verbod’ vervangen door: Het verbod bedoeld in het eerste lid.
 
H.
 
De aanhef in het tweede lid van artikel 3:13 komt te luiden:
  • 2.
    Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege worden gelaten, in het belang van:
Artikel V
Hoofdstuk 4. van de Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 wordt als volgt gewijzigd:
 
A.
 
  • 1.
    Artikel 4:1 aanhef en onder a. komt te luiden:
     
    a. Besluit:
    het Activiteitenbesluit milieubeheer
  • 2.
    Na artikel 4:1 aanhef en onder h. worden twee nieuwe subleden i. en j. toegevoegd luidende:
     
    i. geluidgevoelige ruimte:
    ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m²;
     
    j. HRMI-99:
    Handleiding meten en rekenen industrielawaai, van het ministerie van Vrom, uitgave 1999.
 
B.
 
  • 1.
    In het tweed lid van artikel 4:2 wordt ‘artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit vervangen door: artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit.
  • 2.
    Het zesde lid van artikel 4:2 komt te luiden:
    • 6.
      In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, kan het college het eindtijdstip bepalen en andere maximaal toelaatbare geluidniveaus vaststellen met dien verstande dat deze niet meer mogen bedragen dan 70 dB(A) en 82 dB(C), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen.
  • 3.
    Na het zesde lid worden een zevende en achtste lid toegevoegd luidende:
    • 7.
      In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid mag het equivalente geluidsniveau Leq,T, veroorzaakt door de inrichting, niet meer bedragen dan 55 dB(A) in een geluidsgevoelige ruimte van een woning van derden, bij gesloten ramen en deuren van de woning.
    • 8.
      Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
 
C.
 
  • 1.
    Het eerste lid van artikel 4:3 kom te luiden:
    • 1.
      Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
  • 2.
    Het derde en het vierde lid komen te luiden:
    • 3.
      De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.
    • 4.
      De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.
  • 3.
    Het zesde lid van artikel 4:3 komt te luiden:
    • 6.
      Het equivalente geluidsniveau Leq,T veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 70 dB(A) en 82 dB(C), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen, en 55 dB(A) in een geluidgevoelige ruimte van een woning van derden, bij gesloten ramen en deuren van de woning.
  • 4.
    Met vernummering van het zevende lid tot het tiende lid worden na het zesde lid, een zevende tot en met negende lid toegevoegd luidende:
    • 7.
      Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit – van zondag tot en met donderdag uiterlijk om 24.00 uur beëindigd en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 01.00 uur beëindigd.
    • 8.
      Het college kan een ander eindtijdstip bepalen en andere maximaal toelaatbare geluidniveaus vaststellen met dien verstande dat deze niet meer mogen bedragen dan 70 dB(A) en 82 dB(C), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen.
    • 9.
      Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
 
D.
 
Na artikel 4:3 wordt een nieuw artikel 4:4 ingevoegd luidende:
 
Artikel 4:4 Wijze van geluidmeten
 
  • 1.
    Metingen en berekeningen ter controle van geluidniveaus vinden plaats overeenkomstig de HRMI-99.
  • 2.
    In tegenstelling tot de HRMI-99 worden op het gemeten signaal in dB(A) of dB(C) geen correcties meer toegepast.
  • 3.
    Metingen in de buitenlucht vinden plaats op een hoogte van minimaal 1,5 m en maximaal 2 m boven plaatselijk maaiveld.
  • 4.
    Metingen in geluidgevoelige ruimten vinden plaats op ten minste de volgende afstanden: 1,5 m boven de vloer, 1,5 m van ramen en 1 m van muren.
  • 5.
    In geval het geluidniveau op de gevel van een geluidgevoelig gebouw wordt vastgesteld, wordt de gevel op de begane grond ook als gevel van het geluidgevoelig gebouw gezien als geluidgevoelige ruimten slechts op de hoger gelegen etages aanwezig zijn.
 
E.
 
Het vierde en vijfde lid van artikel 4:6 komen te luiden:
  • 4.
    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet , de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit  of de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland.
  • 5.
    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
F.
 
  • 1.
    Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het tweede en derde lid van artikel 4:13 wordt het tweede lid van artikel 4:13 geschrapt.
  • 2.
    Het tweede en derde lid (nieuw) van artikel 4:13 komen te luiden:
    • 2.
      Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.
    • 3.
      Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien krachtens de Wet ruimtelijke ordening of door of krachtens de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland.
 
G.
 
De aanhef van artikel 4:16 komt te luiden:
Een vergunning als bedoeld in artikel 4:14 kan worden geweigerd:
 
H.
 
  • 1.
    In het eerste lid van artikel 4:18 wordt na bestemmingsplan de navolgende zinsnede ingevoegd: , de beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit.
  • 2.
    De aanhef van het vierde lid van artikel 4:18 komt te luiden:
    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8. kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:
  • 3.
    Het vijfde lid van artikel 4:18 komt te luiden:
    • 5.
      Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
I.
 
Het tweede lid van artikel 4:19 komt te luiden:
  • 2.
    Het college kan daarbij nadere regels stellen ter bescherming van de belangen genoemd artikel 4:18, vierde lid, onder a,b en c.
Artikel VI
Hoofdstuk 5. van de Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 wordt als volgt gewijzigd:
 
A.
 
Het vijfde lid van artikel 5:2 komt te luiden:
  • 5.
    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
B.
 
Het derde lid van artikel 5:3 komt te luiden:
  • 3.
    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
C.
 
Het tweede lid van artikel 5:5 komt te luiden:
  • 2.
    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
 
D.
 
  • 1.
    Het derde lid van artikel 5:6 komt te luiden:
    • 3.
      Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid, aanhef en onder a en tweede lid, aanhef en onder a, gestelde verboden.
  • 2.
    Het vierde lid van artikel 5:6 komt te luiden:
    • 4.
      De verboden in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wegenverordening Zuid-Holland 2010 of de Verordening Bescherming Landschap en Natuur Zuid-Holland.
  • 3.
    Het vijfde lid van artikel 5:6 komt te luiden:
    • 5.
      Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
E.
 
Het derde lid van artikel 5:7 komt te luiden:
  • 3.
    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
 
F.
 
Het vierde lid van artikel 5:8 komt te luiden:
  • 4.
    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
 
G.
 
In het eerste lid van artikel 5:9 wordt ‘hun vervangen door: hen.
 
H.
 
Het vierde lid van artikel 5:11 komt te luiden:
  • 4.
    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
I.
 
Het negende lid van artikel 5:13 komt te luiden:
  • 9.
    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
 
J.
 
Artikel 5:14 komt te luiden:
  • 1.
    In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.
  • 2.
    Onder venten wordt niet verstaan:
    • a.
      het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
    • b.
      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet  of artikel 5:22;
    • c.
      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
 
K.
 
  • 1.
    Het derde lid van artikel 5:15 komt te luiden:
    • 3.
      Onverminderd het bepaalde in artikel 5 van de Wegenverkeerswet, eerste lid is het verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 18.00 en 09.00 uur.
  • 2.
    Het vijfde lid van artikel 5:15 komt te luiden:
    • 5.
      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
L.
 
  • 1.
    In het eerste lid van artikel 5:16 wordt de zinsnede ‘ geldt niet voor vervangen door: is niet van toepassing op het.
  • 2.
    Het vierde lid van artikel 5:16 komt te luiden:
    • 4.
      Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
 
M.
 
  • 1.
    De aanhef van het vierde lid van artikel 5:18 komt te luiden:
    • 4.
      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
  • 2.
    Het vijfde lid van artikel 5:18 komt te luiden:
    • 5.
      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
N.
 
Artikel 5:20 komt te luiden:
  • 1.
    Het verbod van artikel 5:18, eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken  of de Wegenverordening Zuid-Holland 2010.
  • 2.
    De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken.
 
O.
 
  • 1.
    De aanhef van het derde lid van artikel 5:23 komt te luiden:
    • 3.
      Met een melding aan de burgemeester kan worden volstaan als de snuffelmarkt voldoet aan de volgende eisen:
  • 2.
    Het vierde lid van artikel 5:23 komt te luiden:
    • 4.
      De burgemeester kan de vergunning weigeren wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
  • 3.
    Het vijfde lid van artikel 5:23 komt te luiden:
    • 5.
      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
 
P.
 
  • 1.
    Het vierde lid van artikel 5:24 komt te luiden:
    • 4.
      Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartwet , het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland, de Telecommunicatiewet en de Verordening werkzaamheden kabels en leidingen Voorschoten.
  • 2.
    Het vijfde lid van artikel 5:24 komt te luiden:
    • 5.
      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
Q.
 
Artikel 5:25 wordt als volgt gewijzigd:
 
  • 1.
    Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid wordt na het tweede lid een derde lid ingevoegd luidende:
    • 3.
      Het is verboden om met een vaartuig langer dan vierentwintig uur achtereen ligplaats in te nemen of een ligplaats beschikbaar te stellen in openbaar water dat niet krachtens het eerste lid is aangewezen.
  • 2.
    Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
    De verboden in het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland of de Verordening Bescherming Landschap en Natuur Zuid-Holland.
  • 3.
    Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:
    • 5.
      Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
R.
 
Het derde lid van artikel 5:26 wordt als volgt gewijzigd:
  • 3.
    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Vaarwegenverordening Zuid-Holland of de Verordening Bescherming Landschap en Natuur Zuid-Holland.
 
S.
 
Het tweede lid van artikel 5:28 komt te luiden:
  • 2.
    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Vaarwegenverordening Zuid-Holland.
 
T.
 
Het tweede lid van artikel 5:30 komt te luiden:
  • 2.
    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Vaarwegenverordening Zuid-Holland.
 
U.
 
  • 1.
    Het eerste lid van artikel 5:32 komt te luiden:
    • 1.
      Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
  • 2.
    Onder vernummering van het vierde tot het derde lid vervalt het derde lid van artikel 5:31.
  • 3.
    Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
    • 3.
      Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.
 
V.
 
  • 1.
    Het eerste lid van artikel 5:33 komt te luiden:
    • 1.
      Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, een bromfiets, een fiets of een paard.
  • 2.
    De aanhef van het derde lid van artikel 5:33 komt te luiden:
    • 3.
      Het verbod in het eerste geldt niet voor motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden.
  • 3.
    In het derde lid van artikel 5:33 wordt de minister van Verkeer en Waterstaat vervangen door: de bevoegde minister.
  • 4.
    In het derde lid aanhef en onder b. van artikel 5:33 wordt ‘uitgevoerd’ vervangen door: gebruikt.
  • 5.
    Het vierde lid onder a. van artikel 5:33 komt te luiden:
    • a.
      op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;
  • 6.
    Onder vernummering van het zevende tot het zesde lid vervalt het zesde lid van artikel 5:33.
  • 7.
    Het zesde lid (nieuw) van artikel 5:33 komt te luiden:
    • 6.
      Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
W.
 
  • 1.
    Het zevende lid van artikel 5:34 komt te luiden:
    • 7.
      Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht  of de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland.
  • 2.
    Het achtste lid van artikel 5:34 komt te luiden:
    • 8.
      Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
X.
 
  • 1.
    In het eerste lid en onder a. van artikel 5:36 wordt na ‘gemeentelijke begraafplaatsen’ toegevoegd: en crematoriumterreinen.
  • 2.
    Het tweede lid van artikel 5:36 komt te luiden:
    • 2.
      Het college kan voor een bepaalde termijn verbieden dat op andere plaatsen dan die genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.
  • 3.
    Het vierde lid van artikel 5:36 komt te luiden:
    • 4.
      Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel VII
Hoofdstuk 6. van de Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 wordt als volgt gewijzigd:
 
Artikel 6:2 wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
    Het eerste lid komt te luiden:
    • 1.
      Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn de in het artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren belast.
  • 2.
    Het tweede lid komt te luiden:
    • 2.
      Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.
Artikel VIII
  • 1.
    Besluiten, alsmede de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen – hoe ook genaamd – verleend voor de inwerkingtreding van dit besluit worden geacht te zijn verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 zoals die luidt na inwerkingtreding van dit besluit.
  • 2.
    Indien voor het tijdstip van de inwerkingtreding van dit besluit een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe genaamd – is ingediend en nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010 toegepast zoals die luidt na inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel IX
  • 1.
    Dit besluit treedt inwerking de dag na publicatie.
  • 2.
    Dit besluit kan worden aangehaald als: vijfde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Voorschoten 2010.
 
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Voorschoten, gehouden op 11 juni 2015.

de griffier,

de voorzitter,

Naar boven