Verordening tot instelling van een gemeenschappelijke rekenkamercommissie Meierijstad
 
 
De raad van de gemeente Sint-Oedenrode;
Overwegende dat in de aanloop naar de fusie van de gemeenten Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel een gezamenlijke rekenkamerfunctie in de vorm van drie rekenkamercommissies in personele unie wenselijk is;
Gezien het voorstel van de voorzitter van de raad d.d. 21 mei 2015, met nummer 35/2015;
Gezien de adviezen van de gezamenlijke kerngroep van 11 februari, 16 maart en 22 april 2015;
Gelet op de artikelen 81a, derde lid, en 81oa, eerste lid, Gemeentewet;
 
B E S L U I T :
I.
De raden van Schijndel en Veghel uit te nodigen ieder uit eigen midden een lid aan te wijzen, zelf PM aan te wijzen, en de griffiers van onze drie gemeenten te verzoeken om als selectiecommissie een voordracht te doen voor de benoeming van de voorzitter en de drie andere externe leden van de rekenkamercommissie Meierijstad.
II.
De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Sint-Oedenrode en Veghel te verzoeken in voorkomende gevallen medewerking te verlenen aan onderzoeken van de rekenkamercommissie Meierijstad.
III.
Het college van burgemeester en wethouders op te dragen in overleg met de colleges van Sint-Oedenrode en Veghel en met de griffiers van Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel zorg te dragen voor adequate budgettering en facilitering van de rekenkamercommissie Meierijstad vanuit Veghel.
IV.
De leden en de plaatsvervangende leden van de rekenkamercommissie te ontslaan.
V.
De Verordening rekenkamercommissie Sint-Oedenrode 2009 in te trekken.
VI.
Vast te stellen de navolgende Verordening rekenkamercommissie Meierijstad:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    commissie: rekenkamercommissie, als bedoeld in artikel 81oa Gemeentewet;
  • b.
    voorzitter: voorzitter van de rekenkamercommissie;
  • c.
    extern lid: lid van de rekenkamercommissie niet zijnde raadslid of raadscommissielid van de gemeente Veghel, Schijndel of Sint-Oedenrode;
  • d.
    commissiegriffier: commissiegriffier van de rekenkamercommissie;
  • e.
    college: college van burgemeester en wethouders;
  • f.
    griffier: griffier, als bedoeld in de artikelen 107, 107a Gemeentewet.
Artikel 2. Rekenkamercommissie
  • 1.
    Er is een rekenkamercommissie door de raad ingesteld.
  • 2.
    De commissie bestaat uit ten minste drie leden en ten hoogste negen leden.
Artikel 3. Benoeming leden
  • 1.
    De raad benoemt een extern lid dat de commissie voorzit.
  • 2.
    De raad benoemt de overige leden uit zijn midden en/of uit raadscommissieleden en/of externen.
  • 3.
    De raad kan plaatsvervangende leden benoemen uit zijn midden en/of uit raadscommissieleden.
  • 4.
    De eerste voorzitter heeft een ambtstermijn van twee jaar. Ingeval van diens herbenoeming en voor volgende voorzitters geldt een ambtstermijn van vier jaar.
  • 5.
    De overige externe leden hebben een ambtstermijn van vier jaar.
  • 6.
    De overige leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd voor een periode gelijk aan de zittingsduur van de raad.
  • 7.
    De raad hoort de commissie voorafgaand aan de (her)benoeming van de voorzitter. De raad hoort de voorzitter voorafgaand aan de (her)benoeming van de overige leden.
Artikel 4. Ambtseed
Ten aanzien van de externe leden en de leden en plaatsvervangende leden benoemd uit raadscommissieleden is artikel 81g Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5. Voorzitter
  • 1.
    De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe overleg met de commissiegriffier, de griffier en de eventuele, externe onderzoekers.
  • 2.
    De commissie benoemt de plaatsvervangend voorzitter uit haar midden.
  • 3.
    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter wordt het voorzitterschap waargenomen door het langstzittende lid. Indien meer leden even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen.
  • 4.
    De voorzitter wordt geconsulteerd over het vast te stellen budget voor de commissie en over rechtspositionele besluiten ten aanzien van de commissiegriffier.
Artikel 6. Ontslag en non-activiteit
  • 1.
    De raad ontslaat de leden en plaatsvervangende leden of stelt hen op non-activiteit.
  • 2.
    Het lidmaatschap van een raadslid of raadscommissielid eindigt:
    • a.
      op eigen verzoek;
    • b.
      indien het lid aftreedt als lid van de raad respectievelijk als lid van de raadscommissie;
    • c.
      indien de raad van oordeel is dat het lid niet langer geschikt is het lidmaatschap van de commissie te vervullen.
  • 3.
    Het lidmaatschap van een extern lid eindigt:
    • a.
      op eigen verzoek;
    • b.
      bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie;
    • c.
      indien het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
    • d.
      indien het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegen schulden is gegijzeld.
  • 4.
    De externe leden van de commissie kunnen door de raad worden ontslagen indien zij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt zijn hun functie te vervullen.
Artikel 7. Vergoedingen
  • 1.
    De externe leden ontvangen een vaste vergoeding voor werkzaamheden à € 100,00 per maand.
  • 2.
    De voorzitter ontvangt een vergoeding voor het bijwonen en leiden van vergaderingen van de commissie ter hoogte van tweemaal het bedrag als bedoeld in tabel IV bij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
  • 3.
    De overige externe leden ontvangen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ter hoogte van het bedrag als bedoeld in tabel IV bij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
  • 4.
    Zolang de commissie een gezamenlijke commissie is, ontvangen de externe leden hun vergoedingen als bedoeld in de leden 1 tot en met 3 slechts eenmaal en wel ter hoogte van de bedragen geldend voor de gemeente Veghel.
  • 5.
    Zolang de commissie een gezamenlijke commissie is, ontvangen haar leden die raadslid of raadscommissielid van Veghel, Schijndel of Sint-Oedenrode zijn hun vergoedingen slechts eenmaal en wel ter hoogte van de bedragen geldend voor de gemeente van wier raad of raadscommissie zij lid zijn.
Artikel 8. Commissiegriffier
  • 1.
    De raad benoemt en ontslaat de commissiegriffier in overleg met de commissie.
  • 2.
    De commissiegriffier legt rechtstreeks verantwoording af aan de commissie over de wijze waarop hij of zij de ondersteunende taken verricht.
  • 3.
    De commissiegriffier behoort in overig organisatorisch opzicht en rechtspositioneel tot de griffie.
  • 4.
    Bij verhindering of ontstentenis van de commissiegriffier draagt de griffier zorg voor de waarneming van de commissiegriffier.
Artikel 9. Reglement van orde
De commissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de raad.
Artikel 10. Onderwerpselectie en opdrachtverlening
  • 1.
    De commissie bepaalt de onderwerpen die zij onderzoekt, formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.
  • 2.
    Wanneer zij heeft beslist tot een onderzoek als bedoeld in het voorgaande lid, doet de commissie hiervan onverwijld melding aan de raad en aan het college.
  • 3.
    De raad kan de commissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De commissie antwoordt de raad binnen een maand in hoeverre zij aan dat verzoek voldoet.
Artikel 11. Bevoegdheden bij onderzoek
  • 1.
    De commissie is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taak nodig acht.
  • 2.
    Het gemeentebestuur verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de commissie ter vervulling van haar taak nodig acht.
  • 3.
    Het gemeentebestuur draagt er zorg voor dat zijn ambtenaren en opdrachtnemers hun medewerking verlenen wanneer dat nodig is voor de informatievoorziening bij onderzoeken van de commissie.
Artikel 12. Werkwijze
  • 1.
    De commissie vergadert in beslotenheid.
  • 2.
    De commissie kan openbare bijeenkomsten organiseren.
  • 3.
    Voor de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met inachtneming van het aan haar ter beschikking gestelde budget, externe opdrachtnemers inschakelen.
  • 4.
    Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur kan de commissie (bijlagen bij) rapporten die aan de raad worden voorgelegd als geheim aanmerken.
Artikel 13. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking per 1 juli 2015.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 4 juni 2015
De griffier,
M.H.J. van Els
 
De voorzitter,
P.M. Maas
 
Artikelsgewijze toelichting
Toelichting op besluitpunt III:
Ten behoeve van het werk van de rekenkamercommissie zijn er lasten van onderzoek, vergoedingen en educatie van leden, huisvesting en verwante facilitering, en eventueel lidmaatschap van de Nederlandse Vereniging voor Rekenkamers en Rekenkamercommissies. Tot aan de fusiedatum zal in Veghel onder verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders de griffier het budgethouderschap dragen, en wel op dusdanige wijze dat aan de onderzoeksautonomievan de rekenkamercommissie geen afbreuk wordt gedaan. Hiermee wordt de in Veghel voor wat betreft bedrijfsvoering bestaande situatie voortgezet.
Toelichting op artikel 2:
Van de leden wordt verwacht dat zij op collegiale wijze hun werk verrichten. Een minimale bezetting is dat er naast de externe voorzitter een lid uit de coalitie en een lid uit de oppositie worden benoemd. Er is een maximale omvang opgenomen om te voorkomen dat de rekenkamercommissie haar werk niet meer soepel kan verrichten met grote inbreng van de individuele leden. Een orgaan met tien of meer leden kan moeilijk nog als zodanig een onderzoek (laten) doen, maar valt terug op het in geformaliseerde vergaderingen afdoen van stukken voorbereid door een subcommissie, door een ambtelijke staf en/of door externe opdrachtnemers.
Toelichting op artikel 3:
De eerste voorzitter wordt voor een kortere ambtsperiode benoemd, niet alleen om de raad van de fusiegemeente in de loop van 2017 het functioneren van de voorzitter effectief te laten evalueren, maar ook om te zorgen dat de voorzitter en andere externe leden op verschillende momenten aftreden. Dit rooster van aftreden draagt bij aan de continuïteit. (In januari 2017 worden alle vier de externe leden pro forma herbenoemd, maar zij vervolgen dan de ambtstermijn zoals in 2015 bedoeld: de termijn van de voorzitter eindigt dus medio 2017 en die van de drie andere externe leden medio 2019.)
De bepalingen van artikel 3 schrijven voor dat er een externe voorzitter is, maar laten open hoe de twee tot maximaal acht andere leden worden benoemd. Nu, begin 2015, kiezen de raden voor een samenstelling met drie andere externe leden en dan steeds een lid uit elk van de raden. Dus zeven leden in totaal. Er worden vooralsnog geen plaatsvervangende leden benoemd. In 2017 kan de raad van de fusiegemeente ervoor kiezen om uit elke fractie een lid te benoemen. Maar de verordening hoeft niet aangepast te worden indien de raad op dat moment alleen externe leden wil benoemen.
Toelichting op artikel 4:
Terwijl eventuele raadsleden in de rekenkamercommissie al de eed dan wel de verklaring en belofte hebben afgelegd toen zij raadslid werden, wordt nu ook aan de externe leden en de raadscommissieleden in de rekenkamercommissie voorgeschreven dat zij de eed dan wel de verklaring en belofte afleggen. Hiermee wordt het belang van integriteit benadrukt.
Toelichting op artikel 6:
De onverenigbare functies bedoeld in het derde lid, sub b, blijken uit artikel 81oa, derde lid, juncto 81f Gemeentewet. Van zijn bevoegdheid om een lid op non-activiteit te stellen kan de raad gebruikmaken in situaties zoals genoemd in artikel 81d Gemeentewet (dat formeel niet van toepassing is): met name ingeval van een verdenking.
Toelichting op artikel 7:
De externe leden ontvangen twee vergoedingen. Enerzijds een presentiegeld. Dat is voor de externe leden, niet zijnde de voorzitter of iemand die de voorzitter vervangt, gelijk aan het presentiegeld voor raadscommissieleden die geen raadslid zijn. Voor de gemeente Veghel gaat het in 2015 om € 75,05 per vergadering. De voorzitter ontvangt het dubbele van dit bedrag. Anderzijds ontvangen de externe leden een vaste vergoeding. Daarvoor is gekozen omdat zij in aanvulling op de eigen commissievergaderingen de politiek-bestuurlijke en de maatschappelijke ontwikkelingen in Meierijstad zullen volgen, hunprofessionele kennis en vaardigheden onderhouden, en vergaderingen bijwonen van de raad en zijn raadscommissies.
De raadsleden die in de commissie zijn benoemd, ontvangen van rechtswege een bonus op hun vergoeding voor werkzaamheden als raadslid (artikel 4a Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden). In Veghel gaat het in 2015 om 5% x (12x € 900,64) = € 540,38 per jaar. De raadscommissieleden die in de commissie zijn benoemd, ontvangen een presentiegeld. Voor de gemeente Veghel gaat het in 2015 om € 75,05 per vergadering. Het verschil in beloning tussen raadsleden en raadscommissieleden is groot, maar de nationale wetgever heeft dit stelsel zo ingericht en het is een stelsel waar de gemeente niet zelf iets aan mag toevoegen.
Het vierde lid voorkomt dat de externe leden tot aan de fusiedatum drievoudig betaald worden.
De vergoedingen voor de vier externe leden komen ten laste van het gezamenlijke budget van de rekenkamercommissie. De vergoedingen voor de drie raadsleden of raadscommissieleden worden uitbetaald door de salarisadministratie van hun eigen gemeente en komen daar ten laste van het raadsbudget.
Toelichting op artikel 8:
De VNG-modelverordening en de huidige verordeningen in Schijndel en Sint-Oedenrode voorzien erin dat de raad de ambtelijk secretaris van de commissie benoemt. De bepaling in Veghel luidt dat het college op voordracht van de griffier de commissiegriffier benoemt. Uiteraard is overleg met de commissie voorgeschreven. Hier is ervoor gekozen om deze bevoegdheid neer te leggen bij de raad, maar om toe te laten dat de griffier de bevoegdheid in de praktijk uitoefent.
Dat de commissiegriffier behoort tot de griffie komt overeen met de in Sint-Oedenrode bestaande situatie (artikel 12, vijfde lid, Verordening rekenkamercommissie gemeente Sint-Oedenrode 2009). Het is ook de meest praktische situatie. Anders zou het ambtelijk secretariaat een afzonderlijke organisatie vormen (een derde naast die van de raad en die van het college) dan wel ondergebracht moeten worden bij de organisatie van het college. Dit laatste staat op gespannen voet met het duale perspectief op de rekenkamercommissie als versterking van de controlerende rol van de raad.
Toelichting op artikel 10:
Wat de commissie onderzoekt en welke criteria gelden bij de keuze van een onderwerp, zijn gedereguleerd ten opzichte van de huidige verordeningen in Schijndel en Sint-Oedenrode. Ook de VNG-modelverordening gaat hier niet op in. De taak van de rekenkamercommissie is al bepaald met artikel 81oa, tweede lid, juncto 182, eerste lid, Gemeentewet. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de rekenkamercommissie zelf een set criteria formuleert om te hanteren bij de keuze van haar onderwerpen voor onderzoek en bij de toelichting op die keuze. De rekenkamercommissie is onpartijdig en autonoom, haar keuzes kan zij zelf verantwoorden.
Toelichting op artikel 11:
Met dit artikel wordt ondervangen dat artikel 183 Gemeentewet niet geldt voor een rekenkamercommissie.
Toelichting op artikel 12:
Ten opzicht van de VNG-modelverordening is de werkwijze van de commissie hier slechts summier beschreven. Een uitgebreidere regeling is niet nodig, enerzijds omdat daarmee bepalingen uit de Gemeentewet herhaald worden, anderzijds omdat het werk van rekenkamerfuncties in ons binnenlands bestuur intussen normaal geworden is. Het spreekt bijvoorbeeld vanzelf dat de rekenkamercommissie het college of een ander object van onderzoek gelegenheid geeft om een zienswijze uit te brengen op ten minste de bevindingen van een onderzoek.
In de VNG-modelverordening zijn rondom de werkwijze behalve bepalingen over bevoegdheden, beslotenheid en externe opdrachtnemers ook bepalingen opgenomen over het budget van de rekenkamerfunctie. Dat is hier niet overgenomen. Doordat de raad het budgetrecht heeft, kan hij zelf garanderen dat de rekenkamercommissie over voldoende budget beschikt om haar taak te verrichten. De interne bevoegdheid tot het aangaan van financiële verplichtingen en de bevoegdheid tot het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten kunnen, via het college en de griffier, in de praktijk uitgeoefend worden door de commissiegriffier van de rekenkamercommissie.
Naar boven