Raadsbesluit
 
 
Nummer: 141033747
 
De raad van de gemeente Lelystad,
 
op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 19 augustus 2014;
 
gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;
 
overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;
 
overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;
 
B E S L U I T:
 
de verordening Jeugdhulp Lelystad 2015 vast te stellen.
Verordening Jeugdhulp 2015
Artikel 1. Begrippen
Onverminderd het gestelde in de wet, wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
  • -
    andere voorziening: een voorziening niet vallend onder de wet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;
  • -
    gesprek: het gesprek als bedoeld in artikel 5 van deze verordening;
  • -
    hulpvraag: de behoefte van een jeugdige of een ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;
  • -
    jeugd- en gezinsteam: zelfsturende teams met generalistische werkers met diverse expertise die door het arrangeren van ondersteuning op maat bewerkstelligen dat een geringer beroep op dure specialistische zorg nodig is;
  • -
    individuele voorziening: de via een verleningsbeschikking toegankelijke op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt;
  • -
    melding: het eerste contact van jeugdigen en ouders met de gemeente om aan te geven dat zij behoefte hebben aan jeugdhulp;
  • -
    ondersteuningsplan: het hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;
  • -
    overige voorzieningen: de overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2.9, onder a, van de wet, waarvoor geen verleningsbeschikking van het college vereist is;
  • -
    pgb: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die in de vorm van een individuele voorziening is toegekend van derden te betrekken;
  • -
    wet: Jeugdwet.
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
  • 1.
    De volgende vormen van overige (preventieve) voorzieningen zijn beschikbaar:
  • -
    (lichte) opvoedingsondersteuning
  • -
    trainingen voor ouders en/of jeugdigen
  • -
    informatie en advies (gericht op cliënt)
  • -
    onderzoek
  • -
    consultatie en advies
  • 2.
    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
    • -
      jeugd- en opvoedhulp
    • -
      diagnostiek
    • -
      (dag)behandeling (individueel, gezin en groep)
    • -
      dagbesteding( eventueel inclusief vervoer)
    • -
      begeleiding (individueel, gezin en groep)
    • -
      persoonlijke verzorging
    • -
      kortdurend verblijf (logeren inclusief begeleiding maximaal 3 etmalen)
    • -
      verblijf 24- uurs zorg
    • -
      verblijf pleegzorg
    • -
      spoedeisende zorg
    • -
      onderzoek en advies bij huiselijk geweld en kindermishandeling
    • -
      gedwongen hulp (jeugdbescherming - of jeugdreclasseringsmaatregel)
  • 3.
    Het college maakt bekend op welke plaats het overzicht van de in enig jaar beschikbare overige (preventieve) en individuele voorzieningen kan worden gevonden.
Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
  • 1.
    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.
  • 2.
    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 9.
Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
  • 1.
    Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.
  • 2.
    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.
  • 3.
    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.
  • 4.
    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.
Artikel 5. Vooronderzoek
  • 1.
    Het college verzamelt alle voor het gesprek, bedoeld in artikel 7, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.
  • 2.
    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
  • 3.
    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van de voorbereiding als bedoeld in het eerste en tweede lid.
Artikel 6. Gesprek
  • 1.
    Het college onderzoekt in een gesprek tussen de begeleider en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
    • a.
      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;
    • b.
      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;
    • c.
      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de
      naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
    • d.
      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;
    • e.
      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige
      voorziening;
    • f.
      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;
    • g.
      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;
    • h.
      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en
  • 2.
    In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.
  • 3.
    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.
  • 4.
    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.
Artikel 7. Verslag
  • 1.
    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 6.
  • 2.
    Binnen tien werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.
  • 3.
    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden herkenbaar aan het verslag toegevoegd.
Artikel 8. Aanvraag
  • 1.
    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.
  • 2.
    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.
Artikel 9 Inhoud beschikking
  • 1.
    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
  • 2.
    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking tevens in ieder geval vastgelegd:
    • a.
      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
    • b.
      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
    • c.
      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en
    • d.
      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
  • 3.
    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking tevens in i eder geval vastgelegd:
    • a.
      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;
    • b.
      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
    • c.
      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
    • d.
      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en
    • e.
      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
  • 4.
    Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.
Artikel 10. Regels voor pgb
  • 1.
    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1. van de wet.
  • 2.
    Het college bepaalt bij nadere regeling op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.
  • 3.
    Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
Artikel 11. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
  • 1.
    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of direct uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening
  • 2.
    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:
    • a.
      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou hebben geleid;
    • b.
      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
    • c.
      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;
    • d.
      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van het pgb, of
    • e.
      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.
  • 3.
    Indien het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.
  • 4.
    Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Het college kan een kortere termijn vaststellen.
  • 5.
    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.
Artikel 12. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinder-beschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
  • a.
    de aard en omvang van de te verrichten taken;
  • b.
    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
  • c.
    een redelijke toeslag voor overheadkosten;
  • d.
    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
  • e.
    kosten voor bijscholing van het personeel.
Artikel 13. Vertrouwenspersoon
  • 1.
    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
  • 2.
    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
Artikel 14. Inspraak en medezeggenschap
  • 1.
    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
  • 2.
    Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
  • 3.
    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
  • 4.
    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.
Artikel 15. Klachtregeling
  • 1.
    Het college behandelt klachten overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.
  • 2.
    Aanbieders dienen te beschikken over een klachtenregeling.
  • 3.
    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 16. Nadere regels
Het college kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.
Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 2.
    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Jeugdhulp Lelystad 2015’.
 
Lelystad, 28 oktober 2014.
De raad van de gemeente Lelystad,
de griffier, de voorzitter,
Naar boven