Nadere regels reclamebeleid gemeente Roerdalen
 
De raad van de gemeente Roerdalen heeft;
 
gelet op de motie van de gemeenteraad van 25 april 2013;
 
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2014;
 
het volgende besluit genomen:
 
Besluit:
  •  
  • 1.
    de Nadere regels reclamebeleid gemeente Roerdalen, met inachtneming van de aangenomen amendementen 2014A35 en 2014A36, vast te stellen;
  • 2.
    de APV Roerdalen 2014 te wijzigen, zoals bedoeld in bijlage 4 van de Nadere regels reclamebeleid gemeente Roerdalen;
  • 3.
    hoofdstuk 6 in de Nadere regels reclamebeleid gemeente Roerdalen aan te merken als aanvulling op de Welstandsnota 2009;
  • 4.
    dat dit besluit in werking treedt de dag nadat het op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 17 december 2014.
 
De gemeenteraad van Roerdalen,
 
De griffier, De voorzitter,
R.J.J. Notermans mr. M.D. de Boer-Beerta
 
 
Nadere regels reclamebeleid gemeente Roerdalen
 
INHOUDSOPGAVE
  • 1.
    Inleiding
    • 1.1
      Aanleiding
    • 1.2
      Doel en resultaat nadere regels reclamebeleid
    • 1.3
      Goed Geregeld
    • 1.4
      Afbakening
  • 2.
    Definities
    • 2.1
      Begrippen
    • 2.2
      Wijze van meten
    • 2.3
      Gebieden
  • 3.
    Algemene nadere regels voor reclame
    • 3.1
      Toelichting
    • 3.2
      Absoluut verbod
    • 3.3
      Niet aanvaardbaar
    • 3.4
      Staat van onderhoud en bevestiging
  • 4.
    Objectgerichte nadere regels voor reclame
    • 4.1
      Toelichting
    • 4.2
      Matrix objectgerichte nadere regels voor reclame
  • 5.
    Gebiedsgerichte nadere regels voor reclame
    • 5.1
      Toelichting
    • 5.2
      Matrix gebiedsgerichte nadere regels voor reclame
  • 6.
    (Welstands)exces
    • 6.1
      (Welstands)exces
    • 6.2
      Voorbeelden
  • 7.
    Juridisch kader en overig
    • 7.1
      Bevoegdheid nadere regels en aanvulling welstandsnota
    • 7.2
      Wel/geen (omgevings)vergunning
    • 7.3
      Uitvoering en handhaving
    • 7.4
      Uitzondering en ontheffing
    • 7.5
      Overgangsrecht
    • 7.6
      Overig
    • 7.7
      Titel
    • 7.8
      Inwerkingtreding
 
Bijlage 1: Voorbeelden van reclameobjecten
Bijlage 2: Verplichte locaties driehoeks- en sandwichborden
Bijlage 3: Huidige APV
Bijlage 4: Wijziging APV gemeenteraad 18 december 2014
Bijlage 5: Toelichting wijziging APV gemeenteraad 18 december 2014
Bijlage 6: Richtlijnen reclame op gemeentelijke rotondes
Bijlage 7: Verslag ondernemersavond 8 oktober 2014
 
1. INLEIDING
 
1.1 Aanleiding
 
Reclame beïnvloedt het beeld van de omgeving en bepaalt hierdoor mede het aanzien en de sfeer. Daardoor is reclame een spanningsveld. Enerzijds is het de bedoeling van reclame om (erg) op te vallen. Anderzijds hebben bewoners en bezoekers behoefte aan een goede en rustige woon- en leefomgeving. Daarom is reclame een potentieel belangenconflict.
 
1.2 Doel en resultaat nadere regels reclamebeleid
 
In artikel 4:23, eerste lid van de (gewijzigde) APV heeft de gemeenteraad een verbod op het maken van reclame opgenomen. In deze nadere regels stelt het college op grond van artikel 4:23, tweede lid van de APV vast, wanneer het verbod niet van toepassing is.
 
Met de nadere regels geeft het college ruimte voor reclame waar dat kan, maar worden waar nodig ook grenzen en verboden gesteld om de kwaliteit van de omgeving te waarborgen. Op deze manier is er een balans tussen enerzijds een aantrekkelijke woon- en leefomgeving voor bewoners en bezoekers en anderzijds de economische belangen van bedrijven.
 
De nadere regels:
• zijn zo duidelijk en eenvoudig mogelijk gemaakt
• zijn getoetst aan het beleid in de strategische Toekomstvisie 2025;
• bevatten bepalingen dat reclame geen schade, hinder en gevaar mag veroorzaken;
• zijn besproken met de ondernemers.
 
1.3 Goed geregeld
 
Om de toepassing van de nadere regels zo duidelijk en eenvoudig mogelijk te maken, is een onderscheid gemaakt tussen:
• algemene nadere regels voor reclame (hoofdstuk 3);
• objectgerichte nadere regels voor reclame (hoofdstuk 4);
• gebiedsgerichte nadere regels voor reclame (hoofdstuk 5);
• nadere regels over (welstands)excessen (hoofdstuk 6).
 
Daarnaast is er een lijst met definities (hoofdstuk 2) en een juridisch kader (hoofdstuk 7) opgenomen.
 
1.4 Afbakening
 
1.4.1 De nadere regels hebben betrekking op het reclameobject en dus niet op de inhoud van reclame. In de eerste plaats valt de inhoud onder de vrijheid van meningsuiting die is opgenomen in artikel 7 van de Grondwet. Het gaat dan om het openbaren van gedachten of gevoelens. In de tweede plaats valt de inhoud onder de vrijheid van concurrentie. Dat is een belangrijk grondbeginsel van de vrije markteconomie van de Europese Unie. Een en ander houdt in dat er geen beperkingen gelden voor reclame die concurrerend kan zijn voor de ondernemers of verenigingen in de gemeente Roerdalen.
1.4.2 De nadere regels hebben alleen betrekking op reclame die zichtbaar is vanaf de weg. Naar binnen toe gerichte reclame, dat wil zeggen reclame die kennelijk niet gericht is op de zichtbaarheid vanaf de weg, valt dus buiten het bereik van de regels.
1.4.3 De nadere regels hebben geen betrekking op de bruine bordjes voor recreatieve en toeristische bewegwijzering. Het college hanteert voor die bebording het Handboek Toeristische Bewegwijzering van de provincie Limburg.
1.4.4 De nadere regels die objectgerichte (hoofdstuk 4) en gebiedsgerichte (hoofdstuk 5) bepalingen bevatten, zijn niet van toepassing op reclame door of in opdracht van de (semi-)overheid;
1.4.5 Tenslotte hebben de nadere regels geen betrekking op reclame op gemeentelijke rotondes. Het college heeft daarvoor aparte richtlijnen opgesteld (bijlage 5).
 
2. DEFINITIES
 
2.1 Begrippen
 
2.1.1 abri’s, mupi’s en andere reclamevitrines: reclame al dan niet roterend in of op een kast (met verlicht achterpaneel of zijkanten) vaak bij bushaltes of gemeentelijke informatieborden;
2.1.2 APV: Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Roerdalen;
2.1.3 Awb: Algemene wet bestuursrecht;
2.1.4 beroep of bedrijf aan huis: beroep of bedrijf aan huis als bedoeld in het geldende bestemmingsplan;
2.1.5 billboard: reclame op een groot bord vaak geplaatst langs in- en uitvalswegen;
2.1.6 Bor: Besluit omgevingsrecht;
2.1.7 bord (naam/te koop): (overige) reclame op een al dan niet vrijstaand bord met 1 of meer reclamevakken;
2.1.8 bouw- en makelaarsreclame: reclame gedurende de tijd dat bouwprojecten in ontwikkeling zijn of onroerende goederen te koop/te huur staan;
2.1.9 college: het college van burgemeester en wethouders van Roerdalen;
2.1.10 commissie: de Omgevingscommissie MER als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet, artikel 6.2, eerste en tweede lid van het Bor en artikel 15, eerste lid, van de Monumentenwet die adviseert omtrent welstand;
2.1.11 dakreclame: reclame in, aan of op goten en daken van bouwwerken;
2.1.12 driehoeksbord: reclamebord bestaande uit minimaal 3 reclamevakken in een metalen frame, vaak geplaatst om een lichtmast;
2.1.13 evenement: tijdelijke reclame voorafgaande aan een evenement als bedoeld in artikel 2.24 van de APV;
2.1.14 feestvlaggetjes: reclame op een groot aantal kleine vaak bont gekleurde (kunst)stofachtige (driehoekige) vlaggen die met een touw aan elkaar zijn bevestigd;
2.1.15 flyeren: reclamefolders of promotiematerialen verspreiden in de openbare ruimte;
2.1.16 foliereclame: reclame in de vorm van plakfolie bevestigd op beglazing;
2.1.17 gevelreclame: reclame bevestigd plat aan of op de gevel;
2.1.18 handelsreclame: reclame waarbij een commercieel belang centraal staat bij het aanprijzen of aandacht vestigen;
2.1.19 hoofdentree: de belangrijkste toegang tot een gebouw of perceel;
2.1.20 hoofdgebouw: een gebouw, dan wel bij het ontbreken van een gebouw een bouwwerk, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk in gebruik is en/of als zodanig valt aan te merken;
2.1.21 ideële reclame: reclame waarbij een sociaal, maatschappelijk, religieus of politiek belang centraal staat bij het aanprijzen of aandacht vestigen en de statuten van de organisatie uitsluitsel geven of sprake is van ideële reclame;
2.1.22 LED-reclame: reclame op een LED of ander elektronisch scherm;
2.1.23 lichtbakken: reclame verlicht vanuit een kunststof of metalen bak;
2.1.24 lichtkranten: vaak bewegende en/of knipperende afbeeldingen en/of letters verlicht vanuit een kunststof of metalen bak vaak achter een raam;
2.1.25 lichtmastreclame: reclame al dan niet verlicht en bevestigd aan een lichtmast;
2.1.26 lichtreclame: reclame direct of indirect verlicht anders dan door middel van openbare verlichting;
2.1.27 luifels, markiezen, parasols, zonwering, terrasschermen: reclame aan of op luifels, markiezen, parasols, zonwering en terrasschermen;
2.1.28 mast: reclame aan of op een vrijstaande vaak hoge en dus van grotere afstand zichtbare mast met rondom 1 of meer reclamevakken;
2.1.29 muurschildering: reclame met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof aangebracht op een bouwwerk;
2.1.30 OD MER: omgevingsdienst Maasgouw, Echt-Susteren, Roerdalen;
2.1.31 permanente reclame: niet tijdelijke reclame;
2.1.32 plakken/kladden: reclame geplakt of op andere wijze aangebracht alsmede reclame met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof aangebracht vaak op bomen, haltepalen, papierbakken, schakelkasten of andere voorzieningen van openbaar nut;
2.1.33 raam of rolluik: reclame bevestigd aan of op de binnenzijde of buitenzijde van ramen, rolluiken of andere gevelopeningen zichtbaar vanaf de openbare weg;
2.1.34 reclame: iedere kennelijke vorm van aanprijzen of aandacht vestigen op goederen, diensten, activiteiten of namen, met inbegrip van bevestigings- en hulpconstructies en zichtbaar vanaf de weg;
2.1.35 reclameobject: een object waarmee reclame wordt gemaakt;
2.1.36 sandwichbord: reclamebord bestaande uit maximaal 2 reclamevakken vaak aan elkaar en om een lichtmast bevestigd;
2.1.37 (semi-)overheid: publiekrechtelijke en privaatrechtelijke organisaties die wettelijke taken uitoefenen en/of een uitgesproken publiek belang dienen en die hoofdzakelijk gefinancierd worden met publieke middelen;
2.1.38 seizoensproducten: reclame voor goederen tijdens de oogstperiode (bijvoorbeeld aardbeien en asperges);
2.1.39 stoepbord: reclame op een bord met 1 of meer reclamevakken, dat op het trottoir is geplaatst;
2.1.40 stoep- of wegreclame: reclame aangebracht met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof alsmede reclame aangebracht met behulp van een sjabloon en een hoge drukspuit op stoepen en wegen in de openbare ruimte;
2.1.41 (span)doek: reclame op een stof- of zeildoek al dan niet bevestigd met een hulpconstructie zoals steigerwerk;
2.1.42 sponsering: reclame als tegenprestatie voor steun met geld of andere middelen;
2.1.43 tijdelijke reclame: reclame anders dan voor de verkiezingen en maximaal 3 weken, al dan niet onderbroken, aanwezig;
2.1.44 uithangbord: reclame vaak op een bord of schild en haaks bevestigd (aan of op een bouwwerk);
2.1.45 uitstallingen of voorwerpen: reclame aan of op een vrijstaand (strategisch) geplaatst object waarmee de klant wordt geattendeerd op goederen, diensten, activiteiten of namen;
2.1.46 verkiezingen: reclame 9 weken voorafgaande aan verkiezingen;
2.1.47 verwijzing: reclame om klanten de route te wijzen naar de locatie van goederen, diensten, activiteiten of namen;
2.1.48 vlaggen, vaandels, wimpels, banieren: reclame op (kunst)stofachtige materialen met of zonder hulpconstructie loodrecht of evenwijdig bevestigd (aan of op ( de gevel van) een bouwwerk);
2.1.49 vlaggenmasten: reclame met (kunst)stofachtige materialen aan een vrijstaande mast met 1 of meer reclamevakken en vaak met meer andere masten gegroepeerd;
2.1.50 voertuig: reclame aan of op een voertuig of ander mobiel object dat op, aan of langs de weg is geparkeerd of zichtbaar is;
2.1.51 voorzieningen van openbaar nut: bomen, groenvoorzieningen, haltepalen, kunstwerken, parkeermeters, speeltoestellen, trafohuisjes, schakelkasten, rotondes, bruggen, tunnels, viaducten, paden, wegen, trottoirs, (palen van) straatnaamborden, verkeersborden, verwijsborden of verkeerslichten en alle overige voorzieningen met een publieke functie;
2.1.52 vrijstaande reclame: reclame die niet is bevestigd aan of op een bouwwerk;
2.1.53 Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
2.1.54 welkomsbord: reclame vaak op een bord waarmee klanten welkom worden geheten op de locatie van goederen, diensten, activiteiten of namen;
2.1.55 weg: alle voor het openbaar verkeer opstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten (artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994). Hiertoe worden dus ook gerekend trottoirs, voetpaden, voetgangersgebieden, rijwielpaden en parkeerplaatsen/-terreinen;
2.1.56 zuil: reclame op een vrijstaand langvormig object met 1 of meer reclamevakken.
 
Van alle genoemde reclameobjecten is in bijlage 1 een voorbeeld opgenomen.
 
2.2 Wijze van meten
 
2.2.1 de maten hebben niet alleen betrekking op de reclame, maar ook op het object waar reclame mee wordt gemaakt. Dat betekent dat de maatvoering van bijvoorbeeld een zuil dus niet uitsluitend betrekking heeft op de afmeting van het reclamevlak met daarin de belettering en/of afbeelding. Voor de maatvoering wordt het reclamevlak en het reclameobject als een geheel gezien;
2.2.2 de afmetingen van reclame zijn genoemd in breedte (b) x hoogte (h), m2 of m3;
2.2.3 de afstand van reclame wordt gemeten door middel van een rechte lijn.
 
2.3 Gebieden
 
2.3.1 de gebieden waar in de nadere regels naar wordt verwezen, zijn de gebieden die met de bestemmingen corresponderen als bedoeld in de geldende bestemmingsplannen.
 
3. ALGEMENE NADERE REGELS VOOR RECLAME
 
3.1 Toelichting
 
In dit hoofdstuk is opgenomen welke reclame ontoelaatbaar is vanwege een absoluut verbod om bijvoorbeeld schade, hinder of gevaar te voorkomen, maar ook welke reclame ruimtelijk niet aanvaardbaar is, omdat die zich niet verdraagt met het waarborgen van de kwaliteit van de omgeving. Ook zijn nadere regels opgenomen over de staat van onderhoud en bevestiging van reclame. Deze algemene nadere regels zijn in combinatie met de nadere regels in hoofdstuk 4 (objectgericht), hoofdstuk 5 (gebiedsgericht) en hoofdstuk 6 (welstandsexces) het toetsingskader of er sprake is van een uitzondering op het verbod in artikel 4:23 van de APV.
 
3.2 Absoluut verbod
 
Als verboden reclame wordt in ieder geval aangemerkt:
3.2.1 reclame in strijd met een wet in formele zin, uitvoeringsregeling of andere algemeen verbindende voorschriften waaronder die deeluitmakend van een bestemmingsplan, beheersverordening of verordening van de provincie of het waterschap;
3.2.2 reclame die schade, hinder of gevaar oplevert;
3.2.3 reclame die is bevestigd of anderszins aangebracht op of aan bomen, haltepalen, kunstwerken, parkeermeters,
speeltoestellen, schakelkasten, trafohuisjes, rotondes, bruggen, viaducten, (palen van) straatnaamborden, verkeersborden, verwijsborden, verkeerslichten of op andere wijze nadelige invloed heeft op het gebruik of de staat van deze of andere voorzieningen van openbaar nut.
3.2.4 reclame die geen functionele relatie heeft met de onroerende zaak waarop of waaraan zij direct of indirect is bevestigd of op andere wijze aangebracht, met uitzondering van tijdelijke reclame voor evenementen en tijdelijke ideële reclame;
3.2.5 reclame die geen functionele betekenis (meer) heeft, bijvoorbeeld omdat het bedrijf is verhuisd of het evenement is afgelopen;
3.2.6 reclame binnen 20m van een drempel, kruising, wegversmalling, oversteekplaats of water, tenzij de reclame is bevestigd aan het hoofdgebouw;
3.2.7 reclame waardoor geen sprake is van een vrije voetgangerszone van minimaal 0.90m;
3.2.8 reclame waardoor de toegang tot brandkranen en putten niet verzekerd is;
3.2.9 tijdelijke reclame die kennelijk dezelfde strekking heeft als in de periode daarvoor. In die gevallen moet een rustpauze van minimaal 12 weken in acht worden genomen, voordat weer opnieuw reclame mag worden gemaakt;
3.2.10 reclame waarbij er gebruik wordt gemaakt van bewegende delen, knipperende verlichting, lichtstrengen, LED’s of andere elektronische schermen;
3.2.11 reclame met (in hoofdzaak) fluorescerende of reflecterende materialen.
 
3.3 Niet aanvaardbaar
 
Reclame die ruimtelijk niet aanvaardbaar en dus verboden is, is in ieder geval:
 
Reclameobject
Aanvullende criteria
 
 
Abri’s, Mupi’s en andere vitrines
alleen bestaande en vergunde reclame toegestaan
Billboards
alleen bestaande en vergunde reclame toegestaan
Dakreclame
alleen bestaande en vergunde reclame toegestaan
Feestvlaggetjes
niet toegestaan
Lichtbakken
alleen bestaande en vergunde reclame toegestaan
Mast
alleen bestaande en vergunde reclame toegestaan
Muurschildering
alleen bestaande en vergunde reclame toegestaan
Voertuig
niet toegestaan
 
3.4 Staat van onderhoud en bevestiging
 
3.4.1 de reclame moet goed worden onderhouden. In geval van beschadiging, vernieling of verwaarlozing moet de reclame onmiddellijk worden hersteld, vervangen of verwijderd;
3.4.2 de reclame moet deugdelijk en goed worden bevestigd, waarbij met name bij de (span)doeken, vlaggen, vaandels, wimpels en banieren rekening moet worden gehouden met een krachtige wind.
 
4. OBJECTGERICHTE NADERE REGELS VOOR RECLAME
 
4.1 Toelichting
 
In dit hoofdstuk is opgenomen welke reclame toelaatbaar is en welke nadere regels daarvoor gelden. Deze objectgerichte nadere regels zijn in combinatie met de nadere regels in hoofdstuk 3 (algemeen), hoofdstuk 5 (gebiedsgericht) en hoofdstuk 6 (welstandsexces) het toetsingskader of er sprake is van een uitzondering op het verbod in artikel 4:23 van de APV. Dat betekent ook, dat als een reclameobject hieronder niet wordt genoemd of niet voldoet aan de nadere regels , er sprake is van een verbod.
 
4.2 Matrix objectgerichte nadere regels voor reclame
 
Reclameobject
Criteria
 
 
Beroep of bedrijf aan huis
  • a.
    maximaal 1;
  • b.
    de maximale afmeting is: zie bestemmingsplan.
Borden proefvelden agrariërs
  • a.
    tijdelijk maximaal 4 maanden;
  • b.
    de maximale afmeting per bord is 0,5m2.
Driehoeks- en sandwichborden
alleen toegestaan evenementen en ideële reclame:
  • a.
    alleen tijdelijk;
  • b.
    alleen op door het college aangewezen locaties (zie Bijlage 2);
  • c.
    maximaal 4 identieke borden per kern en maximaal 24 identieke borden in de gemeente;
  • d.
    de maximale afmeting per bord is 1m2.
Bouw- en makelaarsreclame
  • a.
    maximaal 1;
  • b.
    de maximale afmeting is: zie Bor.
Foliereclame
  • 1.
    toegestaan na besluit goedkeuring van het college op basis van een positief advies van de commissie
Gevelreclame
  • 1.
    toegestaan na besluit goedkeuring van het college op basis van een positief advies van de commissie
Raam of rolluik
  • a.
    maximaal 1
  • b.
    de reclame bedraagt maximaal 1/3 van de gevelopening.
Seizoensproducten
  • a.
    tijdelijk gedurende de oogst;
  • b.
    maximaal 1;
  • c.
    de maximale afmeting is 0,5m2.
(Span)doek
alleen toegestaan tijdelijke reclame voor evenementen en tijdelijke ideële reclame.
Uithangbord
  • a.
    maximaal 2;
  • b.
    de maximale afmeting bedraagt 0,5m2.
Uitstallingen of voorwerpen
  • a.
    gedurende openingstijden;
  • b.
    maximaal 1;
  • c.
    de maximale afmeting bedraagt 1m3.
Verkiezingen
  • a.
    maximaal 9 weken voorafgaande aan de verkiezingen;
  • b.
    alleen op gemeentelijke aanplakborden en driehoeks- en sandwichborden;
  • c.
    overige reclame voor zover die voldoet aan de criteria.
Verwijzing
toegestaan op een (door de ondernemers en/of verenigingen gezamenlijk uit te voeren en te onderhouden en door het college goedgekeurd) uniform gemeentelijk verwijzingsbord.
Welkomsbord
  • a.
    maximaal 2;
  • b.
    de maximale afmeting is: zie bestemmingsplan.
Zuil
  • a.
    maximaal 2;
  • b.
    de maximale afmeting is: zie bestemmingsplan.
 
5. GEBIEDSGERICHTE NADERE REGELS VOOR RECLAME
 
5.1 Toelichting
 
In dit hoofdstuk is opgenomen welke reclame toelaatbaar is in welk gebied van de gemeente Roerdalen. Het gebied correspondeert met de bestemming als bedoeld in de geldende bestemmingsplannen. Deze gebiedsgerichte nadere regels zijn in combinatie met de nadere regels in hoofdstuk 3 (algemeen), hoofdstuk 4 (objectgericht) en hoofdstuk 6 (welstandsexces) het toetsingskader of er sprake is van een uitzondering op het verbod in artikel 4:23 van de APV. Dat betekent ook, dat als een reclameobject in een gebied hieronder niet wordt genoemd of niet voldoet aan de nadere regels, er sprake is van een verbod.
 
5.2 Matrix gebiedsgerichte nadere regels voor reclame
 
Reclameobject (zoals genoemd in hoofdstuk 4)
Gebieden/bestemmingen
 
 
Abri’s, mupi’s en andere vitrines, billboards, dakreclame en lichtbakken
alle bestemmingen, met dien verstande dat alleen bestaande en vergunde abri’s, mupi’s en andere vitrines, billboards, dakreclame en lichtbakken zijn toegestaan.
Bouw- en makelaarsreclame (voor zover die voldoet aan de objectgerichte criteria)
alle bestemmingen, met dien verstande dat makelaarsreclame in een gebied met hoofdzakelijk de bestemming Wonen de afmeting maximaal 0,5m2 bedraagt.
Lichtreclame
alle bestemmingen, met dien verstande dat lichtreclame in gebieden met hoofdzakelijk de bestemming Agrarisch (...), Groen, Groen 2, Leiding, Natuur, Wonen, Verkeer (…), Waarde-Ecologie, Water, Waterstaat niet is toegestaan.
Alle reclameobjecten
alle bestemmingen met bouwvlak.
Alle reclameobjecten
alle bestemmingen zonder bouwvlak, met uitzondering van Agrarisch (…), Groen, Groen 2, Leiding, Natuur, Verkeer-Railverkeer, Waarde-Ecologie, Water, Waterstaat.
Borden proefvelden agrariërs
Alle bestemmingen met de bestemming Agrarisch (…)
Sponsoring
alleen op sportcomplexen en op de dag van evenementen op het evenemententerrein.
 
Voor de bestemming Bedrijfsterrein is er bovendien geen preventief welstandstoezicht.
 
6. (WELSTANDS)EXCES
 
6.1 (Welstands)exces
 
Reclame moet wat betreft vorm, maat, locatie, positionering materialen en kleuren zo veel mogelijk zijn afgestemd op de architectonische en eventueel historische kenmerken van een bouwwerk en de ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving. Indien dat het geval is, voldoet de reclame aan de redelijke eisen van welstand Daar tegenover staat dat reclame ook een (welstands)exces en ontoelaatbaar en dus verboden is, indien:
 
6.1.1 sprake is van een ernstige aantasting van de architectonische en/of historische kenmerken van een bouwwerk of de ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving door aantal, vorm, maat locatie, positionering, materialen en/of kleurgebruik van de reclame.
 
Om te beoordelen of reclame als een (welstands)exces moet worden aangemerkt als bedoeld in de bovenstaande nadere regels, vraagt het college een advies aan de commissie. Omdat een (welstands)exces zich ook kan voordoen bij bouwwerken, heeft de gemeenteraad dit hoofdstuk aangemerkt als een aanvulling op de Welstandsnota 2009.
 
6.2 Voorbeelden
 
Bij een (welstands)exces kan tevens sprake zijn van een situatie waarbij sprake is van een absoluut verbod of niet aanvaardbare reclame (hoofdstuk 3). Ter verduidelijking worden hieronder voorbeelden met toelichting gegeven.
 
Voorbeeld
Toelichting
X armoedig materiaalgebruik
X verkeersonveilige situatie
X (te) opdringerige reclame
X (te) uitbundige uitstalling op kruispunt
X (te) veel vlaggenmasten
X geen functionele relatie
X reclame onder verkeersbord is verboden
vanwege gevaar verkeersveiligheid
X (te) veel verschillende en niet op elkaar
afgestemde reclame
X (te) grote makelaarsreclame in een
overwegend woonwijk
X reclame doet afbreuk aan kwaliteit
groenvoorziening
X reclame doet afbreuk aan architectonische
kenmerken bouwwerk
 
7. JURIDISCH KADER EN OVERIG
 
7.1 Bevoegdheid nadere regels en aanvulling welstandsnota
 
Er zijn veel soorten reclameobjecten. De in dit document opgenomen nadere regels gelden voor alle soorten handels- en ideële reclame en hebben ook betrekking op permanente en tijdelijke reclame en reclame waarvoor geen vergunning nodig is. Reclame kan namelijk vergunningsvrij zijn, maar toch afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving (welstandsexces). Ook in die situaties moet reclame aan minimale eisen voldoen.
 
De bevoegdheid voor het vaststellen van wettelijke voorschriften over reclamebeleid ligt verspreid bij zowel de gemeenteraad alsook het college. Enerzijds is de gemeenteraad op grond van artikel 147 van de Gemeentewet bevoegd tot het vaststellen/wijzigen van de APV. Bovendien is de gemeenteraad op grond van artikel 12a van de Woningwet bevoegd tot het vaststellen van de welstandsnota. Anderzijds is het college bevoegd om op grond van de APV en de Wabo een (omgevings)vergunning voor reclame te verlenen en daarvoor nadere regels te bepalen.
 
Gelet op het bovenstaande is dit document door zowel de gemeenteraad alsook het college vastgesteld. De gemeenteraad heeft hoofdstuk 6 (welstandsexces) als een aanvulling op de Welstandsnota 2009 vastgesteld. Daarnaast heeft de gemeenteraad bijlagen 3, 4 en 5 vastgesteld en de APV gewijzigd. Het college heeft dit document vastgesteld op grond van artikel 4:23a, tweede lid van de (gewijzigde) APV en hierin nadere regels gesteld wanneer het verbod op het maken van reclame als bedoeld in artikel 4:23a, eerste lid van de APV niet van toepassing is. De nadere regels worden hiermee dus wettelijke voorschriften Het stellen van deze nadere regels heeft de gemeenteraad aldus via attributie (artikel 10:22 van de Awb) aan het college opgedragen. Een en ander betekent, dat als de reclame niet voldoet aan de in dit document opgenomen nadere regels, sprake is van een verbod op het maken van die reclame.
 
7.2 Wel/geen (omgevings)vergunning
 
Om te kunnen bepalen of sprake is van een vergunningplicht voor reclame moet worden getoetst aan de Wabo, Bor, en de APV.
 
Als het plaatsen van reclame betrekking heeft op bouwen, dan is een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo). Bouwen wordt in artikel 1.1 van de Wabo omschreven als “plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten (van een bouwwerk)”. Indien het gebruik van het perceel (bijvoorbeeld de weg) voor reclame in strijd is met het bestemmingsplan, dan is de reclame bovendien vergunningplichtig op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder sub c van de Wabo (strijdig gebruik).
 
In de eerste plaats kan het plaatsen van reclame op grond van de Wabo vergunningsvrij zijn, als er geen sprake is van bouwen (bijvoorbeeld een (span)doek zonder hulpconstructie) en er tevens geen strijd is met het bestemmingsplan.
 
In de tweede plaats kan het plaatsen van reclame op grond van de Wabo vergunningsvrij zijn, wanneer de reclame valt onder een van de in Bijlage II, artikel 2 en 3 van het Bor opgenomen categorieën (bijvoorbeeld een bouwbord op grond van Bijlage II, artikel 2, twintigste lid van het Bor). Om te kunnen vallen onder “verandering van een bouwwerk” (artikel 3, achtste lid, van het Bor, moet er sprake zijn van een bestaand bouwwerk. Uit de jurisprudentie volgt dat (zelfstandige) bouwwerken niet gezien kunnen worden als een verandering. Een verandering kan dus nooit betrekking hebben op het toevoegen van een nieuw bouwwerk. Het moet dan gaan om een reclame van beperkte omvang die niet als apart bouwwerk kan worden gezien. Een (groot) bord aan de gevel kan derhalve niet worden aangemerkt als een verandering van een bestaand bouwwerk, maar moet worden beoordeeld als een apart bouwwerk.
 
In de derde plaats kan het plaatsen van reclame op grond van de Wabo vergunningsvrij zijn, als sprake is van een tijdelijk bouwwerk. Uit jurisprudentie blijkt dat dan vooral de tijdelijke aard van belang is of sprake is van wel/geen bouwwerk. Zo werd een feesttent die meer dan 31 dagen aanwezig is, aangemerkt als een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning op grond van de activiteit bouwen nodig is. Voor de toepassing van deze nadere regels, wordt er vanuit gegaan dat sprake is van een tijdelijk bouwwerk als de termijn van instandhouding (al dan niet onderbroken) maximaal 3 weken is.
 
Naast een omgevingsvergunning op grond van de activiteit bouwen (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo), kan er voor het plaatsen van reclame tevens een omgevingsvergunning op grond van de APV nodig zijn (artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder h en i van de Wabo, juncto hoofdstuk 4, afdelingen 4 en 5 van de APV). Het gaat hier om omgevingsvergunningen en- ontheffingen voor handelsreclame.
 
Omdat artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder h en i, van de Wabo specifiek betrekking heeft op handelsreclame en daarmee ideële reclame is uitgezonderd, is voor ideële reclame een reguliere vergunning op grond van de APV nodig, eventueel in combinatie met een aparte omgevingsvergunning als sprake is van de activiteit bouwen.
 
Tenslotte kan er voor het plaatsen van reclame nog een omgevingsvergunning nodig zijn, omdat sprake is van een beschermd rijksmonument (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f van de Wabo) of door gemeente of provincie beschermd monument (artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder 2 van de Wabo). In die gevallen kan de omgevingsvergunning pas worden verleend als het belang van het monument zich daartegen niet verzet.
 
7.3 Uitvoering en handhaving
 
De uitvoerbaarheid van deze nadere regels staat of valt met de handhaving ervan. Als er door omstandigheden geen draagvlak is om de nadere regels te handhaven, ontstaat willekeur en wordt het doel van de nadere regels om de kwaliteit van de omgeving te waarborgen, verlaten. Daarom zal het college zich inspannen voor de naleving van de nadere regels. In het uitvoeringsprogramma van de OD MER zal daarvoor ruimte en prioriteit worden opgenomen.
 
Omdat de maker van reclame niet altijd gemakkelijk is te achterhalen en een procedure tot het toepassen van een last onder bestuursdwang relatief duur is in relatie tot het te bereiken effect, is in de (gewijzigde) APV (bijlage 4) een bijzondere vorm van het opleggen van een last onder bestuursdwang opgenomen. Deze voorziet in de mogelijkheid voor het college om verboden reclame (na waarschuwing) na een bepaalde periode af te voeren naar de gemeenteloods. De reclamemaker krijgt vervolgens gedurende een korte periode de mogelijkheid de reclame op te halen na betaling van een bestuursrechtelijke boete.
 
7.4 Uitzondering en ontheffing
 
7.4.1 de nadere regels zijn niet van toepassing in de gevallen zoals genoemd in paragraaf 1.4 Afbakening;
7.4.2 het college kan ontheffing verlenen van de nadere regels, indien toepassing daarvan voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot het met deze nadere regels na te streven doel. Een ontheffing moet worden gemotiveerd met een advies van de commissie, waarbij een zorgvuldige belangenafweging plaatsvindt. Aan een ontheffing kan het college voorwaarden verbinden.
 
7.5 Overgangsrecht
 
7.5.1 reclame die aanwezig is of eventueel op basis van een vergunning of ontheffing kan worden gemaakt, mag blijven bestaan en valt onder het overgangsrecht;
7.5.2 tegen reclame die weliswaar aanwezig is op de dag van inwerkingtreding van deze nadere regels, maar zonder of in strijd met een vergunning of ontheffing wordt gemaakt, zal het college in principe handhavend optreden;
7.5.3 het college zal niet eerder handhavend optreden dan nadat is beoordeeld of er een ontheffing kan worden verleend voor die reclame.
 
7.6 Overig
 
7.6.1 in dit document opgenomen toelichting maakt integraal onderdeel uit van de nadere de regels.echt;
7.6.2 de aanhef waarmee de hoofdstukken, paragrafen, artikelen en bijlagen worden aangeduid hebben geen zelfstandige betekenis.
7.6.3 de bij dit document behorende bijlagen (1 tot en met 7) maken onlosmakelijk deel uit van de nadere regels.
 
7.7 Titel
 
Dit document wordt aangehaald als “Nadere regels reclamebeleid gemeente Roerdalen”.
 
7.8 Inwerkingtreding
 
De vastgestelde Nadere regels reclamebeleid gemeente Roerdalen treden in werking de dag nadat deze op de voorgeschreven wijze bekend zijn is gemaakt.
 
BIJLAGE 1: Voorbeelden van reclameobjecten
 
 
BIJLAGE 2: Verplichte locaties driehoeks- en sandwichborden
 
Herkenbosch
Totaal x borden
Aan de vier Gebroeders
Maximaal 4 identieke borden per kern en maximaal 24 identieke borden in de gemeente
Europalaan West
 
Europalaan Centrum
 
Europalaan Oost
 
Schaapsweg
 
Stationsweg
 
Kerkplein
 
Hoofdstraat (tussen Kerkplein en Kasteellaan)
 
Molenbergweg
 
 
Melick
Totaal x borden
Dorpsstraat
Maximaal 4 identieke borden per kern en maximaal 24 identieke borden in de gemeente
Groenstraat
Beatrixlaan
John F. Kennedysingel
 
Parklaan
 
Apollolaan
 
Marijkelaan
 
Montfort
Totaal x borden
Waarderweg (tot kruispunt Heistersweg en Sweeltjesbosweg)
Maximaal 4 identieke borden per kern en maximaal 24 identieke borden in de gemeente
Hyusbongerdweg (tot kruispunt (Oude Brachterweg)
 
Stationsweg (tot kruispunt Ruckweg en Rozendaal)
 
Dijk
 
Markt
 
Zandstraat (tot kruispunt Vlootveestraat)
 
Sportlaan (tot kruispunt Boordmollweg)
 
 
Posterholt
Totaal x borden
Middenweg
Maximaal 4 identieke borden per kern en maximaal 24 identieke borden in de gemeente
Heerbaan
 
Margrietlaan
 
Hoofdstraat
 
Vlodropperweg (tot rotonde richting Vlodrop)
 
Boomstraat (tot kruising Winkelweg)
 
Roermondseweg (tot kruising Holsterweg en Aerwinkelallee)
 
 
Sint Odilienberg
Totaal x borden
Hagelkruisweg
Maximaal 4 identieke borden per kern en maximaal 24 identieke borden in de gemeente
Schaapsweg
 
Reutjesweg (tussen Schaapsweg en Molenweg)
 
Hoofdstraat
 
Raadhuisstraat
 
Linnerweg (tussen kruispunt Grote Bergerweg en Schaapsweg)
 
St. Wirostraat
 
St. Odiliastraat
 
 
Vlodrop
Totaal x borden
Angsterweg (tot kruispunt Weg achter het Koebroek)
Maximaal 4 identieke borden per kern en maximaal 24 identieke borden in de gemeente
Kerkstraat
 
Markt
 
Bergerweg (tot kruispunt Bossekampweg
 
Grootestraat
 
Tussen de Bruggen
 
 
BIJLAGE 3: Huidige APV
 
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
 
Artikel 2:10 A: Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
2. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak;
3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of onder k van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
Artikel 2:10 B: Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
1. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor:
a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
b. terrassen als bedoeld in artikel 2:28, achtste lid;
c. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18;
2. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt tevens niet voor voorwerpen of stoffen waarop gedachten en gevoelens worden geopenbaard.
a. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.
b. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder a, van het vorige artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
c. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder b, van het vorige artikel geldt niet voor bouwwerken.
d. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder c, van het vorige artikel geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
 
Artikel 2:10 C: Vergunning van rechtswege
Indien het college niet binnen de in artikel 1:2 genoemde termijn op de aanvraag heeft beslist wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
 
Artikel 2:10 D: Vrij te stellen categorieën
Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 2:10 A niet geldt.
 
Artikel 2:42 Plakken en kladden
1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b. met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
 
Artikel 4:23 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.
2. Het verbod geldt niet 2. voor onverlichte:
a. opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;
b. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid;
c. opschriften of aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op:
- een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
- het beroep, de dienst of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd;
d. opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
e. opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.
3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor opschriften of aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits:
a. van het aanbrengen ervan tevoren schriftelijk kennisgeving is gedaan aan het bevoegd gezag;
b. het bevoegd gezag niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken;
c. deze opschriften of aankondigingen niet langer dan negen weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.
4. Het is verboden door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede en derde lid de veiligheid van het verkeer in gevaar te brengen of ernstige hinder voor de omgeving te veroorzaken.
5. Een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
b. in het belang van de verkeersveiligheid;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
6. a. Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale landschapsverordening.
b. De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.
c. De weigeringsgrond van het vijfde lid, onder c, geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
 
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
 
Bijlage 4: Wijziging APV (gemeenteraad 18 december 2014)
 
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
i. reclame: iedere kennelijke vorm van aanprijzen of aandacht vestigen op goederen, diensten, activiteiten of namen, met inbegrip van bevestigings- en hulpconstructies en zichtbaar vanaf de weg;
j. handelsreclame: reclame waarbij het commercieel belang centraal staat bij het aanprijzen of aandacht vestigen;
k. ideële reclame: reclame waarbij een sociaal, maatschappelijk of politiek belang centraal staat bij het aanprijzen of aandacht vestigen en de statuten van de organisatie uitsluitsel geven of sprake is van ideële reclame;
 
Artikel 2:10 A: Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
2. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak;
3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of onder k van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
Artikel 2:10 B: Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
1. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor:
a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
b. terrassen als bedoeld in artikel 2:28, achtste lid;
c. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18;
d. reclame als bedoeld in artikel 1:1, onder i.
2. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt tevens niet voor voorwerpen of stoffen waarop gedachten en gevoelens worden geopenbaard.
a. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.
b. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder a, van het vorige artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
c. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder b, van het vorige artikel geldt niet voor bouwwerken.
d. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder c, van het vorige artikel geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
 
Artikel 2:10 C: Vergunning van rechtswege
Indien het college niet binnen de in artikel 1:2 genoemde termijn op de aanvraag heeft beslist wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
 
Artikel 2:10 D: Vrij te stellen categorieën
Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 2:10 A niet geldt.
 
Artikel 2:42 Plakken en kladden
1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b. met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
 
Artikel 4:23a Verbod reclame en nadere regels
1. Het is verboden reclame te maken.
2. Het college stelt nadere regels vast wanneer het verbod in het eerste lid van dit artikel niet van toepassing is.
 
Artikel 4:23b Handhaving reclame
1. Bij overtreding van het in artikel 4:23a genoemde verbod of de gestelde nadere regels, kan het college een last onder bestuursdwang toepassen in de vorm van het (laten) verwijderen van de reclame, onverminderd de andere bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen die het college ten dienste staan.
2. Indien het college voornemens is de reclame te verwijderen zoals bedoeld in het eerste lid, zal het college daaraan uitvoering geven door de reclame weg te nemen na de overtreder daarvan schriftelijk in kennis te hebben gesteld door middel van in ieder geval een vermelding van het voornemen op de reclame zelf.
3. De verwijdering zoals bedoeld in het tweede lid geschiedt tenminste één week nadat de overtreder schriftelijk daarvan in kennis is gesteld. Tijdens deze termijn heeft de overtreder de gelegenheid zelf een einde te maken aan de overtreding.
4. De verwijderde reclame wordt gedurende één week opgeslagen in een gemeentedepot. Tijdens deze periode heeft de overtreder de gelegenheid de reclame-uiting op te halen hetgeen mogelijk is na betaling van € 188,-- zijnde het bedrag van de kosten van de uitvoering van de last onder bestuursdwang.
5. Indien de reclame niet is opgehaald en de kosten van de bestuursdwang niet zijn vergoed, wordt de reclame na de termijn zoals bedoeld in het derde lid, vernietigd.
 
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Het is verboden een voertuig of ander mobiel object op, aan of langs de weg te parkeren met het doel om daarmee reclame te maken.
 
BIJLAGE 5: Toelichting wijziging APV gemeenteraad 18 december 2014
 
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
In dit artikel is een duidelijke definitie opgenomen van het begrip “reclame”.
Omdat reclame niet alleen betrekking heeft op handelsreclame, is ook een definitie van het begrip “ideële reclame” opgenomen.
 
Artikel 2:10 A: Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
In dit artikel is een uitzondering opgenomen voor reclame. Het maken van reclame wordt immers reeds geregeld in artikel 4:23a van de APV.
 
Artikel 4:23a Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
In combinatie met artikel 1:1 van de APV is heeft het verbod betrekking op handelsreclame en ideële reclame. In de definitie van reclame is reeds opgenomen, dat het moet gaan om reclame zichtbaar vanaf de weg, zodat deze toevoeging geen zelfstandige betekenis meer heeft en is verwijderd.
Verder zijn het tweede lid tot en met het zesde lid verwijderd, omdat sprake is van een verbod en het college in nadere regels uitzonderingen op het verbod vaststelt.
 
Artikel 4:23b Handhaving reclame
Omdat de maker van reclame niet altijd gemakkelijk is te achterhalen en een procedure tot het toepassen van een last onder bestuursdwang relatief duur is in relatie tot het te bereiken effect, is een bijzondere vorm van het opleggen van een last onder bestuursdwang opgenomen. Deze voorziet in de mogelijkheid voor het college om verboden reclame (na waarschuwing) na een bepaalde periode af te voeren naar de gemeenteloods. De reclamemaker krijgt vervolgens gedurende een korte periode de mogelijkheid de reclame op te halen na betaling van een bestuursrechtelijke boete.
 
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
In verband met de openbare orde en woon- en leefomgeving is het niet aanvaardbaar reclame te maken via voertuigen of andere mobiele objecten. Daarom is hiervoor een verbod zonder ontheffing opgenomen.
 
BIJLAGE 6: Richtlijnen reclame op gemeentelijke rotondes
 
A. Algemene randvoorwaarden:
Lokale ondernemers kunnen 1 of meer gemeentelijke rotondes adopteren. De ondernemers worden gekozen op basis van de criteria:
• afstand tot de betreffende rotonde;
• binding met de gemeente;
• kwaliteit van het onderwerp;
 
De kosten van het aanplanten en het plantmateriaal worden door het bedrijf zelf betaald. Na goedkeuring van het ontwerp en de aanplant krijgt de ondernemer als tegenprestatie de mogelijkheid om door middel van een bord reclame te maken. Vervolgens is de ondernemer is verantwoordelijk voor het onderhoud van de rotonde gedurende een periode van 5 jaar. Na 5 jaar wordt de periode geëvalueerd en eventueel een nieuw contract gesloten. Na een positieve evaluatie wordt een nieuw contract primair met hetzelfde bedrijf gesloten.
 
Bij uitzondering kan de gemeente dezelfde rotonde door maximaal twee ondernemers laten adopteren. In deze situatie tekent de gemeente een contract met maar 1 ondernemer. Deze ondernemer is verantwoordelijk voor het handelen en nalaten van de andere ondernemer en is het aanspreekpunt voor de gemeente.
 
B. Het ontwerp:
De ondernemer levert het ontwerp aan en vraag de benodigde (omgevings)vergunningen. De bestaande of nog te plaatsen kunstwerken en verkeersborden moeten in het nieuwe ontwerp meegenomen worden. In het geval van een nieuw kunstwerk geeft het bedrijf opdracht aan een kunstenaar om een ontwerp te maken. De gemeente toetst het ontwerp, het beplantingsplan en eventuele kunstwerk in relatie tot de gemeentelijke beleidskaders.
 
C. De afspraken over reclame:
• de reclame mag niet worden verlicht en mag niet worden voorzien van fluorescerende of reflecterende materialen;
• de opdruk mag alleen de bedrijfsnaam, logo of bedrijfsslogan bevatten met eventueel een verwijzing naar beheer en onderhoud van de rotonde;
• de reclame mag geen gevaar opleveren voor de verkeersveiligheid (o.a. bewegwijzering, openbare verlichting, verkeersborden);
• rotonde in Vlodrop: geen boom of kunstwerk in het midden i.v.m. wegwijzers die moeten worden gehandhaafd;
• Rotonde in Montfort: bestaande kunstwerk moet worden gehandhaafd;
• Rotonde in Posterholt: oude wegwijzer moet als cultuurhistorisch element in het ontwerp worden ingepast;
• Voor het plaatsen van de reclame (en het kunstwerk) kan een (omgevings)vergunning nodig zijn;
• Afmetingen borden: maximaal 70 cm breed en maximaal 50 cm hoog, waarbij de bovenkant van het bord niet hoger reikt dan 70 cm boven het maaiveld. De borden moeten minimaal 1 meter uit de rand van de verharding worden geplaatst.
 
D. Onderhoud
De voorgeschreven kwaliteit van onderhoud is kwaliteit A volgens CROW beeldbestekken. In geval van slecht onderhoud kan de gemeente de ondernemer hierop aanspreken.
 
BIJLAGE 7: Verslag ondernemersavond 8 oktober 2014
(...)
 
2. Reclamebeleid
Bijgevoegde presentatie maakt onderdeel uit van dit verslag.
- Precariorechten heffen (eventueel verschil tussen ondernemers binnen en buiten Roerdalen)
- Drempel verhogen voor reclame voor activiteiten en bedrijven buiten Roerdalen
- Nu te laagdrempelig en te gemakkelijk om (veel) reclame te plaatsen
- Verschil maken in aantallen tussen ondernemers binnen en buiten Roerdalen
- Mogelijkheden en ideeën (voor beperkingen) juridisch toetsen
- Uitzondering voor industriegebied (nee, wel anders vanwege andere ruimtelijke uitstraling)
- Uniformiteit in o.a. verwijsborden
- Verwijzing is ook reclame (kennelijk commercieel belang)
- Verschil tussen maatschappelijke/ideële en commerciële reclame
- Bruine borden vallen buiten reclamebeleid (regelgeving in provinciaal handboek)
- Bruine borden is een mogelijk alternatief voor andere verwijsborden
- Bruine borden in het buitengebied meer mogelijk maken, omdat die alleen gelden voor gemotoriseerd verkeer
- Verwijzing naar de kernen? (niet mogelijk op provinciale en wegen van Rijkswaterstraat)
- Staan wij alle kleuren toe en hoe wordt reclame objectief beoordeeld? Wellicht rol voor welstandscommissie
- Tijdelijke, vaste en doorlopende periode (differentiatie in onderwerp?)
- Hoe gaan we om met evenementen?
- Verschil tussen binnen en buiten de bebouwde kom
- Uitstallingen (doorgang vrijhouden en geen gevaar voor verkeer)
- Is er een wachtlijst of geldt wie het eerst komt wie het eerst maalt?
- Inkoop door derden (grote reclamebureaus, dus niet de (plaatselijke) ondernemer zelf)
- Geen communicatieborden
- Maatvoering en kwaliteit van de borden/doeken (reclame-uitingen)
- Relatie locatie en plaats, reclame moet functioneel zijn voor het ter plaatse gevestigde bedrijf
- Hoe omgaan met reclame voor seizoen producten (agrarisch) en de verwijsborden daarnaar
- In feite dezelfde regels hanteren als overige handelsreclame en vanwege gelijkheidsbeginsel geen verschil maken
- Complex reclame beleid zou haaks kunnen staan op het begrip deregulering
- Doorlooptijd aanvraag kort houden en communiceren met ondernemers
- Leges zijn (verplicht) kostendekkende
- Handhaving, actief of kliksysteem (subjectief)
- Infoborden (plattegrond borden). Adoptie door ondernemersverenigingen
- Inzicht nodig in huidige aanvragen en door wie
- Winkelacties/evenementen bij entree dorp
- Rotonde reclame voorbehouden aan de groensector (discriminerend)
- Ondernemersbord onder dorps-/kombord
- Hoeveel sandwich-/driehoek borden per dorp, maximum aantal om teveel (permanente) borden te voorkomen of gaan wij deze helemaal verbieden m.u.v. maatschappelijk belang
- Tussenpauze van 3 weken kan toch doorlopende reclame betekenen, aandacht hiervoor in beleid
- Duur gevelreclame
- Er wordt geen concept aangeboden
 
De “rode draad”:
- Geef lokale ondernemers een voorsprong
- Ben terughoudend met sandwich- en driehoekborden in de kernen
- Denk aan uniforme verwijsborden
- Maak verschil in commerciële en maatschappelijke activiteiten (evenementen)
-
 
Aanvullend (dit werd niet in de groep besproken): ben terughoudend met commerciële reclame of verwijzing naar bedrijven en activiteiten in het buitengebied en langs wegen.
 
(...)
Naar boven