Algemene Rechtspositieregeling gemeente Vlissingen 2015
 
Vastgesteld door het college van B&W te Vlissingen op 31 maart 2015
 
 
Burgemeester en wethouders van Vlissingen;
 
  • .
    gelet op artikel 3:3A van de CAR/UWO van de gemeente Vlissingen;
  • .
    gelet op de overeenstemming in de commissie voor het Georganiseerd Overleg te Vlissingen;
 
besluiten:
 
vast te stellen het navolgend “Algemene Rechtspositieregeling gemeente Vlissingen 2015”
 
Artikel 1 Begripsbepaling
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
 
  • .
    College: het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen;
 
  • .
    CAR: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten;
 
  • .
    UWO: Uitwerkingsovereenkomst
 
  • .
    Ambtenaar: Hetgeen daaronder in artikel 1:1 CAR wordt verstaan;
 
  • .
    LOGA: Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden
 
 
Artikel 2
De bepalingen van de UWO zijn op de ambtenaren van toepassing, tenzij in deze verordening anders wordt bepaald.
 
Artikel 3
Wijzigingen in de UWO die door partijen in het LOGA worden overeengekomen, en die één van de bepalingen uit deze verordening raken, zijn niet van toepassing tenzij daarover in de commissie voor georganiseerd overleg overeenstemming is bereikt.
 
Artikel 4
In tegenstelling tot het bepaalde in artikel 3:5:1 UWO wordt aan de ambtenaar die wordt ontslagen:
  • .
    op grond van artikel 8:1 CAR, indien het gaat om gedeeltelijk ontslag bij deelname Keuzepensioen
  • .
    op grond van artikel 8:2 CAR;
  • .
    op grond van artikel 8:4 CAR;
 
een gratificatie toegekend tot een bedrag dat door het college in overleg met de commissie voor georganiseerd overleg wordt vastgesteld. Dit bedrag is gelijk aan het maximum van schaal 7 van bijlage II a van de CAR, bij een volledige betrekking.
Voor gedeeltelijk ontslag geldt dat het bedrag naar rato wordt uitgekeerd. Bij volledig ontslag op grond van artikel 8:2 CAR wordt het resterende bedrag uitgekeerd.
 
(RAP: Artikel 3:5:1:1 Gratificatie bij einde dienstverband)
 
Artikel 5
Het in artikel 12:1:1 UWO, tweede lid genoemde minimum aantal ambtenaren wordt vastgesteld op 5.
 
(RAP: Artikel 12:1:1:1 Minimum ledenaantal)
 
Artikel 6
  • 1.
    In afwijking van het bepaalde in artikel 12:2:1 UWO wordt het zinsdeel "dan nadat de commissie haar gevoelen over de concept-besluiten, respectievelijk voorstellen heeft kenbaar gemaakt" gelezen als "indien daarover geen overeenstemming bestaat met de commissie".
  • 2.
    Van het bepaalde in het eerste lid zijn uitgezonderd:
    • 1.
      de onderwerpen waarin wordt voorzien door LOGA overleg van het college van arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met de centrales van overheidspersoneel;
    • 2.
      sociale beleidspunten met een bredere maatschappelijke draagwijdte dan voor bij de gemeente werkende ambtenaren alleen;
    • 3.
      onderwerpen die het budgetrecht van de raad aantasten, met dien verstande dat binnen de door de raad vastgestelde budgetten de mogelijkheid tot overeenstemming te komen wel aanwezig is.
 
(RAP: Artikel 12:2:1:1 Overeenstemmingsvereiste).
 
Artikel 7 (vervallen)
 
 
Artikel 8
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 9:9:1 UWO worden de betrekkingen van straatmaker en opperman-straatmaker aangewezen als functies waaruit functioneel leeftijdsontslag wordt verleend bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd.
 
(RAP: Artikel 9:9:1:1 Aangewezen FLO-functies)
 
Artikel 9
Het in artikel 3:1:2, tweede lid, UWO bedoelde maximum van de waarnemingstoelage wordt vastgesteld op het maximum van schaal 9 in bijlage II a van de CAR.
 
(RAP: Artikel 3:1:2:1 Waarnemingstoelage)
 
Artikel 10
Het bepaalde in artikel 3:2:1, vijfde lid, letter a, UWO, ten aanzien van het niet uitbetalen van de procentuele overwerkvergoeding gedurende de eerste twee uur per week, vindt geen toepassing.
 
(RAP: Artikel 3:1:2:2 Overwerkvergoeding)
 
Artikel 11
Ambtenaren die worden bezoldigd volgens een functieniveau waaraan een maximumsalaris is verbonden gelijk aan of hoger dan schaal 11 (bijlage II a van de CAR), hebben geen aanspraak op een overwerkvergoeding als bedoeld in artikel 3:2:1, zesde lid, van de UWO.
 
(RAP: Artikel 3:2:1:2 Maximum schaal overwerkvergoeding)
 
Artikel 12
  • 1.
    Indien de dagelijkse werktijd van de ambtenaar op de dag waarop overwerk moet worden verricht met ten minste twee overwerkuren wordt verlengd en het dienstbelang naar het oordeel van het college dientengevolge niet toelaat dat hij zijn maaltijd op de hiervoor bestemde tijd op de voor hem gebruikelijke plaats nuttigt, gelden de in de volgende leden vermelde regelen.
  • 2.
    Aan de ambtenaar wordt zo mogelijk een maaltijd van gemeentewege verstrekt, met dien verstande, dat indien hij hiervoor heeft moeten betalen, hem de gemaakte kosten worden vergoed tot ten hoogste het bedrag van de vergoeding berekend op de voet van het derde lid.
  • 3.
    Indien een voorziening als bedoeld in het tweede lid niet mogelijk is ontvangt de ambtenaar, indien vast staat dat hij een maaltijd in de daarvoor bestemde gelegenheid heeft genuttigd en betaald, een vergoeding gelijk aan de maaltijdvergoeding bij dienstreizen ingevolge het Reisbesluit 1994.
  • 4.
    Indien de ambtenaar geen maaltijd als vorenbedoeld heeft gebruikt, maar in verband met het overwerk niettemin kosten heeft moeten maken doordat hij zijn maaltijd niet op de voor hem gebruikelijke plaats heeft kunnen nuttigen, worden hem deze kosten vergoed tot ten hoogste het bedrag van de vergoeding berekend op de voet van het derde lid.
 
(RAP: Artikel 3:2:1:3 Maaltijdvergoeding bij overwerk).
 
Artikel 13
De duur van het vakantieverlof als bedoeld in artikel 6:2 CAR en 6:2:1, eerste lid, UWO wordt vastgesteld op 165,6 uur.
 
(RAP: Artikel 6:2:1:1 Basis-vakantieverlof)
 
Artikel 14
Het in artikel 13 (RAP: 6:2:1:1) aangegeven basisverlof wordt verhoogd met:
§ 3 maal 7,2 uur voor hen, die in het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar bereiken of jonger zijn;
§ 2 maal 7,2 uur voor hen, die in het kalenderjaar de leeftijd van 19 jaar bereiken;
§ 1 maal 7,2 uur voor hen, die in het kalenderjaar de leeftijd van 20 jaar bereiken.
Vervolgens wordt het aangegeven basisverlof verhoogd met 1, 2, 3, 4, 5 of 6 maal 7,2 uur over het kalenderjaar waarin de ambtenaar de leeftijd van respectievelijk 30, 40, 45, 50, 55 of 60 jaar bereikt, alsmede over de daaropvolgende kalenderjaren.
 
(RAP: Artikel 6:2:1:2 Leeftijdsverlof).
 
Artikel 15
Naast de uren als bedoeld in artikel 4a:1 CAR kan de ambtenaar het college ook verzoeken de hem op basis van artikel 14 (RAP: 6:2:1:2) toegekende verlofuren uit te betalen, met een maximum van 21,6 uren per jaar bij een volledige betrekking. Het bepaalde in artikel 4a:1 CAR, lid 4 en lid 5, is van overeenkomstige toepassing.
(RAP: Artikel 4a:1:1 Leeftijdsuren uitwisselen tegen geld)
  
Artikel 16 Slotbepalingen
  • 1.
    Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Algemene rechtspositieregeling gemeente Vlissingen 2015’ en treedt in werking met ingang van 1 april 2015.
  • 2.
    De ‘Algemene rechtspositieregeling gemeente Vlissingen 2002’, vastgesteld door het college op 1 oktober 2002, wordt met ingang van 1 april 2015 ingetrokken.
 
 
Vlissingen, 31 maart 2015
 
Burgemeester en wethouders van Vlissingen
 
 
  • de secretaris,
     
     
     
    de burgemeester,
    mr.drs.ing. M. (Martin) van Vliet
    A.M. Demmers-van der Geest
 
 
 
Naar boven