Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
ontheffing: een in de zin van artikel 87 RVV 1990 door het college van burgemeester en wethouders verleende ontheffing. Artikel 87 RVV luidt: "Door het bevoegd gezag kan ontheffing worden verleend van de artikelen 3, eerste lid, 4, 5, eerste en tweede lid, 6, eerste, tweede en derde lid, 8, 10, 23, eerste lid, 24, 25, 26, 42, 43, 46, 53, 61b, alsmede artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, C22a, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3, F7 en de verkeerstekens genoemd in de artikelen 73, 76, 77, 78, 81 en 98";
gesloten gebied: gebied dat afgebakend is met een geslotenverklaring met behulp van de verkeerstekens C1, C2, en C6 tot en met C21. Er geldt een verbod de betrokken weg in te rijden of in te gaan alsmede de betrokken weg te gebruiken;
voetgangersgebied: een gesloten gebied, zijnde een door het college van burgemeester en wethouders bij besluit aangewezen gedeelte van de stad, waarvan de toegang is aangeduid met de verkeersborden model C1 en G7 van bijlage I van het RVV 1990;
venstertijden: door het college van burgemeester en wethouders bij besluit vastgestelde tijden waarin het is toegestaan een gesloten gebied in te rijden ten behoeve van het laden en lossen van goederen of het in- en uit laten stappen van passagiers;
taxivervoer: vervoer als bedoeld in artikel 1, sub j jo sub h Wet Personenvervoer 2000;
SDC-bedrijf: bedrijf dat voldoet aan de voorwaarden ten behoeve van stadsdistributie in de gemeente Utrecht;
nooddienst: voertuigen van ambulancedienst, politie en brandweer, welke als zodanig herkenbaar zijn aan verschijningsvorm, kleur of logo;
busbaan: als bedoeld in artikel 1, sub j RVV 1990;
busstrook: als bedoeld in artikel 1, sub k RVV 1990;
binnenstad: het gebied met postcodes 3511 en 3512;
Euronorm 5: de norm voor voertuigen die voldoen aan Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking (PublicatieBlad 2005, L 275), in het bijzonder aan de grenswaarden in rij B2 van de tabellen in punt 6.2.1 van bijlage I bij die richtlijn.
kwaliteitsregels taxichauffeurs: de door het college op grond van de Taxiverordening Utrecht 2015 vastgestelde kwaliteitseisen voor taxivervoer in Utrecht;
Artikel 5 Intrekken van de ontheffing
De ontheffing kan worden ingetrokken, gewijzigd of niet opnieuw worden verleend:
indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking noodzakelijk wordt geacht door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de ontheffing is verleend;
indien de aan de ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
Van ontheffinghouders waarvan geconstateerd is dat zij de regels verbonden aan de ontheffing hebben overtreden, kan de ontheffing worden ingetrokken.
De ontheffinghouder ontvangt bij de eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing dat de ontheffing bij een volgende overtreding kan worden ingetrokken.
Bij een tweede overtreding gedurende de geldigheidsduur van de ontheffing wordt de ontheffing gedurende 3 maanden ingetrokken. Bij een derde overtreding gedurende de geldigheidsduur van de ontheffing wordt de ontheffing volledig ingetrokken en kan binnen een periode van twaalf maanden na de intrekking geen nieuwe aanvraag worden gedaan.
Voor tijdelijke ontheffingen geldt dat bij een tweede overtreding "de ontheffinghouder voor de duur van drie maanden wordt uitgesloten van ontheffingverlening" en bij een derde overtreding voor de duur van twaalf maanden.
indien de ontheffinghouder dit verzoekt.
- •
Indien de ontheffinghouder niet langer voldoet aan de voorwaarden die voor het verkrijgen van de ontheffing zijn gesteld.
- •
De ontheffing vervalt bij overlijden of niet meer bestaan van de ontheffinghouder.
Artikel 6 Hardheidsclausule
Ons college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels en nadere voorschriften.
Bij een beroep op bijzondere omstandigheden wordt tenminste getoetst aan de volgende criteria:
er ontbreekt een adequaat alternatief, waardoor onevenredig nadeel ontstaat wanneer geen ontheffing wordt verleend;
de belangen van de aanvrager zijn niet in strijd met de belangen van doorstroming, verkeersveiligheid en historisch erfgoed;
wanneer ontheffing wordt verleend ontstaat geen ongewenste precedentwerking.