In dit onderdeel wordt de juridische grondslag beschreven van het gemeentelijk coffeeshopbeleid. Het beleid is gefundeerd op artikel 13 b Opiumwet waarin de burgemeester bevoegd is verklaard tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige bij lokalen behorende erven (soft)drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
3.2.Artikel 13 b Opiumwet (Wet Damocles)
In het jaar 1999 is de wet Bestuurlijke handhaving Opiumwet (Damocles) in werking getreden. Met inwerkingtreding van deze wet heeft de burgemeester de mogelijkheid gekregen om bestuursrechtelijk handhavend op te treden tegen coffeeshops. Vóór de wetswijziging was het OM de enige handhaver van de Opiumwet en kon tegen overtredingen van de Opiumwet alleen strafrechtelijk worden opgetreden. Hieraan kleeft een aantal praktische beperkingen. De belangrijkste beperking is wel dat het op basis van het strafrecht niet mogelijk is een coffeeshop te sluiten. De ongewenste vestiging van een coffeeshop kan daardoor op basis van het strafrecht nauwelijks worden voorkomen, of effectief worden bestreden. Het toegevoegde artikel 13 b Opiumwet geeft de burgemeester nu de bevoegdheid bestuursdwang uit te oefenen tegen coffeeshops, cafés en andere voor het publiek toegankelijke lokalen indien hard- of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig zijn. Door het opnemen van een bestuursdwangbevoegdheid in de Opiumwet wordt duidelijk dat handhaving niet uitsluitend afhankelijk is van strafrechtelijk optreden. Artikel 13 b Opiumwet biedt daardoor een wettelijke grondslag voor handhaving door de burgemeester die niet langer op louter openbare orde-aspecten berust. De burgemeester kan nu ook optreden bijvoorbeeld ter bescherming van jeugdigen en vanuit een volksgezondheidsmotief. Ook dealpanden waar uitsluitend of hoofdzakelijk harddrugs worden verkocht, vallen onder de Damoclesregeling.
De Wet Damocles biedt de gemeenten de mogelijkheid om beleid te ontwikkelen op het terrein van coffeeshops. Gelet op de regionaal gemaakte afspraken, heeft de gemeente Drechterland er voor gekozen om gebruik te maken van deze mogelijkheid om een zogenaamd
nuloptie-beleid ten aanzien van coffeeshops te voeren. Dit betekent dat er in de gemeente Drechterland – onder verwijzing naar het coffeeshopbeleid – tegen vestiging van een (illegale) coffeeshops zal worden opgetreden. Ook indien een inrichting zich ontwikkelt tot een coffeeshop zal de burgemeester op basis van dat enkele feit tot sluiting kunnen overgaan wegens strijd met het onderhavige drugsbeleid.
Dit nul-beleid is voor een belangrijk deel lokaal beleid. Behalve een goede afstemming tussen gemeente, OM en politie is het ook van belang dat rekening gehouden wordt met het beleid van de omliggende gemeenten in de regio Westfriesland.
In het driehoeksoverleg dat op basiseenheidniveau - met meerdere gemeenten - wordt gevoerd, heeft afstemming plaatsgevonden over het coffeeshopbeleid. Het basiseenheidniveau Westfriesland telt 3 coffeeshops. In het driehoeksoverleg van 31 oktober 2012 is afgesproken dat de gemeenten Enkhuizen en Hoorn een centrumfunctie hebben ten aanzien van de vestiging van één of meer coffeeshops en de omliggende gemeenten nul-beleid voeren.
Door de afspraken met buurgemeenten en een gezamenlijk geformuleerd beleid is er een evenwichtige regionale spreiding van coffeeshops.
4.3.Overwegingen tot nul-optie
Op basis van een analyse is er in de gemeente Drechterland voor gekozen geen coffeeshops te gedogen. Deze keuze is als volgt gemotiveerd:
Aanzuigende werking op personen buiten de gemeente
Gelet op de Westfriese afspraken waarin is afgesproken dat alleen de gemeente Hoorn en Enkhuizen enkele coffeeshops zullen gedogen, zal het vestigen van een coffeeshop binnen de gemeente Drechterland leiden tot een aantrekkende werking van klanten van buiten de gemeente. Dit staat bekend als drugstoerisme en is - gelet op de hiermee gepaard gaande overlast - ongewenst.
Vestiging van een coffeeshop past niet bij het karakter van de gemeente
Drechterland
Gezien het concentreren van coffeeshops in meer stedelijke gebieden, kan ook worden gesteld dat een coffeeshop niet passend is bij het karakter van deze enigszins verstedelijkte plattelandsgemeente en zeker ook zal stuiten op bezwaren van de inwoners.
Daarbij past een dergelijke handel ook niet in het karakter van de gemeente Drechterland. Er zal in de gemeente dan ook niet snel een maatschappelijk draagvlak te vinden zijn voor de vestiging van een coffeeshop. Mede vanwege de aanzuigende werking van criminaliteit, is al snel sprake van gevoelens van sociale onveiligheid. Ook als deze gevoelens wellicht ten dele een subjectief karakter hebben, blijkt hieruit zondermeer een aantasting van het woon- en leefklimaat.
Jongeren zijn een kwetsbare groep waarvan de gevolgen van alcohol- en drugsgebruik verstrekkende gevolgen kunnen hebben op zowel de (geestelijke) gezondheid als op het sociale leven. Het nul-optiebeleid beoogt een drempel op te werpen zodat jongeren niet direct de gelegenheid wordt geboden om met softdrugs in aanraking te komen. Uitgaande van een vraag door minderjarigen betekent ieder extra handelspunt een risico op toename dat jongeren in aanraking komen met drugs. Ook kan de zeer onwenselijke situatie ontstaan dat in de nabijheid van de coffeeshop de drugs aan minderjarigen worden doorverkocht (zgn. straathandel).
De gemeente participeert daarnaast, al sinds de oprichting in het project Westfrisland. Dit project is gestart met het aanscherpen van de regels om drankmisbruik bij jongeren tegen te gaan. Al snel werd duidelijk dat ook drugsgebruik hier onderdeel van moest uitmaken. De gemeente investeert om middelengebruik bij jongeren te verminderen en bewustwording over de schade die middelengebruik met zich meebrengt te vergroten. Een coffeeshop past niet binnen deze visie.
Om in voorkomende gevallen naleving van het beleid af te kunnen dwingen zal handhaving noodzakelijk zijn. De handhaving van een gedoogbeleid in de vorm van een nul-optie is betrekkelijk eenvoudig te noemen. Bij een nul-optie wordt opgetreden tegen elke coffeeshop. De politie controleert, maakt bij overtreding proces-verbaal op en justitie vervolgt.
5.2.Strafrechtelijke handhaving van een nul-beleid
Uit de richtlijnen van het OM blijkt dat als in de lokale driehoek is afgesproken tot het voeren van nul-beleid het OM kan overgaan tot vervolging van elke vorm van handel in softdrugs, ook als het verkooppunt voldoet aan de AHOJGI-criteria. Deze bevoegdheid is nog eens nadrukkelijk bevestigd door de Hoge Raad naar aanleiding van een zaak in de gemeente Kampen (uitspraak 15 oktober 1996). Het optreden van het OM tegen de exploitant van een niet gedoogd verkooppunt was naar het oordeel van de Hoge Raad niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
5.3.Bestuurlijke handhaving van een nul-beleid
Ook bestuursrechtelijk kan op basis van een vastgesteld nul-beleid worden opgetreden. Hier is een tweetal verschillende situaties van optreden te onderscheiden, namelijk indien:
- •
een ondernemer een verzoek indient tot vestiging van een coffeeshop;
- •
een coffeeshop illegaal wordt gevestigd.
5.3.1. Verzoek tot vestiging van een coffeeshop
De burgemeester kan op basis van het nul-beleid de toestemming tot vestiging van een coffeeshop weigeren of een bestaand verkooppunt sluiten. De burgemeester beroept zich bij zijn besluit op de weigeringgronden die in het nul-beleid staan gemotiveerd. Dit blijkt onder meer uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State naar aanleiding van de sluiting van een coffeeshop door de burgemeester van Naaldwijk wegens strijd met het nul-beleid (Raad van State 22 mei 1997). In deze uitspraak overweegt de Afdeling dat aan de burgemeester in beginsel de vrijheid toekomt om ter bescherming van het woon- en leefklimaat danwel de openbare orde geen enkele coffeeshop toe te staan.