Artikel 1. Begripsbepalingen
1.Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden
omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
- 1.
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
Dienst SoZaWe de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest
a.dagelijks bestuur het dagelijks bestuur van de Dienst Sociale Zaken en
Werkgelegenheid Noardwest Fryslân;
a.college het college van burgemeester en wethouders van de
- a.
raad de gemeenteraad van de gemeente …;
- b.
beleidsregels Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning;
- c.
besluit Wmo landelijk Uitvoeringsbesluit maatschappelijke
- a.
financieel besluit Wmo: Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Wmo 2015
- b.
algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld is voor
mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en
niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;
- a.
algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand
onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en
mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht
op maatschappelijke ondersteuning.
- a.
andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015;
a.maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van
een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen,
woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van
zelfredzaamheid, participatie en beschermd wonen en opvang
als bedoeld in artikel 1.1.1. van de wet;
- a.
bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;
- b.
gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel
2.3.2, eerste lid, van de wet;
a.hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in
artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
a.melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld
in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;
- a.
pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de
- a.
wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
- b.
ingezetene: cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente …;
- c.
onverwijld: zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen drie
- a.
persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel
2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet,
beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;
a.hoofdverblijf: de woonruimte waar de aanvrager zijn vaste woon- en
verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven of het feitelijke woonadres indien een aanvrager met een briefadres is ingeschreven of zal staan ingeschreven.
Hoofdstuk 2. Melding, onderzoek en aanvraag
Artikel 2. Melding hulpvraag
- 1.
Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.
- 2.
Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.
- 3.
In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 Wmo 2015 treft het college na de
melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van
Artikel 3. Cliëntondersteuning
- 1.
Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze
cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.
- 2.
Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, Wmo 2015, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliënt-
- 1.
Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, Wmo 2015, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.
- 2.
Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatie-document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
- 3.
Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente respectievelijk de Dienst SoZaWe, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als
bedoeld in het eerste en tweede lid.
1.Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, Wmo 2015 op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.
1.Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of
1. namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met
1. de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor
- a.
de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
- a.
het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
- b.
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen
gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
a.de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal
netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
- a.
de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
- a.
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals
opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2. Wmo 2015, of door het
verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of
a.de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van
publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen en opvang;
- a.
de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;
- a.
welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en
- b.
de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.
- 2.
Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft
overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
- 3.
Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en
plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoons-gegevens te verwerken.
4.Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in
4. artikel 2.3.2 van de Wmo 2015, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.
- 1.
Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.
- 2.
Binnen een redelijke termijn na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een
verslag van de uitkomsten van het onderzoek.
- 3.
De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend
exemplaar binnen tien werkdagen wordt verzonden aan het dagelijks bestuur van de
- 4.
Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom
- 5.
Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening,
geeft hij dit aan op het door hem ondertekende verslag
.
- 6.
Als de cliënt het verslag niet binnen de in het derde lid genoemde termijn retour zendt
aan het dagelijks bestuur, behoudens onvoorziene omstandigheden, wordt de cliënt geacht zelf in zijn hulpvraag te hebben voorzien en wordt er geacht geen aanvraag te zijn
1.Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het
onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de
ontvangst van de melding.
2.Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maat-
werkvoorziening schriftelijk indienen bij het dagelijks bestuur. Een aanvraag wordt
ingediend door middel van een door het dagelijks bestuur vastgesteld aanvraagformulier.
- 3.
Het dagelijks bestuur kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als
aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.
- 4.
De cliënt die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt het dagelijks bestuur desgevraagd terstond een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
- 1.
Het college en het dagelijks bestuur zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een melding of aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten:
- a.
op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college of dagelijks bestuur te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.
- b.
op een door het college of dagelijks bestuur te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.
- 2.
Het college of dagelijks bestuur kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:
- a.
het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 6 is gevoerd.
- b.
het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 5 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.
- c.
het college of dagelijks bestuur dat om andere redenen gewenst vindt.
Hoofdstuk 3. Maatwerkvoorziening
Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening
- 1.
Het dagelijks bestuur neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een
aanvraag om een maatwerkvoorziening.
- 2.
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
- a.
ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet kan verminderen:
- ∘
- ∘
- ∘
- ∘
met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;
- ∘
met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen; of
- ∘
met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in
voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of
participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of
a.ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het
dagelijks bestuur niet kan verminderen of wegnemen:
- •
- •
- •
- •
met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; of
- •
met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
3.Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en
3. participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt
3. als de noodzaak tot ondersteuning:
- a.
voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en
- a.
voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden
maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.
- 4.
Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het
dagelijks bestuur verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder
verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,
- a.
tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van
omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
- a.
tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of
- b.
als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.
- 5.
Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, wordt de goedkoopst compenserende
Artikel 10. Voorwaarden en weigeringsgronden
- 1.
Geen maatwerkvoorziening wordt in ieder geval verstrekt:
- a.
voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;
- b.
voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;
- c.
voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;
- d.
indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;
- e.
indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van
besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het dagelijks bestuur daarvoor
schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden
a.voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale
a.afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder
vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk
tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;
- a.
voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;
- b.
indien de cliënt tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond.
- 2.
Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:
- a.
als deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij een kortdurende maatwerkvoorziening leidt tot het te bereiken resultaat;
- b.
indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente.
- 3.
Geen woonvoorziening wordt verstrekt:
- a.
voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte
- a.
Indien de belanghebbende niet zijn/haar hoofdverblijf heeft in de gemeente;
- b.
voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft;
- c.
indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;
- d.
indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het dagelijks bestuur.
- 4.
Een cliënt kan voor een voorziening voor vervoer in natura of in de vorm van een
persoonsgebonden budget in aanmerking worden gebracht wanneer beperkingen,
chronische psychische problemen of psychosociale problemen het gebruik van collectief systeem onmogelijk maken.
Artikel 11. Inhoud beschikking
- 1.
In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval
aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens
aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
- 2.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in
- a.
welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
- b.
wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
- c.
hoe de voorziening wordt verstrekt;
- d.
indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;
- e.
of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het dagelijks bestuur gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.
- 3.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de
beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- d.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;
- e.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb, en
- f.
of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het dagelijks bestuur gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.
Artikel 12. Regels voor pgb
- 1.
Het dagelijks bestuur verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wmo 2015.
- 2.
Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de
ingekochte voorziening noodzakelijk was.
- 3.
- a.
is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;
- b.
is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en
- c.
bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst
compenserende maatwerkvoorziening in natura.
4.De hoogte van een pgb voor dienstverlening is een all in uurtarief welke geacht wordt
voldoende toereikend te zijn. Dit tarief is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris en reiskosten.
5.De hoogte van een pgbvoor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de
5. zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou
5. zijn verstrekt. Voor zover dit geen onderdeel is van het pgb, kan het bedrag worden
aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.
Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is
afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.
Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop
gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de Dienst te ontvangen korting en
rekening houdend met kosten van onderhoud en verzekering.
- 6.
Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woning-
aanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende het
tarief, betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:
- a.
het die situaties betreft waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is;
- b.
dat deze persoon een lager tarief krijgt betaald voor zijn diensten dan het ingevolge het derde en vierde lid vastgestelde tarief, en
- c.
dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald
.
- 7.
Een pgb dient door de cliënt binnen zes maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.
- 8.
Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden van een pgb.
1.Het dagelijks bestuur onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte
voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.
2.Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de
Hoofdstuk 4. Informatieplicht, herziening en
Artikel 14. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking
1.Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wmo 2015 doet een cliënt aan het college en het
dagelijks bestuur op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding
kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015.
- 2.
Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 herziet dan wel trekt het dagelijks bestuur
een beslissing in als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet als het college of het
dagelijks bestuur vaststelt dat:
- a.
de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;
- c.
de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden
- e.
de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.
- 3.
Een beslissing tot verlening van een pgb wordt ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen
zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening
waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
- 4.
Als het dagelijks bestuur een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft
ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt
opzettelijk heeft plaatsgevonden, vordert het dagelijks bestuur van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde terug van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.
- 5.
Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, wordt deze
voorziening teruggevorderd.
- 6.
Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, wordt deze
voorziening teruggevorderd.
- 7.
Het dagelijks bestuur onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al
dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.
Hoofdstuk 5. Bijdrage in de kosten
Artikel 15. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerk-voorzieningen en algemene voorzieningen
- 1.
Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:
- a.
voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning en,
- b.
voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel pgb, zolang hij van de maatwerk-voorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt en is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot. Voor het begrip echtgenoot wordt verwezen naar artikel 1.1.2. van de Wmo 2015.
- 2.
De bijdrage in de kosten overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.
- 3.
De kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald:
- a.
- b.
na een consultatie in de markt, of
- c.
in overleg met de aanbieder.
- 4.
De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening wordt berekend
overeenkomstig het bepaalde in het landelijk besluit Wmo. De maximale bedragen worden gehanteerd.
- 5.
Het dagelijks bestuur stelt bij nadere regeling de bijdragen voor verblijf in een opvang en beschermd wonen vast alsmede de wijze van innen van de bijdrage.
- 6.
In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo 2015, worden de
bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.
- 7.
Als een maatwerkvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget wordt verstrekt
ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is de bijdrage in de
kosten verschuldigd door:
- a.
de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en
- b.
degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt, zoals geregeld in artikel 2.1.5, lid 1, sub b van de wet.
- 8.
In afwijking van het vorige lid is in ieder geval geen bijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de cliënt zijn ontheven of ontzet.
- 9.
Het dagelijks bestuur bepaalt bij nadere regeling:
- a.
voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een
bijdrage is verschuldigd;
- b.
wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is.
HOOFDSTUK 6. Kwaliteit en veiligheid
Artikel 16. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
- 1.
Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot
de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:
- a.
het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;
- b.
het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;
- c.
erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele
- 2.
Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van
voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten
- 3.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het dagelijks bestuur toe op de
naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks
cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren
van de geleverde voorzieningen.
Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door
- 1.
Het dagelijks bestuur houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de
vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in
ieder geval rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- a.
de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
- b.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- c.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
- d.
kosten voor bijscholing van het personeel, en
- 2.
Het dagelijks bestuur houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de
vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige
voorzieningen, in ieder geval rekening met:
- a.
de marktprijs van de voorziening, en
- b.
de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:
- -
aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;
- -
instructie over het gebruik van de voorziening;
- -
onderhoud van de voorziening, en
- -
verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal
Artikel 18. Meldingsregeling calamiteiten en geweld
- 1.
Het dagelijks bestuur treft een regeling voor het melden van calamiteiten en gewelds-
incidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een
toezichthoudend ambtenaar aan.
- 2.
Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan
bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.
- 3.
De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de
calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het dagelijks bestuur over het voorkomen
van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
- 4.
Het dagelijks bestuur kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het
melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.
Hoofdstuk 7. Waardering en ondersteuning
mantelzorgers en vrijwilligers en
tegemoetkoming meerkosten
Artikel 19. Waardering mantelzorgers en ondersteuning
mantelzorgers en vrijwilligers
- 1.
De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente
bestaat uit een compliment in natura.
- 2.
Het college werkt in nadere regelgeving uit hoe de jaarlijkse blijk van waardering voor
mantelzorgers van cliënten in de gemeente wordt vormgegeven.
3.Het college werkt in nadere regelgeving uit hoe de ondersteuning van mantelzorgers en
3. vrijwilligers wordt vormgegeven.
Artikel 20. Tegemoetkoming meerkosten personen met een
beperking of chronische problemen
1.Het dagelijks bestuur kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wmo 2015, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben een financiële tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van
de zelfredzaamheid en de participatie.
- 2.
Het dagelijks bestuur legt in nadere regels vast in welke gevallen en in welke mate een tegemoetkoming verstrekt kan worden.
- 3.
De tegemoetkoming kan inkomensafhankelijk zijn.
Hoofdstuk 8. Klachten, medezeggenschap en
Artikel 21. Klachtregeling
- 1.
Het dagelijks bestuur stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die
betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld
- 2.
Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten
aanzien van alle voorzieningen die in het kader van deze verordening worden verstrekt.
- 3.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het dagelijks bestuur toe op de
naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de
aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 22. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning
- 1.
Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over
voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten
aanzien van de voorzieningen die in het kader van deze verordening worden verstrekt.
- 2.
Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het dagelijks bestuur toe op de
naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke
overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.
Artikel 23. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
1.Het college en/of het dagelijks bestuur stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid
voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen,
vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over
verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
- 2.
Het college en/of het dagelijks bestuur zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.
- 3.
Het college en/of het dagelijks bestuur stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.
Hoofdstuk 9. Slotbepalingen
1.Het college en/of het dagelijks bestuur kan met het oog op het onderzoeken en het
toepassen van mogelijkheden om maatschappelijke ondersteuning te bevorderen, middels een pilot afwijken van de bepalingen in deze verordening en de beleidsregels Wmo.
- 1.
Een pilot is gebaseerd op een plan van aanpak dat door het college en/of het dagelijks bestuur als zodanig is goedgekeurd en kenmerkt zich door zowel een beperkte omvang in kosten als een beperkte omvang in duur.
- 2.
Als de pilot noodzaakt tot bijstelling van de verordening en/of de beleidsregels kan de
periode zoals bedoeld in het tweede lid worden verlengd tot aan het moment van
inwerkingtreding van die bijstelling.
4.Als het college en/of het dagelijks bestuur gebruik wil maken van de bevoegdheid als
4. bedoeld in het eerste lid worden de betreffende cliëntenraden geïnformeerd.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt in overeenstemming met de cyclus van het beleidsplan geëvalueerd, waarna een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit aan het gemeentebestuur wordt voorgelegd.
Artikel 26. Nadere regels en hardheidsclausule
- 1.
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur.
- 2.
Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.
- 3.
Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 27. Overgangsrecht
- 1.
Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de oude
verordening, totdat het dagelijks bestuur een nieuw besluit heeft genomen waarbij het
besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
- 2.
Aanvragen die zijn ingediend onder de oude verordening en waarop nog niet is beslist bij
het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de nieuwe
verordening. Indien dit leidt tot een nadelige situatie voor de aanvrager, wordt de aanvraag afgehandeld krachtens de oude verordening.
3.Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de oude verordening, wordt beslist
3. met inachtneming van de oude verordening.
Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Gemeente Vlieland
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van de gemeente Vlieland op 24 november 2014.
de voorzitter, de griffier,