Nadere Regels Wmo Olst-Wijhe 2015
Het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe:
Overwegende, dat de Verordening Wmo Olst-Wijhe 2015 de bevoegdheid geeft om nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in voorgenoemde Verordening:
BESLUIT:
Vast te stellen de Nadere Regels Wmo Olst-Wijhe 2015:
 
Hoofdstuk 1: Artikelen
 
Artikel 1: Uitwerking Verordening Wmo Olst-Wijhe
De Nadere Regels Wmo Olst-Wijhe 2015 zijn een uitwerking van meerdere artikelen in de Verordening Wmo Olst-Wijhe 2015 waarin is bepaald dat het college nadere regels kan stellen.
Artikel 2: Begrippen
Lid 1:
In deze Nadere Regels wordt verstaan onder:
a. Nadere Regels Wmo Olst-Wijhe:
Het door het college vast te stellen document waar op grond van de Verordening Wmo Olst-Wijhe nadere regels worden gesteld;
b. bijdrage in de kosten:
Bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;
c. gemeenschappelijke ruimte:
Gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woonruimte van de cliënt waar deze zijn hoofdverblijf heeft vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken;
d. hoofdverblijf:
De woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de basisregistratie personen ingeschreven staat of zal staan. Indien de cliënt met een briefadres in de basisregistratie personen ingeschreven staat, gaat het om het feitelijk woonadres;
e. hulpvraag:
Behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
f. ingezetene:
Cliënt die woonplaats heeft in de gemeente Olst-Wijhe;
g. instelling:
Elke in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin maatschappelijke ondersteuning wordt verleend in de vorm van dienstverlening;
h. melding:
Kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;
i. normaal gebruik van de woning:
De mogelijkheid om normale (elementaire) woonfuncties te kunnen verrichten;
j. onverwijld:
Zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen drie werkdagen;
k. persoonlijk plan:
Plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;
l. ondersteuningsplan:
De verwoording van het afgesproken arrangement aan ondersteuning voor cliënt (individu of gezin) bestaande uit de inzet van oplossingen in de eigen kracht van cliënt, mantelzorg, algemene voorzieningen, informele zorg en maatwerkvoorzieningen. Daarnaast worden in het ondersteuningsplan ook de te behalen resultaten, de looptijd (geldigheidsduur) en specifieke functies van maatwerkvoorzieningen benoemd. Het ondersteuningsplan wordt in overleg tussen cliënt en gemeente opgesteld.
m. uitvoeringsbesluit:
Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;
n. vervoersvoorziening:
Een maatwerkvoorziening, al dan niet gemotoriseerd, waarmee de cliënt zich in zijn directe leefomgeving kan verplaatsen;
o. wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
p. woning:
Besloten ruimte die bereikbaar is door een eigen toegang al dan niet samen met een ofmeer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor permanente bewoning door een huishouden.
q. woonvoorziening:
Een maatwerkvoorziening gericht op het normale gebruik van de woning.
Lid 2:
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo en de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3: Algemene voorziening
De aanvrager kan conform artikel 1.1.1. lid 1 van de Wet door het college worden verwezen naar het gebruik van een algemene voorziening.
Artikel 4: Maatwerkvoorziening
Lid 1:
Een maatwerkvoorziening kan in natura worden verstrekt. Dit houdt in dat de maatwerkvoorziening door het college wordt geregeld en dat de kosten van de maatwerkvoorziening door het college worden betaald.
Lid 2:
Een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt in de vorm van een Persoonsgebonden Budget (PGB). In dat geval wordt het PGB onder het Trekkingsrecht uitbetaald door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
Lid 3:
Een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt in de vorm van een éénmalig Persoonsgebonden Budget (PGB). Het éénmalig PGB wordt aan de aanvrager uitbetaald. Het college is door de SVB gemachtigd het éénmalig PGB te verstrekken.
Artikel 5: Vastleggen bedragen
Het college van burgemeester en wethouders legt alle bedragen voor te verstrekken maatwerkvoorzieningen vast in de Nadere Regels Wmo Olst-Wijhe. Genoemde bedragen, met uitzondering van de bedragen HH1 en HH2 zijn onderhevig aan de indexatie conform het CBS prijsindexcijfer "Alle huishoudens", peilmaand oktober. De bedragen HH1 en HH2 zijn onderhevig aan de index CAO lonen gezondheids- en welzijnszorg. Daarnaast zijn genoemde bedragen onderhevig aan verandering naar aanleiding van een aanbestedingstraject.
Artikel 6: Bijdrage in de kosten
Lid 1:
De bedragen, percentages en systematiek die gelden voor een eigen bijdrage per gezinssituatie zijn gelijk aan de bedragen, percentages en systematiek zoals opgenomen in artikel 3.1. van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eigen bijdrage wordt geïnd door het Centraal Administratiekantoor.
Lid 2:
Het college berekent de bijdrage in de kosten op basis van de totaalkosten van de maatwerkvoorziening en de kosten per periode. De hoogte van de kosten van de maatwerkvoorziening hangt af of de maatwerkvoorziening nieuw aan te schaffen is, of dat er sprake is van een depotmiddel waarbij een restwaarde wordt gehanteerd. Daarnaast spelen ook de kosten voor de servicedienstverlening mee in de hoogte van de totale kosten. Deze worden gerelateerd aan het aantal maximaal te betalen perioden per maatwerkvoorzieningencategorie. Een overzicht van de categorieën is beschreven in bijlage 1.
Lid 3: Voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot dienstverlening geldt dat de eigen bijdrage dient te worden betaald over de gehele looptijd van de indicatie. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het type dienstverlening en de daarmee gepaarde uurprijzen.
Lid 4:
Vanaf datum besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening geldt de aanvang van de eigen bijdrageregeling. De looptijd van de eigen bijdrage per categorie is beschreven in bijlage 1. Indien tijdens de looptijd binnen een bepaalde categorie het type maatwerkvoorziening zich wijzigt (door bijvoorbeeld een technisch economische reden) dan dient het college een nieuw besluit te nemen. De looptijd wijzigt zich dan niet, wel de eventuele hoogte van de eigen bijdrage. Indien na de looptijd het recht op de maatwerkvoorziening nog steeds bestaat, wordt er geen eigen bijdrage meer in rekening gebracht.
Lid 5:
Indien tijdens de looptijd een nieuw besluit wordt genomen in verband met een gewijzigde indicatie, waardoor een maatwerkvoorziening uit een andere categorie wordt toegekend, dan start de looptijd opnieuw en wordt de hoogte van de eigen bijdrage tevens opnieuw berekend.
Lid 6:
Indien het periodebedrag lager uitkomt (doordat de kosten van de maatwerkvoorziening betrekkelijk laag zijn) dan de minimale eigen bijdrage per gezinssituatie, zoals beschreven in artikel 3 lid 1, dan worden de kosten van de maatwerkvoorziening gedeeld door het van toepassing zijnde bedrag (dit betreft de minimale eigen bijdrage per gezinssituatie).
Lid 7:
Geen eigen bijdrage is verschuldigd over de tegemoetkoming in de kosten voor:
  • a.
    een (sport)rolstoel;
  • b.
    verhuis- en inrichtingskosten;
  • c.
    gebruik van auto en (rolstoel)taxi
  • d.
    collectief vraagafhankelijk vervoer.
  • e.
    huurderving
Artikel 7: Systematiek persoonsgebonden budget
Lid 1:
Een pgb wordt verstrekt als:
  • a.
    een cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat is de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
  • b.
    een cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen dan wel dat de voorziening die een gecontracteerde aanbieder levert niet passend is.
  • c.
    naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de ondersteuning van goede kwaliteit is en bijdraagt aan het beoogde resultaat.
Lid 2:
Tot maximaal vijf jaar na uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor ondersteuning, moet de budgethouder rekening houden met controle door het college naar de besteding van het persoonsgebonden budget en moet de budgethouder hiervoor van belang zijnde stukken beschikbaar houden.
Lid 3:
Voor zover het een persoonsgebonden budget voor een periodieke voorziening betreft, controleert het college steekproefsgewijs. Tenminste 10% van de PGB-uitgaven wordt jaarlijks gecontroleerd.
Lid 4:
Na de in het tweede en derde lid genoemde controle wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen.
Lid 5:
Bij verstrekking van het persoonsgebonden budget is de budgethouder verplicht in ieder geval de volgende stukken op verzoek te verstrekken:
  • -
    een gesloten zorgovereenkomst tussen budgethouder en zorgverlener;
  • -
    betalingsbewijzen van de verrichte betalingen;
  • -
    of (indien wettelijk noodzakelijk) een overzicht van de salarisadministratie met bewijsstukken.
Lid 6:
Indien het recht op het persoonsgebonden budget bij wijziging van de situatie komt te vervallen (bijvoorbeeld overlijden, verhuizen of op eigen verzoek) dient de cliënt of eventuele nabestaande(n) het college hiervan op de hoogte te stellen.
Lid 7:
Indien de situatie zoals beschreven in het voorgaande lid zich wijzigt dient indien van toepassing de cliënt of eventuele nabestaande(n) een deel van het budget terug te betalen.
Artikel 8: Geen PGB mogelijk
Een PGB is niet mogelijk:
  • a.
    als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;
  • b.
    indien er sprake is van een indicatieduur korter dan 3 maanden;
  • c.
    voor besteding van een voorziening in het buitenland;
  • d.
    éénmalige uitkering
  • e.
    voor vergoeding op basis van “bouwsteen coördinatie” van inkoop maatwerkvoorzieningen Wmo.
  • f.
    binnen het PGB is geen vrij besteedbaar bedrag beschikbaar voor niet-directe zorgkosten.
Artikel 9: Bestedingsmogelijkheden bij een PGB
Lid 1:
De volgende onderdelen mogen naast de zorgkosten uit het pgb worden betaald:
  • a.
    reiskosten;
  • b.
    het lidmaatschap van een belangenvereniging van mensen met een pgb;
  • c.
    een mantelzorgvergoeding als de mantelzorger meer dan 14 uur mantelzorg verleent met een maximum van € 750 per maand.
  • d.
    kosten die zijn opgenomen op de vergoedingenlijst pgb van de gemeente Olst-Wijhe (bijlage 3).
Lid 2:
Het is de cliënt niet toegestaan de volgende onderdelen uit een PGB te betalen:
  • -
    administratiekosten die de cliënt bij derden heeft belegd.
  • -
    bemiddelingskosten door een derde.
  • -
    feestdagenuitkering, met uitzondering van formele hulpen.
Lid 2:
Als een vast arbeidspatroon is opgenomen in het zorgcontract dan wordt op basis van een vast maandloon uitbetaald.
Artikel 10:Tarieven persoonsgebonden budget
Voor alle vormen van ondersteuning waarbij een uurtarief geldt, zijn de volgende tarieven van toepassing:
  • -
    Het PGB tarief voor formele hulp bedraagt maximaal 100% van het zorg in natura tarief.
  • -
    Het PGB tarief voor informele hulp bedraagt 75% van het zorg in natura tarief met een maximum van € 20,- per uur (individueel) en maximaal € 30,- per etmaal (kortdurend verblijf).
  • -
    een vergoeding voor reiskosten vanaf 6 kilometer van de woning van de hulpverlener op basis van het maximaal belastingvrije bedrag € 0,19 per kilometer met een maximum van 50 kilometer per hulpverlener heen en terug naar de woning van de cliënt; het college kan hier gemotiveerd van afwijken
  • -
    een mantelzorgvergoeding als de mantelzorger meer dan 14 uur mantelzorg verleent met een maximum van € 750 per maand.
  • -
    Voor de bedragen, wordt verwezen naar bijlage 2: ‘Tarieven Wmo 2015’.
  • -
    Voor de bedragen huishoudelijke hulp wordt verwezen naar artikel 12.
Artikel 11: Éénmalig Persoonsgebonden Budget
Lid 1:
De bedragen voor een éénmalig PGB kunnen worden bepaald als tegenwaarde van de voorziening die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de voorziening in natura zou zijn verstrekt. Was dat niet een nieuwe voorziening geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd. Hiervoor wordt de methodiek gehanteerd zoals beschreven in bijlage 1. Het college kan bij het bepalen van de hoogte van het bedrag zich baseren op gemaakte prijsafspraken met onder contract staande leveranciers. Indien nodig kan het bedrag worden verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, op te vragen bij de hulpmiddelen leverancier.
Lid 2:
De bedragen voor een éénmalig PGB kunnen ook een forfaitair karakter hebben.
Lid 3:
Verstrekking van een éénmalig PGB vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Een éénmalig PGB wordt behoudens de forfaitaire bedragen in eigendom verstrekt. Uitbetaling geschiedt na controle van de factuur en betalingsbewijs. Indien de hoogte van het bedrag op het betalingsbewijs lager uitvalt dan het éénmalig PGB dan wordt dit lagere bedrag uitbetaald.
Lid 4:
Met uitzondering van de forfaitaire bedragen is de duur van het éénmalig PGB gekoppeld aan de gemiddelde levensduur van de voorziening per categorie. Een overzicht hiervan is beschreven in bijlage 1.
Lid 5:
De kosten voor het eventuele onderhoud en verzekering worden bepaald op grond van de kosten die anders in natura zouden zijn gemaakt.
Lid 6:
Bij uitbetaling van het éénmalig PGB is de aanvrager verplicht in ieder geval de volgende stukken op verzoek te verstrekken:
  • -
    de nota/factuur van de aangeschafte voorziening of / en;
  • -
    een betalingsbewijs van de aanschaf van de voorziening of / en;
  • -
    een overzicht van de besteding.
Lid 7:
Het éénmalig PGB voor het aanschaffen of verwijderen van een woonvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.
Lid 8:
Als de aanvrager tevens de woningeigenaar is, dan kan de aanvrager worden verplicht twee offertes in te dienen.
Lid 9:
Indien het recht op het éénmalig PGB bij wijziging van de situatie komt te vervallen (bijvoorbeeld overlijden, verhuizen of op eigen verzoek) dient de cliënt of eventuele nabestaande(n) het college hiervan op de hoogte te stellen.
Lid 10:
Indien de situatie zoals beschreven in het voorgaande lid zich wijzigt dient de cliënt of eventuele nabestaande(n) indien van toepassing een deel van het éénmalig PGB terug te betalen aan de hand van de afschrijvingsmethodiek zoals beschreven in bijlage 1.
Lid 11:
De cliënt of eventuele nabestaande(n) kan / kunnen ook het college verzoeken de maatwerkvoorziening die is aangeschaft met het éénmalig PGB om niet in natura aan het college terug te geven zonder verrekening van eventuele extra opties of accessoires. Hierbij draagt de cliënt of eventuele nabestaande(n) de voorziening in eigendom over aan het college. Het college behoudt zich het recht om wel of niet in te gaan op een dergelijk verzoek. Het college verricht naar aanleiding van een dergelijk verzoek een inspectie van de maatwerkvoorziening. De inspectie kan ook worden verricht door het college aangewezen derde partij. Het ophalen van de maatwerkvoorziening wordt op kosten van het college uitgevoerd indien het college ingaat op het verzoek tot overname.
Artikel 12: Huishoudelijke hulp
Lid 1: Voor het schoonmaken van de woning kan de aanvrager worden verwezen naar een algemene voorziening, te weten de particuliere markt.
Lid 2: Indien regie-ondersteuning noodzakelijk is ten behoeve van de organisatie van het huishouden kan hiervoor een maatwerkvoorziening worden ingezet.
Lid 3:
De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor inwoners met een bestaande maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp waarbij het overgangsrecht geldt zoals bepaald in artikel 27 van de Verordening vanaf 1 januari 2015 zijn:
  • a.
    Tarief 1: € 13,36 per uur;
  • b.
    Tarief 2: € 14,38 per uur;
  • c.
    Tarief 3: € 18,95 per uur;
  • d.
    Tarief 4: € 22,00 per uur.
Ad a: Huishoudelijke hulp verzorgd door een niet professional.
Ad b: Huishoudelijke hulp verzorgd door een Zelfstandige Zonder Personeel (ZZP’er), voorheen de Alfahulp. Het bedrag is gemaximeerd. Dit om marktwerking te stimuleren;
Ad c: hulp bij het huishouden, door een persoon die daarvoor is opgeleid, werkzaam voor een instelling met HKZ keurmerk. De cliënt in kwestie heeft overzicht en regie over het voeren van het huishouden.Het bedrag is gemaximeerd. Dit om marktwerking te stimuleren
Ad d: Als hierboven. De cliënt in kwestie heeft geen overzicht en regie over het voeren van het huishouden. Het bedrag is gemaximeerd. Dit om marktwerking te stimuleren;
Artikel 13: Bedragen Vervoersvoorzieningen
Lid 1:
De bedragen voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) zijn:
  • instaptarief: € 0,88
  • kilometertarief: € 0,14
Lid 2:
Voor gebruik van het CVV geldt een kilometergrens van 1500 kilometer op jaarbasis.
Lid 3:
De tegemoetkoming in de autokosten worden bepaald op basis van de norm per kilometer gesteld door het UWV met een maximum van 1500 kilometer per jaar. Er wordt gerekend met € 0,48 per km minus
€ 0,14 algemeen gebruikelijke OV-kosten. De tegemoetkoming kan voor bepaalde tijd worden afgegeven.
Lid 4:
De tegemoetkoming wordt per kalenderjaar op declaratiebasis afgegeven. Declaraties kunnen worden ingediend via een door het college opgesteld format. Declaraties kunnen maximaal 3 maanden na verstrijken van het kalenderjaar worden ingediend.
Lid 5:
Indien er met betrekking tot het voorgaande lid sprake is van een echtpaar met een (gedeeltelijk) gezamenlijke vervoersbehoefte kan 1,5x de kilometernorm worden gedeclareerd.
Lid 6:
Gelet op het eerste lid kan er geen aanspraak voor een vergoeding worden gemaakt indien blijkt dat belanghebbende in het bezit is of is geweest van een auto en de gebruikelijke kosten hiervoor kan of heeft kunnen betalen.
Lid 7:
Bij verstrekking van een individuele (rolstoel)taxi vergoeding kunnen de werkelijke kosten tot maximaal 1500 kilometer per jaar worden gedeclareerd.
Lid 8:
Bij oneigenlijk gebruik kan het college besluiten tot terugvordering van gelden.
Lid 9:
De kilometergrens wordt vanaf datum toekenning als volgt berekend: 1500 / 365 * resterende aantal dagen t/m 31 december. De kilometergrens wordt per kalenderjaar berekend.
Lid 10: Het college kan gemotiveerd afwijken van het maximaal aantal kilometers.Te denken valt aan het gebruik van een scootmobiel of fietsvoorziening, al dan niet door het college verstrekt, in combinatie met de in lid 1, 3 en 7 genoemde voorzieningen.
Lid 11: De gestelde kilometergrenzen gelden voor ritten binnen de regio Salland
Artikel 14: Bedragen woonvoorzieningen
Lid 1:
De tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt
maximaal € 2379,96. De vergoeding is geldig tot 18 maanden na dagtekening beschikking.
Lid 2:
Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd bedraagt € 6500,-
Het bedrag staat voor de duur van 5 jaar. Indien er extra kosten moeten worden gemaakt met betrekking tot dezelfde woning binnen deze periode worden deze kosten bij de initiële kosten opgeteld. Dit om te voorkomen dat bij elke nieuwe aanvraag opnieuw de grens van € 6500,- kan worden gehanteerd.
Lid 3:
De volgende kostenposten bij het aanpassen van een woning komen in aanmerking:
  • a.
    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening.
  • b.
    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991.
  • c.
    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in Standaard voorwaarden (SR) 1997 van de Bond van Nederlandse Architecten. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.
  • d.
    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.
  • e.
    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.
  • f.
    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.
  • g.
    Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden, tot de datum van gereedmelding, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.
  • h.
    De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen de oorspronkelijke kavel kan worden gebouwd.
  • i.
    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden.
  • j.
    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.
  • k.
    De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening.
  • l.
    Bouwplaatskosten.
  • m.
    Werkvoorbereidings- en uitvoerderskosten.
  • n.
    Eventuele constructeurskosten.
Lid 4:
Bij het vergroten van de woning wordt verlangd dat de eigenaar van de woning zijn opstalverzekering aan
de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast.
Lid 5:
Het verstrekken van de tegemoetkoming in de kosten van huurderving betreft alleen de periode dat de woonruimte van de aanvrager ten gevolge van het verrichten van een woningaanpassing niet bewoond kan worden en daardoor voor dubbele woonlasten komt te staan. De tegemoetkoming wordt alleen verleend als de aanvrager redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.
Lid 6:
De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van huurderving bedraagt de werkelijke kosten gedurende maximaal zes maanden waarbij de eerste twee maanden niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Voorwaarde voor het verstrekken van de tegemoetkoming is dat de woning voor meer dan €4796,91 moet zijn aangepast.
Lid 7:
De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen bedraagt de werkelijke kosten waarbij de frequentie van onderhoud en keuring aan leverancier en gemeente wordt voorbehouden.
Lid 8:
Bij verkoop van een woning binnen 5 jaar dient het bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald.
Het afschrijvingsschema luidt als volgt:
  • -
    voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;
  • -
    voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;
  • -
    voor het derde jaar 60% van de meerwaarde;
  • -
    voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde en
  • -
    voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde.
Artikel 15: Bedragen rolstoelvoorzieningen
Lid 1
Het bedrag voor het aanschaffen en onderhouden van een sportrolstoel voor 3 jaar
bedraagt maximaal € 2816,51
Artikel 16: Gebruikelijke Zorg
Geen maatwerkvoorziening wordt toegekend als er sprake is van gebruikelijke zorg. Voor het bepalen van de gebruikelijke zorg wordt gebruik gemaakt van het laatst vastgestelde Protocol Gebruikelijke Zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het protocol maakt onderdeel uit van de Nadere Regels.
Artikel 17: Aanwijzing ambtenaar
Lid 1:
De beleidsmedewerker Wmo is aangewezen als ambtenaar in de zin van artikel 6.1 van de Wet.
Lid 2:
De aanbieders als bedoeld in de wet zijn gehouden incidenten bij de in lid 1 genoemde functionaris te melden.
Artikel 18: Intrekken Financieel Besluit Wmo en Beleidsregels Wmo Olst-Wijhe
Lid 1:
De Nadere Regels Wmo Olst-Wijhe 2015 treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2015.
Lid 2:
Op 1 januari 2015 worden de beleidsregels Wmo Olst-Wijhe, vastgesteld op 25 juni 2013, en het Financieel besluit Wmo Olst-Wijhe 2014, vastgesteld op 10 december 2013, ingetrokken.
Artikel 19: Citeertitel
Lid 1:
Dit document kan worden aangehaald als: Nadere Regels Wmo Olst-Wijhe 2015.
Hoofdstuk 2. Afwegingskaders
Inleiding
De gemeenteraad van Olst-Wijhe heeft op 3 november 2014 de nieuwe Verordening Wmo gemeente Olst-Wijhe 2015 (vanaf nu Verordening) vastgesteld. In de Verordening wordt het college bij diverse artikelen gemachtigd om (indien noodzakelijk) nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering.
Naast de Verordening werden nog twee andere documenten gebruikt: het Financieel Besluit en de Beleidsregels Wmo. De Beleidsregels Wmo waren bedoeld om nadere invulling te geven aan de Verordening. Deze werkwijze werd vanaf 2012 toegepast. De acht resultaatgebieden waarop de huidige Verordening (en daarmee de Beleidsregels Wmo) is gebaseerd zijn vanaf 2015 niet meer van toepassing. Daarom is er gekozen om de Beleidsregels in de huidige opzet niet langer voort te zetten.
Het Financieel besluit Wmo Olst-Wijhe was bedoeld om alle relevante bedragen die het college hanteert bij de uitvoering van de Wmo in op te nemen. Het is namelijk van belang dat bedragen tenminste één maal per jaar gewijzigd worden doordat zij trendmatig worden aangepast.
In het kader van efficiency en overzicht niet langer wenselijk is de bedragen en nadere regelgeving in een apart document te vermelden. Daarom is er gekozen voor de opzet om nadere regelgeving inclusief de bijbehorende bedragen in één document vast te leggen.
Belangrijke beleidswijzigingen
Het college besloten om de financiële tegemoetkoming voor de autokosten aan te passen. Daarnaast wordt een kilometergrens van 1500 kilometer op jaarbasis ingevoerd. Voor mensen die naast de vergoeding gebruik maken van een scootmobiel of driewielfiets geldt een kilometervergoeding van 1000 kilometer op jaarbasis. Inwoners met een dergelijke vergoeding zijn op 25 juni 2014 aangeschreven. In de Verordening is het overgangsrecht opgenomen.
Daarnaast heeft de gemeenteraad op 13 oktober het aangepaste beleid omtrent de huishoudelijke hulp aangenomen. Per 1 januari 2015 is de gemeente verantwoordelijk voor compensatie met betrekking tot een gestructureerd huishouden. Dit houdt in dat de gemeente niet meer verantwoordelijk is voor een schoon en leefbaar huis. Gelet op het aanbod in de particuliere markt wordt het schoonmaken van de woning in regel gezien als een algemene voorziening. Indien de algemene voorziening niet kan worden betaald kan een beroep worden gedaan op de Bijzondere Bijstand. Regievoering over het huishouden kan worden aangeboden als een maatwerkvoorziening. In de Verordening is het overgangsrecht opgenomen.
Niettemin heeft het college de plicht om te onderzoeken in hoeverre er sprake is van een algemeen gebruikelijke situatie of dat er de noodzaak bestaat voor inzet van extra huishoudelijke hulp. In Paragraaf 1 en verder wordt omschreven hoe het college hier mee omgaat.
Paragraaf 1: Het huishouden
Bij het schoonmaken van de woning gaat het daarbij concreet om het stofzuigen van de woning, het soppen van badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het overigens schoonhouden van de ruimten die onder de compensatieplicht vallen. Deze ruimten zijn die ruimten die - op het niveau sociale woningbouw - voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Niveau sociale woningbouw betekent dat dit niveau als uitgangspunt wordt genomen. Daarbij kunnen persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken hiervan af te wijken.
De dagelijkse kleding moet daarnaast met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding kan hier rekening mee worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger.
Tevens zijn in elk huishouden boodschappen voor de dagelijkse activiteiten nodig. Hierbij wordt gedoeld op de levensmiddelen en schoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Niet hieronder vallen de grotere inkopen zoals kleding en duurzame goederen, zoals apparaten. Het is heel normaal dat mensen deze boodschappen geclusterd doen door één maal per week de grote voorraad in huis te halen.
 
1.1 Afwegingskaders
  •  
  • Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende algemene, en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn.
Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld het gebruik van een particuliere hulp, de glazenwasser voor het reinigen van de ramen aan de buitenkant, boodschappendienst, etcetera.
•Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden zijn.
Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin men al jaren op eigen kosten iemand voor deze werkzaamheden inhuurt. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de handicap, is het oordeel in zijn algemeenheid dat er geen compensatie nodig is, omdat het probleem al opgelost is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzigingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te betalen. Hierbij wordt het beroep op andere sociale regelingen, zoals de Bijzondere Bijstand meegewogen. Is sprake van een latrelatie, dan zal het college nagaan of en in hoeverre de partner bij kan dragen aan het huishouden.
•Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg.
Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze - één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of sprake van inwonendheid wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen. Bij gebruikelijke zorg wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdragen leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen, het helpen bij de afwas, enz. Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren.
  • Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, zal het college compenseren.Bij dit compenseren wordt als norm aangehouden de systematiek zoals die tot 2007 ook onder de AWBZ werd gehanteerd. Deze systematiek bestaat uit normen uitgedrukt in uren en is indertijd tot stand gekomen in overleg met de toenmalige koepel van zorgaanbieders en is door de Centrale Raad van Beroep als niet-onredelijk aangemerkt. De normen worden beschouwd als richtlijnen waaruit maatwerk wordt toegepast.
  • De hulp kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij een persoonsgebonden budget wordt het bedrag van dit pgb afgegeven als tegenwaarde van de hulp in natura. Daarbij worden vier tarieven gehanteerd voor vier verschillende situaties. Ook hier is een andere vorm van toekennen mogelijk, bijvoorbeeld met speciale hulpmiddelen. Daarbij moet altijd vast staan dat het te bereiken resultaat gerealiseerd zal worden, zodat er sprake is van compensatie.
  • Bij huishoudelijke hulp kent het college hulp toe in uren. Daarbij moet altijd vast staan dat het te bereiken resultaat bereikt zal worden, zodat er sprake is van compensatie.
Paragraaf 2: De woning
2.1.Inleiding
Iedere Nederlandse burger dient zelf voor een woning te zorgen. Bij de keus van een woning wordt uiteraard rekening gehouden met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of bekende komende beperkingen rekening wordt gehouden. Als de woning dan nog niet geschikt is kan het college compenseren.
 
2.2 Afwegingskader
  •  
  • Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst. Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe van woning gesproken.
  • Het college beoordeelt allereerst of het resultaat: wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is via een verhuizing. Hierbij zullen alle aspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg (en eventueel andere vrijwillige ondersteuning en begeleiding). Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd.
  • Als sprake is van een aanvraag van een mantelzorgwoning gaat het college ook daarbij uit van de eigen verantwoordelijkheid voor het hebben van een woning. Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst. Daarbij is uitgangspunt dat de uitgaven die de verzorgde(n) had(den) voor de situatie van de mantelzorg in de mantelzorgwoning, aan het wonen in deze woning besteed kunnen worden. Daarbij kan gedacht worden aan huur, kosten nutsvoorzieningen, verzekeringen enz. Met die middelen zou een mantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnen worden aan een lening of hypotheek om een mantelzorgwoning (deels) van te betalen. Het college kan adviseren en ondersteunen als het gaat om de nodige vergunningen op het gebied van de ruimtelijke ordening.
  • Als voor het bereiken van het resultaat noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties. Bij eigen woningen zal de kans op hergebruik miniem zijn. Daarom kiest het college bij eigen woningen als het maar enigszins kan voor het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit en heeft aandacht voor de Ruimtelijke Ordeningvergunning.
  • Als het gaat om een aanbouw bij een eigen woning zal het college allereerst beoordelen wat iemands mogelijkheden zijn (bijvoorbeeld financieringsmogelijkheden)om uit een oogpunt van kosten zelf in de compenserende voorziening te voorzien.
  • Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, zal het college allereerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt.
  • Bij aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten zal het college ook beoordelen of het verantwoord is voorzieningen als trapliften op een voor eenieder bereikbare plaats te zetten. Ook kijkt het college naar zaken als slijtage door weer en wind.
  • Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarmee zo nodig meerdere offertes opgevraagd kunnen worden.
  • Het aanpassen van doelgroepengebouwen zal gebeuren conform de afspraken zoals die door het college gemaakt zijn of worden met de (toekomstige) eigenaar van deze woningen.
  • Een bouwkundige aanpassing aan een woning wordt ingevolge artikel 7 lid 2 Wmo door het college uitbetaald aan de eigenaar van de woning.
  • Een niet-bouwkundige aanpassing aan de woning kan door het college in natura en als persoonsgebonden budget worden verstrekt aan de aanvrager/belanghebbende.
  • Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden.
  • Bij het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding houdt het college rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een te verwachten of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen verhuiskostenvergoeding toegekend. Mocht het college over gaan tot het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding, dan heeft de aanvrager / belanghebbende 18 maanden om een voor hem/haar geschikte woning te vinden welke voldoet aan het vooraf opgestelde programma van eisen. Het college ziet het vinden van een geschikte woning primair als de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt.
     
    2.3 Algemeen gebruikelijk
Er zijn voorzieningen die voor een iedere inwoner van Nederland als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Voorbeelden hiervan zijn:
  • verhoogd toilet 47 cm;
  • doucheglijstang;
  • thermosstaatkraan;
  • eenhendelmengkraan;
  • kookplaat (alle varianten);
  • verrijdbare airco;
  • luchtbevochtiger;
  • zonwering;
  • wasdroger;
  • (keuken)korfladen;
  • verwijderen lavet en vervangen door een douche;
  • centrale verwarming;
  • vervangen van vloerbedekking en gordijnen;
  • vervangen van reeds afgeschreven zaken;
  • renovatie van badkamer na 20 jaar;
  • renovatie van keuken na 20 jaar;
  • elektrische garagedeuropener;
  • oplaadpunt ten behoeve van opladen elektrisch vervoermiddel;
  • tweede toilet (tenzij eerste toilet niet toegankelijk is vanwege beperkingen).
Bovenstaande producten zijn in iedere sanitairhandel of bouwmarkt verkrijgbaar tegen een redelijke prijs en deze zijn niet specifiek bedoeld voor mensen met een beperking. Deze voorzieningen worden veelal aangeschaft vanwege gemak en/of comfort. Dat iemand ze nodig heeft vanwege beperkingen is dan niet van belang. Bovengenoemde voorbeelden zijn niet limitatief.
2.4 Renovatie
De sociale woningbouw hanteert voor de renovatie van badkamer en keuken een termijn van ongeveer 20 jaar. Omdat als ondergrens voor wat acceptabel is in de Wmo het niveau sociale woningbouw wordt gehanteerd, hanteert het college dit eveneens voor eigenaren van een koopwoning en de vrije huursector.
2.5 Vervangen vloerbedekking en gordijnen
Soms is het vanwege ernstige luchtwegklachten nodig de woning te saneren en vloerbedekking en gordijnen te vervangen. Dit zijn in feite algemeen gebruikelijke voorzieningen. Het wordt als algemeen gebruikelijk beschouwd dat iedere burger zijn vloerbedekking en gordijnen minimaal eenmaal in de 8 jaar vervangt. Daarom worden materialen die ouder zijn dan 8 jaar niet vergoed. Wanneer deze materialen minder oud zijn, wordt naar rato vergoed.
2.6 .Algemeen gebruikelijk indien voorzienbaar
Naarmate men ouder wordt, neemt het beroep op zorg en hulpmiddelen toe. Uit diverse onderzoeken blijkt dat het beroep op hulpmiddelen rond de leeftijd van 70 jaar explosief stijgt. Het is dan ook voorzienbaar dat naarmate men ouder wordt, de kans groter wordt dat men een beroep op hulpmiddelen moet doen.
Net zoals men weet dat ouderdom met gebreken kan komen, kan ook gesteld worden dat bij chronische ziektebeelden verwachtingen zijn. Wanneer een persoon een diagnose krijgt van een arts, hoort daar ook een toekomstperspectief bij. Bij een progressief ziektebeeld betekent dit veelal dat de gezondheid zal verslechteren en de beperkingen zullen toenemen. Dit kan in een snel tempo gaan, maar er kunnen ook jaren overheen gaan voordat iemand werkelijk beperkt is in het functioneren.
Ook hier past het dan om te zeggen dat een ieder gewezen wordt op diens eigen verantwoordelijkheid en de mogelijkheden te anticiperen op de toekomst. Er wordt uitgegaan van de eigen kracht van burgers.
Wanneer iemand binnen een jaar na diagnose al zodanig beperkt is in de mogelijkheden dat er aanpassingen nodig zijn, kan onderzocht worden of aanvrager op eigen kracht de belemmeringen op kan lossen (rekening houdend met de persoonskenmerken van de aanvrager), of dat compensatie vanuit de Wmo nodig is.
Er zijn voorzieningen die daarom specifiek voor mensen met beperkingen zijn, maar zodanig verkrijgbaar zijn in de reguliere handel en tegen geringe kosten dat deze eveneens als algemeen gebruikelijk voor ouderen en gehandicapten worden beschouwd. Voorbeelden hiervan zijn:
  • eenvoudige douchestoelen / - krukken;
  • wandbeugels;
  • 2e trapleuning;
  • dorpels in de woning verwijderen;
  • verwijderen van niveauverschil bij voordeur en achterdeur m.b.v. schegstuk, oprijplaat of ophogen straatwerk indien niveauverschil 10 cm is; ≤
  • nivelleren van niveauverschil bij toegang badkamer met schegstuk indien niveauverschil 2 cm is; ≤
  • verwijderen bad of douchecabine en realiseren douche zonder instap;
  • eenvoudige toiletstoel;
  • verhuis- en herinrichtingskosten;
  • oplaadmogelijkheden voor vervoersvoorzieningen;
  • stallingsmogelijkheden voor vervoersvoorzieningen
  • woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten.
     
2.7 Eenvoudige douchestoelen/ - krukken, toiletstoelen en wandbeugels
Deze voorzieningen worden met enige regelmaat tegen lage kosten aangeboden door bouwmarkten, supermarkten en winkels voor huishoudelijke middelen.
2.8 Verwijderen bad/ douchecabine en aanbrengen douche
Het verwijderen van het bad en het creëren van een gelijkvloerse douche kan een adequate oplossing zijn voor de belemmeringen die men ondervindt indien alleen een bad beschikbaar is voor lichaamsreiniging. Maar in die gevallen dat voorzien kan worden dat er op termijn dergelijke aanpassingen nodig zijn wordt verwezen naar ieders eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt zeker voor ouderen. Naarmate men ouder wordt ziet men aankomen dat de instap in het bad niet meer gemaakt kan worden. Het betreft dan een maatregel die als algemeen gebruikelijk kan worden gezien bij het komen op hogere leeftijd.
2.9 Verhuis- en herinrichtingskosten
In Nederland is het maken van een wooncarrière heel gewoon. Afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden vertrekt iemand vanuit het ouderlijk huis naar een studentenkamer, of gaat direct op zichzelf wonen. Met het aangaan van een vaste relatie staat vaak een volgende verhuizing op de planning, naar een grotere woning (waarin men een gezin kan stichten). Wanneer men een gezin heeft en de kinderen zijn uitgevlogen, dan wordt vaak nagedacht over kleinere woonruimte/ gelijkvloers wonen. Een laatste verhuizing is die naar een verzorgingshuis of verpleeghuis.
De ene persoon zal vaker verhuizen dan de andere, sommigen zullen wellicht stappen overslaan. Maar het hebben van een woon carrière is dus wel algemeen gebruikelijk.
Wanneer iemand aan kan zien komen dat een bepaald probleem zich aan zal dienen en men is in staat is dat probleem zelf op te lossen, bijvoorbeeld door hiervoor geld dat beschikbaar is te reserveren, is het niet onlogisch dit dan ook van iemand te verwachten. En als iemand zijn probleem zelf op kan lossen, dan hoeft er geen compensatie plaats te vinden.
Omdat een ieder die ouder wordt zich op enig moment de vraag zal stellen wat te doen wanneer de ouderdomsgerelateerde beperkingen toenemen, wordt gesteld dat verhuis- en inrichtingskosten voor het verhuizen naar een meer toekomstbestendige woning algemeen gebruikelijk zijn. Als iemand dan voor zichzelf de keuze maakt te gaan verhuizen zodra die beperkingen zich gaan voordoen, mag van die persoon ook verwacht worden dat deze voor de kosten van verhuizing en herinrichting heeft gereserveerd.
Andersom geldt het ook dat wanneer een oudere heeft besloten in de woning te blijven wonen en de beperkingen nemen steeds meer toe dan wordt verwacht dat deze persoon daar rekening mee heeft gehouden (voornamelijk financieel) en zijn woning zodanig aan kan passen dan hij hier toch kan blijven wonen.
2.10 Woningaanpassingen in gemeenschappelijke (woon)ruimten
Wanneer een (woon)ruimte is bedoeld voor een bepaalde doelgroep, dan kan van de woningeigenaar worden verwacht dat deze (woon)ruimte daarvoor is aangepast. Voorbeelden van aanpassingen zijn:
  • het toegankelijk maken van gemeenschappelijke toegangsdeuren;
  • het voorzien van stallingsmogelijkheid voor vervoersvoorzieningen op adequate loopafstand;
  • het verwijderen van drempels.
Paragraaf 3: Gebruik van een rolstoel
3.1 Inleiding
Verplaatsing in en om de woning werd onder de Wvg aangeduid als: de rolstoel. Onder de Wvg werd met de rolstoel aanvankelijk bedoeld: de rolstoel die iemand nodig heeft voor dagelijks zittend gebruik. Zo was het ook in de gemeentelijke verordeningen geformuleerd. Daarnaast werd een sportrolstoel als - bovenwettelijke - voorziening verstrekt, over het algemeen in de vorm van een bedrag ineens. De rolstoel voor incidenteel gebruik, uiteindelijk onder de Wvg de meest verstrekte rolstoel, had eigenlijk geen plaats.
Onder de Wmo is er een andere omschrijving. Het gaat dan om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat sluit op zich de rolstoel voor incidenteel gebruik bijna altijd uit, omdat die nu juist daar niet voor bedoeld is, maar voor verplaatsingen over langere afstanden elders, tijdens uitstapjes. Deze rolstoel kan ook als algemene voorziening verstrekt worden.
 
3.2 Afwegingskader
  •  
  • Het gaat om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat betekent dat het om verplaatsingen gaat die direct vanuit de woning worden gedaan. Daarom gaat het hier om belanghebbenden die voor het dagelijks zittend verplaatsen zijn aangewezen op een rolstoel.
  • Indien mogelijk wordt dat rolstoelen voor het zogenaamde ‘incidentele’ gebruik, waarbij de rolstoel in de auto wordt meegenomen om elders, bij het winkelen of bij uitstapjes, te gebruiken beschikbaar komen in een algemene voorziening in de vorm een rolstoelpool, valt deze categorie niet onder dit te bereiken resultaat.
  • De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning.
  • Als er noodzaak bestaat voor een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik, zal via een medisch en al dan niet ergotherapeutisch advies door het college een programma van eisen worden opgesteld.
  • Een rolstoel kan door het college verstrekt worden in natura, in de vorm van een persoonsgebonden budget of in de vorm van een financiële tegemoetkoming.
  • Bij verstrekking in natura vallen alle kosten van onderhoud en verzekering onder de verstrekking.
  • Bij een verstrekking als persoonsgebonden budget wordt de rolstoel die betrokkene zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen. Zou betrokkene een geschikte, gebruikte rolstoel ontvangen hebben, dan zal het te verstrekken bedrag gebaseerd zijn op deze rolstoel, qua prijs maar ook qua beperkte levensduur vanwege het al afgeschreven deel.
• Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen. Als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel in alle omstandigheden te duwen kan er naar alternatieven worden gekeken
Paragraaf 4: Gebruik van een vervoermiddel
4.1. Inleiding
Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het boven-regionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht. Een collectief vervoersysteem kan de prioriteit hebben, zodat de keuze voor een persoonsgebonden budget beperkt kan worden, mits men rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Er wordt geen onbeperkte kostenloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als voor personen zonder beperkingen geldt, dient men voor het vervoer een bijdrage te betalen al dan niet in de vorm van een tarief. Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft al 40 jaar een auto en is gewend daar alles mee te doen) zal er geen noodzaak zijn te compenseren omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt.
 
4.2 Afwegingskader
  •  
  • Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen zal het college eerst nagaan of in het gesprek alle mogelijke alternatieven al zijn beoordeeld. Dat kunnen ook (brom)fietsen zijn, al dan niet elektrisch aangedreven.
  • Als het college dient te compenseren zal allereerst gekeken worden waar de vervoersbehoefte van de aanvrager/betrokkene uit bestaat.
  • Aan de hand van deze vervoersbehoefte zal het college beoordelen of deze behoefte bij een persoon met een maximale loopafstand van 800 meter ingevuld kan worden met een systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer. Hierbij houdt het college rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager/betrokkene.
  • Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient tenminste een afstand van 1500 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Het college kan hier gemotiveerd van afwijken. Bij dit aantal kilometers kan het gebruik van een andere, verstrekte, voorziening zoals een scootmobiel, meegenomen worden hetgeen invloed kan hebben op het aantal kilometers.
  • Bij personen met een loopafstand van minder dan 100 meter zal het college beoordelen of naast een voorziening als collectief vervoer ook nog een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand.
  • Ook bij personen met een loopafstand van meer dan 100 meter, maar minder dan 800 meter, zal het college beoordelen of een voorziening voor de zeer korte afstand noodzakelijk is.
  • Indien collectief vervoer niet mogelijk of niet beschikbaar is, kan het college een individuele voorziening in de vorm van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget te besteden aan vervoer verstrekken.
  • Bij het verstrekken van voorzieningen die af te leiden zijn van de auto, beoordeelt het college of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen dan komt men in aanmerking voor een individuele voorziening.
  • Voorzieningen kunnen door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.
  • Bij een persoonsgebonden budget is de voorziening die de aanvrager/betrokkene als voorziening in natura zou ontvangen voor het college uitgangspunt voor de hoogte van het bedrag.
    Zou er in natura een voorziening vanuit het depot verstrekt worden, omdat er een geschikte voorziening aanwezig is, dan zal het bedrag van het persoonsgebonden budget op deze depotvoorziening gebaseerd worden. Daarbij wordt rekening gehouden met de nog resterende afschrijvingsperiode bij het bepalen van de hoogte van het bedrag.
  • Met de positie van mantelzorgers kan rekening worden gehouden bij het bepalen van de vervoersvoorziening. Zo kan het noodzakelijk zijn dat de mantelzorger mee wordt vervoerd (vanwege de noodzaak tijdens het vervoer in te grijpen) zodat het vervoer van de mantelzorger als noodzakelijke begeleider gratis plaats vindt.
 
4.3. Algemeen gebruikelijk
Er zijn voorzieningen die voor een iedere inwoner van Nederland als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Voorbeelden hiervan zijn:
  • tweewielfiets;
  • tweewiel (brom)fiets met elektrische- of benzine aandrijving
  • tweewiel tandem
     
  •  
4.4. Uitzonderingen op algemeen gebruikelijkheid
De aangevraagde voorziening wordt door de CRvB niet als algemeen gebruikelijk beschouwd als deze wordt aangevraagd in de volgende situaties:
  • in situaties van acute aard, waarin beperkingen tot plotselinge vervanging van een voorheen adequate voorziening noopt (hiervoor is extern advies noodzakelijk);
  • waarbij de nieuwe voorziening specifiek op de handicap van de betrokkene is toegesneden;
  • wanneer het inkomen onder de 100% bijstandsnorm ligt.
Slechts in bijzondere omstandigheden kunnen ‘de voorziening voor de persoon als aanvrager’ dus niet algemeen gebruikelijk maken. Het moet dan gaan om een plotselinge, dringende, medische noodzaak. Als richtlijn wordt hierbij aangehouden dat de aanvraag gedaan dient te zijn binnen 1 jaar na vaststelling door een medicus van de ziekte of gebrek. Het college zal per aanvraag onderzoeken of maatwerk in de vorm van het verstrekken van een compenserende voorziening noodzakelijk is of dat de voorziening kan worden afgewezen op grond van algemeen gebruikelijkheid.
Bijlage 1
Maximaal aantal perioden / looptijd
Het maximaal aantal perioden / looptijd wordt bepaald in perioden. Een periode staat voor 4 weken.
Een jaar is opgedeeld in 13 perioden.
Categorie
Maximaal aantal perioden / looptijd
Traplift
99 perioden
Scootmobiel 10-15 km/u
91 perioden
Driewielfiets fiets volwassenen
91 perioden
Tillift passief
91 perioden
Tillift actief
91 perioden
Elektrische trapondersteuning driewielfiets
91 perioden
Handbike
91 perioden
Rolstoelfiets
91 perioden
Elektrische douchestoel
65 perioden
Elektrische badlift
65 perioden
Douchebrancard
65 perioden
Afschrijvingsmethodiek
Categorie technische levensduur 99 perioden
Categorie
% 0-37 maanden
% 37-74 maanden
% 74-91 maanden
Traplift
75%
60%
25%
Categorieën technische levensduur 91 perioden
Categorie
% 0-37 maanden
% 37-74 maanden
Scootmobiel 10-15 km/u
60%
25%
Driewielfiets fiets volwassenen
60%
25%
Tillift passief
60%
25%
Tillift actief
60%
25%
Elektrische trapondersteuning driewielfiets
60%
25%
Handbike
60%
25%
Rolstoelfiets
60%
25%
Categorieën technische levensduur 65 perioden
Categorie
% 0-37 maanden
% 37-74 maanden
Elektrische douchestoel
50 %
15%
Elektrische badlift
50 %
15%
Douchebrancard
50 %
15%
De beschreven percentages betreft de restwaarde van de voorziening
Bijlage 2
BIJLAGE: Tarieven Wmo 2015
Bekostigingseenheden
Zorg in Natura tarieven
PGB tarieven formele hulp
PGB tarieven informele hulp
Bouwsteen coördinatie
 
 
 
Opstellen integraal uitvoeringsplan
€ 140,- per plan
X
X
Coördineren/monitoren uitvoeringsplan
€ 140,- per 4 weken.
X
X
Bouwsteen wonen
 
 
 
Spoedopvang V&V en GZ (maximaal 8 weken, inclusief hulpverlening)
€140,- per 24 uur
X
X
Deeltijd verblijf / logeeropvang respijtopvang
€ 30,- per 24 uur
max. € 30,- per 24 uur,
€ 22,50 per 24 uur met een maximum van € 30,- per 24 uur, incl. hulpverlening
Maatschappelijke opvang (alleen centrum gemeenten)
n.v.t
n.v.t
n.v.t
Beschermd Wonen GGZ, beschut wonen V&V en GZ, component wonen
 
 
X
Bouwsteen hulpverlening
 
 
 
Opstellen ondersteuningsplan als er 1 maatwerkaanbieder is
€ 0,-
€ 0,-
€ 0,-
Individuele begeleiding licht
€ 30,- per uur
max. € 30,- per uur
max. € 20,- per uur
Individuele begeleiding, medium / midden
€ 45,- per uur
max. € 45,- per uur
max. € 20,- per uur
Individuele begeleiding complex / gespecialiseerd / zwaar
€ 60,- per uur
max. € 60,- per uur
max. € 20,- per uur
Dagbesteding licht
€ 9,- per uur
max. 9,- per uur
X
Dagbesteding medium / midden
€ 11,- per uur
max. € 11,- per uur
X
Dagbesteding complex / gespecialiseerd / zwaar
€ 15,-
max. € 15,- per uur
X
Vervoer
€ 20,- rolstoel en kinderen per dag, € 8,- overige cliënten.
max. kostprijs Regiotaxi of max. kostprijs leerlingenvervoer
€ 0,19 vanaf 6 km en max. 150 km. per hulpverlener per keer.
Persoonlijke verzorging
€ 25,- per uur
max. € 25,- per uur
€ 18,75 per uur, met een maximum van 20,- per uur.
Regie op gestructureerd huishouden (HH2 nieuw)
€ 25,- per uur
max. € 25,- per uur
€ 18,75 per uur, met een maximum van 20,- per uur.
 
Bijlage 3
Vergoedingenlijst Persoonsgebonden budget Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning 2015 Gemeente Olst-Wijhe
Dit is de vergoedingenlijst Persoonsgebonden budget Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning 2015 In deze lijst vindt u een overzicht met onderwerpen waarbij staat of, en zo ja onder welke voorwaarden, die vanuit het PGB vergoed kunnen worden. Deze lijst is geen limitatieve opsomming; Komt een onderwerp niet op de lijst voor, dan betekent dit niet dat het wel of geen PGB-zorg is. Er is over het onderwerp alleen nog geen uitspraak gedaan. Staat een onderwerp niet op de lijst en u wilt dit wel inkopen met uw PGB, neem dan vooraf contact op met de gemeente Olst-Wijhe in casus het SWT Team van uw Stadsdeel.
Legenda
 
In de eerste kolom Is het onderwerp beschreven
 
In de tweede kolom zijn er de volgende mogelijkheden:
JA:dit betekent dat u deze kosten mag betalen uit uw pgb
 
JA MITS:u mag uitsluitend onder bepaalde voorwaarden kosten uit het pgb bekostigen
 
NEE:dit betekent dat u deze kosten niet mag betalen uit uw pgb
 
NEE, TENZIJ:de kosten vallen niet onder het pgb, maar gedeeltelijk kunt ubepaalde kosten wel bekostigen
In de derde kolom kunt u lezen of en zo ja welke voorwaarden er worden gesteld.
 
In de vierde kolom staan voorbeelden genoemd of leest u waar u meer informatie over dit onderwerp kunt vinden.
 
In de laatste kolom worden eventuele voorliggende voorzieningen genoemd
 
 
 
Afkortingslijst
 
AV Zvw
Aanvullende verzekering ziektekosten Awbz
BV Zvw
Basisverzekering Zorgverzekeringswet
CIZ
Centrum Indicatiestelling Zorg
Pgb
Persoonsgebonden budget
Wia
Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Wk
Wet kinderopvang
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning (Gemeente) Wsw
Zin
Zorg in natura
ZZP
Zorg Zwaartepakket
1
Omschrijving
Vergoeding uit
PGB? Ja/Nee
Voorwaarden
Extra informatie en/of
voorbeelden
Voorliggende
voorzieningen
2
Activerende begeleiding
Nee
 
Sinds 1-1-2009 is activerende begeleiding
niet meer mogelijk binnen het PGB.
 
3
Acupunctuur
Nee
 
 
Mogelijk AV
4
Administratie PGB (overnemen van)
Nee
 
Verantwoordingsvrij bedrag
 
5
Alarmsysteem
Nee
 
 
 
6
Annuleringsverzekering / reisverzekeringen
Nee
 
 
 
7
Arbeids(re)integratie
Nee
 
Als voorliggende voorziening niet van toepassing is omdat er geen sprake is van toeleiding naar werk, kan gebruik gemaakt worden van de AWBZ ñ begeleiding (groep of individueel)
Arbeid, WIA en WSW zijn voorliggend
8
Au pair
Ja, mits
u alleen de uren AWBZ-zorg verantwoordt.
Een au pair is een persoon van niet Nederlandse nationaliteit die participeert in een cultureel uitwisselingsprgramma. De hoofddoelstelling van het verblijf is de culturele uitwisseling en de overige werkzaamheden zijn nevenactiviteiten waarbij niet concreet is geregeld welke werkzaamheden een au pair wel of niet mag doen. Het is daardoor mogelijk dat een au pair bv. een kind met een verstandelijke beperking begeleidt. U moet wel rekening houden met bepaalde fiscale aspecten. De SVB kan u hierover informeren. (www.svb.nl)
 
9
Beademing
Ja, mits
het alleen de persoonlijke verzorging
en verpleging betreft die samenhangt met de beademing.
 
Zvw voor apparatuur
10
Begeleid werken
Nee
 
Wanneer toeleiding naar een reguliere arbeidsplek niet mogelijk is, is er mogelijk sprake van dagbesteding / begeleiding groep en kan dit vanuit het PGB verantwoord worden.
Arbeid, WIA en WSW zijn voorliggend
11
Begeleiding bij regulier onderwijs
Nee, tenzij
de begeleiding is beperkt tot toezicht. Te denken valt hierbij aan begeleiding bij "vrije" of praktijklessen als schoolzwemmen of schoolgym of bij de omgang met andere kinderen en / of
bij spel.
De overige begeleiding is de verantwoordelijkheid van de school en kan niet uit een PGB betaald worden. Ook het plannen en structureren van
schoolse zaken als huiswerk, kunnen niet vanuit het PGB betaald worden.
Onderwijs, Rugzakje
12
Begeleiding via moderne media, bijvoorbeeld
Skype.
Ja, mits
de begeleiding op zich AWBZ
verzekerde zorg is.
Het gaat hier bijvoorbeeld om het
ondersteunen in het aanbrengen van structuur, het stimuleren en aanzetten tot activiteit en daardoor het uitvoeren
van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen
 
13
Behandeling
ja
 
 
BV Zvw
14
Beheer PGB
Nee
 
Verantwoordingsvrij bedrag
 
15
Bemiddelingskosten
Nee, tenzij
u al op 31-12-2011 een PGB had. Dan mag u in 2014 nog bemiddelingskosten opvoeren ten laste van uw PGB. Voor deze uitgaven geldt de extra voorwaarde dat de bemiddelaar moet beschikken over een geldig zorgkeurmerk voor diensten "goedgekeurd PGB bureau". www.keurmerk.nl
Bij een PGB tot Ä 25.000 op jaarbasis mag u maximaal Ä 250 per jaar aan bemiddelingskosten verantwoorden.
Bij een PGB boven Ä 25.000 op jaarbasis mag u maximaal Ä 500 per jaar aan bemiddelingskosten verantwoorden.
 
16
Beschermende kleding voor zorgverlener
Ja, mits
er een arbeidsovereenkomst is
afgesloten voor minimaal 4 dagen per week, of u met uw zorgverlener ìOpting-inî heeft afgesproken.
 
 
17
Bewegingstherapie
ja
 
 
BV Zvw/mogelijk AV
18
Bewindvoerder - kosten
Nee
 
 
 
19
Blindengeleidehond
Nee
 
 
BV Zvw
20
Braille training
Nee
 
 
BV Zvw
21
BTW
Nee, tenzij
het btw over vervoer of over
bemiddelingskosten betreft. Over AWBZ-zorg is men geen BTW verschuldigd. Er moet wel voldaan worden aan de voorwaarden voor vervoer en bemiddeling
Belastingwetgeving www.belastingdienst.nl
 
22
Budgetplan, opstellen
Nee
 
 
 
23
Buitenlandse zorgverleners
Ja, mits
aan de voorwaarden wordt voldaan die de overheid stelt aan buitenlandse werknemers.
Meer informatie over dit onderwerp
vindt u op www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/buit enlandse-werknemers
 
24
Buitenschoolse of naschoolse opvang budgethouder met speciaal onderwijs
Ja, mits
er begeleiding AWBZ geboden wordt. Daarnaast heeft de budgethouder toezicht en begeleiding nodig.
 
 
25
Buitenschoolse of naschoolse opvang
budgethouder met regulier onderwijs
Nee
 
 
Wk
26
Buitenschoolse of naschoolse opvang voor kind
van budgethouder
Nee
 
 
Wk
27
Cadeau voor zorgverlener
Ja
 
Zie feestdagenregeling
 
 
Omschrijving
Vergoeding uit
PGB? Ja/Nee
Voorwaarden
Extra informatie en/of
voorbeelden
Voorliggende
voorzieningen
28
Computer, aanpassingen en onderhoud
Nee
 
 
BV Zvw
29
Consumpties
Nee, tenzij
het de consumpties van de zorgverlener tijdens het verlenen van de zorg buitenshuis betreft. De zorgverlener mag geen deel uitmaken van het cliëntsysteem. (= partner, familie, vrienden) van de budgethouder. De zorgverlener declareert zijn kosten bij de budgethouder. De budgethouder moet aan kunnen tonen dat het om zorgkosten van de zorgverlener gaat.
 
 
30
Crèche
Nee
 
 
Wk
31
Curator - kosten
Nee
 
De diensten van een curator kunnen niet
uit de AWBZ betaald worden.
 
32
Cursus ouders/verzorgers
Ja, mits
de cursus een directe relatie heeft met de beperkingen van de budgethouder. Algemene cursussen als bijvoorbeeld coaching mogen niet.
In de regel duren cursussen niet langer dan 6 maanden.
 
33
Cursus zorgverlener
Ja, mits
de cursus een directe relatie heeft met
de beperkingen van de budgethouder en relevante deskundigheidsbevordering wat betreft de te leveren zorg tot doel heeft. Algemene cursussen als bijvoorbeeld coaching mogen niet.
Er moet een overeenkomst zijn met de organisatie die de cursus verzorgt. De cursus moet worden verantwoord als onkosten van de zorgverlener.
In de regel duurt de cursus niet langer dan 6 maanden.
 
34
Cursussen budgethouder
Nee
 
 
 
35
Dagbesteding
Ja, mits
de dagbesteding bestaat uit een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de client actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent. Onder dagbesteding worden niet verstaan:
een reguliere dagstructurering die in de woon- / verblijfssituatie wordt geboden of een welzijnsactiviteit zoals zang, bingo, uitstapjes en dergelijke.
 
 
36
Dertiende maand
Ja, mits
de 13e maand is opgenomen in de
overeenkomst met de zorgverlener.
 
 
37
Detentie en PGB
Nee
 
Als een budgethouder in detentie is dan
valt hij/zij onder Justitie en is er geen recht op een PGB
 
38
Dieren, therapie met / begeleiding met, begeleiding bij verzorging van
Dier wordt als middel gebruikt om een doel te bereiken.
Nee
 
Dieren zijn geen begeleiders en kunnen geen begeleiding gericht op zelfredzaamheid leveren. (CVZ 4-5-2011, volgnummer:2011044335) Letopditis eenbeperkteopsomming
Voorbeelden: Dolfijntherapie Therapiehonden Paardentherapie Equi therapie
Animal assisted therapie (AAT) Begeleiding met paarden
 
39
Diversen
Nee
 
U mag geen post "diversen" opvoeren om uitgaven PGB te verantwoorden
 
40
Doventolk
Nee
 
Hier is een speciale regeling voor bij
Menzis. En ook via het UWV zijn hiervoor mogelijkheden. Menzis tel.nr.
088 - 222 90 06
email: Doventolken@menzis.nl www.uwv.nl
 
41
Dyslexie behandeling
Ja
 
 
BV Zvw
42
Eigen bijdrage thuiszorg (CAK)
Nee
 
 
 
43
Eigen bijdrage/ouderbijdrage instelling
Nee
 
 
 
44
Entreegeld budgethouder
Nee
 
 
 
45
Entreegeld zorgverlener bij begeleiding budgethouder bij activiteiten in de persoonlijke levenssfeer van de budgethouder buiten de deur
Ja, mits
het hier gaat om sociale activiteiten in de persoonlijke levenssfeer met familie en vrienden. De zorgverlener mag geen deel uitmaakt van het cliëntsysteem van de budgethouder. De zorgverlener declareert zijn kosten achteraf bij de budgethouder. De budgethouder moet aan kunnen tonen dat het om zorgkosten van de zorgverlener gaat.
 
 
46
Evaluatiegesprek zorgverleners declareren
Nee
 
Evalueren is onderdeel van de te leveren
zorg en maakt daarmee onderdeel uit van van de gewerkte zorguren van de zorgverlener. Zie ook Overheadkosten.
 
 
Omschrijving
Vergoeding uit
PGB? Ja/Nee
Voorwaarden
Extra informatie en/of
voorbeelden
Voorliggende
voorzieningen
47
Familiebezoek
Ja, mits
de activiteiten voldoen aan de algemene voorwaarden die worden gesteld aan de functie begeleiding en er geen voorliggende voorzieningen zijn, dan kan dit worden verantwoord. Er moet echter wel sprake zijn van toezicht. De uitstapjes zelf mogen niet uit het PGB betaald worden.
 
 
48
Feestdagenregeling / uitkering
Ja
 
Feestdagenregeling, max. Ä 272 per jaar. Dient te voldoen aan de fiscale voorwaarden.
Wanneer u geen arbeidsovereenkomst bruto-netto heeft afgesloten met uw zorgverlener of een machtiging heeft afgegeven voor afdragen loonheffing (opting-in) bij de SVB, dan bent u zelf verantwoordelijk voor eventuele fiscale gevolgen Bij de verantwoording en bij de opgaaf aan de belastingdienst meldt u dit als inkomen van de zorgverlener. www.svb.nl www.belastingdienst.nl
 
49
Feuerstein methode
Nee
 
Betreft behandeling
 
50
Fitness (medische - , fysio - )
Nee
 
 
 
51
Gesprekken instanties, overnemen van
Nee
 
 
 
52
Gezinsbegeleiding
Nee, tenzij
het gaat om het in de praktijk inslijten van wat is geleerd tijdens Behandeling.
Het gaat hier niet om het aanleren van opvoedkundige vaardigheden.
Gemeente / Centrum Jeugd en
Gezin
53
Gratificatie zorgverlener
Ja
 
De gratificatie moet zijn opgenomen in
de overeenkomst met de zorgverlener. (Let op maximum)
 
54
Herstellingsoord
Nee
 
 
Zvw of ZIN AWBZ
55
Homeopathie/homeopathisch arts
Nee
 
 
Mogelijk AV
56
Huifbedritten
Nee
 
Zie ook paardrijden.
 
57
Huishoudelijke hulp
Ja
 
 
 
58
Huisvesting (bv.huur, servicekosten, maaltijden)
Nee
 
 
 
59
Huiswerkbegeleiding
Nee
 
Zie uitspraak BR7112 en CRvB 11/6077
Onderwijs/Rugzakje
60
Hulphonden
Nee
 
 
BV Zvw
61
Hulpmiddelen (zoals protheses, speciaal
schoeisel, rolstoel)
Ja
 
 
BV Zvw/mogelijk AV, AWBZ
62
Invalidenparkeerplaats, vergunning
Nee
 
 
Gemeente
63
Jobcoaching
Nee
 
 
 
64
Kerstgratificatie
Ja
 
Zie ook Feestdagenregeling
 
65
Kerstpakket
Ja
 
Bij de verantwoording en opgaaf van belastingdienst meldt u dit als inkomen van de zorgverlener. Voor een geschenk in natura geldt een maximum van Euro
70,- per kalenderjaar. Zie ook
Feestdagenregeling
 
66
Kinderdagverblijf voor gehandicapten
Zie buitenschoolse
opvang
 
 
Wk
67
Kinderopvang budgethouder, babysit, crËche
Nee
 
 
Wk
68
Kinderopvang voor kind budgethouder
Ja
 
 
 
69
Kinderopvang/oppas kind zorgverlener
Nee
 
 
Wk
70
Kinderpsychologie/-therapie
Ja
 
 
BV Zvw/ mogelijk AV
71
Klusjes
Nee
 
 
 
72
Kortdurend verblijf
Ja, mits
het onder de voorwaarden van kortdurend verblijf valt, te weten: beschermende omgeving, therapeutisch klimaat en de budgethouder heeft onafgebroken toezicht nodig. Ook moet er 24 uur per dag geschoold personeel zijn en is de omgeving aangepast aan de specifieke behoeften van de budgethouder.
de kosten voor vervoer, indien er naast een indicatie kortdurend verblijf een indicatie vervoer aanwezig is en het geen familie/partnervakantie betreft, mogen worden verantwoord
Het kan nooit op het eigen woonadres plaatsvinden, of bij familieleden of kennissen thuis.
 
73
Leerlingenvervoer
Nee
 
 
Leerlingenvervoer via gemeente
74
Leermiddelen, (aangepast)
Nee
 
 
Onderwijs
75
Lesgeld / contributie
Nee
 
Zie vrijetijdsbesteding.
 
76
Levensloopregeling voor zorgverlener
Ja, mits
u een arbeidsovereenkomst heeft
afgesloten voor minimaal 4 dagen per week, of u met uw zorgverlener ìOpting-inî heeft afgesproken.
De SVB kan u hierover informeren
 
77
Logeeropvang
Ja, mits
 
Zie ook Kortdurend verblijf
 
1
Omschrijving
Vergoeding uit
PGB? Ja/Nee
Voorwaarden
Extra informatie en/of
voorbeelden
Voorliggende
voorzieningen
78
Loopbaanbegeleiding
Nee
 
 
 
79
Lotgenotencontact
Nee
 
 
 
80
Maaltijdbereiding, hulp bij
Ja
de budgethouder is geïndiceerd voor
langdurig verblijf en hier geen vergoeding vanuit de WMO voor ontvangt
 
 
81
Maaltijden zorgverlener bij overwerk
Ja
 
 
 
82
Maaltijdvoorziening/tafeltje dekje
Nee
 
 
 
83
Manicure
Nee, tenzij
het nagels knippen betreft omdat u dit
door ziekte, aandoening of ouderdom niet zelf kunt. Dit valt onder persoonlijke verzorging.
Nagelverzorging die niets te maken heeft
met uw ziekte, aandoening of ouderdom, is geen AWBZ- zorg. (Bijvoorbeeld lakken nagels)
 
84
Massage
Nee
 
 
 
85
MediÎrend leren
Nee
 
Betreft aanleren schoolse vaardigheden. Zie ook huiswerkbegeleiding
Onderwijs
86
Medische kinderdagverblijf
Ja
 
 
 
87
Meditatieve ontwikkeling
Nee
 
 
 
88
Meerzorg, voorbereiding, aanvraag, CCE traject
Nee
 
 
 
89
MondhygiÎnist
Nee
 
 
BV Zvw/Mogelijk AV
90
Muziekles
Nee
 
Zie ook vrijetijdsbesteding.
 
91
Neurofeedback
Nee
 
 
 
92
Neurolinguistisch programmeren (NLP)
Nee
 
 
 
93
Observatie diagnostiek jeugd
Nee
 
Is onderdeel van behandeling.
 
94
Onderhoudswerk aan woning (bijv. een schilder)
Nee
 
 
 
95
Onderwijs (particulier) als dagbesteding
Nee, tenzij
er een leerplichtontheffing is. Dan
wordt gedurende deze periode de begeleiding in dagdelen als dagbesteding gezien.
 
 
96
Onderzoek (diagnostisch)
Nee
 
 
BV Zvw / mogelijk AV
97
Onderzoek (geneeskundig)
Nee
 
Is onderdeel van behandeling.
BV Zvw/mogelijk AV
98
Ontbindingsvergoeding vanwege de beëindiging
van een zorgovereenkomst; ontbinding door een kantonrechter
Ja
 
De SVB kan u hierover informeren
 
99
Openbaar vervoer budgethouder
Nee, tenzij
er sprake is van:
vervoer geïndiceerd bij begeleiding groep en het vervoer van en naar de dagbesteding of kortdurend verblijf betreft en de budgethouder reist met een begeleider. Aan alle 3 de voorwaarden moet worden voldaan.
 
 
100
Openbaar vervoer zorgverlener
Nee, tenzij
het woon-werkverkeer of werk- werkverkeer (waarbij de zorgverlener reist om dezelfde budgethouder op verschillende locaties zorg te verlenen) betreft. Moet zijn opgenomen in de zorgovereenkomst
 
 
101
Opvang budgethouder
Nee, tenzij
het toezicht en begeleiding betreft
Nee, wanneer het oppas betreft;
bijvoorbeeld naschoolse opvang
 
102
Opvang kind zorgverlener
Nee
 
 
Wk
103
Orthopedagogische hulpverlening
Nee
 
 
Onderwijs, BV ZVW/mogelijk AV
104
Orthopedagoog
Ja
 
 
BV Zvw
105
Overheadkosten
Nee
 
Kosten hiervoor horen te zijn opgenomen in het tarief dat de zorgverlener rekent waarbij het maximale uurloon niet mag worden overschreden.
 
106
Paardrijden
Nee
 
Zie vrijetijdsbesteding.
 
107
Parkeergeld
Nee
 
 
 
108
Pastorale hulpverlening
Nee
 
 
 
109
PatiÎntenvereniging, bijdrage
Nee
 
 
 
110
Pedagogische hulpverlening
Nee
 
 
Onderwijs
111
Pedicure
Nee, tenzij
het nagels knippen betreft omdat u dit door ziekte, aandoening of ouderdom niet zelf kunt. Dit valt onder persoonlijke verzorging.
Voetverzorging die niets te maken heeft met uw ziekte, aandoening of ouderdom, is geen AWBZ- zorg. (Bijvoorbeeld weghalen eelt of lakken nagels)
BV Zvw
112
Pensioenregelingen advieskosten SVB
Ja, mits
er daadwerkelijk een pensioenregeling bij de SVB is gesloten
De SVB kan u hierover informeren
 
113
Pensioenvoorziening zorgverlener
Ja, mits
er een arbeidsovereenkomst is
afgesloten voor minimaal 4 dagen per week, of u met uw zorgverlener ìOpting-inî heeft afgesproken.
De SVB kan u hierover informeren
 
114
Personal Organizer (persoon)
Nee, tenzij
de geleverde zorg voldoet aan de
voorwaarden gesteld aan de functie
Begeleiding
 
 
115
Personal trainer
Nee
 
 
 
116
Plannen en structureren
Ja
Het gaat om plannen en structureren van dag of week in zijn totaliteit.
 
 
1
Omschrijving
Vergoeding uit
PGB? Ja/Nee
Voorwaarden
Extra informatie en/of
voorbeelden
Voorliggende
voorzieningen
117
Plannen en structureren van huiswerk
Nee, tenzij
het onderdeel uit maakt van het plannen en structureren van de dag of week in zijn totaliteit. De nadruk kan daarbij nadrukkelijk niet liggen bij het plannen en structureren van huiswerk.
Zie ook Huiswerkbegeleiding
 
118
Pleegouders
Ja
 
Pleegzorg kent een aparte
vergoedingsregeling.
 
119
Premie Ziektekostenverzekering
Nee
 
 
 
120
Priveles (een op een lessen)
Nee
 
 
 
121
Psychiatrie
Ja
 
 
BV Zvw
122
Psycho-educatie
Ja
 
 
BV Zvw
123
Psychologische zorg
Ja
 
 
BV Zvw/mogelijk AV
124
Psycho-motorische zorg
Ja
 
 
BV Zvw/mogelijk AV
125
Reiskosten budgethouder
Nee
 
Zie vervoer budgethouder
 
126
Reiskosten zorgverlener
Ja, mits
het woon-werkverkeer of werk- werkverkeer (waarbij de zorgverlener reist om dezelfde budgethouder op verschillende locaties zorg te verlenen) betreft. Ook moeten de reiskosten vallen binnen het maximale uurtarief. De kosten die het maximale uurtarief overschrijden worden afgewezen.
 
 
127
Reis en verblijfskosten zorgverlener
Ja, mits
het de reis- en verblijfskosten van de zorgverlener betreft die meegaat om te werken, niet om vakantie te vieren, die geen familielid 1e en 2e graad is en met wie u geen affectieve relatie heeft
 
 
128
Reistijd zorgverlener
Nee
 
 
 
129
Remedial teaching
Nee
 
 
 
130
Rouwverwerking
Nee
 
 
 
131
Rugzakje
Nee
 
 
Ambulante begeleiding Regionaal
Expertise Centrum
132
Schenking aan zorgverlener
Ja
 
Zie feestdagenregeling
 
133
Schilderen (ateliers)
Nee
 
Zie vrijetijdsbesteding.
 
134
School
Nee, tenzij
er een indicatie is voor PV / VP tijdens het onderwijs, of wanneer er toezicht tijdens onderwijs is geïndiceerd. In dit laatste geval is de begeleiding beperkt tot toezicht. Te denken valt hierbij aan toezicht bij "vrije" of praktijklessen als schoolzwemmen, schoolgym of bij de omgang met andere kinderen bij spel.
De overige begeleiding is de verantwoordelijkheid van de school en kan niet uit een PGB betaald worden.
Onderwijs, Rugzakje
135
Seksuele dienstverlening, knuffelzorg, flexzorg
Nee
 
 
 
136
Slaapdiensten
Ja
 
 
 
137
Sociale vaardigheidstraining (SoVa)
Nee
 
Zie trainingen
 
138
Speel - activiteitengroepen lotgenoten
Nee
 
 
 
139
Speelgoed/spellen/boeken
Nee
 
 
 
140
Sport, begeleiding bij sport en begeleiding
middels sport
Nee
 
 
 
141
Stage, begeleiding bij
Nee, tenzij
het kinderen betreft die zo beperkt zijn dat er geen uitzicht is op een reguliere arbeidsplek en zij voor de rest van hun leven zijn aangewezen op een dagactiviteitencentrum. Ter voorbereiding daarop nemen deze kinderen tijdens hun schoolperiode al deel aan een dagactiviteitencentrum.
Wanneer er geen enkel uitzicht is op een reguliere arbeidsplek kunnen deze kosten verantwoord worden vanuit begeleiding groep / dagbesteding
Onderwijs, Wia, WsW
142
Studiebegeleiding
Nee
 
 
 
143
Therapie
Ja
 
LET OP, dit is een beperkte opsomming: Alexandertechniek Bewustwordingstherapie
Cognitieve therapie
Creatieve therapie Equitherapie Gesprekstherapie Evolvo Lichaamsgerichte therapie Muziektherapie
Oefentherapie
Psychotherapie
Rationele emotieve therapie (RET) Remedial teaching
Speltherapie
Spirituele therapie
Mogelijk AV
144
Thuiszorg
Ja, mits
het begeleiding, persoonlijke
verzorging of verpleging betreft.
 
 
1
Omschrijving
Vergoeding uit
PGB? Ja/Nee
Voorwaarden
Extra informatie en/of
voorbeelden
Voorliggende
voorzieningen
145
Trainingen
Nee
 
LET OP, dit is een beperkte opsomming: Agressieregulatietraining Brugklastraining
Cognitieve training Communicatietraining Fietstraining Kanjertraining Luistertraining
Motorische vaardigheidstraining
Sociale vaardigheidstraining
TOM (Theory of Mind) training Rots, water, vuur training
Mogelijk AV ZVW
146
Tuinonderhoud
Nee
 
 
 
147
Uitstapje budgethouder
Ja, mits
het hier gaat om sociale activiteiten in de persoonlijke levenssfeer met familie en vrienden. De zorgverlener mag geen deel uitmaakt van het cliëntsysteem van de budgethouder. De hulpverlener declareert zijn kosten achteraf bij de budgethouder. Budgethouder moet
aan kunnen tonen dat het om zorgkosten van de hulpverlener gaat.
De budgethouder kan de kosten van het uitstapje zelf, nooit vanuit het PGB betalen. Begeleiding bij vrijetijdsbesteding mag niet vanuit het
PGB AWBZ gefinancierd worden wanneer het doel participatie en recreatie is. Mee gaan met winkelen kan bijv. niet vanuit PGB gefinancierd worden. Het voorbereiden van de budgethouder op het winkelen (wat moet ik kopen) wel.
 
148
Uitstapjes school, begeleiding bij
Nee, tenzij
de activiteiten voldoen aan de algemene voorwaarden die worden gesteld aan de functie begeleiding en er geen voorliggende voorzieningen zijn. Er moet echter wel sprake zijn van toezicht. De uitstapjes zelf mogen niet uit het PGB betaald worden.
 
Onderwijs, Rugzakje
149
Uitstapjes, begeleiding bij
Ja
het hier gaat om sociale activiteiten in de persoonlijke levenssfeer met familie en vrienden. De zorgverlener mag geen deel uitmaakt van het cliëntsysteem van de budgethouder. De hulpverlener declareert zijn kosten achteraf bij de budgethouder. Budgethouder moet
aan kunnen tonen dat het om zorgkosten van de hulpverlener gaat.
De budgethouder kan de kosten van het uitstapje zelf nooit vanuit het PGB betalen. Begeleiding bij vrijetijdsbesteding mag niet vanuit het
PGB AWBZ gefinancierd worden wanneer het doel participatie en recreatie is. Mee gaan met winkelen kan bijv. niet vanuit PGB gefinancierd worden. Het voorbereiden van de budgethouder op het winkelen (wat moet ik kopen) wel.
 
150
Vakantie budgethouder
Nee
 
Wanneer de budgethouder ter ontlasting van de thuissituatie tijdelijk elders
verblijft wordt er mogelijk voldaan aan de voorwaarden van Tijdelijk verblijf
 
151
Vakantiekamp budgethouder
Nee, tenzij
het kosten zijn voor begeleiding, persoonlijke verzorging of verpleging
er naast een indicatie kortdurend verblijf een indicatie vervoer aanwezig is en het geen familie/partnervakantie betreft, daar waar het kosten voor vervoer van de budgethouder betreft
het de reis- en verblijfskosten van de zorgverlener betreft, die meegaat om te werken, niet om vakantie te vieren, en die zorgverlener geen familielid 1e en 2e graad is en de zorgverlener niet iemand is met wie u een affectieve relatie heeft
Of de verblijfskosten van de meereizende zorgverlener of de verblijfskosten van de bh indien het gaat om beschermende/therapeutische leefomgeving of permanent toezicht nodig is en het geen familie/partnervakantie betreft.
als het onder de voorwaarden van kortdurend verblijf valt en ter ontlasting van de thuissituatie is
 
152
Verblijf, langdurig intramuraal
Ja
 
 
Zin
153
Verbouwing
Ja
Mits geindiceerd
 
 
154
Verpleging
Ja
 
 
 
155
Verslaglegging, rapportage, administratieve handelingen
Nee
 
Kosten hiervoor horen te zijn opgenomen
in het tarief dat de zorgverlener rekent. Max. uurtarief.
 
156
Vervoer door dagverblijf
Ja, mits
er begeleiding groep met vervoer, een ZZP met vervoer of een ZZP VV is geïndiceerd. Het dagverblijf dient dan ook PGB gefinancierd te zijn.
 
 
157
Vervoer naar school
Nee
 
 
Leerlingenvervoer via gemeente
158
Vervoerskosten budgethouder
Ja, mits
er begeleiding groep met vervoer, een ZZP met vervoer of een ZZP VV is geïndiceerd. Het dagverblijf dient dan ook PGB gefinancierd te zijn.
 
 
 
Omschrijving
Vergoeding uit
PGB? Ja/Nee
Voorwaarden
Extra informatie en/of
voorbeelden
Voorliggende
voorzieningen
159
Video home training
Ja
 
 
BV Zvw
160
Vrijetijdsbesteding
Ja
 
 
Eigen sociaal netwerk
161
Vrijetijdsbesteding, begeleiding bij
Ja
 
Begeleiding bij vrijetijdsbesteding mag niet vanuit het PGB WMO gefinancierd worden wanneer het doel participatie en recreatie is. Mee gaan met winkelen kan bijv. niet vanuit PGB gefinancierd worden. Het voorbereiden van de budgethouder op het winkelen (wat moet ik kopen) wel.
Eigen sociaal netwerk
162
Vrijwilligersvergoeding
Nee
 
 
 
163
Waakdiensten
Ja
 
 
 
164
Weekendopvang voor gehandicapten
Ja, mits
 
Zie voorwaarden verblijf, kortdurend
 
165
Weerbaarheidstraining
Nee
 
 
Zvw
166
Werving zorgverlener
Nee, tenzij
 
Zie bemiddelingskosten
 
167
Woningaanpassing
Ja
Mits geindiceerd
 
Wmo
168
Zorg op afstand (telefonisch / skype)
Ja, mits
het de abonnementskosten van een
communicatiecentrale betreft.
 
169
Zorghotel, particuliere instelling voor verpleging
en verzorging
Nee, tenzij
 
Zie vakantie
 
170
Zorgovereenkomst; buitengerechtelijke kosten
door de beëindiging van een ontbinding door een kantonrechter
Ja
 
 
 
171
Zorgplan / werkplan / overeenkomsten opstellen
Nee
 
 
 
172
Zorgverleners uit het buitenland
Ja, mits
aan de voorwaarden wordt voldaan die de overheid stelt aan deze
werknemers.
Meer informatie over buitenlanders die in Nederland zorg verlenen vindt u op www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/buit enlandse-werknemers
 
173
Zwembad entree budgethouder
Nee
 
 
 
174
Zwemles (zweminstructie, zwemkaartje,
zwemlesgeld)
Nee
 
Zie vrijetijdsbesteding
 
Naar boven