1. In te stemmen met de volgende gewijzigde artikelen of artikelleden in de
Algemene Plaatselijke Verordening Zoetermeer
1:9 Verlening van rechtswege
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de artikelen 2:4, 2:5, 2:6, 2:47, 2:54, 4:5, 5:2, 5:3, 5:5, 5:6, 5:7, 5:9, 5:11, 5:16, 5:24 en 5:25.
2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
1. Het is verboden op een openbare plaats te vechten, deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
2:5 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand en aan de criteria en doelen zoals deze zijn vastgelegd in het reclame- en uitstallingenbeleid;
c. het beoogde gebruik plaatsvindt op een weg of weggedeelte waarvoor een evenementenvergunning als bedoeld in artikel 2:13 is verleend.
2. a. Het college kan ten aanzien van de voorwerpen en gebieden nadere regels stellen in het belang van:
b. de woon- en leefomgeving;
c. de publieke functie van de weg of een weggedeelte, zoals omschreven in het eerste lid.
b. Op voorwerpen en gebieden waarvoor deze nadere regels gelden, geldt het verbod van het eerste lid niet.
3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:
a. evenementen als bedoeld in artikel 2:12;
b. terrassen als bedoeld in artikel 2:15;
c. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:15;
d. verkiezingsborden, lantaarnpaalborden, spandoeken, folders en ander promotie-en/of voorlichtingsmateriaal van een politieke partij, mits aangebracht of geplaatst door of vanwege een politieke partij tijdens verkiezingscampagnes.
4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de provinciale wegenverordening.
2:6 Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
2. De vergunning wordt verleend:
b. als omgevingsvergunning door het college in de overige gevallen.
4. Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
2:7 Maken, veranderen van een uitweg
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
2. Het college kan de vergunning weigeren:
a. indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht,
b. indien dat ten koste gaat van een openbare parkeerplaats,
c. indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast,
d. indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten.
3. De vergunning wordt verleend:
a. als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit;
b. als omgevingsvergunning door het college in de overige gevallen.
4. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak.
5. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening of de Waterschapskeur.
1. Het is verboden een voertuig op de weg te plaatsen welke rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeert en/of in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.
2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet Milieubeheer.
5:10 Overlast van fiets of bromfiets
1. Het is verboden fietsen of bromfietsen buiten de daarvoor bestemde parkeervoorzieningen te laten staan op een door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de gezondheid, aangewezen weg of weggedeelte.
2. Het is verboden fietsen of bromfietsen te laten staan in parkeervoorzieningen op een door het college aangewezen weg of weggedeelten, langer dan een door het college te bepalen periode.
5:24 Bescherming groenvoorzieningen en recreatieterreinen; beperking
motorvoertuigen, bromfietsen, mountainbikes en ruiterverkeer in natuurgebieden
1. Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk, dan wel aldaar bloemen te plukken.
2. Het is verboden in een voor recreatief gebruik beschikbaar terrein, park, plantsoen, een van gemeentewege aangelegde beplanting of bos of op het strand:
a. zich met een rij- of trekdier buiten een ruiterpad te bevinden;
b. zich met een motorvoertuig, bromfiets, fiets en mountainbike buiten de wegen in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 te bevinden. Dit verbod geldt wat betreft mountainbikes niet voor een als zodanig aangelegd ATB-parcours.
2. De volgende artikel(leden) aan de Algemene Plaatselijke Verordening Zoetermeer toe te
Artikel 2:34 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
3. Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken.
4. Het in het derde lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:36 Hinderlijk gebruik van drank of softdrugs
2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voor zover artikel 45 van de Drank- en Horecawet van toepassing is.
Artikel 2:36a Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:38a Bespieden van personen
1. Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon of een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een persoon die zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindt, te bespieden.
2. Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een persoon die zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindt te bespieden.
Afdeling 13. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:53 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:54 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voordat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed en
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
2. De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
Artikel 2:55 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
1. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
a. dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
b. van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
c. dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
d. dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
2. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
3. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
4. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste zeven dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.