Algemene regeling wachtdienstvergoeding gemeente Vlissingen 2015
 
Burgemeester en wethouders van Vlissingen;
  • gelet op artikel 3:3A van de CAR/UWO van de gemeente Vlissingen;
  • .
    gelet op de overeenstemming in de commissie voor het Georganiseerd Overleg te Vlissingen;
 
besluiten:
 
vast te stellen het navolgend “Regeling Wachtdienstvergoeding gemeente Vlissingen 2015”
 
Artikel 1 Begripsbepaling
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
 
  • .
    Ambtenaar: degene die op grond van de CAR/UWO in tijdelijke of vaste dienst bij de gemeente Vlissingen is aangesteld;
 
  • .
    College: het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen;
 
  • .
    Salaris: maandbedrag dat binnen de salarisschaal aan de medewerker is toegekend, naar evenredigheid van diens formele arbeidsduur;
 
  • .
    Wachtdienst: het zich buiten de voor zijn betrekking vastgestelde werktijden volgens een rooster ter beschikking houden als bedoeld in artikel 2:1:B, tweede lid, onder c van de CAR/UWO;
 
  • .
    Gebondenheid: wachtdienst, waarbij de medewerker direct bereikbaar en binnen een half uur na oproep beschikbaar moet zijn;
 
  • .
    Feestdag: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 4:5: derde lid van de CAR/UWO.
 
Artikel 2 Vergoeding
  • 1.
    De medewerker die wachtdienst verricht heeft aanspraak op een vergoeding.
  • 2.
    De berekening van deze vergoeding geschiedt naar het aantal wachtdiensturen dat de medewerker geacht wordt in zijn vrijetijdsbesteding te zijn beperkt.
  • 3.
    Per werkdag worden maximaal acht en per zaterdag, zondag en feestdag maximaal zestien wachtdiensturen vergoed.
  • 4.
    Voor wachtdienst, verricht op een collectieve roostervrije dag, wordt een vergoeding genoten overeenkomstig de regeling die geldt voor zaterdag, zondag en feestdagen.
 
Artikel 3 Vergoeding in tijd of in geld
  • 1.
    De vergoeding bestaat uit verlof, dat door het afdelingshoofd na overleg met de medewerker of door de directeur na overleg met het afdelingshoofd, zo spoedig mogelijk wordt verleend. Wanneer naar het oordeel van het afdelingshoofd of de directeur het dienstbelang zich tegen het verlenen van verlof verzet, wordt de vergoeding in geld genoten overeenkomstig het bepaalde in het derde lid.
  • 2.
    Het verlof bedraagt bij gebondenheid op een werkdag 10% en op zaterdag, zondag, feestdag of collectieve roostervrije dag 16% van het aantal wachtdiensturen, als bedoeld in artikel 2.
  • 3.
    Wanneer de gebondenheid in geld wordt vergoed bedraagt de uurvergoeding op werkdagen 10% van het uurloon van de medewerker en op zaterdag, zondag, feestdag of een collectief aangewezen roostervrije dag 16% van het uurloon van de medewerker.
 
Artikel 4 Overwerk- en buitendagvenstervergoeding
  • 1.
    Indien de medewerker waarop de bijzondere regeling voor de werktijden van toepassing is, tijdens wachtdienst krachtens opdracht werkzaamheden verricht waarvoor hij zich ter beschikking moest houden, ontvangt hij daarvoor, onverminderd het bepaalde in artikel 3, een overwerkvergoeding als bedoeld in artikel 3:2:1 van de UWO.
  • 2.
    Indien de medewerker waarop de standaardregeling voor de werktijden van toepassing is, tijdens wachtdienst krachtens opdracht werkzaamheden verricht waarvoor hij zich ter beschikking moest houden, ontvangt hij daarvoor, onverminderd het bepaalde in artikel 3, een buitendagvenstervergoeding indien de werkzaamheden buiten het dagvenster plaatsvinden zoals bedoeld in artikel 3:3A lid 2 CAR. Indien de werkzaamheden binnen het dagvenster vallen wordt de gewerkte tijd in overleg met de leidinggevende op een ander moment gecompenseerd.
 
Artikel 5 Feestdagen
Indien in een wachtdienstperiode een feestdag of een daarmee gelijk te stellen dag valt, wordt het vakantieverlof van de ambtenaren voor elk van deze dagen met een dag vermeerderd, tenzij die feestdag of andere dag op een zaterdag of zondag valt.
 
Artikel 6 Garantievergoeding
  • 1.
    Wanneer de medewerker de leeftijd van 55 jaar bereikt, eindigt de verplichting tot het deelnemen aan de wachtdienst met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin deze leeftijd wordt bereikt.
  • 2.
    De medewerker, die gedurende tenminste tien jaren regelmatig en in belangrijke mate wachtdienst heeft verricht ontvangt vanaf het in het eerste lid bedoelde tijdstip een garantie-wachtdienstvergoeding gelijk aan de door hem laatstelijk genoten vergoeding.
  • 3.
    Wanneer genoemde termijn minder dan tien jaren, doch tenminste vijf jaren bedraagt, ontvangt de medewerker 50% van voormelde vergoeding.
  • 4.
    Indien hij minder dan vijf jaren wachtdienst heeft verricht ontvangt de medewerker 25% van voormelde vergoeding.
  • 5.
    Onder laatstelijk genoten vergoeding wordt verstaan het bedrag, dat in een periode van twaalf maanden, onmiddellijk voorafgaande aan de dag waarop de verplichting tot het deelnemen aan de wachtdienst eindigt, gemiddeld per maand voor het verrichten van wachtdienst is of zou zijn uitbetaald op grond van artikel 3.
  • 6.
    De uitbetaling van de garantie-wachtdienstvergoeding geschiedt maandelijks en eindigt op de datum van ontslag.
 
Artikel 7 Ontheven worden
  • 1.
    Indien de medewerker, die de leeftijd van 55 jaar nog niet heeft bereikt en die gedurende tenminste tien jaren regelmatig en in belangrijke mate wachtdienst heeft verricht, wegens reorganisatie of op medische of sociale gronden van de verplichting tot het verrichten van wachtdienst wordt ontheven, heeft hij met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin een van de genoemde omstandigheden zich voordoet, aanspraak op een garantie-wachtdienstvergoeding, die gedurende het eerste jaar 75%, gedurende het tweede jaar 50% en gedurende het derde jaar 25% van de door hem laatstelijk genoten vergoeding voor wachtdienst bedraagt.
  • 2.
    Wanneer de in het eerste lid bedoelde medewerker minder dan tien jaren regelmatig en in belangrijke mate wachtdienst heeft verricht, bedraagt de garantie-wachtdienstvergoeding gedurende het eerste jaar 50% en gedurende het tweede jaar 25%, met dien verstande dat de uitkeringsduur nooit langer is dan de periode gedurende welke regelmatig en in belangrijke mate wachtdienst is verricht.
  • 3.
    Onder laatstelijk genoten vergoeding wordt verstaan het bedrag, dat in een periode van twaalf maanden, onmiddellijk voorafgaande aan de dag, waarop een van de in het eerste lid genoemde omstandigheden zich heeft voorgedaan, gemiddeld per maand voor het verrichten van wachtdienst is of zou zijn uitbetaald op grond van artikel 3.
  • 4.
    Indien een uitkeringsgenietende als bedoeld in dit artikel de leeftijd van 55 jaar bereikt, blijft hij in het genot van de garantie-wachtdienstvergoeding waarop hij laatstelijk recht had.
  • 5.
    Het bepaalde in artikel 6, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
 
Artikel 8 Vermindering van wachtdienst
  • 1.
    Bij vermindering van wachtdienst wegens reorganisatie of op medische of sociale gronden, wordt de wachtdienstvergoeding van de ambtenaren met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin een van de genoemde omstandigheden zich voordoet, veranderd.
  • 2.
    De vermindering blijft beperkt tot:
  • -
    25% van het bedrag van de vermindering, gedurende het eerste jaar;
  • -
    50% hiervan gedurende het tweede jaar en
  • -
    75% hiervan gedurende het derde jaar.
  • 3.
    Het tijdvak gedurende welke deze vermindering wordt toegepast is nooit langer dan de periode gedurende welke regelmatig en in belangrijke mate wachtdienst is verricht.
  • 4.
    Indien de medewerker de leeftijd van 55 jaar bereikt, behoudt hij tot de datum van zijn ontslag de verminderde vergoeding waarop hij laatstelijk recht had.
 
Artikel 9 Onvoorziene gevallen
Het college beslist in de gevallen waarin deze regeling niet voorziet.
 
Artikel 10 Slotbepalingen
  • 1.
    Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling wachtdienstvergoeding gemeente Vlissingen 2015’ en treedt in werking met ingang van
    1 april 2015.
  • 2.
    De ‘Regeling wachtdienstvergoeding gemeente Vlissingen 1992’, vastgesteld door het college op 19 mei 1992, worden met ingang van 1 april 2015 ingetrokken.
 
 
Vlissingen, 31 maart 2015
 
Burgemeester en wethouders van Vlissingen
 
 
de secretaris,
 
 
 
de burgemeester,
mr.drs.ing. M. (Martin) van Vliet
A.M. Demmers-van der Geest
 
 
Naar boven