Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
Korte afstand tot de arbeidsmarkt
In artikel 1 van deze verordening is een definitie opgenomen van het begrip 'korte afstand tot de arbeidsmarkt'. Onder een korte afstand tot de arbeidsmarkt wordt verstaan dat een persoon redelijkerwijs binnen één jaar geschikt is voor deelname aan de arbeidsmarkt. Dit begrip is van belang in verband met de mogelijkheid tot het opdragen van een tegenprestatie. Zie hierover artikel 4 van deze verordening.
Grote afstand tot de arbeidsmarkt
In artikel 1 van deze verordening is een definitie opgenomen van het begrip 'grote afstand tot de arbeidsmarkt'. Onder een grote afstand tot de arbeidsmarkt wordt verstaan dat een persoon redelijkerwijs niet binnen één jaar geschikt is voor deelname aan de arbeidsmarkt. Dit begrip is van belang in verband met de mogelijkheid tot het opdragen van een tegenprestatie. Zie hierover artikel 4 van deze verordening.
In artikel 1 van deze verordening is de definitie opgenomen van mantelzorg. Deze is gebaseerd op het begrip zoals dat wordt gehanteerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning). Onder mantelzorg wordt verstaan: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Uit kamerstukken met betrekking tot het begrip 'mantelzorg' zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning volgt dat de vier belangrijkste kenmerken van mantelzorg zijn (Deze kenmerken zijn ontleend aan diverse kamerstukken zoals TK 2004-2005, 30 169, nr. 1 (Notitie "De mantelzorger in beeld") en TK 2005-2006, 30 131, nr. C. Samengevat: Voor mantelzorg is vereist dat de verleende zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Voor de uitleg van wat onder gebruikelijke zorg kan worden aangesloten bij de definitie van gebruikelijke zorg in het protocol Gebruikelijke Zorg. Gebruikelijke zorg wordt in dat Protocol als volgt omschreven: de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.):
- a.
er is een bestaande sociale relatie tussen de zorgvrager en de zorgverlener;
- b.
mantelzorg wordt niet verricht in een georganiseerd verband;
- c.
het verrichten van mantelzorg is veelal geen bewuste keuze;
- d.
het verlenen van mantelzorg is nooit afdwingbaar.
Het begrip 'mantelzorg' is van belang omdat artikel 4 van deze verordening bepaalt dat het dagelijks bestuur bij het opleggen van een tegenprestatie rekening houdt met het verrichten van mantelzorg.
Maatschappelijk nuttige activiteiten
De term “maatschappelijk nuttige activiteiten” is een containerbegrip. Hieronder kunnen allerlei onbetaalde activiteiten worden geschaard die een algemeen nut beogen. In het kader van de Participatiewet kunnen dergelijke activiteiten worden ingezet bij de re-integratie (zoals sociale activering en participatieplaatsen). Deze hebben in dat geval expliciet arbeidsinschakeling tot doel en maken onderdeel uit van een re-integratievoorziening. Daarnaast kunnen dergelijke activiteiten worden ingezet bij het verrichten van een tegenprestatie. Ook in dat geval is sprake van een verplichtend karakter, maar is het doel van arbeidsinschakeling niet aan de orde.
Tenslotte is het ook mogelijk dat personen die behoren tot de doelgroep op eigen houtje en op vrijwillige basis onbetaalde activiteiten verrichten buiten het kader van een re-integratievoorziening of de tegenprestatie. Dit noemen we vrijwilligerswerk omdat er geen verplicht karakter aan verbonden is. Wel geldt als voorwaarde dat ze de arbeidsinschakeling niet mogen belemmeren. Het is mogelijk dat activiteiten die iemand als vrijwilligerswerk verricht, worden aangemerkt als tegenprestatie.
Artikel 3 Inhoud van tegenprestatie
Het dagelijks bestuur bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het dagelijks bestuur de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Artikel 3 van deze verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de inhoud van de tegenprestatie. Het dagelijks bestuur dient maatwerk toe te passen bij het opdragen van een tegenprestatie. Rekening moet worden gehouden met de individuele omstandigheden van belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden. De werkzaamheden worden immers opgedragen ‘naar vermogen’. Het is dus van belang dat belanghebbende ook in staat is de werkzaamheden te verrichten (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171.).
Als het dagelijks bestuur een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem wordt verwacht (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013,nr. 12/3649,ECLI: NL: RBZWB: 2013:BZ5171.).
Werkzaamheden die kunnen worden ingezet
Het dagelijks bestuur kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden voldoen aan de in artikel 3, eerste lid, van deze verordening genoemde voorwaarden. Dit betekent dat de als tegenprestatie in te zetten werkzaamheid:
- 1.
naar zijn aard niet is gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;
- 2.
niet is bedoeld als re-integratieinstrument;
- 3.
wordt verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin deze worden verricht; en
- 4.
niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt.
Deze voorwaarden zijn gebaseerd op de belangrijkste kenmerken van de tegenprestatie die volgen uit de parlementaire geschiedenis(TK 2010-2011, 32 815, nr. 3, p. 14).
In beleidsregels kan het dagelijks bestuur vastleggen welke werkzaamheden in ieder geval als tegenprestatie kunnen worden ingezet (artikel 3, tweede lid, van deze verordening). Deze werkzaamheden voldoen aan de in artikel 3, eerste lid, van deze verordening gestelde voorwaarden.
Omdat de werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie additioneel zijn en niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt, kunnen veel werkzaamheden niet als tegenprestatie worden ingezet (De regering verwijst voor voorbeelden van werkzaamheden die kunnen worden ingezet als tegenprestatie naar het onderzoeksrapport van de Inspectie SZW "Voor wat hoort wat". Veel voorbeelden van werkzaamheden waar naar wordt verwezen in het kader van de tegenprestatie leiden tot verdringing van reguliere arbeid.).
De volgende voorbeelden van werkzaamheden kunnen mogelijk geschikt zijn als tegenprestatie naar vermogen en worden afgestemd op lokale omstandigheden.
- -
onbetaalde werkzaamheden bij een maatschappelijke organisatie;
- -
sneeuwschuiven (bijvoorbeeld bij een bejaardenhuis);
- -
bospaden schoonhouden (het vegen van bladeren);
- -
meelopen bij een dierenambulance;
- -
beheer van een kantine bij een sportverenigingen;
- -
additionele werkzaamheden bij een scouting;
- -
taalmaatje voor nieuwkomers.
Samenwerking met maatschappelijke organisaties
Ferm Werk kan voor het werven van onbetaalde maatschappelijk nuttige werkzaamheden samenwerken met maatschappelijke organisaties zoals: Welzijn Woerden en Welzijn Oudewater, Kwintes, Abrona, Zuwe, buurthuizen en/of sportvoorzieningen. Om ervoor te zorgen dat voldoende maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn, is het van belang dat contacten worden onderhouden met maatschappelijke organisaties. De werkzaamheden die als tegenprestatie worden ingezet kunnen zowel binnen als buiten de gemeentegrenzen verricht worden.
Tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing
De tegenprestatie mag niet worden ingezet in het kader van de re-integratie. De tegenprestatie mag bovendien niet direct gericht zijn op toeleiding naar de arbeidsmarkt en is dan ook niet bedoeld als re-integratie instrument. Het betreft additionele werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Reguliere werkzaamheden kunnen daarom niet als tegenprestatie worden ingezet. De tegenprestatie mag het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren. Het uitgangspunt werk boven uitkering staat voorop. Dit volgt uit artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet en de parlementaire geschiedenis (TK 2010-2011, 32 815, nr. 3, p. 14). Daardoor is er in de praktijk weinig aanbod van werkzaamheden die als tegenprestatie ingezet kunnen worden.
Artikel 4 Het opdragen van een tegenprestatie
Het dagelijks bestuur heeft beleidsvrijheid om een tegenprestatie op te leggen. Het dagelijks bestuur bepaalt uiteindelijk of, en zo ja welke tegenprestatie wordt opgedragen. Tegen een besluit tot het opdragen van een tegenprestatie kan bezwaar en beroep worden aangetekend (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49).
De verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Dit is in de wet geregeld (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet). Daarnaast kan het dagelijks bestuur in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie indien daarvoor dringende redenen - zoals zorgtaken - aanwezig zijn (artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet).
De verplichting tot tegenprestatie is niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid, van de Participatiewet).
Het dagelijks bestuur dient bij weigering van belanghebbende om de tegenprestatie te verrichten, op basis van het individuele geval de hoogte en de duur van de op te leggen maatregel te bepalen (TK 2013-2014,33 801, nr. 3, p. 29).
Factoren die een rol spelen bij het opdragen van een tegenprestatie
In artikel 4, derde lid, van deze verordening is neergelegd met welke factoren het dagelijks bestuur rekening moet houden bij het opdragen van een tegenprestatie. Deze factoren worden hierna toegelicht.
Tegenprestatie 'naar vermogen'
De werkzaamheden die als tegenprestatie ingezet worden, moeten naar vermogen door een belanghebbende verricht kunnen worden. De term 'naar vermogen' heeft betrekking op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om deze werkzaamheden te verrichten. Immers, niet alle onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden kunnen worden opgedragen aan elke uitkeringsgerechtigde (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 30).
Persoonlijke situatie en individuele omstandigheden belanghebbende
Bij het opdragen van de tegenprestatie houdt het dagelijks bestuur rekening met de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding en werkervaring (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013,nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).). Hierbij wordt rekening gehouden met het fysieke en psychische vermogen van een belanghebbende. Bij het opdragen van de tegenprestatie dient het dagelijks bestuur maatwerk te leveren. Voorts wordt bij opdragen van een tegenprestatie rekening gehouden met praktische omstandigheden zoals reistijd, beschikbaarheid van kinderopvang en het feit dat de belanghebbende al maatschappelijke activiteiten verricht.
Persoonlijke wensen en kwaliteiten belanghebbende
Bij het opdragen van de verplichting tot tegenprestatie houdt het dagelijks bestuur rekening met de persoonlijke wensen en kwaliteiten van belanghebbende. De regering vindt het immers belangrijk dat een belanghebbende invloed heeft op de keuze van de activiteiten (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 47). Belanghebbende kan zelf ideeën aandragen voor de als tegenprestatie te verrichten werkzaamheden. Het dagelijks bestuur kan in beleidsregels bepalen wanneer een belanghebbende zijn keuze voor het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteit kenbaar maakt aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur beoordeelt de door belanghebbende zelf aangedragen ideeën en kan besluiten om het voorstel van belanghebbende over te nemen en die werkzaamheden in te zetten als tegenprestatie. Uiteraard moet die werkzaamheid voldoen aan het bepaalde bij of krachtens artikel 3 van deze verordening en moet die werkzaamheid beschikbaar zijn. Het dagelijks bestuur is niet gehouden te voldoen aan de wensen van een belanghebbende, maar moet deze wel in de beoordeling meenemen.
Draagt belanghebbende geen ideeën aan, dan legt het dagelijks bestuur belanghebbende een lijst met beschikbare keuzemogelijkheden voor van maatschappelijk nuttige werkzaamheden die voorhanden zijn. Als belanghebbende geen voorkeur kenbaar maakt of er geen keuzemogelijkheid is, legt het dagelijks bestuur een werkzaamheid op. Het is immers aan het dagelijks bestuur, en niet aan een belanghebbende, een tegenprestatie op te dragen.
Maatschappelijke activiteiten, vrijwilligerswerk en mantelzorg
Het dagelijks bestuur houdt bij het opdragen van de plicht tot tegenprestatie rekening met het eventuele gegeven dat een belanghebbende al maatschappelijk actief is (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Indien een belanghebbende al een maatschappelijke activiteit verricht, kan het college in bepaalde gevallen besluiten deze maatschappelijke activiteit aan te merken als tegenprestatie. Ook kan de omstandigheid dat een belanghebbende maatschappelijke activiteit verricht, ertoe leiden dat hiermee rekening wordt gehouden bij het vaststellen van de tegenprestatie, met name de duur en de omvang van de tegenprestatie. Voorbeelden van maatschappelijke activiteiten zijn: de zorg voor een ouder of een gehandicapt kind of het verrichten van onbetaald werk en vrijwilligerswerk. Omdat vrijwilligerswerk veelzijdig van aard is, is geen begripsomschrijving opgenomen.
De regering heeft in de nota van wijziging met betrekking tot de Wet maatregelen WWB (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6) uitdrukkelijk de mogelijkheid benoemd om rekening te houden met het verrichten van mantelzorg. Of sprake is van mantelzorg wordt getoetst aan de criteria van het begrip mantelzorg zoals neergelegd in artikel 1 van deze verordening. Verricht een belanghebbende mantelzorg in de zin van deze verordening dan kan het dagelijks bestuur ook afzien van het opleggen van een tegenprestatie op (artikel 6 van deze verordening).
Artikel 5 Duur en omvang van een tegenprestatie
Het dagelijks bestuur bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het dagelijks bestuur de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Artikel 5 van deze verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de duur en omvang van de tegenprestatie.
Geadviseerd wordt de tegenprestatie relatief gering in omvang en duur in te zetten om aan de veilige kant van de internationale bepalingen met betrekking tot het verbod op dwangarbeid en verplichte arbeid te blijven (artikel 4 EVRM). Daarnaast dient de tegenprestatie immers niet in de weg te staan aan de re-integratie van een belanghebbende. Voor de maximale duur en omvang van een tegenprestatie zoals vastgelegd in artikel 5 wordt geadviseerd duur en omvang niet te laag vast te stellen.
Individuele omstandigheden
Het dagelijks bestuur beoordeelt op basis van de individuele omstandigheden van een belanghebbende de omvang en de duur van de tegenprestatie. De omvang van de werkzaamheden en de duur in de tijd dienen in de regel beperkt te zijn. Dat betekent dat het dagelijks bestuur steeds een afweging maakt op basis van de situatie in welke mate een tegenprestatie verlangd kan worden (TK 2013-2014, 33 801, nr. 30).
Maximale duur tegenprestatie
Artikel 5, eerste lid, regelt dat de tegenprestatie wordt ingezet voor een maximale duur. Uit het onderzoeksrapport "Voor wat hoort wat" blijkt dat bij ongeveer de helft van de gemeenten de gemiddelde duur korter is dan een half jaar en bij iets minder dan de helft is de gemiddelde duur meer dan een half jaar. Het is van belang dat de duur beperkt is.
Artikel 5, tweede lid, stelt kaders voor het aantal uren per week dat de tegenprestatie wordt opgedragen. De tegenprestatie wordt opgedragen voor minimaal vier uren per week en maximaal twaalf uren per week. Voor het minimaal aantal uren is gekozen om personen werkzaamheden te laten verrichten van enige omvang. Voor het maximaal aantal uren is gekozen om de tegenprestatie van relatief geringe omvang te laten zijn. De reden daarvoor is aan het begin van artikel 5 toegelicht.