Verordening Tegenprestatie 2015 GR Ferm Werk
Het algemeen bestuur van Ferm Werk,
 
  • -
    gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 11 december 2014;
  • -
    gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet;
  • -
    gezien de zienswijze van:
  • -
    gezien de zienswijze van:
    • -
      de gemeenteraad van de gemeente Woerden d.d. 10 november 2014,
    • -
      de gemeenteraad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk d.d. 17 december 2014,
    • -
      de gemeenteraad van de gemeente Montfoort d.d. 15 december 2014,
    • -
      de gemeenteraad van de gemeente Oudewater d.d. 23 oktober 2014,
  • -
    en het advies van de:
    • -
      Regionale adviesraad Werk en Bijstand d.d. 15 november 2014,
    • -
      Stichting Puree d.d. 18 november 2014,
    • -
      Participatieraad gemeente Montfoort d.d. 23 oktober 2014,
besluit vast te stellen de Verordening Tegenprestatie Participatiewet 2015 GR Ferm Werk.
 
Artikel 1 Begrippen
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet. In deze verordening wordt verstaan onder:
  • 1.
    grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;
  • 2.
    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
  • 3.
    maatschappelijk nuttige activiteiten: onbetaalde activiteiten van algemeen nut, zoals vrijwilligerswerk en mantelzorg, die niet worden verricht in het kader van een re-integratietraject;
  • 4.
    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Ferm Werk;
  • 5.
    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Ferm Werk.
Artikel 2 Verslag over beleid
  • 1.
    Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks aan het algemeen bestuur een verslag over de uitvoering van het beleid.
  • 2.
    Het jaarverslag, zoals bedoeld in het eerste lid, bevat het oordeel van de cliëntenraad.
Artikel 3 Inhoud van een tegenprestatie
  • 1.
    Het dagelijks bestuur kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden:
    • a.
      naar zijn aard niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;
    • b.
      niet zijn bedoeld als re-integratieinstrument;
    • c.
      worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin ze worden verricht;
    • d.
      niet leiden tot verdringing;
  • 2.
    Het dagelijks bestuur stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels vast waarin wordt vastgelegd welke aanvullende werkzaamheden het dagelijks bestuur in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.
Artikel 4 Het opdragen van een tegenprestatie
  • 1.
    Het dagelijks bestuur kan een belanghebbende met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, aan wie geen verplichting is opgelegd in het kader van de arbeidsinschakeling of participatie (hoofdstuk 2.1, artikel 9 van de Participatiewet) een tegenprestatie opdragen.
  • 2.
    Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het dagelijks bestuur rekening met de volgende factoren:
    • a.
      de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een belanghebbende;
    • b.
      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende moeten in aanmerking worden genomen;
    • c.
      de persoonlijke wensen en kwaliteiten van een belanghebbende moeten in overweging worden genomen;
    • d.
      als een belanghebbende al maatschappelijke activiteiten, mantelzorg of vrijwilligerswerk verricht, moet daarmee rekening worden gehouden.
Artikel 5 Duur en omvang van een tegenprestatie
  • 1.
    Een tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal drie maanden.
  • 2.
    Een tegenprestatie wordt opgedragen voor minimaal vier uren per week en maximaal twaalf uren per week.
Artikel 6 Geen werkzaamheden voorhanden
Het dagelijks bestuur draagt geen tegenprestatie op indien geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.
Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
  • 2.
    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie 2015 GR Ferm Werk.
 
Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van Ferm Werk gehouden op 18 december 2014.

Y. Koster-Dreese

Voorzitter algemeen bestuur

Ferm Werk

I. Korte

Secretaris algemeen bestuur

Ferm Werk

Algemene toelichting
Bestuursorganen
Op grond van artikel 5 lid 2 van de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Ferm Werk hebben de raden en de colleges van burgemeester en wethouders hun bevoegdheden overgedragen aan de betreffende bestuursorganen van de GR Ferm Werk. Om die reden wordt in deze verordening gesproken over het algemeen bestuur waar het gaat om een bevoegdheid van de gemeenteraad en over dagelijks bestuur waar het gaat om een bevoegdheid van het college.
 
Het dagelijks bestuur is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Een belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is vanaf de dag van melding gehouden naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Dit is vastgelegd in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar vermogen door het dagelijks bestuur opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
Individuele omstandigheden
Het dagelijks bestuur bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het dagelijks bestuur de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Als het dagelijks bestuur een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem verwacht wordt (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr.12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).
Geen tegenprestatie
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het dagelijks bestuur in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie (artikel 9, tweede lid, Participatiewet). Het verrichten van zorgtaken kan ook een dringende reden opleveren. De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is voorts niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid Participatiewet).
Afstemmen
Voor het niet nakomen van de tegenprestatie geldt dat kan worden afgestemd overeenkomstig de Afstemmingsverordening 2015 GR Ferm Werk.
Bevoegheid opdragen tegenprestatie
De bevoegdheid van het dagelijks bestuur om een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten geldt al sinds 1 januari 2012. De regering meent dat de tegenprestatie voor uitkeringsgerechtigden een gelegenheid is om te blijven participeren in de samenleving en om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Dit zijn volgens de regering ook noodzakelijke voorwaarden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 29).
Tegenprestatie is geen re-integratieinstrument
De plicht tot tegenprestatie heeft tot doel om maatschappelijk nuttige werkzaamheden te doen in de samenleving als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. Het opdragen van een tegenprestatie heeft niet tot doel de re-integratie van een belanghebbende te bevorderen, maar moet worden gezien als een nuttige bijdrage aan de samenleving (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49-50). De tegenprestatie is daarom naar zijn aard niet gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt en is niet bedoeld als re-integratieinstrument. Voorts mag een tegenprestatie het accepteren van passende arbeid of van re-integratieinspanningen niet belemmeren. Immers, als uitgangspunt geldt werk boven uitkering. Om die reden is er in deze verordening voor gekozen om een tegenprestatie alleen op te leggen aan uitkeringsgerechtigden met een lange afstand tot de arbeidsmarkt die geen re-integratie activiteiten verrichten.
Verordeningsplicht
De Wet maatregelen WWB legt de gemeente de verplichting op om, per 1 januari 2015, bij verordening regels vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie aan mensen met een bijstandsuitkering in de leeftijd van 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b Participatiewet. Het is aan het bestuur van Ferm Werk om de duur, omvang en inhoud van de tegenprestatie te regelen (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49-50).
Ontwikkelen beleid door dagelijks bestuur
Het Dagelijks bestuur heeft de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening tegenprestatie. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begrippen
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
 
Korte afstand tot de arbeidsmarkt
In artikel 1 van deze verordening is een definitie opgenomen van het begrip 'korte afstand tot de arbeidsmarkt'. Onder een korte afstand tot de arbeidsmarkt wordt verstaan dat een persoon redelijkerwijs binnen één jaar geschikt is voor deelname aan de arbeidsmarkt. Dit begrip is van belang in verband met de mogelijkheid tot het opdragen van een tegenprestatie. Zie hierover artikel 4 van deze verordening.
 
Grote afstand tot de arbeidsmarkt
In artikel 1 van deze verordening is een definitie opgenomen van het begrip 'grote afstand tot de arbeidsmarkt'. Onder een grote afstand tot de arbeidsmarkt wordt verstaan dat een persoon redelijkerwijs niet binnen één jaar geschikt is voor deelname aan de arbeidsmarkt. Dit begrip is van belang in verband met de mogelijkheid tot het opdragen van een tegenprestatie. Zie hierover artikel 4 van deze verordening.
 
Mantelzorg
In artikel 1 van deze verordening is de definitie opgenomen van mantelzorg. Deze is gebaseerd op het begrip zoals dat wordt gehanteerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning). Onder mantelzorg wordt verstaan: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Uit kamerstukken met betrekking tot het begrip 'mantelzorg' zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning volgt dat de vier belangrijkste kenmerken van mantelzorg zijn (Deze kenmerken zijn ontleend aan diverse kamerstukken zoals TK 2004-2005, 30 169, nr. 1 (Notitie "De mantelzorger in beeld") en TK 2005-2006, 30 131, nr. C. Samengevat: Voor mantelzorg is vereist dat de verleende zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Voor de uitleg van wat onder gebruikelijke zorg kan worden aangesloten bij de definitie van gebruikelijke zorg in het protocol Gebruikelijke Zorg. Gebruikelijke zorg wordt in dat Protocol als volgt omschreven: de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.):
  • a.
    er is een bestaande sociale relatie tussen de zorgvrager en de zorgverlener;
  • b.
    mantelzorg wordt niet verricht in een georganiseerd verband;
  • c.
    het verrichten van mantelzorg is veelal geen bewuste keuze;
  • d.
    het verlenen van mantelzorg is nooit afdwingbaar.
Het begrip 'mantelzorg' is van belang omdat artikel 4 van deze verordening bepaalt dat het dagelijks bestuur bij het opleggen van een tegenprestatie rekening houdt met het verrichten van mantelzorg.
 
Maatschappelijk nuttige activiteiten
De term “maatschappelijk nuttige activiteiten” is een containerbegrip. Hieronder kunnen allerlei onbetaalde activiteiten worden geschaard die een algemeen nut beogen. In het kader van de Participatiewet kunnen dergelijke activiteiten worden ingezet bij de re-integratie (zoals sociale activering en participatieplaatsen). Deze hebben in dat geval expliciet arbeidsinschakeling tot doel en maken onderdeel uit van een re-integratievoorziening. Daarnaast kunnen dergelijke activiteiten worden ingezet bij het verrichten van een tegenprestatie. Ook in dat geval is sprake van een verplichtend karakter, maar is het doel van arbeidsinschakeling niet aan de orde.
Tenslotte is het ook mogelijk dat personen die behoren tot de doelgroep op eigen houtje en op vrijwillige basis onbetaalde activiteiten verrichten buiten het kader van een re-integratievoorziening of de tegenprestatie. Dit noemen we vrijwilligerswerk omdat er geen verplicht karakter aan verbonden is. Wel geldt als voorwaarde dat ze de arbeidsinschakeling niet mogen belemmeren. Het is mogelijk dat activiteiten die iemand als vrijwilligerswerk verricht, worden aangemerkt als tegenprestatie.
Artikel 2 Verslag over beleid
Het dagelijks bestuur zendt eens per jaar aan het Algemeen bestuur een verslag over de uitvoering van het beleid inzake het opdragen van een tegenprestatie.
 
Cliëntenraad betrekken bij beleid
Uit artikel 2, tweede lid, van deze verordening volgt nadrukkelijk dat de cliëntenraad moet worden betrokken bij de verantwoording over het beleid. Het jaarverslag over het beleid inzake het opdragen van een tegenprestatie moet het oordeel van de cliëntenraad bevatten.
 
Artikel 3 Inhoud van tegenprestatie
Het dagelijks bestuur bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het dagelijks bestuur de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Artikel 3 van deze verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de inhoud van de tegenprestatie. Het dagelijks bestuur dient maatwerk toe te passen bij het opdragen van een tegenprestatie. Rekening moet worden gehouden met de individuele omstandigheden van belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden. De werkzaamheden worden immers opgedragen ‘naar vermogen’. Het is dus van belang dat belanghebbende ook in staat is de werkzaamheden te verrichten (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171.).
Als het dagelijks bestuur een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem wordt verwacht (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013,nr. 12/3649,ECLI: NL: RBZWB: 2013:BZ5171.).
 
Werkzaamheden die kunnen worden ingezet
Het dagelijks bestuur kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden voldoen aan de in artikel 3, eerste lid, van deze verordening genoemde voorwaarden. Dit betekent dat de als tegenprestatie in te zetten werkzaamheid:
  • 1.
    naar zijn aard niet is gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;
  • 2.
    niet is bedoeld als re-integratieinstrument;
  • 3.
    wordt verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin deze worden verricht; en
  • 4.
    niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt.
 
Deze voorwaarden zijn gebaseerd op de belangrijkste kenmerken van de tegenprestatie die volgen uit de parlementaire geschiedenis(TK 2010-2011, 32 815, nr. 3, p. 14).
In beleidsregels kan het dagelijks bestuur vastleggen welke werkzaamheden in ieder geval als tegenprestatie kunnen worden ingezet (artikel 3, tweede lid, van deze verordening). Deze werkzaamheden voldoen aan de in artikel 3, eerste lid, van deze verordening gestelde voorwaarden.
 
Omdat de werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie additioneel zijn en niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt, kunnen veel werkzaamheden niet als tegenprestatie worden ingezet (De regering verwijst voor voorbeelden van werkzaamheden die kunnen worden ingezet als tegenprestatie naar het onderzoeksrapport van de Inspectie SZW "Voor wat hoort wat". Veel voorbeelden van werkzaamheden waar naar wordt verwezen in het kader van de tegenprestatie leiden tot verdringing van reguliere arbeid.).
 
De volgende voorbeelden van werkzaamheden kunnen mogelijk geschikt zijn als tegenprestatie naar vermogen en worden afgestemd op lokale omstandigheden.
  • -
    onbetaalde werkzaamheden bij een maatschappelijke organisatie;
  • -
    sneeuwschuiven (bijvoorbeeld bij een bejaardenhuis);
  • -
    bospaden schoonhouden (het vegen van bladeren);
  • -
    meelopen bij een dierenambulance;
  • -
    beheer van een kantine bij een sportverenigingen;
  • -
    additionele werkzaamheden bij een scouting;
  • -
    taalmaatje voor nieuwkomers. 
 
Samenwerking met maatschappelijke organisaties
Ferm Werk kan voor het werven van onbetaalde maatschappelijk nuttige werkzaamheden samenwerken met maatschappelijke organisaties zoals: Welzijn Woerden en Welzijn Oudewater, Kwintes, Abrona, Zuwe, buurthuizen en/of sportvoorzieningen. Om ervoor te zorgen dat voldoende maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn, is het van belang dat contacten worden onderhouden met maatschappelijke organisaties. De werkzaamheden die als tegenprestatie worden ingezet kunnen zowel binnen als buiten de gemeentegrenzen verricht worden.
 
Tegenprestatie mag niet leiden tot verdringing
De tegenprestatie mag niet worden ingezet in het kader van de re-integratie. De tegenprestatie mag bovendien niet direct gericht zijn op toeleiding naar de arbeidsmarkt en is dan ook niet bedoeld als re-integratie instrument. Het betreft additionele werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Reguliere werkzaamheden kunnen daarom niet als tegenprestatie worden ingezet. De tegenprestatie mag het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren. Het uitgangspunt werk boven uitkering staat voorop. Dit volgt uit artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet en de parlementaire geschiedenis (TK 2010-2011, 32 815, nr. 3, p. 14). Daardoor is er in de praktijk weinig aanbod van werkzaamheden die als tegenprestatie ingezet kunnen worden.
Artikel 4 Het opdragen van een tegenprestatie
Het dagelijks bestuur heeft beleidsvrijheid om een tegenprestatie op te leggen. Het dagelijks bestuur bepaalt uiteindelijk of, en zo ja welke tegenprestatie wordt opgedragen. Tegen een besluit tot het opdragen van een tegenprestatie kan bezwaar en beroep worden aangetekend (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49). 
 
Geen tegenprestatie
De verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Dit is in de wet geregeld (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet). Daarnaast kan het dagelijks bestuur in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie indien daarvoor dringende redenen - zoals zorgtaken - aanwezig zijn (artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet).
De verplichting tot tegenprestatie is niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid, van de Participatiewet).
 
Weigering tegenprestatie
Het dagelijks bestuur dient bij weigering van belanghebbende om de tegenprestatie te verrichten, op basis van het individuele geval de hoogte en de duur van de op te leggen maatregel te bepalen (TK 2013-2014,33 801, nr. 3, p. 29). 
 
Factoren die een rol spelen bij het opdragen van een tegenprestatie
In artikel 4, derde lid, van deze verordening is neergelegd met welke factoren het dagelijks bestuur rekening moet houden bij het opdragen van een tegenprestatie. Deze factoren worden hierna toegelicht.
 
Tegenprestatie 'naar vermogen'
De werkzaamheden die als tegenprestatie ingezet worden, moeten naar vermogen door een belanghebbende verricht kunnen worden. De term 'naar vermogen' heeft betrekking op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om deze werkzaamheden te verrichten. Immers, niet alle onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden kunnen worden opgedragen aan elke uitkeringsgerechtigde (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 30).
 
Persoonlijke situatie en individuele omstandigheden belanghebbende
Bij het opdragen van de tegenprestatie houdt het dagelijks bestuur rekening met de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding en werkervaring (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013,nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).). Hierbij wordt rekening gehouden met het fysieke en psychische vermogen van een belanghebbende. Bij het opdragen van de tegenprestatie dient het dagelijks bestuur maatwerk te leveren. Voorts wordt bij opdragen van een tegenprestatie rekening gehouden met praktische omstandigheden zoals reistijd, beschikbaarheid van kinderopvang en het feit dat de belanghebbende al maatschappelijke activiteiten verricht.
 
Persoonlijke wensen en kwaliteiten belanghebbende
Bij het opdragen van de verplichting tot tegenprestatie houdt het dagelijks bestuur rekening met de persoonlijke wensen en kwaliteiten van belanghebbende. De regering vindt het immers belangrijk dat een belanghebbende invloed heeft op de keuze van de activiteiten (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 47). Belanghebbende kan zelf ideeën aandragen voor de als tegenprestatie te verrichten werkzaamheden. Het dagelijks bestuur kan in beleidsregels bepalen wanneer een belanghebbende zijn keuze voor het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteit kenbaar maakt aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur beoordeelt de door belanghebbende zelf aangedragen ideeën en kan besluiten om het voorstel van belanghebbende over te nemen en die werkzaamheden in te zetten als tegenprestatie. Uiteraard moet die werkzaamheid voldoen aan het bepaalde bij of krachtens artikel 3 van deze verordening en moet die werkzaamheid beschikbaar zijn. Het dagelijks bestuur is niet gehouden te voldoen aan de wensen van een belanghebbende, maar moet deze wel in de beoordeling meenemen.
Draagt belanghebbende geen ideeën aan, dan legt het dagelijks bestuur belanghebbende een lijst met beschikbare keuzemogelijkheden voor van maatschappelijk nuttige werkzaamheden die voorhanden zijn. Als belanghebbende geen voorkeur kenbaar maakt of er geen keuzemogelijkheid is, legt het dagelijks bestuur een werkzaamheid op. Het is immers aan het dagelijks bestuur, en niet aan een belanghebbende, een tegenprestatie op te dragen.
 
Maatschappelijke activiteiten, vrijwilligerswerk en mantelzorg
Het dagelijks bestuur houdt bij het opdragen van de plicht tot tegenprestatie rekening met het eventuele gegeven dat een belanghebbende al maatschappelijk actief is (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Indien een belanghebbende al een maatschappelijke activiteit verricht, kan het college in bepaalde gevallen besluiten deze maatschappelijke activiteit aan te merken als tegenprestatie. Ook kan de omstandigheid dat een belanghebbende maatschappelijke activiteit verricht, ertoe leiden dat hiermee rekening wordt gehouden bij het vaststellen van de tegenprestatie, met name de duur en de omvang van de tegenprestatie. Voorbeelden van maatschappelijke activiteiten zijn: de zorg voor een ouder of een gehandicapt kind of het verrichten van onbetaald werk en vrijwilligerswerk. Omdat vrijwilligerswerk veelzijdig van aard is, is geen begripsomschrijving opgenomen.
 
Mantelzorg
De regering heeft in de nota van wijziging met betrekking tot de Wet maatregelen WWB (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6) uitdrukkelijk de mogelijkheid benoemd om rekening te houden met het verrichten van mantelzorg. Of sprake is van mantelzorg wordt getoetst aan de criteria van het begrip mantelzorg zoals neergelegd in artikel 1 van deze verordening. Verricht een belanghebbende mantelzorg in de zin van deze verordening dan kan het dagelijks bestuur ook afzien van het opleggen van een tegenprestatie op (artikel 6 van deze verordening).
Artikel 5 Duur en omvang van een tegenprestatie
Het dagelijks bestuur bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het dagelijks bestuur de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Artikel 5 van deze verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de duur en omvang van de tegenprestatie.
 
Geadviseerd wordt de tegenprestatie relatief gering in omvang en duur in te zetten om aan de veilige kant van de internationale bepalingen met betrekking tot het verbod op dwangarbeid en verplichte arbeid te blijven (artikel 4 EVRM). Daarnaast dient de tegenprestatie immers niet in de weg te staan aan de re-integratie van een belanghebbende. Voor de maximale duur en omvang van een tegenprestatie zoals vastgelegd in artikel 5 wordt geadviseerd duur en omvang niet te laag vast te stellen.
 
Individuele omstandigheden
Het dagelijks bestuur beoordeelt op basis van de individuele omstandigheden van een belanghebbende de omvang en de duur van de tegenprestatie. De omvang van de werkzaamheden en de duur in de tijd dienen in de regel beperkt te zijn. Dat betekent dat het dagelijks bestuur steeds een afweging maakt op basis van de situatie in welke mate een tegenprestatie verlangd kan worden (TK 2013-2014, 33 801, nr. 30).
 
Maximale duur tegenprestatie
Artikel 5, eerste lid, regelt dat de tegenprestatie wordt ingezet voor een maximale duur. Uit het onderzoeksrapport "Voor wat hoort wat" blijkt dat bij ongeveer de helft van de gemeenten de gemiddelde duur korter is dan een half jaar en bij iets minder dan de helft is de gemiddelde duur meer dan een half jaar. Het is van belang dat de duur beperkt is.
Artikel 5, tweede lid, stelt kaders voor het aantal uren per week dat de tegenprestatie wordt opgedragen. De tegenprestatie wordt opgedragen voor minimaal vier uren per week en maximaal twaalf uren per week. Voor het minimaal aantal uren is gekozen om personen werkzaamheden te laten verrichten van enige omvang. Voor het maximaal aantal uren is gekozen om de tegenprestatie van relatief geringe omvang te laten zijn. De reden daarvoor is aan het begin van artikel 5 toegelicht.
 
Artikel 6 Geen werkzaamheden voorhanden
Artikel 6 van deze verordening bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn. In deze verordening kiest het algemeen bestuur ervoor dat indien geen maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn om geen tegenprestatie op te leggen.
 
Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel
Behoeft geen toelichting.
Naar boven