Verordening Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2015 GR Ferm Werk
Het algemeen bestuur van Ferm Werk,
 
  • -
    gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 11 december 2014;
  • -
    gelet op artikel 108 van de gemeentewet;
besluit vast te stellen de Verordening Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2015 GR Ferm Werk
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • 1.
    Alleenstaande, kind en gezin: conform de daarvoor geldende definities in de Participatiewet;
  • 2.
    Minima: alleenstaanden of gezinnen die beschikken over een inkomen tot   120% van de bijstandsnorm die voor betrokkene van toepassing is of zou zijn;
  • 3.
    Bijstandsnorm: toepasselijke norm volgens de Participatiewet;
  • 4.
    Welzijnsactiviteiten: activiteiten op het gebied van cultuur, sport, recreatie, vorming en educatie die in een beleidsregel van het dagelijks bestuur zijn vastgelegd;
  • 5.
    Bijdrage: een financiële bijdrage ingevolge de regeling bedoeld in deze verordening;
  • 6.
    Dagelijks bestuur het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Ferm Werk.
Artikel 2 Doel van de regeling
De regeling beoogt door toekenning van een bijdrage:
  • 1.
    de participatie van minima aan welzijnsactiviteiten te bevorderen en daardoor sociale uitsluiting te voorkomen;
  • 2.
    de toegankelijkheid van informatievoorziening via schriftelijke media of internet voor minima te bevorderen;
  • 3.
    te bevorderen dat kinderen van minima deelnemen aan schoolactiviteiten waarvoor een ouderbijdrage wordt gevraagd.
Artikel 3 Doelgroep
  • 1.
    Deze regeling is uitsluitend van toepassing op meerderjarige personen en hun ten laste komende kinderen die op de aanvraagdatum zijn ingeschreven als inwoner van de gemeente Woerden, Montfoort of Oudewater.
  • 2.
    Tot de doelgroep voor deze regeling behoren personen die beschikken over een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en een vermogen tot de geldende grenzen genoemd in artikel 34 derde lid van de Participatiewet.
  • 3.
    De wijze waarop het inkomen en het vermogen worden vastgesteld, wordt in beleidsregels vastgelegd.
  • 4.
    De regeling is niet van toepassing op personen vanaf 18 jaar die onderwijs volgen dat valt onder de werking van de Wet Studiefinanciering.
Artikel 4 Bijdrage voor welzijnsactiviteiten
  • 1.
    Een bijdrage als bedoeld in het eerste lid van artikel 2 kan worden verstrekt voor de betaling van directe en indirecte kosten in verband met deelname aan welzijnsactiviteiten.
  • 2.
    De in aanmerking te nemen kosten bedragen maximaal € 195,00 per gezinslid per kalenderjaar.
  • 3.
    De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm 100% van de in aanmerking te nemen kosten.
  • 4.
    De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tussen 110% en 115% van de toepasselijke bijstandsnorm 70% van de in aanmerking te nemen kosten.
  • 5.
    De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tussen 115% en 120% van de toepasselijke bijstandsnorm 35% van de in aanmerking te nemen kosten.
Artikel 5 Bijdrage voor kosten van informatievoorziening
  • 1.
    Een bijdrage als bedoeld in het tweede lid van artikel 2 kan worden verstrekt voor de kosten van een abonnement op een dag-, week- of maandblad of van een internetabonnement.
  • 2.
    De in aanmerking te nemen kosten bedragen maximaal € 22,50 per huishouden per maand.
  • 3.
    De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm 100% van de in aanmerking te nemen kosten.
  • 4.
    De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tussen 110% en 115% van de toepasselijke bijstandsnorm 70% van de in aanmerking te nemen kosten.
  • 5.
    De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tussen 115% en 120% van de toepasselijke bijstandsnorm 35% van de in aanmerking te nemen kosten.
Artikel 6 Bijdrage voor ouderbijdragen voor schoolgaande kinderen
  • 1.
    Een bijdrage als bedoeld in het derde lid van artikel 2 kan worden verstrekt ten behoeve van de ouderbijdragen voor kinderen op de basisschool en het voortgezet onderwijs.
  • 2.
    De bijdrage bedraagt voor aanvragers met een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm 100% van de kosten tot een maximum van € 110,00 per kind per jaar.
Artikel 7 Indexering
  • 1.
    Het dagelijks bestuur verhoogt de in aanmerking te nemen kosten bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6 van deze verordening jaarlijks met het indexeringspercentage genoemd in het handboek Grip op WWB van KluwerSchulinck (consumentenprijsindex alle huishoudens van het CBS) van het betreffende jaar.
  • 2.
    Grondslag voor het vaststellen bij de jaarlijks in aanmerking te nemen kosten zijn de bedragen zoals deze in het jaar 2008 zijn vastgesteld door de gemeenteraden van Woerden, Montfoort en Oudewater en de sindsdien toegepaste indexeringen.
  • 3.
    De verhoging wordt vastgesteld, zodra een veelvoud van € 5,00 per jaar is overschreden.
Artikel 8 Aanvraag
  • 1.
    Een aanvraag voor een bijdrage op grond van deze regeling wordt inge­diend bij het dagelijks bestuur.
  • 2.
    Op de aanvraag wordt binnen acht weken nadat deze is ontvangen een beslissing genomen door het dagelijks bestuur.
Artikel 9 Uitkering
  • 1.
    De bijdrage op grond van deze regeling wordt uitgekeerd op basis van declaraties die zijn ingediend met behulp van een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier.
  • 2.
    De wijze waarop het bestaan en de hoogte van de gedeclareerde kosten worden gecontroleerd wordt in een beleidsregel vastgelegd.
  • 3.
    Betaling geschiedt op een daartoe door de aanvrager op te geven bank- of girorekeningnummer.
Artikel 10 Terugvordering
De bijdrage kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd indien:
  • 1.
    de aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en daardoor een te hoge bijdrage heeft ontvangen;
  • 2.
    de aanvrager weigert te voldoen aan nader gestelde verplichtingen.
Artikel 11 Afwijkend gemeentelijk beleid
Voor inwoners van de gemeente Montfoort worden onder welzijnsactiviteiten als bedoeld in artikel 1, lid 4 van de verordening niet verstaan: sportactiviteiten van kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar.
Artikel 12 Titel en inwerkingtreding
  • 1.
    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2015 GR Ferm Werk”.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Artikel 13 Intrekken oude verordeningen
De volgende verordeningen worden ingetrokken:
  • a.
    Verordening Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2012-A gemeenten Woerden;
  • b.
    Verordening Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2012 gemeente Montfoort; en
  • c.
    Verordening Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima 2012 gemeente Oudewater.
Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van Ferm Werk gehouden op 18 december 2014.

Y. Koster-Dreese

Voorzitter algemeen bestuur

Ferm Werk

I. Korte

Secretaris algemeen bestuur

Ferm Werk

Algemene toelichting
Bestuursorganen
Op grond van artikel 5 lid 2 van de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Ferm Werk hebben de raden en de colleges van burgemeester en wethouders hun bevoegdheden, overgedragen aan de betreffende bestuursorganen van de GR Ferm Werk. Voordat de GR Ferm Werk gebruik zal maken van de verordende bevoegdheden, zal zij om de zienswijzen van de deelnemers vragen.
Om die reden wordt in deze verordening gesproken over Het algemeen bestuur, daar waar het gaat om een bevoegdheid van de raad en over het dagelijks bestuur, daar waar het gaat om een bevoegdheid van het college.
De Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima
De Declaratieregeling maatschappelijke participatie voor minima bestaat sinds 2008. De tot dan bestaande minimaregelingen van de gemeenten Woerden, Montfoort, Oudewater, Breukelen en Loenen zijn toen in deze regeling geharmoniseerd.
 
Bedoeling van deze regeling was en is om de participatie van mensen met een smalle beurs te bevorderen door hiervoor een financiële bijdrage te verstrekken. In de regeling worden verschillende kostensoorten genoemd waarvoor een bijdrage kan worden verstrekt. Dit betreft in de eerste plaats een scala van activiteiten in de sfeer van sport, cultuur en educatie, maar ook de kosten van informatievoorziening zoals een abonnement op een krant of internet. Vanwege het belang dat kinderen in minimagezinnen gewoon mee kunnen doen op school met alle activiteiten is een aparte bijdrage benoemd voor schoolbijdragen.
 
Met invoering van de Participatiewet is het beleid ten aanzien van categoriale regelingen verscherpt. Dit is uitsluitend nog mogelijk in de vorm van een collectieve zorgverzekering. De Declaratieregeling geldt niet als een categoriale regeling omdat er wordt uitgekeerd voor specifiek benoemde en aantoonbare kosten.
 
Omdat een (tot en 2014 verplichte) categoriale regeling voor maatschappelijke participatie van kinderen vanaf 1 januari 2015 niet meer is toegestaan, zijn in deze verordening alle verwijzingen naar de Participatiewet (voorheen de WWB) geschrapt. De regeling is alleen nog gebaseerd op de gemeentewet. Een dergelijk regeling kan worden vastgesteld voor zover deze tot doel heeft participatie te bevorderen. Dat is daarom in de huidige tekst van de verordening nog sterker benadrukt.
 
Inhoudelijk is de regeling nog vrijwel onveranderd ten opzichte van 2008. Wel is er ruimte gecreëerd voor afwijkend beleid in een bepaalde deelnemende gemeente om te kunnen aansluitend met daar bestaand ander beleid.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De begripsomschrijvingen hebben betrekking op de activiteiten waarvoor een vergoeding kan worden verstrekt en de doelgroep die daarvoor in aanmerking komt. Voor een nadere omschrijving van de activiteiten wordt door het dagelijks bestuur een beleidsregel vastgesteld. Het begrip “minima” is afgeleid van de bijstandsnorm die voor een aanvrager van toepassing is of zou zijn als ware hij bijstandsgerechtigd.
Artikel 2 Doel van de regeling
De regeling beoogt een breed scala aan welzijnsactiviteiten toegankelijk te houden / te maken voor de inwoners die beschikken over een laag inkomen en daardoor eerder het risico lopen in een maatschappelijk isolement te geraken.
Artikel 3 Doelgroep
De doelgroep voor de regeling is gerelateerd aan de toepasselijke bijstandsnormen en de vermogensgrenzen genoemd in de Participatiewet. De groep studenten met een uitkering in het kader van de WSF wordt specifiek van de regeling uitgesloten. Deze personen hebben voldoende mogelijkheden om tegen gereduceerde prijzen deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.
Artikel 4 en 5 Bijdragen voor welzijnsactiviteiten en informatievoorziening
In deze artikelen worden de aard van de vergoedbare kosten en de hoogte van een toe te kennen bijdrage vermeld. De kosten waarvoor een vergoeding kan worden verstrekt, zijn in de verordening globaal omschreven. Deze kunnen nader worden gespecificeerd in beleidsregels. Om financiële belemmering voor deelname aan activiteiten zoveel mogelijk weg te nemen, komen ook indirecte kosten zoals reiskosten en sportuitrusting voor vergoeding in aanmerking.
Om een armoedeval te voorkomen, waardoor mensen bij een geringe stijging van inkomen abrupt het recht op vergoedingen verliezen, wordt de vergoeding trapsgewijs verlaagd bij inkomens tussen 110% en 120% van de toepasselijke bijstandsnorm door een percentage van de kosten te vergoeden. Tot 110% wordt de maximale vergoeding verstrekt. Mensen met een inkomen tussen 110% en 120% van de bijstandsnorm hoeven niet eerst een bepaald bedrag aan kosten zelf te voldoen, maar krijgen meteen een gedeeltelijke vergoeding. Van hen wordt dus verwacht dat ze een eigen bijdrage leveren.
Artikel 6 Bijdrage voor ouderbijdragen voor schoolgaande kinderen
Deze bijdrage is bedoeld voor de vrijwillige schoolbijdragen die aan ouders wordt gevraagd. Dit betreft kinderen in zowel het basisonderwijs, als het voortgezet onderwijs. In de praktijk blijkt namelijk dat de tegemoetkomingen van de landelijke overheid (WTOS / kindgebonden budget) niet alle kosten van kinderen in het voortgezet onderwijs dekken. Vanwege het bijzondere belang dat kinderen niet de dupe mogen worden van financiële beperkingen van hun ouders en om te voorkomen dat eigen bijdragen voor gezinnen met kinderen te veel cumuleren, geldt in deze categorie geen lagere vergoeding bij inkomens tussen 110% en 120% van de bijstandsnorm.
Artikel 7 Indexering
Om de bedragen mee te laten stijgen met het prijspeil worden jaarlijks de bedragen verhoogd met het ‘consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens’ van het voorafgaande jaar. Het bedoelde percentage is vermeld in het handboek Grip op WWB van KluwerSchulinck dat algemeen geldt als richtlijn voor de uitvoering voor de afdeling participatie en Inkomen van Ferm Werk.
 
Om te voorkomen dat er gewerkt moet worden met onafgeronde bedragen, wordt de verhoging vastgesteld, zodra een veelvoud van € 5,00 is overstegen.
 
Rekenvoorbeeld
De maximale vergoeding voor welzijnsactiviteiten was in 2008 € 175,00. Verhoging 2009 2,5%: het bedrag werd € 179,38 maar oversteeg niet het veelvoud van € 5,00 en bleef in 2009 dus vastgesteld op € 175,00. In 2010 werd gerekend vanaf een bedrag van € 179,38. In 2010 was het ‘consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens’ over 2009 1,3%: het bedrag werd € 181,71. Toegepast werd een bedrag van € 180,00. In 2011 werd gerekend vanaf een bedrag van € 181,71.
Artikel 8 Aanvraag
Behoeft geen toelichting.
Artikel 9 Uitkering
Er worden regels gesteld met betrekking tot de manier waarop wordt gecontroleerd of de uitgaven daadwerkelijk zijn gemaakt. Op deze wijze is het mogelijk om af te zien van de verplichting om van alle gedeclareerde kosten bewijsstukken in te nemen en dit steekproefsgewijs te controleren. Hiervoor is gekozen omwille van klantvriendelijkheid en vereenvoudiging van de uitvoering.
Artikel 10 Terugvordering
Als ten behoeve van een aanvraag op grond van deze verordening onjuiste gegevens over inkomen en/of vermogen zijn verstrekt, dan kan de bijdrage worden teruggevorderd.
Artikel 11 Afwijkend gemeentelijk beleid
In verband met overig gemeentelijk beleid kan voor een gemeente specifiek beleid worden geformuleerd. Op 1 januari 2015 geldt zo’n uitzondering voor de gemeente Montfoort waar sportactiviteiten van kinderen zijn uitgezonderd omdat hiervoor het Jeugdsportfonds als voorziening is aangewezen.
Artikel 12 en 13
Behoeft geen toelichting.
Naar boven