Intrekken van de Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand, intrekken van de Verordening Participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand en vaststellen van de Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet (3A, 2014, nr. 271/922)
 
Afdeling 3A
Nummer 271/922
Publicatiedatum 12 december 2014
Agendapunt 41
Datum besluit B&W 30 september 2014
Onderwerp
Intrekken van de Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand, intrekken van de Verordening Participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand en vaststellen van de Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet
Integrale tekst van het raadsbesluit dat is genomen op 30 september 2014 (Gemeenteblad 2014, afd. 3A, nr. 271/922)
De gemeenteraad van Amsterdam
Gelet op de invoering van de Participatiewet;
In het bijzonder gelet op artikel 8, leden 1, onder b, en 2, en artikel 36 van de Participatiewet;
Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 30 september 2014 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 922),
Besluit:
  • I.
    in te trekken de Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand, zoals vastgesteld bij zijn besluit van 11 februari 2009 en laatstelijk gewijzigd bij zijn besluit van 4 april 2012 (Gemeenteblad 2012, afd. 3A, nr. 36/154);
  • II.
    in te trekken de Verordening Participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand, zoals vastgesteld bij zijn besluit van 4 april 2012 (Gemeenteblad 2012, afd. 3A, nr. 36/154);
  • III.
    vast te stellen de navolgende
Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet:
Artikel 1 Begripsbepalingen
  • 1.
    In deze verordening wordt verstaan onder:
    • a.
      aanvrager: de alleenstaande van 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, of het gezin waarvan ten minste een van de partners 21 jaar of ouder is, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd;
    • b.
      college: het college van burgemeester en wethouders;
    • c.
      fiscaal inkomen: de optelsom van het brutoloon en belaste
vergoedingen, waaronder begrepen de vergoeding van de werkgever
voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet;
d.IOAW-grondslag: de norm zoals bedoeld in de Regeling vaststelling
grondslagen IOAW;
  • e.
    minderjarige kinderen: minderjarige kinderen die zijn ingeschreven op hetzelfde adres als het gezin of die daar feitelijk hun hoofdverblijf hebben;
  • f.
    refertejaar: jaar waarin een schuldregeling tot stand wordt gebracht en of waarin een budgetteringstraining gevolgd wordt;
  • g.
    Wet: de Participatiewet.
    • 2.
      De overige begrippen in deze verordening worden in dezelfde
betekenis gehanteerd als in de Participatiewet.
Artikel 2 Aanvraag
Een verzoek van een Individuele inkomenstoeslag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld (digitaal) formulier.
Artikel 3 Langdurig
In deze verordening wordt onder langdurig verstaan de periode van ten minste 12 opeenvolgende maanden waarin een zelfstandige huishouding is gevoerd.
Artikel 4 Laag inkomen
  • 1.
    Een laag inkomen is een fiscaal inkomen dat in het refertejaar gemiddeld niet hoger is dan 120% van de voor een huishouding geldende maximale IOAW-grondslag.
  • 2.
    Tot een laag inkomen wordt ook gerekend een fiscaal inkomen dat door aflossingsverplichtingen van schulden onder de grens zoals gesteld in het eerste lid is gekomen.
Artikel 5 Vorm en hoogte van de Individuele inkomenstoeslag
  • 1.
    De Individuele inkomenstoeslag bestaat uit:
    • a.
      een financiële tegemoetkoming die besteed dient te worden aan een (budgettering)straining en/of
    • b.
      een waardebon voor nader door het college vast te stellen algemeen noodzakelijke uitgaven tijdens een schuldhulptraject of een door het college nader vast te stellen vergelijkbaar traject.
  • 2.
    De hoogte van de Individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in het eerste lid onder a, bedraagt:
    • a.
      ten minste € 20 of veelvouden daarvan tot een bedrag van ten hoogste € 300 in het geval van een huishouding met minderjarige kinderen;
    • b.
      ten minste € 20 of veelvouden daarvan tot een bedrag van ten hoogste € 200 zonder minderjarige kinderen.
  • 3.
    De hoogte van de Individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in het eerste lid onder b, bedraagt ten minste € 15 per lid van de huishouding tot een bedrag van ten hoogste € 30 per lid van de huishouding.
  • 4.
    De individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in eerste lid onder b, kan maximaal 2 keer tijdens een schuldhulptraject verstrekt worden.
Artikel 6 Hardheidsclausule
In gevallen waarin strikte toepassing van bepalingen van deze verordening leidt tot een onbillijke of onredelijke situatie van overwegende aard voor de aanvrager, kan het college besluiten deze bepalingen buiten toepassing te laten.
Artikel 7 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015, of zoveel later als de Participatiewet in werking treedt.
Artikel 8 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet;
IV.kennis te nemen van de toelichting behorende bij de Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet:
Toelichting Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet
Algemeen
Op 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Daarin wordt de langdurigheidstoeslag die de Wet werk en bijstand kende, omgevormd tot Individuele inkomenstoeslag.
Bevoegdheid gemeenten
De Individuele inkomenstoeslag is opgenomen in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet:
“1. Op een daartoe strekkend verzoek van een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, kan het college, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag verlenen.”
In artikel 8 van de Participatiewet wordt bepaald dat de gemeenteraad een verordening dient vast te stellen met betrekking tot de Individuele inkomenstoeslag waarin de hoogte van de Individuele inkomenstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen zijn geregeld.
De vorm en hoogte van de toeslag
De Individuele inkomenstoeslag wordt afgestemd op de individuele situatie van de persoon of het gezin.
De hoogte van de toe te kennen Individuele inkomenstoeslag wordt in elk geval afgestemd op 2 huishoudingtypes:
1 huishoudingen met minderjarige kinderen;
2 huishoudingen zonder minderjarige kinderen.
Deze tweedeling wordt gemaakt omdat huishoudingen met minderjarige kinderen, door de aanwezigheid van die kinderen, gemiddeld meer uitgaven hebben dan huishoudingen zonder minderjarige kinderen.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de vigerende wetgeving.
Artikel 2 Aanvraag
Dit behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 3 Langdurig
Een individuele inkomenstoeslag is alleen bestemd voor aanvragers die geruime tijd een zelfstandige huishouding hebben gevoerd. Een geruime tijd is 12 aaneengesloten maanden. Aanvragers die in een instelling verblijven of anderszins een onzelfstandige huishouding voeren, bijvoorbeeld omdat er bij ouders wordt ingewoond, horen daarmee niet tot de doelgroep.
Artikel 4 Laag inkomen
Een laag inkomen is een inkomen dat na aftrek van minnelijke of wettelijke aflossingen voor een schuldregelingen op of onder 120% WSM komt. Dat betekent dat ook Amsterdammers met hogere inkomens in aanmerking komen.
Om het mogelijk te maken de inkomens eenvoudig te toetsen, kan gekozen worden voor een bruto benadering, zodat er aan de hand van jaaropgaves getoetst kan worden. Waar dat niet mogelijk is, bijvoorbeeld omdat er geen opgave over een volledig jaar mogelijk is, kan gewerkt worden met bruto maandbedragen of zo nodig met netto bedragen.
Amsterdammers die hun inkomen grotendeels aan het aflossen van schulden besteden en daardoor op of onder de grens zoals bedoeld in het eerste lid komen, worden mede gerekend tot de doelgroep.
Artikel 5 Vorm en hoogte Individuele inkomenstoeslag
De Individuele inkomenstoeslag wordt deels ingezet als instrument om gedragsverandering te bewerkstelligen en deels als materiële beloning in de vorm van tegoedbonnen. Het past niet om mensen die schulden hebben opgebouwd, directe financiële vergoedingen toe te kennen. Dat zou een verkeerd signaal afgeven en niet begrepen worden door schuldeisers en de rechtbank. De schuldeisers zullen in de meeste gevallen een aanzienlijk verlies moeten dragen. Door de Individuele inkomenstoeslag te koppelen aan bijvoorbeeld budgetlessen wordt verantwoord gedrag aangeleerd.
Door een beloningssysteem met tegoedbonnen voor bijvoorbeeld gezinsuitjes in te bouwen kan voortijdige uitval worden voorkomen. Zo’n systeem maakt het strakke financiële keurslijf dat al start en in de voorbereiding en vervolgens nog 3 jaar voortduurt, iets draaglijker. Er is dan zicht is op tussentijdse verlichting. Zeker als er kinderen in het gezin zijn, is dat van belang.
Artikel 6 Hardheidsclausule
Niet alle voorkomende situaties kunnen voorzien worden. In een situatie waar strikte toepassing tot een onbillijke of onredelijke situatie leidt, heeft het college de bevoegdheid af te wijken van de verordening.
Artikel 7 Inwerkingtreding
Dit behoeft geen toelichting.
Artikel 8 Citeertitel
Dit behoeft geen toelichting.
V.te bepalen dat de beslispunten I, II en III in werking treden op 1 januari 2015.
V. Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd
V. in zijn vergadering op 6 november 2014.
De plv. voorzitter
E.Ünver
De raadsgriffier
mr. M. Pe
Naar boven