Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Waalre2015
 
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
De raad van de gemeente Waalre ,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 februari 2015 nr. 15;
gelezen het verslag van het gevoerde op overeenstemming gerichte overleg met de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen van de scholen in de gemeente;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs;
overwegende dat het noodzakelijk is de toekenning van voorzieningen in de huisvesting voor het onderwijs bij verordening te regelen;
besluit vast te stellen de
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Waalre 2015
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder
  • a.
    aanvraag: verzoek om bekostiging van een voorziening;
  • b.
    aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag indient;
  • c.
    advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad als bedoeld in artikel 95, negende lid van de wet;
  • d.
    bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de wet bekostigde openbare of bijzondere school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;
  • e.
    lokaal bewegingsonderwijs: ruimte die geschikt is voor het bewegingsonderwijs
  • f.
    minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
  • g.
    nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de wet voor bekostiging in aanmerking is gebracht;
  • h.
    overzicht: overzicht als bedoeld in artikel 96 van de Wet op het primair onderwijs;
  • i.
    permanent gebouw: schoolgebouw dat door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 40 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;.
  • j.
    programma: het programma als bedoeld in artikel 12 van deze verordening;
  • k.
    school: school voor basisonderwijs;
  • l.
    tijdelijk gebouw: al dan niet verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen minstens 15 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;
  • m.
    verhuur: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden.
  • n.
    voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II minimaal 15 jaar noodzakelijk is;
  • o.
    voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II maximaal 15 jaar noodzakelijk is;
  • p.
    voorziening: een van de voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2;
  • q.
    vorderingsrecht: vorderingsrecht zoals bedoeld in artikel 106 van de wet.
  • r.
    Wet: Wet op het primair onderwijs
Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting
Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:
  • a.
    voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:
    • 1.
      nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in aanmerking is gebracht, of nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest, al dan niet op dezelfde locatie;
    • 2.
      uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;
    • 3.
      gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw ten behoeve van de huisvesting van een school;
    • 4.
      verplaatsing van een of meer bestaande tijdelijke gebouwen voor de huisvesting van een school;
    • 5.
      terrein voor zover nodig voor de realisering van een onder a sub 1o tot en met 4o omschreven voorziening;
    • 6.
      inrichting met onderwijsleerpakket voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;
    • 7.
      inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;
    • 8.
      medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is of van een lokaal bewegingsonderwijs.
  • b.
    herstel van een constructiefout bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, evenals uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet zichtbare materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;
  • c.
    herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, onderwijsleerpakket en meubilair ingeval van bijzondere omstandigheden.
Artikel 3 Vaststelling vergoeding voorzieningen
  • 1.
    Bij toekenning van de in artikel 2, onderdeel a, onder 1,2,5,6,7 wordt de vergoeding vastgesteld overeenkomstig de in bijlage IV opgenomen normbedragen.
  • 2.
    Voor andere voorzieningen dan bedoeld in het eerste lid wordt de vergoeding vastgesteld op de feitelijke kosten.
Artikel 4 Informatieverstrekking
Het bevoegd gezag verstrekt aan het college gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.
HOOFDSTUK 2 Programma en overzicht
Paragraaf 2.1 Aanvragen programma
Artikel 5 Indiening aanvraag
  • 1.
    Een aanvraag voor opname van een voorziening op het programma wordt voor 1 februari van het jaar van vaststelling van het betreffende programma door het bevoegd gezag ingediend bij het college.
  • 2.
    Aanvragen ingediend na de datum als genoemd in het eerste lid, neemt het college niet in behandeling.
Artikel 6 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag
1. De aanvraag vermeldt in ieder geval:
  • a.
    de naam en het adres van de aanvrager;
  • b.
    de dagtekening;
  • c.
    de naam van de school en, voor zover van toepassing, het gebouw ten behoeve waarvan de voorziening is bestemd;
  • d.
    welke voorziening wordt aangevraagd;
  • e.
    de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening, bestaande uit:
1°. een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school voor basisonderwijs, als het betreft een aanvraag voor een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, 2°, 3°, 6°, 7° en 8°, onder de voorwaarde dat de prognose overeenkomstig bijlage II is vastgesteld, tenzij door het college, al dan niet in samenwerking met de bevoegde gezagsorganen van een school, een actuele prognose is opgesteld, welke door het bevoegd gezag wordt onderschreven.
2°. als de aanvraag betrekking heeft op het geheel of gedeeltelijk bekostigen van vervangende nieuwbouw van een gebouw als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1°, of herstel van een constructiefout als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een bouwkundige rapportage die voldoet aan de eisen NEN 2767, zodat de noodzaak van de gevraagde voorziening kan worden vastgesteld;
3°. als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten, een begroting van de noodzakelijke kosten voor het bekostigen van de voorziening
a.de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening en
als het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1° tot en met 5°, de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd.
  • 1.
    Het college stelt de aanvrager voor 15 februari schriftelijk op de hoogte van het ontbreken van gegevens, als bedoeld in het eerste of tweede lid. De aanvrager wordt tot 15 maart in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen. Indien de vereiste gegevens niet voor 15 maart zijn verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
  • 2.
    Als een door het college in behandeling genomen aanvraag mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van de betrokken school op 1 oktober van het jaar waarin het programma wordt vastgesteld, is de aanvrager verplicht dat aantal voor 15 oktober te registeren in de Basisregistratie Onderwijs bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Heeft aanvrager de registratie niet binnen de gestelde termijn gerealiseerd, dan deelt het college dit schriftelijk mede aan de aanvrager en heeft de aanvrager de gelegenheid dit alsnog te doen binnen drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling. Als de registratie niet alsnog binnen drie dagen is verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
Artikel 7 Opgave ingediende aanvragen
Het college verstrekt aan de bevoegde gezagsorganen een opgave van de ingevolge artikel 6 en artikel 25 ingediende aanvragen en geeft daarbij aan welke aanvraag of aanvragen niet in behandeling worden genomen.
Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststelling programma en overzicht
Artikel 8 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting
  • 1.
    Het college of de aanvrager kan verzoeken de aanvraag nader toe te lichten.
  • 2.
    Het college treedt in overleg met de aanvrager als de aanvraag betrekking heeft op een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten en het college van oordeel is dat de door de aanvrager overgelegde kostenbegroting moet worden aangepast.
  • 3.
    Het college vermeldt in het voorstel tot het vaststellen van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht, bedoeld in paragraaf 2.3:
    • a.
      de hoogte van het geraamde bedrag, waarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan, en
    • b.
      als dit van toepassing is, de redenen waarom in het overleg geen overeenstemming is bereikt over de hoogte van het geraamde bedrag.
Artikel 9 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
  • 1.
    Voordat het college het programma en het overzicht vaststelt, worden de bevoegde gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen.
  • 2.
    De bevoegde gezagsorganen worden ten minste twee weken voor de door het college vastgestelde datum schriftelijk in kennis gesteld van het tijdstip van het overleg en de voorgenomen inhoud van het voorstel.
  • 3.
    De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg als bedoeld in het eerste lid, kunnen vóór de in het tweede lid bedoelde datum hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan het college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.
  • 4.
    Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen. De overeenkomstig het vorig lid ingediende zienswijzen en de reactie van het college hierop worden opgenomen in het verslag. Het verslag wordt na het overleg toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.
  • 5.
    Een bevoegd gezag en het college kunnen de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over het conceptprogramma.. Het verzoek bevat een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies dient betrekking te hebben op de relatie tussen de voorgenomen inhoud van het programma en de vrijheid van de richting en inrichting. Het verzoek en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen worden opgenomen in het verslag, bedoeld in het vierde lid.
  • 6.
    Het college is belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Het college zorgt ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken ontvangt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek, waaronder het verslag, bedoeld in het vierde lid.
  • 7.
    Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Als het advies zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies.
  • 8.
    Nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats na toezending van het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen. Het college maakt van dit overleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag als bedoeld in het vierde lid.
Paragraaf 2.3 Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
Artikel 10 Tijdstip vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
  • 1.
    Het college stelt het bekostigingsplafond vast voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden naar onderwijssoort of per voorziening.
  • 2.
    Het programma en het overzicht worden vastgesteld op uiterlijk 31 december voorafgaande aan het jaar waarop het programma betrekking heeft.
Artikel 11 Bekendmaking besluiten vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
De besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht worden door het college binnen twee weken na de datum waarop het besluit is genomen bekend gemaakt door het toezenden of uitreiken van het besluit aan de aanvragers. Gelijktijdig stelt het college de overige bevoegde gezagsorganen in kennis van de genomen besluiten.
Paragraaf 2.4 Uitvoering programma
Artikel 12 Overleg wijze van uitvoering
  • 1.
    Binnen vier weken na vaststelling van het programma treedt het college in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening. In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening.
  • 2.
    Het college kan in overeenstemming met het bevoegd gezag bepalen dat het overleg zoals genoemd zoals in lid 1 niet plaatsvindt, indien zij het overleg niet noodzakelijk achten in verband met de aard of de inhoud van de gevraagde voorziening.
Artikel 13 Instemmen bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsen wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overleggen offertes.
  • 1.
    Het bevoegd gezag dient het bouwplan en, als de voorziening wordt bekostigd op basis van de feitelijke kosten, de bijbehorende begroting in bij het college. Het bevoegd gezag houdt daarbij rekening met de hierover gemaakte afspraken bedoeld in artikel 12, eerste lid. Gelijktijdig vermeldt het bevoegd gezag het tijdstip waarop de bekostiging kan starten. Het college moet instemmen met het bouwplan en de begroting voordat een bouwopdracht wordt verleend.
  • 2.
    Het college beslist binnen dertien weken na ontvangst van de stukken over de bouwplannen, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging start. Het college stelt de aanvrager binnen twee weken na de datum van de beslissing over het bouwplan, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging start respectievelijk na de datum waarop instemming geacht wordt te zijn verleend hiervan schriftelijk in kennis.
  • 3.
    Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stelt het college eveneens vast of de feiten en omstandigheden waarin de school verkeert ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van het programma, al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd. Bij een naar het oordeel van het college ingrijpende wijziging van de feiten en omstandigheden komt de voorziening alsnog niet voor bekostiging in aanmerking.
  • 4.
    Nadat het college het bouwplan van een voorziening als bedoeld in artikel 3 tweede lid, heeft goedgekeurd dient het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk bij het college de offertes in voor de uitvoering van de voorziening. Het college beslist binnen negen weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening. De laatste volzin van het tweede lid is hierbij van overeenkomstige toepassing.
  • 5.
    In afwijking van lid vier mag het bevoegd gezag de in lid vier genoemde offertes ook gelijktijdig met het bouwplan als genoemd in lid één indienen.
  • 6.
    De vergoeding op basis van de feitelijke kosten wordt vastgesteld op basis van de economisch meest voordelige inschrijving.
Artikel 14 Aanvang bekostiging
Het college kan bij de over het tijdstip waarop de bekostiging start bepalen dat de gelden in termijnen betaald worden. Het betalen van de gelden vindt telkens plaats op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen voortkomend uit de realisering van de op het programma geplaatste voorziening.
Artikel 15 Vervallen aanspraak op bekostiging
Voor 1 oktober van het jaar waarop het programma betrekking heeft geeft de aanvrager een onherroepelijke bouwopdracht of sluit hij ene onherroepelijke koop-, huur-, of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij voor 15 oktober een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichting wordt voldaan.
HOOFDSTUK 3 Aanvragen met spoedeisend karakter
Paragraaf 3.1 Aanvraag
Artikel 16 Indiening aanvraag
Een aanvraag tot bekostiging van een voorziening die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, wordt ingediend bij het college.
Artikel 17 Inhoud aanvraag
  • 1.
    Een aanvraag als bedoeld in artikel 16 vermeldt naast de gegevens genoemd in artikel 6, eerste lid, de omstandigheden waarom de voorziening spoedeisend wordt geacht.
  • 2.
    Het college stelt de aanvrager binnen 2 weken na de datum waarop de aanvraag is ingediend schriftelijk op de hoogte als gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken. De aanvrager heeft vervolgens 2 weken om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.
     
Paragraaf 3.2 Beoordeling aanvraag; uitvoering besluit
Artikel 18 Tijdstip beslissing
  • 1.
    Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt.
  • 2.
    Indien een beschikking niet binnen vier weken kan worden gegeven, stelt het college de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
  • 3.
    Het college stelt de aanvrager binnen twee weken na de datum van de beslissing schriftelijk van de beslissing in kennis.
  • 4.
    In afwachting van de beslissing als bedoeld in het eerste lid en voor zover noodzakelijk in het belang van de voortgang van het onderwijs, is het college bevoegd om in overleg met het bevoegd gezag voorlopige voorzieningen te treffen.
Artikel 19 Uitvoeren beslissing
1. Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 18, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering. Het bepaalde in de artikelen 13, 14 en 15 is daarbij van overeenkomstige toepassing.
2. Binnen drie weken na bekendmaking van een beslissing als bedoeld in het eerste id geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop- , huur- of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij zo spoedig mogelijk een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan.
HOOFDSTUK 4 Medegebruik en verhuur
Paragraaf 4.1 Medegebruik voor onderwijs of educatie
Artikel 20 Aanduiden omstandigheden
1. Het college kan overgaan tot het vorderen van een gedeelte van een voor een school bestemd gebouw of terrein als:
  • a.
    door medegebruik aan de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien van een school waarbij overeenkomstig bijlage III, deel C, een aanvullende ruimtebehoefte is vastgesteld en het bevoegd gezag van die school een aanvraag als bedoeld in de artikelen 5 of 16 heeft ingediend;
  • b.
    leegstand is vastgesteld in een lesgebouw van een school;
  • c.
    leegstand is vastgesteld in een lokaal bewegingsonderwijs van een school.
Artikel 21 Omschrijving leegstand
Er is sprake van leegstand in een school gebouw als overeenkomstig bijlage III, deel C, is vastgesteld dat de vastgestelde capaciteit van het gebouw groter is dan de vastgestelde ruimtebehoefte.
  • 2.
    Er is sprake van leegstand in een lokaal bewegingsonderwijs als:
  • a.
    het lokaal wordt gebruikt door een of meer scholen voor basisonderwijs en de som van het aantal klokuren gebruik dat door het college is vastgesteld minder is dan 40 klokuren;
  • b.
    het lokaal wordt gebruikt door een of meer scholen voor basisonderwijs en de som van de berekeningswijzen, bedoeld onder a en b, minder is dan 40 klokuren.
Artikel 22 Vergoeding
De betrokken bevoegde gezagsorganen stellen in onderling overleg de vergoeding voor het medegebruik vast. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat de vergoeding kostendekkend dient te zijn. Als geen overeenstemming wordt bereikt stellen partijen in onderling overleg vast welke handelswijze wordt gevolgd.
Paragraaf 4.2 Medegebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden
Artikel 23 Overleg en mededeling
  • 1.
    Alvorens over te gaan tot vordering voert het college overleg met het bevoegd gezag.
  • 2.
    In dat overleg komt in ieder geval aan de orde:
    • a.
      voor welke activiteit of activiteiten gevorderd wordt;
    • b.
      of die activiteit of activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school;
    • c.
      welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school hinder van het medegebruik ondervindt;
    • d.
      wat naar de mening van het college en het bevoegd gezag een redelijke vergoeding voor het medegebruik is;
    • e.
      de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs een aanvang kan nemen.
  • 3.
    Binnen vier weken na afloop van het overleg doet het college schriftelijk mededeling van de vordering tot medegebruik aan het bevoegd gezag. Indien het overleg heeft geleid tot afspraken, bevat de mededeling in ieder geval die afspraken. Voor zover het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, bevat de mededeling de beslissing van het college over deze punten. Indien het bevoegd gezag in het overleg te kennen geeft geen bezwaar te hebben tegen de vordering, kan van de schriftelijke mededeling als hier bedoeld worden afgezien.
Paragraaf 4.3 Verhuur
Artikel 24Verzoek toestemming college
  • 1.
    Het bevoegd gezag verzoekt het college schriftelijk om toestemming als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de wet voordat een huurovereenkomst wordt gesloten.
  • 2.
    Het verzoek bevat een aanduiding van de huurder, en de bestemming van de te verhuren ruimte.
  • 3.
    Het college kan aan de toestemming de voorwaarde verbinden dat voor de verhuur een huur is verschuldigd.
  • 4.
    Ingeval de huur wordt beëindigd, geeft het bevoegd gezag hiervan binnen vier weken kennis aan het college.
HOOFDSTUK 5 Einde gebruik gebouwen en terreinen
Artikel 25 staat van onderhoud
  • 1.
    Als het bevoegd gezag aan het college schriftelijk meldt dat een gebouw of terrein niet meer nodig is voor het huisvesten van een school stelt het college vast of er mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein.
  • 2.
    Als het college vaststelt dat er sprake is van achterstallig onderhoud wordt voordat de eigendomsoverdracht plaats vindt, een staat van onderhoud opgemaakt.
  • 3.
    De staat van onderhoud wordt opgemaakt in opdracht van het college na overleg met het bevoegd gezag.
  • 4.
    Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag.
  • 5.
    Als uit de staat van onderhoud blijkt dat sprake is van achterstallig onderhoud wordt in het overleg vastgesteld welk deel hiervan voor rekening van het bevoegd gezag komt en of het bevoegd gezag opdracht verstrekt voor het uitvoeren van de werkzaamheden, of dat het bevoegd gezag een in overleg vast te stellen bedrag aan het college betaalt. Als geen overeenstemming wordt bereikt, stellen partijen vast welke handelwijze verder gevolgd wordt.
  • 6.
    Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege indien dit naar het oordeel van het college niet nodig is.
HOOFDSTUK 6 Gebruik lokaal bewegingsonderwijs door basisonderwijs
Artikel 26 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroostering gebruik
  • 1.
    Een bevoegd gezag van een school verstrekt jaarlijks voor 1 mei voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte. Deze opgave bevat de volgende gegevens:
    • a.
      het verwachte aantal groepen 6-12 jarigen
    • b.
      de aanduiding van de gymnastiekruimte of -ruimten waarin het gebruik wordt gewenst;
    • c.
      de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende een schoolweek wordt gewenst.
  • 2.
    Het gewenste onderwijsgebruik wordt afgezet tegen de beschikbare capaciteit van de gymnastiekruimten, waarbij wordt uitgegaan van een capaciteit van 26 klokuren per week per gymnastiekruimte.
  • 3.
    Bij inroostering wordt het volgende in acht genomen:
    • d.
      de afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van een gymnastiekruimte, zoals opgenomen in bijlage I, deel B;
    • e.
      het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat eigenaar is van een gymnastiekruimte wordt voor de betreffende school het eerste ingeroosterd voor die gymnastiekruimte;
    • f.
      het gymnastiekonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in één gymnastiekruimte.
  • 4.
    Het bevoegd gezag kan verzoeken meer klokuren in te roosteren dan het aantal klokuren dat door het college is vastgesteld.
  • 5.
    Het verzoek als bedoeld in het vorige lid wordt uitsluitend in behandeling genomen als daarvoor nog capaciteit beschikbaar is. Het aantal klokuren dat extra wordt ingeroosterd komt voor rekening van het bevoegd gezag van de school.
HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen
Artikel 27 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Artikel 28 Ontheffingsbepaling
Het college kan in bijzondere gevallen van een of meer bepalingen uit deze verordening afwijken of deze buiten beschouwing laten.
Artikel 29 Indexering
Het college stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV , deel A opgenomen systematiek van prijsbijstelling.
Artikel 30 Citeertitel; inwerkingtreding
De verordening kan worden aangehaald als: Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Waalre 2015. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. Gelijktijdig met de inwerkingtreding wordt de laatstelijk bij besluit van 22 juni 2010 “Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Waalre” ingetrokken.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 7 april 2015.
De raad van de gemeente Waalre,
de (plv.) griffier, de voorzitter,
J.A. Stokmans-van Schaik, drs. J.W. Brenninkmeijer
Naar boven