Nadere regels jeugdhulp gemeente Roerdalen 2015
 
Het college van de gemeente Roerdalen heeft;
2 december 2014,
 
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 156 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 4 en 6 van de Verordening jeugdhulp gemeente Roerdalen 2015;
 
overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels te stellen ten aanzien van procedure voor een individuele voorziening en voor een pgb;
 
het volgende besluit genomen:
 
Besluit:
 
Vast te stellen: Nadere regels jeugdhulp gemeente Roerdalen 2015
 
Artikel 1 Vormen van jeugdhulp
Het college stelt geen nadere regels vast ten aanzien van de vormen van jeugdhulp.
Artikel 2 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag
  • 1.
    Jeugdigen en ouders of derden kunnen een hulpvraag melden bij het college.
  • 2.
    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.
  • 3.
    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.
  • 4.
    Jeugdigen en ouders dan wel de wettelijk vertegenwoordiger, kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.
Artikel 3 Vooronderzoek
  • 1.
    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 3, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
  • 2.
    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
  • 3.
    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.
Artikel 4 Gesprek
  • 1.
    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
    • a.
      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;
    • b.
      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;
    • c.
      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;
    • d.
      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;
    • e.
      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;
    • f.
      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;
    • g.
      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;
    • h.
      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en
    • i.
      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.
  • 2.
    In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.
  • 3.
    Als de jeugdige en zijn ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
  • 4.
    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.
  • 5.
    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger afzien van een gesprek.
Artikel 5 Verslag
  • 1.
    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 3.
  • 2.
    Binnen 14 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.
  • 3.
    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger worden aan het verslag toegevoegd.
Artikel 6 Aanvraag
  • 1.
    Jeugdigen en ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.
  • 2.
    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger dat op het verslag hebben aangegeven.
Artikel 7 Hoogte pgb
  • 1.
    Het pgb is afgeleid van het voor 2014 geldende tarief voor pgb’s op grond van de AWBZ waarvoor het college deze diensten voor 2015 in natura heeft ingekocht.
  • 2.
    Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb hanteert het college de volgende categorieën:
    • A.
      Maximaal 100% van het AWBZ tarief bedoeld in het eerste lid indien het pgb wordt aangewend om een individuele voorziening in te kopen bij:
      • -
        een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d of e, van de Handelsregisterwet 2007; en
      • -
        waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van jeugdhulp als bedoeld in artikel 2 van de verordening.
    • B.
      Maximaal 80% van het AWBZ tarief bedoeld in het eerste lid indien het pgb wordt aangewend om een individuele voorziening in te kopen bij:
      • -
        een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of gedeeltelijk bestaan uit het verlenen van jeugdhulp als bedoeld in artikel 2 van de verordening; en
      • -
        die toebehoort aan een zelfstandige zonder personeel aan wie een geldige beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is afgegeven.
    • C.
      Maximaal 80% van het AWBZ tarief bedoeld in het eerste lid indien het pgb wordt aangewend om een individuele voorziening in te kopen bij:
      • -
        een persoon die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp; en
      • -
        waarmee de persoon aan wie het pgb is toegekend dan wel degene daarover verantwoording is verschuldigd een arbeidsovereenkomst aangaat.
    • D.
      Maximaal het uurloon dat afgeleid is van het wettelijk minimumloon, vermeerderd met 20% van dat loon indien het pgb wordt aangewend om een individuele voorziening in te kopen bij:
      • -
        een persoon niet zijnde een persoon als bedoeld in categorie C; en
      • -
        waarmee de persoon aan wie het pgb is toegekend dan wel degene die daarover verantwoording is verschuldigd een arbeidsovereenkomst aangaat.
    • E.
      Maximaal 20% van het AWBZ tarief bedoeld in het eerste lid indien het pgb wordt aangewend om een individuele voorziening in te kopen bij:
      1. een persoon zijnde een familielid in de eerste of tweede graad, dan wel een familielid in de eerste of tweede graad van de wettelijk vertegenwoordiger die verantwoording over het pgb verschuldigd is; en
      2. waarmee de persoon aan wie het pgb is toegekend dan wel wel degene daarover verantwoording is verschuldigd geen arbeidsovereenkomst aangaat.
  • 3.
    Van de bedragen bedoeld in het tweede lid voor categorie A tot en met D kan alleen worden afgeweken indien jeugdigen en ouders danwel wettelijk vertegenwoordiger aantonen dat het pgb niet toereikend is voor het bieden van de goedkoopst passende bijdrage.
  • 4.
    De hoogte van het pgb wordt vastgesteld conform de als bijlage toegevoegde “Tarievenlijst Pgb Jeugdhulp 2015/1 gemeente Roermond”.
Artikel 8
De nadere regels jeugdhulp gemeente Roerdalen 2015, treden in werking met ingang van 1 januari 2015.
 
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 2-12-2014.
 
Burgemeester en wethouders van Roerdalen,
De secretaris, De burgemeester,
J.J.W.M. L’Ortije mr. M.D. de Boer-Beerta
Naar boven