Erfgoedverordening gemeente Aalten 2015
 
Hoofdstuk 1. Algemeen
Artikel 1. Begripsbepalingen
Deze verordening verstaat onder:
  • a.
    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:
    • 1.
      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
    • 2.
      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1.
  • b.
    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a.
  • c.
    beschermd monument: beschermd rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  • d.
    archeologisch monument: een terrein van (zeer) (hoge) archeologische waarde, waar archeologische resten zijn aangetoond en voorkomend op de provinciale Archeologische Monumentenkaart en/of de gemeentelijke archeologische maatregelenkaart.
  • e.
    commissie cultureel erfgoed: de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie (voorheen monumentencommissie) met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Erfgoedverordening en het monumentenbeleid.
  • f.
    gemeentelijke archeologische verwachtingen kaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven, als opgenomen in de Cultuurhistorische Inventarisatie Aalten, vastgesteld op 16 februari 2010.
  • g.
    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische verwachtingenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn.
  • h.
    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie.
  • i.
    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie.
  • j.
    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie.
  • k.
    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden.
  • l.
    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.
  • m.
    gemeentelijke maatregelenkaart: kaart als opgenomen in de Cultuurhistorische Inventarisatie Aalten, vastgesteld op 16 februari 2010, behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan.
  • n.
    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  • o.
    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten.
  • p.
    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  • q.
    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  • r.
    karakteristiek object: een object waaraan in het geldende bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde - karakteristiek’ is toegekend.
  • s.
    cultuurhistorische structuur:een structuur die in het geldende bestemmingsplan wordt aangeduid structuur dan wel als cultuurhistorisch ensemble.
Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten
Artikel 2. Het gebruik van het monument
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.
Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument
  • 1.
    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
  • 2.
    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de Commissie Cultureel Erfgoed.
  • 3.
    Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert het overleg met de eigenaar.
  • 4.
    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Provincie.
Artikel 4. Voorbescherming
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
  • 1.
    De Commissie Cultureel Erfgoed adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.
  • 2.
    Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de Commissie Cultureel Erfgoed, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.
Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.
Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
  • 1.
    Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
  • 2.
    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.
Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing
  • 1.
    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, de aanwijzing wijzigen.
  • 2.
    Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.
  • 3.
    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.
Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing
  • 1.
    Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.
  • 2.
    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.
Hoofdstuk 3. Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken
Artikel 10. Instandhoudingbepaling
  • 1.
    Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.
  • 2.
    Het is verboden een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1 en sub 2 door verwaarlozing en gebrek aan onderhoud in een dusdanige staat te brengen dat de monumentale kwaliteiten worden aangetast.
  • 3.
    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met de in de vergunning gestelde voorschriften:
    • a.
      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
    • b.
      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
  • 4.
    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het derde lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd en in het geval van regulier onderhoud.
  • 5.
    Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
  • 6.
    Het college kan voorschrijven dat de aanvrager van een vergunning als bedoeld in het tweede lid nader onderzoek moet verrichten, zoals een bouwhistorisch onderzoek.
  • 7.
    Het college kan aan de vergunning voorschriften verbinden betreffende de uitvoering en de materiaaltoepassing.
Artikel 11. De schriftelijke aanvraag
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.
Artikel 12. Termijnen advies
  • 1.
    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de Commissie Cultureel Erfgoed voor advies.
  • 2.
    Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de Commissie Cultureel Erfgoed schriftelijk advies uit aan het college. Deze termijn kan met ten hoogste zes weken worden verlengd.
  • 3.
    De Commissie Cultureel Erfgoed adviseert alleen bij ingrijpende wijzigingen. In alle andere gevallen adviseert het commissielid van het Gelders Genootschap namens de Commissie Cultureel Erfgoed. Ingrijpende wijzigingen betreffen:
    • a.
      het afbreken van een gemeentelijk monument of een deel daarvan voor zover van ingrijpende aard,
    • b.
      het ingrijpend wijzigen van een gemeentelijk monument of een belangrijk deel daarvan, voor zover de gevolgen voor de waarde van het monument vergelijkbaar zijn met de gevolgen van het geval, bedoeld in onderdeel a,
    • c.
      het reconstrueren van een gemeentelijk monument of een belangrijk deel daarvan, waarbij de staat van het monument wordt teruggebracht naar een eerdere staat of een veronderstelde eerdere staat van dat monument, en
    • d.
      het geven van een nieuwe bestemming aan een gemeentelijk monument of een belangrijk deel daarvan.
Artikel 13. Weigeringsgronden
De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Artikel 14. Intrekken van de vergunning
De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:
  • a.
    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
  • b.
    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.
Hoofdstuk 4. Beschermde rijksmonumenten
Artikel 15. Vergunning voor beschermd rijksmonument
  • 1.
    Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de Commissie Cultureel Erfgoed.
  • 2.
    De Commissie Cultureel Erfgoed adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen twaalf weken na de datum van verzending van het afschrift. Indien de Commissie Cultureel Erfgoed niet binnen twaalf weken heeft geadviseerd neemt het college een besluit.
  • 3.
    Het college kan voorschrijven dat de aanvrager van een vergunning als bedoeld in het tweede lid nader onderzoek moet verrichten, zoals een bouwhistorisch onderzoek.
  • 4.
    De Commissie Cultureel Erfgoed adviseert alleen bij ingrijpende wijzigingen. In alle andere gevallen adviseert het commissielid van het Gelders Genootschap namens de Commissie Cultureel Erfgoed. Ingrijpende wijzigingen betreffen:
    • a.
      het afbreken van een beschermd monument of een deel daarvan voor zover van ingrijpende aard,
    • b.
      het ingrijpend wijzigen van een beschermd monument of een belangrijk deel daarvan, voor zover de gevolgen voor de waarde van het monument vergelijkbaar zijn met de gevolgen van het geval, bedoeld in onderdeel a
    • c.
      het reconstrueren van een beschermd monument of een belangrijk deel daarvan, waarbij de staat van het monument wordt teruggebracht naar een eerdere staat of een veronderstelde eerdere staat van dat monument, en
    • d.
      het geven van een nieuwe bestemming aan een beschermd monument of een belangrijk deel daarvan.
Hoofdstuk 5. Instandhouding van archeologische terreinen
Artikel 16. Instandhoudingbepaling
  • 1.
    Het is verboden om zonder vergunning of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder d, of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder g, de bodem te verstoren.
  • 2.
    Archeologisch onderzoek is op grond van de gemeentelijke archeologische maatregelkaart verplicht wanneer de verstoring plaatsvindt:
    • in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied groter is dan 5000 m2 èn dieper dan 50 cm;
    • in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied groter is dan 2500 m2 èn dieper dan 50 cm;
    • in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied groter is dan 500 m2 èn dieper dan 40 cm;
    • in een dorpskern van 1850 en het te verstoren gebied groter is dan 100 m2 èn dieper dan 40 cm;
    • in een gebied of terrein van archeologische waarde, beschermd stads- en dorpsgezicht en het te verstoren gebied dieper is dan 40 cm;
  • 3.
    Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien:
    • a.
      de verstoring in het aangewezen gebied kleiner of ondieper is dan genoemd in lid 2.
    • b.
      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.
    • c.
      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden, bijvoorbeeld via het aanlegvergunningenstelsel in bestemmingsplannen, die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische maatregelenkaart;
    • d.
      een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
      • het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
      • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
      • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  • 4.
    In bestemmingsplannen die zijn vastgesteld na 16 februari 2010, zijn de onder lid 2 genoemde bepalingen omtrent archeologische monumentenzorg verwerkt en van toepassing.
Artikel 17. Opgravingen en begeleiding
  • 1.
    Indien binnen het grondgebied van de gemeente Aalten onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:
    • a.
      het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder l, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.
    • b.
      de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder k van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.
  • 2.
    In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.
  • 3.
    Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg / Monumentenwet 1988.
Artikel 18. Procedure
De bepalingen uit artikel 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 16, tweede lid, onder e, en artikel 17, eerste lid, onder b.
HOOFDSTUK 6 Instandhouding karakteristieke objecten en cultuurhistorische structuren
Artikel 19. Advies bij vergunningverlening
De Commissie Cultureel Erfgoed adviseert alleen bij ingrijpende wijzigingen in karakteristieke objecten, cultuurhistorische structuren en/of cultuurhistorische ensembles. In alle andere gevallen adviseert het commissielid van het Gelders Genootschap namens de Commissie Cultureel Erfgoed.
Ingrijpende wijzigingen betreffen:
  • a.
    het afbreken van een karakteristiek object, cultuurhistorische structuur en/of cultuurhistorisch ensemble of een deel daarvan voor zover van ingrijpende aard,
  • b.
    het ingrijpend wijzigen van een karakteristiek object, cultuurhistorische structuur en/of cultuurhistorisch ensemble of een belangrijk deel daarvan, voor zover de gevolgen voor de waarde van het monument vergelijkbaar zijn met de gevolgen van het geval, bedoeld in onderdeel a
  • c.
    het reconstrueren van een karakteristiek object, cultuurhistorische structuur en/of cultuurhistorisch ensemble of een belangrijk deel daarvan, waarbij de staat van het monument wordt teruggebracht naar een eerdere staat of een veronderstelde eerdere staat van dat monument, en
  • d.
    het geven van een nieuwe bestemming aan een karakteristiek object, cultuurhistorische structuur en/of cultuurhistorisch ensemble of een belangrijk deel daarvan.
Hoofdstuk 7 Overige bepalingen
Artikel 20. Tegemoetkoming in schade
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:
  • a.
    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onder d;
  • b.
    een aanwijzing als bedoeld in artikel 17, tweede lid, tweede volzin.
Artikel 21. Strafbepaling
Degene, die handelt in strijd met lid 1, 2 en 3 van artikel 10 en artikel 16 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Artikel 22. Toezichthouders
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen
Artikel 23. Intrekken oude regeling
De Erfgoedverordening gemeente Aalten 2011 wordt ingetrokken op het moment dat de Erfgoedverordening gemeente Aalten 2015 in werking treedt.
Artikel 24. Overgangsrecht
  • 1.
    De op grond van de onder artikel 22 Erfgoedverordening gemeente Aalten 2011 ingetrokken aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
  • 2.
    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 22 ingetrokken verordening.
Artikel 25. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking van het besluit.
Artikel 26. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening gemeente Aalten 2015.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Aalten d.d. 21 april 2015

De voorzitter, G. Berghoef

De griffier, M.A.J.B. Fiering

Naar boven