Tweede wijziging Algemene Plaatselijke verordening Gulpen-Wittem 2013
De Raad van de gemeente Gulpen-Wittem
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 januari 2015;
Gelet op
Het bepaalde in artikel 149 Gemeentewet;
Besluit
De Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke verordening Gulpen-Wittem 2013 (tweede wijziging) vast te stellen.
Artikel I
De Algemene Plaatselijke Verordening Gulpen-Wittem 2013 wordt als volgt gewijzigd:
 
A
In artikel 1:2, derde lid, wordt na ‘als bedoeld in artikel 2:11’ ingevoegd:, tweede lid, aanhef en onder a,.
 
B
Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
    In het zesde lid, onder b, wordt ‘artikel 5:19’ vervangen door: artikel 5:18.
  • 2.
    In het achtste lid wordt ‘derde lid’ vervangen door: vierde lid.
 
C
In artikel 2:25, vervalt het tweede lid. De leden 3 tot en met 10 worden omgenummerd, van 2 tot en met 9.
 
D
Artikel 2.25A komt te luiden:
Artikel 2:25A Evenementen in gebouwen
  • 1.
    Het is verboden, zonder vergunning van de burgemeester in een gebouw of vaartuig een voor publiek toegankelijk evenement te houden of te laten houden.
  • 2.
    Het verbod geldt niet voor:
    • a.
      Manifestaties in de zin van de Wet openbare manifestaties;
    • b.
      Bioscoop-, theater- of muziekvoorstellingen, voor zover deze worden gehouden in gebouwen die daarvoor zijn bestemd of overwegend worden gebruikt;
    • c.
      Sportwedstrijden, met uitzondering van vechtsportwedstrijden of –gala’s;
    • d.
      Activiteiten in (horeca)bedrijven die in de uitoefening van het bedrijf gebruikelijk zijn.
  • 3.
    De organisator van een evenement waarvoor krachtens het tweede lid, onder c een vergunning is vereist, is niet van slecht levensgedrag.
  • 4.
    De burgemeester weigert de vergunning:
    • a.
      Als organisator van een evenement als bedoeld in het derde lid van slecht levensgedrag is;
    • b.
      Het evenement gevaar oplevert voor de openbare orde, de gezondheid, de veiligheid, de brandveiligheid of voor het ontstaan van wanordelijkheden;
    • c.
      Een onevenredig groot aantal bezoekers te verwachten is;
    • d.
      Het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de plaats op waar het wordt gehouden.
  • 5.
    De burgemeester kan andere categorieën van voor het publiek toegankelijke evenementen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid genoemde verbod niet geldt.
  • 6.
    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
  • 7.
    Bij de aanvraag voor een vergunning krachtens het tweede lid onder c dienen de volgende stukken worden overlegd:
    • a.
      Een lijst met deelnemer(s) aan het evenement;
    • b.
      Een lijst met sponsoren voor het evenement alsmede het sponsorbedrag;
    • c.
      Een KvK-uittreksel van het beveiligingsbedrijf dat het evenement beveiligt;
    • d.
      Een kopie van het bewijs van lidmaatschap van de brancheorganisatie.
 
E
In artikel 2:39, tweede lid, onder b, wordt ‘de minister van Justitie’ vervangen door:
de minister van Veiligheid en Justitie.
 
F.
In artikel 2:40, tweede lid, vervalt:, waarvan maximaal twee kansspelautomaten.
 
G.
In artikel 2:48, eerste lid, wordt na ‘Het is’ ingevoegd: voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
 
H.
In artikel 2:60, tweede lid, vervalt na ‘plaats die’ het woord ‘een’ en wordt na ‘gelegen binnen’ ingevoegd: een.
 
I.
Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 15, komt als volgt te luiden:
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging
 
J.
Na artikel 2:77 wordt een artikel ingevoegd luidende:
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
  • 1.
    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
  • 2.
    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
  • 3.
    Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling] binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.
  • 4.
    De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
 
K.
In artikel 3:5, tweede lid, onder c, wordt ‘273a’ vervangen door: 273f.
 
L.
In artikel 3:9, vierde lid, wordt na ‘gedurende’ ingevoegd: een.
 
M.
In artikel 4:2, tweede lid, wordt ‘artikel 4:113, eerste lid’ vervangen door: artikel 3.148, eerste lid.
 
N.
Aan artikel 5:2 wordt een lid toegevoegd luidende:
5. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
O.
In artikel 5:9, eerste lid, wordt ‘hun’ vervangen door: hen.
 
P.
Artikel 5:15 komt te luiden:
Artikel 5:15 Ventverbod
  • 1.
    Het is verboden te venten:
    • a.
      indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid,de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt of
    • b.
      tussen 22.00 en 10.00 uur op door de weekse- of zondagen.
  • 2.
    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
  • 3.
    Het verbod bedoeld in het eerst lid is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.
 
Q.
Artikel 5:16 vervalt.
 
R.
In artikel 5:24, vierde lid, vervalt het woord ‘geldt’.
 
S.
In artikel 5:33, derde lid, aanhef, wordt ‘eerst’ vervangen door: eerste.
 
T,
Aan artikel 5:34 wordt een lid toegevoegd luidende:
6. Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel II
Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.
 
Toelichting
Vastgesteld door de gemeenteraad van Gulpen-Wittem in zijn vergadering van 26 maart 2015.
 
De griffier, De voorzitter,
 
Mw. F.G.J.M. van der Walle. drs. A.R.B. van den Tillaar
Toelichting
Algemeen deel
 
De wijzigingen van de APV Gulpen-Wittem 2013 (2e wijziging) betreffen grotendeels technische verbeteringen, correcties en actualiseringen. In een aantal artikelen zijn ook inhoudelijk zaken veranderd. Enkel deze artikelen worden in de artikelsgewijze toelichting behandeld.
 
Artikelsgewijze toelichting
 
Artikel 2:25A
Om evenementen gehouden binnen een (sport) gebouw is voor bepaalde evenementen een vergunningsplicht. Ter voorkoming van verstoring van het de openbare orde is nu door de invoering van de vergunningsplicht controle vooraf.
 
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Door aanpassing in de Drank- en Horecawet van de leeftijd waarop jongeren in het openbaar alcohol mogen drinken ontstond een overlap met dit artikel. Het APV-artikel is om die reden aangepast.
 
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
Algemeen
Overtreding van een gebiedsontzegging die krachtens dit artikel is gegeven, is een overtreding van een ambtelijk bevel (artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht); dus niet een overtreding van de APV zelf. Het is een misdrijf; overtreding wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Kan van de overtreder geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland worden vastgesteld, dan is strafrechtelijk onder omstandigheden voorlopige hechtenis mogelijk.
 
Lid 1
De burgemeester is het bevoegde bestuursorgaan dat de gebiedsontzegging kan opleggen. Nu het in het eerste lid gaat om gebiedsontzeggingen van korte duur, kan deze bevoegdheid worden gemandateerd aan opsporingsambtenaren. In de regel zal, alvorens over te gaan tot oplegging van een dergelijke gebiedsontzegging, eerst een waarschuwing worden gegeven.
 
Lid 2
Het tweede lid ziet op de situatie dat een openbare-ordeverstoorder opnieuw een misstap begaat met betrekking tot strafbare feiten of de openbare orde in een bepaald gebied. In dit geval is het gelegitimeerd om een gebiedsontzegging van meerdere weken op te leggen. Immers zal veelal eerst een waarschuwing hebben plaatsgevonden, vervolgens de oplegging van een kortdurende gebiedsontzegging en pas daarna een gebiedsontzegging in de zin van het tweede lid. Er is aldus een dusdanige voorgeschiedenis dat proportionaliteit en subsidiariteit niet aan een langdurig gebiedsontzegging in de weg staan.
 
Lid 3
Het is in het licht van proportionaliteit en subsidiariteit geboden om slechts tot oplegging van een langdurige gebiedsontzegging over te gaan, wanneer de gedraging waarop deze oplegging betrekking heeft binnen een bepaalde periode na oplegging van de eerste gebiedsontzegging plaatsvindt. Vindt de gedraging aldus na deze periode plaats, dan wordt een langdurige gebiedsontzegging niet gelegitimeerd geacht.
 
Lid 4
Dit lid geeft de burgemeester de bevoegdheid om, wanneer hij dat noodzakelijk acht in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene, het bevel te beperken. Hierbij zal rekening gehouden worden met (de noodzaak) zich in het aangewezen gebied te bevinden in een middel van openbaar vervoer, het aldaar werkzaam en/of woonachtig zijn, een (ander) aantoonbaar redelijk belang om zich aldaar op te houden, staatkundige en religieuze vrijheid en het familieleven. Ook is ontheffing mogelijk.]
 
Artikel 5:15 Ventverbod; artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
Venten werd voorheen in beginsel altijd en overal toegestaan, tenzij de venter daarbij de openbare orde verstoorde. In deze nieuwe bepaling is gekozen voor een bepaling waarbij in het belang van de openbare orde tijden zijn opgenomen waar tussen het venten is verboden.
Het venten van meningsuitingen wordt beschermd door artikel 7 van de Grondwet, daarom is daarvoor een aparte regeling opgenomen. Artikel 5:16 kan daarmee vervallen.
Naar boven