Wijziging inspraakverordening
Z - 12947 -WS\ Raad 1694-WS
 
De gemeenteraad van Wassenaar,
 
gelezen het voorstel van het college d.d. 13 januari 2015,
 
overwegende dat in het proces om goed beleid te maken en te realiseren de samenspraak met burgers, bedrijven en instellingen een belangrijk onderdeel is en daarvoor goed instrumentarium nodig is;
 
gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;
Besluit
 
1.
  • I.
    De Inspraakverordening wordt gewijzigd als volgt:
    • A.
      In artikel 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
      • a.
        Het eerste lid komt te luiden:
        • 1.
          Ten aanzien van elk beleidsvoornemen kan inspraak worden verleend.
      • b.
        Het tweede lid komt te luiden:
        • 2.
          Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend.
    • B.
      In artikel 4 wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt:
      • 3.
        Als een ander bestuursorgaan dan het college besluit tot het verlenen van inspraak, wordt de procedure uitgevoerd door het college.
  • II.
    Overgangsrecht
    Inspraakprocedures, waarover het bestuursorgaan heeft besloten voor de inwerkingtreding van deze verordening tot wijziging van de inspraakverordening, worden afgehandeld overeenkomstig de toen geldende verordening.
  • III.
    Inwerkingtreding
    Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking.
  • 2.
    De in bijlage 1 verwoorde bestuurlijke intenties bij samenspraak uit te spreken.
  • 3.
    Het college opdracht te geven de samenspraak te voeren en het instrumentarium daarvoor nader uit te werken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wassenaar gehouden op 7 april 2015

de griffier,

G. Schipper-Tinga

de voorzitter,

J.Th. Hoekema

Bijlage bij raadsbesluit no. ‎Z-12947-WS\Raad 1694-WS
Bestuurlijke intenties bij samen spraak
Reikwijdte
Al het handelen van de gemeente heeft betekenis voor de burger, het bedrijf of de instelling of kan dat hebben. De reikwijdte van deze bestuurlijke intenties bij samenspraak zijn daarom niet te beperken tot een nader bepaald deel van het gemeentelijk handelen, zoals bijvoorbeeld planvorming bij gebiedsontwikkeling of projecten. Integendeel, ze betreffen ál het gemeentelijk handelen. Dit is een principieel uitgangspunt.
Het gaat om de volgende bestuurlijke intenties bij samenspraak:
 
A. Vooraf worden heldere keuzes gemaakt:
  • 1.
    Voor de gemeente is samenspraak een vast onderdeel van het politieke en bestuurlijke besluitvormingstraject en wordt terughoudend omgegaan met de mogelijkheid samenspraak te beperken vanwege het algemeen belang.
  • 2.
    De gemeente bepaalt, voordat het traject samenspraak van start gaat, welke vorm van samenspraak wordt ingezet en waaraan de burger, het bedrijf of de instelling meedoet. Hierbij geldt dat steeds expliciet wordt gemotiveerd waarom een bepaalde vorm wordt gekozen.
  • 3.
    De gemeente zorgt voor een zorgvuldig vormgegeven proces voor de samenspraak.
B. De gemeente stelt zich constructief op:
  • 4.
    De gemeente is oprecht geïnteresseerd in hetgeen burgers, bedrijven of instellingen naar voren brengen en laat dat merken in woord en daad. Daar staat tegenover dat zij van de participanten een constructieve bijdrage verwacht.
  • 5.
    De gemeente weegt de inbreng van burgers, bedrijven of instellingen zichtbaar mee in de uiteindelijke beslissing.
  • 6.
    De gemeente levert inspanning om belanghebbenden actief te betrekken, dus ook degenen die zich niet meteen in eerste instantie zelf aanmelden.
C. De gemeente informeert de burger:
  • 7.
    De gemeente informeert burgers, bedrijven of instellingen tijdig en volledig over het onderwerp van samenspraak, zijn rol en de manier waarop het proces van samenspraak vorm krijgt. Daarbij geldt dat er maatwerk plaatsvindt en dat dit maatwerk zo concreet mogelijk wordt aangegeven.
  • 8.
    De gemeente informeert burgers, bedrijven of instellingen gedurende het traject van samenspraak regelmatig over wat er gebeurt met hun inbreng. De inbreng van burgers, bedrijven of instellingen wordt schriftelijk vastgelegd. De gemeente informeert burgers, bedrijven of instellingen ook over lang stilliggen, uitstel of wijziging van voornemens of plannen van de gemeente. Zij motiveert haar besluit waarbij ze aandacht besteedt aan de door burgers, bedrijven of instellingen naar voren gebrachte opvattingen.
De mate van samenspraak
Samenspraak krijgt op verschillende wijzen vorm en inhoud. Maar onze werkwijze moet herkenbaar zijn. Daarom wordt de onderstaande ladder van vormen van samenspraak als standaard gehanteerd. Deze geeft zes niveaus waarop burgers, bedrijven of instellingen betrokken kunnen zijn bij projecten, beleidsontwikkeling of andere activiteiten. Bij de aanvang van een plan of proces wordt steeds het betreffende niveau bepaald en gecommuniceerd. Dat schept de beste kans op heldere verwachtingen tussen de gemeente en andere participanten.
 
In raadsvoorstellen zal opgenomen worden welke keuzes hierin zijn gemaakt en op welke wijze zij tot stand zijn gekomen. Dat schept helderheid in de relatie tussen raad en college en draagt bij aan het controlerend vermogen van de raad.
 
De onderstaande niveaus van samenspraak zijn conform de aanbevelingen van de VNG en de Nationale Ombudsman.
 
De zes niveaus zijn:
1. Zelf organiseren
De burger, het bedrijf of de instelling organiseert en voert zelf projecten uit. De gemeente ondersteunt en faciliteert.
Hier is sprake van terugtreden van de gemeente ten gunste van het eigen initiatief en de eigen deskundigheid van burgers, bedrijven of instellingen. Dit past in hedendaagse opvattingen over zelfredzaamheid in de maatschappij.
2. (Mee)beslissen
De burger, het bedrijf of de instelling is medeverantwoordelijk voor beslissingen.
De gemeente laat (deel)beslissingen binnen vooraf gestelde kaders over aan de burger en verbindt zich aan deze besluiten.
Het kan hier gaan om beslissingen van burgers als buurt- of wijkbewoners die zelf bestemmingen mogen geven aan een buurt- of wijkbudget. De raad geeft dan gecontroleerd en onder voorwaarden bevoegdheden aan een groep burgers.
Vanzelfsprekend moet dan representativiteit (in de zin van gelegitimeerde vertegenwoordiging), verantwoording en controle, goed zijn geregeld.
3. Coproduceren
De burger, het bedrijf of de instelling werkt intensief met de gemeente mee aan plannen of beleid.
De gemeente ziet de burger, het bedrijf of de instelling als partner in de planvorming en laat het resultaat van de samenspraak zwaar wegen in de besluitvorming en koppelt naar de deelnemers het effect van hun inbreng terug.
Burgers, bedrijven of instellingen werken samen met beleidsambtenaren en eventueel externe deskundigen beleidsvoorstellen uit. Deelnemers investeren relatief veel tijd en ze nemen ook hier een duidelijke verantwoordelijkheid. Daarbij kunnen zij op dezelfde wijze worden aangesproken op de kwaliteit van de door hen geleverde voorstellen/plannen als het geval is voor de beleidsambtenaar. De methode bestaat meestal uit een reeks bijeenkomsten, afwisselend met alle deelnemers en in kleinere werkgroepen. Excursies, presentaties geven, actief informatie vergaren, maken vaak deel uit van de werkwijze.
4. Adviseren
De burger, het bedrijf of de instelling draagt ideeën en oplossingen aan voor een goed advies in een beleidsthema.
De gemeente geeft vooraf informatie over een beleidsonderwerp, neemt het advies serieus in overweging en motiveert een afwijkende beslissing.
Instrumenten hiervoor zijn bijvoorbeeld, burgerconferenties, consensusconferenties, ondernemersbijeenkomsten etcetera. Deelname vergt een redelijke tijdsinvestering van burgers. Deelnemers nemen een duidelijke verantwoordelijkheid: ze zijn aanspreekbaar op hun advies.
5. Raadplegen
De burger, het bedrijf of de instelling is informant en geeft zijn mening over of kennis van een beleidsonderwerp.
De gemeente wil de mening, opvattingen of visie van de burgers, bedrijven of instellingen weten en houdt hiermee zoveel mogelijk rekening in de besluitvorming.
Raadplegen gebeurt door deelname aan enquêtes, invullen van opiniewijzers of geven van reacties via internet. De deelname is relatief kort en weinig inspannend, de verantwoordelijkheid is licht. De vrijheid van ‘de politiek’ om de resultaten te gebruiken is relatief groot.
6. Informeren
De burger, het bedrijf of de instelling mag vragen stellen over de plannen. De gemeente stelt de burgers op de hoogte van haar plannen. Het verlenen van de wettelijke verplichte inspraak wordt tenminste op dit niveau ingestoken. De inzet is niet gericht op samenspraak. De uitkomst kan eventueel leiden tot een proces op een hoger samenspraakniveau.
Naar boven