Bijlage Algemene toelichting
Artikel 1. Begripsbepaling
Hier worden een aantal begrippen verduidelijkt, die in de verordening worden gehanteerd.
In het eerste lid wordt beschreven voor welke subsidies deze verordening geldt. Het tweede lid geeft aan burgemeester en wethouders de vrijheid om te bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag noodzakelijk is.
Artikel 3. Subsidieregelingen
Met dit artikel verplicht de raad burgemeester en wethouders om in nadere regels, hier en verder subsidieregelingen genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover burgemeester en wethouders iets wensen te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de subsidieregeling te gebeuren.
Artikel 4. Europees steunkader
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt burgemeester en wethouders daartoe bevoegd.
Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.
Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (lid 5).
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
De Awb geeft in de artikelen 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom werken met een subsidieplafond. Het eerste lid van dit artikel geeft de raad de bevoegdheid om de subsidieplafonds vast te stellen. Dit valt qua tijdstip samen met de vaststelling van de begroting. De raad stelt subsidieplafonds vast en maakt daarbij de wijze van verdeling van beschikbare middelen bekend. Burgemeester en wethouders kunnen bij subsidieregeling regels opstellen ten aanzien van de wijze van verdeling van de beschikbare middelen. De subsidieplafonds worden bekend gemaakt voor de periode, waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiele aanvragers tijdig weten hoeveel geld er beschikbaar is. De subsidieaanvragen kunnen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Als het voor subsidie beschikbare bedrag in de begroting is opgenomen en de gemeente deze bedragen niet als subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het subsidieplafond.
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ wordt meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits burgemeester en wethouders het door hen vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar hebben gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.
Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten hiervan af te wijken (vierde lid).
Artikel 7. Aanvraagtermijn periodieke subsidie
In dit artikel is de aanvraagtermijn voor periodieke subsidies bepaald.
Artikel 8. Aanvraagtermijn eenmalige subsidie
In dit artikel is de aanvraagtermijn voor eenmalige subsidies bepaald.
Artikel 9. Volgorde behandeling aanvragen
In dit artikel is de volgorde van behandeling van subsidieaanvragen bepaald.
Artikel 10. Beslistermijn
Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen burgemeester en wethouders dienen te beslissen op een subsidieaanvraag. Ook worden de mogelijkheden voor uitstel van de beslissing bepaald.
Artikel 11. Weigerings- en intrekkingsgronden
Dit artikel regelt de weigeringsgronden op basis waarvan burgemeester en wethouders de subsidie weigeren en kunnen weigeren.
In het eerste lid zijn de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld. Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a). In aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.
In het tweede lid zijn nog enkele weigeringsgronden opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen in deze gevallen weigeren, maar zijn daartoe niet verplicht.
Onderdelen a, d en e spreken voor zich. Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.
Onderdeel c betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Het gaat dan om weigering in geval van kans op ernstig gevaar voor strafbare feiten. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf subsidiabel zijn. Het gaat hierbij alleen om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie burgemeester en wethouders op grond van de Wet Bibob geen subsidie wensen te verlenen. Naast subsidie weigeren, kunnen burgemeester en wethouders in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (derde lid).
Onderdeel f geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.
Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.
Artikel 12. Algemene verplichtingen
Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.
Artikel 13. Bijzondere verplichtingen
Dit artikel bevat de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).
De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is in artikel 10 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.
Lid 3 bepaalt dat de subsidieontvanger een begroting dient aan te leveren die op dezelfde wijze is ingericht als de jaarrekening. Deze bepaling is opgenomen omdat, het zowel voor de gemeente alsook de subsidie ontvangende instelling helderheid, transparantie en overzicht biedt. Bij zowel de subsidieaanvraag, als wel de aanvraag tot vaststelling moeten de begrotingen en jaarrekeningen vaak naast elkaar gelegd worden om verschillende boekjaren te vergelijken, maar ook na te gaan wat er uiteindelijk gerealiseerd is ten opzichte van de begroting. Bij eenzelfde opzet van deze documenten wordt het inzicht bevorderd.
Artikel 14. Verantwoording
Dit artikel geeft aan waar kan worden bepaald hoe de subsidie verantwoord dient te worden.
Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000
Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 12). Achteraf kan een controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.
Verder wordt het voorschot in één termijn verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen.
In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.
Artikel 16. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 50.000
In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 5.000 en € 50.000 aan burgemeester en wethouders dienen te verantwoorden. Er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid) en een jaarrekening. Ingevolge artikel 8 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.
Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kunnen burgemeester en wethouders, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling aangeven aanvullende bewijsmiddelen te verlangen.
Artikel 17. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000
Bij subsidies vanaf € 50.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden.
Artikel 18. Subsidievaststelling
Het eerste lid bevat de termijn waarbinnen de subsidie vastgesteld dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd en kunnen op basis van dit artikel verdaagd worden.
Artikel 19. Algemene reserve
Reserves maken onderdeel uit van het eigen vermogen van een instelling. De instelling heeft de vrijheid hierover te beschikken. Ze worden gevormd uit de exploitatieoverschotten die zich in enig jaar kunnen voordoen. Algemene reserves zijn vrij besteedbaar en kunnen gebruikt worden om eventuele (onvoorziene) bedrijfsrisico's op te nemen. Algemene reserves horen ook tot het eigen vermogen van de instelling. Voor het vormen van algemene reserves zijn geen regels opgenomen. Wel moet worden voorkomen dat instellingen de kans krijgen gemeenschapsgelden te gaan gebruiken voor bovenmatige reservevorming (eigen vermogen). Of sprake is van een bovenmatige reservevorming, moet per geval worden beoordeeld. Als er sprake is van bovenmatigheid, dan kan de subsidie worden afgewezen op grond van het bepaalde in het tweede lid.
Artikel 20. Bestemmingsreserves en voorzieningen
Voor bestemmingsreserves en voorzieningen geldt dat ze expliciet in een financieel plan moeten zijn vastgelegd. Een bestemmingsreserve is een specifieke reserve voor een te voren benoemde bestemming. Een voorziening wordt gevormd met het oog op toekomstige verplichtingen. Met voorzieningen worden toekomstige risico's afgedekt zoals reorganisatiekosten, belastingverplichtingen of schadeclaims. Voor zover reëel, is het vormen van bestemmingsreserves en voorzieningen toegestaan.
Artikel 21. Hardheidsclausule
In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele (en onvoorziene) gevallen.