Toelichting bij artikel 2.1 Beoordeling voorwaarden pgb
Bekwaamheid van de pgb aanvrager
De eerste voorwaarde betreft de bekwaamheid van de pgb aanvrager. Allereerst wordt van een pgb aanvrager verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. De gemeente vraagt de pgb aanvrager duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de pgb aanvrager gebaat zou zijn.
Ten tweede wordt van de pgb aanvrager verwacht dat deze de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een zorgverlener die in de zorgvraag voldoet, het aangaan van een contract (de budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het inkopen van de individuele voorziening), het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie.
De pgb aanvrager dient een zorgovereenkomst te overleggen aan de SVB voordat de SVB tot betalingen aan de zorgverleners over kan gaan. Om na te gaan of de pgb aanvrager op verantwoorde wijze om kan gaan met een pgb wordt de bekwaamheid van de pgb aanvrager beoordeeld. De beoordelingscriteria zijn:
- a.
Is de budgethouder in staat de eigen situatie en de situatie van de jeugdige te overzien en zelf de benodigde hulp te kiezen, te regelen en aan te sturen;
- b.
Is de budgethouder goed op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb en kan hij/zij hiermee omgaan;
- c.
Is de budgethouder in staat de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, zoals een aanbieder uitzoeken, sollicitatiegesprekken voeren, contracten afsluiten, facturen afhandelen, bewaken van de kwaliteit en de voortgang van de hulp.
Pgb aanvragers die zelf (of met behulp van hun netwerk) niet in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren kunnen geen aanspraak maken op een pgb. Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat.
Als er een ernstig vermoeden is dat de pgb aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een pgb kan het pgb worden geweigerd. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn:
• de belanghebbende is handelingsonbekwaam;
• de belanghebbende heeft als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie;
• er is sprake van verslavingsproblematiek;
• er is sprake van schuldenproblematiek;
• er is eerder misbruik gemaakt van het pgb;
• er is eerder sprake geweest van fraude.
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. Ook in deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Andersom kan het zo zijn dat een budgethouder zélf niet of onvoldoende bekwaam is, maar er mensen in zijn omgeving zijn die hem of haar dusdanig kunnen helpen en bijstaan dat er toch een pgb verstrekt kan worden. Aan het afwijzen van een pgb op grond van overwegende bezwaren, moet een onderbouwing / motivering ten grondslag liggen. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt in samenspraak met de pgb aanvrager getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon (dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger) niet bekwaam is
voor het houden van een pgb, dan kan de gemeente het pgb weigeren. Dat is een beslissing van de
gemeente die wordt neergelegd in een beschikking en waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.
Motivering door de aanvrager
De tweede voorwaarde betreft de motivering door de pgb aanvrager. Volgens de Jeugdwet dient de pgb aanvrager te motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is en hij daarom een pgb wenst. Uit deze argumentatie moet duidelijk blijken dat de pgb aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura.
Enkele concrete voorbeelden van argumenten die pgb aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een pgb te willen ontvangen, zijn:
• dat de ondersteuning of jeugdhulp door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een persoon met autisme of hechtingsproblematiek;
• rekening houdend met de behoeften van personen op het gebied van godsdienstige gezindheid, levensovertuiging of culturele achtergrond. Deze kunnen een reden vormen voor cliënten om te kiezen voor een pgb, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.
• de hulp bijvoorbeeld op afroep / buiten kantoortijden beschikbaar moet zijn, waardoor zorg in natura minder goed aansluit bij de gewenste hulp.
Een individuele voorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt indien jeugdigen en/of ouders dit gemotiveerd aan de hand van een opgesteld plan vragen. Zij moeten motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. Daarnaast moet in het plan duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet.
Door het opstellen van een persoonlijk plan worden cliënten gestimuleerd na te denken over de zorgvraag, deze uit te werken, te concretiseren en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg in een later stadium te evalueren.
Het plan bevat minimaal de volgende onderdelen:
• motivatie waarom een individuele voorziening in de vorm van ZIN niet passend is
• eigen kracht cq. eigen inzet van de ouders en het netwerk/familie
• de beoogde resultaten van de hulpverlening en ondersteuning
• waar en hoe de budgethouder de hulp en ondersteuning zal inkopen
• hoe de kwaliteit van de hulp en ondersteuning gewaarborgd is
• de verwachte / gewenste omvang en duur van de ondersteuning
Gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening
De derde voorwaarde om in aanmerking te komen voor een pgb is dat de kwaliteit van de middels het pgb te verwerven ondersteuning naar het oordeel van de gemeente gewaarborgd moet zijn. Voor de ondersteuning en zorg die wordt ingekocht met het pgb gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura6.
Kwaliteitseisen in de Jeugdwet
Er geldt een zelfstandig kwaliteitsregime voor alle aanbieders van jeugdhulp. De reden hiervoor is dat het begrip jeugdhulp het brede spectrum omvat van lichtere vormen van jeugdhulp tot aan zware vormen van geestelijke gezondheidszorg en jeugdhulp die ingezet wordt in het kader van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In hoofdstuk 4 van de Jeugdwet staan de kwaliteitseisen beschreven die worden gesteld aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen.
De wetgever acht een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel dat deze in de Jeugdwet uniform zijn vastgelegd. De volgende kwaliteitseisen gelden voor alle professionele jeugdhulpaanbieders:
• de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten7;
• gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;
• systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder;
• verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering;
• de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;
• de meldplicht calamiteiten en geweld;
• verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.
Bij de contractering van de jeugdhulp zijn in de contracten met zorgaanbieders kwaliteitseisen gesteld over de aan te leveren diensten. Deze kwaliteitseisen zijn ook van toepassing op jeugdhulp welke bekostigd wordt uit een pgb.
Aanbieders van jeugdhulp uit een pgb worden gevraagd te verklaren aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. Deze verklaring dient aangeleverd te worden bij de zorgovereenkomst.
Voor bestaande pgb’s die doorlopen in 2015 is het overgangsrecht van toepassing. De pgb houder heeft recht op continuering van zorg bij de bestaande zorgaanbieder gedurende de resterende indicatietermijn tot een maximum van 1 jaar, dus tot uiterlijk 1 januari 2016. Als de indicatie langer doorloopt en de hulpvraag blijft zal er na beoordeling door het CJG een nieuw besluit genomen worden. De hulpvrager kan zich in dit geval dus melden bij het CJG.
Toelichting bij artikel 2.5
Voor alle vormen van jeugdhulp kan in principe een PGB ingezet worden, maar niet voor de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of van jeugdreclassering. In het wetsvoorstel Jeugdwet was oorspronkelijk geregeld dat geen PGB in gezet mocht worden als sprake was van gesloten jeugdhulp, jeugdreclassering of een kinderbeschermingsmaatregel maar deze uitzonderingen zijn niet meer van toepassing. Van belang blijft echter het onderscheid tussen Jeugdhulp (al dan niet gesloten) enerzijds en een Jeugdbescherming en Jeugdreclassering anderzijds.
De aanpassingen ten opzichte van het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat wanneer een gecertificeerde instelling die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert ten aanzien van de betreffende jeugdige bepaalt dat jeugdhulp noodzakelijk is, kan die jeugdhulp ook via een PGB worden ingezet.
Pleegzorg kent een vergoedingsregeling voor pleegouders, dat is iets anders dan de eigen bijdrage voor ouders als een kind intern zorg ontvangt. Pleegzorg wordt altijd via een pleegzorgaanbieder aangeboden en niet in de vorm van een pgb. Als een pleegkind zorg of hulp nodig heeft kunnen de pleegouders wel een pgb aanvragen voor het kind.