Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Veghel 2012 (2e wijziging)
De raad van de gemeente Veghel,
 
Overwegende dat het gewenst is de Algemene plaatselijke verordening Veghel 2012 op een aantal plaatsen te wijzigen;
 
Gezien het advies van de VNG (ledenbrief 14/054) en de politie;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
Besluit:
Vast te stellen de
Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Veghel 2012 (2e wijziging)
 
I Wijziging van de verordening
 
A  In artikel 1:2, derde lid, wordt na ‘als bedoeld in artikel 2:11’ ingevoegd: , tweede lid, aanhef en onder a,.
 
Toelichting: het betreft een technische correctie.
 
B Artikel 1:3 wordt gewijzigd als volgt:
a. In het opschrift van artikel 1:3 wordt het woord “Indieining” vervangen door het woord ”indiening”.
 
Toelichting: het betreft hier een correctie.
 
b. Er wordt een nieuw vierde lid toegevoegd dat luidt:
4. Het bestuursorgaan kan in afwijking van het hiervoor in dit artikel gestelde besluiten een aanvraag om een evenementenvergunning voor een circus (speelvergunning) niet te behandelen als deze na 1 augustus van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor vergunning wordt gevraagd wordt ingediend.
 
Toelichting: deze wijziging houdt verband met de vast te stellen van de beleidsregels voor circussen. Daarin wordt een regeling getroffen voor het behandelen van aanvragen om een speelvergunning.
 
C. Artikel 2:10 wordt gewijzigd als volgt:
a. Het eerste lid, aanhef en onder b. komt te luiden: ”b. het gebruik schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente of door dat gebruik het uitzicht van bewoners of gebruikers van een gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderzijds hinder of overlast wordt aangedaan”.
 
Toelichting: het komt voor dat voorwerpen (bijv. containers) voor langere tijd op de weg worden geplaats. Dat kan in sommige gevallen leiden tot een hinder voor omwonenden. De aanvulling van dit artikel maakt het mogelijk hiertegen op te treden. Met de vervanging van het begrip “welstand” door het begrip “uiterlijk aanzien van de gemeente” wordt aangesloten bij in de APV opgenomen vergelijkbare bepalingen over parkeerexcessen. Van belang is dat met het begrip “uiterlijk aanzien van de gemeente” wel wordt aangesloten bij het welstandsbeleid dat in delen van de gemeente is afgeschaft. Daar waar geen welstandsbeleid geldt gelden ook niet de bepalingen van de APV die betrekking hebben op het uiterlijk aanzien van de gemeente.
 
b. In het zesde lid onder b wordt “artikel 5:19” vervangen door “artikel 5:18”.
Toelichting: het betreft hier een correctie.
 
c. In het achtste lid wordt het woord “derde” vervangen door het woord “vierde”.
 
Toelichting: het betreft hier een correctie
 
D.  Artikel 2:25 wordt gewijzigd als volgt:
Onder gelijktijdige vernummering van de huidige leden 5 en 6 wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd dat luidt:
5. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8 kan een aanvraag om een vergunning voor een circus (speelvergunning) tevens worden geweigerd als deze niet is ingeloot overeenkomstige de voor circussen geldende beleidsregels.
 
Toelichting: deze bepaling biedt een expliciete weigeringsgrond voor niet ingelote aanvragen
 
E. In artikel 2:31, onder c, vervalt: de zitplaatsen die aanwezig zijn op.
 
Toelichting: het betreft hier een correctie
 
F. In artikel 2:39, tweede lid, onder b, wordt ‘de minister van Justitie’ vervangen door:
de minister van Veiligheid en Justitie.
 
Toelichting: het betreft hier een correctie
 
G. In artikel 2:40, tweede lid, vervalt: ‘waarvan maximaal twee kansspelautomaten’.
 
Toelichting: het betreft hier een correctie
 
H Na artikel 2:44 wordt een nieuw artikel 2:44a toegevoegd dat luidt:
 
Artikel 2:44 a Verbod op het vervoeren van geprepareerde voorwerpen
1. Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
 
Toelichting: Het gaat hierbij om een verbodsbepaling met betrekking tot het vervoeren van geprepareerde tassen of andere voorwerpen op de weg of in de nabijheid van winkels.
Om de private belangen van de ingezetenen te beschermen, is in lid 2 opgenomen dat dit verbod niet geldt indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de desbetreffende burger geen intentie heeft om winkeldiefstel te gaan plegen.  
De bepaling is ingevoegd op speciaal verzoek van de politie die meer middelen wil hebben om op te kunnen treden tegen bepaalde vormen van winkeldiefstal. De VNG is van mening dat de maatregel alleen echt zinvol is als ondernemers aanvullende maatregelen nemen.  
Maatregelen door ondernemers
In de huisregels kunnen ondernemers een (collectief) verbod opnemen op het bij zich dragen van geprepareerde voorwerpen. Het handhaven van de huisregels is primair een verantwoordelijkheid van de ondernemer, die zich eventueel kan laten bijstaan door ingehuurde particuliere beveiligers. Op deze manier hebben ondernemers de mogelijkheid personen die de huisregels overtreden, uit hun zaak te weren. Een maatregel die dit kan versterken is het uitvaardigen van een (collectief) winkelverbod bij (herhaaldelijke) overtreding. Verder kunnen ondernemers relatief eenvoudig en tegen geringe kosten bestaande detectieapparatuur aanpassen waardoor een groot deel van de geprepareerde voorwerpen hun werking verliest.
 
I. In artikel 2:48, eerste lid, wordt na ‘Het is’ ingevoegd: voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.
 
Toelichting: aanpassing van het artikel is noodzakelijk om een overlap met artikel 45 van de Drank- en horecawet te voorkomen. Artikel 45 van die wet bepaalt dat het jongeren onder 18 jaar verboden is om drank te nuttigen op de openbare weg.
 
J. Artikel 2:59 wordt gewijzigd als volgt:
In het vierde lid worden de woorden “eerste lid onder c ” vervangen door “eerste lid onder d”
 
Toelichting: het betreft hier een correctie van een onjuiste verwijzing
 
K. In artikel 2:60, tweede lid, vervalt na ‘plaats die’ het woord ‘een’ en wordt na ‘gelegen binnen’ ingevoegd: een.
 
Toelichting: het betreft hier een technische correctie
 
L. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 15, komt te luiden:
 
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging
 
Toelichting: het betreft hier een redactionele aanvulling
 
M. Artikel 2:78 komt te luiden:
 
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
 
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
2. Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
3. Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.
4. De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
 
Toelichting: de model-Apv van de VNG kende nog geen bepaling over een gebiedsontzegging. Veghel kende al wel een eigen bepaling omdat toch een behoefte werd gevoeld aan een mogelijkheid om een verbod op te leggen. Het beleid is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de modelverordening van de VNG. Daarom wordt de eigen bepaling nu vervangen door de modelbepaling.
 
Overtreding verbod
Overtreding van een gebiedsontzegging die krachtens dit artikel is gegeven, is een overtreding van een ambtelijk bevel (artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht); dus niet een overtreding van de APV zelf. Het is een misdrijf; overtreding wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Kan van de overtreder geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland worden vastgesteld, dan is strafrechtelijk onder omstandigheden voorlopige hechtenis mogelijk.
 
Verschillen met en verhouding tot andere gebiedsontzeggingen
De burgemeester kan een gebiedsontzegging ook opleggen op grond van
a. de lichte bevelsbevoegdheid (172, derde lid van de Gemeentewet.) Als een gebiedsontzegging (ook) kan worden gestoeld op artikel 2:78 van de APV dan gaat die bepaling voor. Een licht bevel mag niet afwijken van geldende regelgeving, inclusief gemeentelijke verordeningen. Omdat de APV al een regeling bevat zal artikel 172 zelden toegepast hoeven te worden.
b. artikel 175 van de Gemeentewet (noodbevel ) Ten opzichte van artikel 172, derde lid is dit een zware bevelsbevoegdheid. Bij noodbevel mag wel worden afgeweken van geldende regelgeving, inclusief gemeentelijke verordeningen(en artikel 2:78 APV) . Alleen afwijking van de grondwet is niet toegestaan.
c. artikel 172a van de Gemeentewet (voetbalwetbepaling). Deze bepaling biedt de mogelijkheid van een gebiedsontzegging bij herhaaldelijke overlast (minimaal tweemaal en een patroon), waardoor een gedegen dossieropbouw vereist is, en een ernstige vrees voor voortgang ervan. Deze gebiedsontzeggingen kunnen voor 3 maanden met hoogstens driemaal verlenging voor telkens die duur tot maximaal een jaar gelden en in combinatie met een van de andere instrumenten (groepsverbod, meldingsplicht ) uit dat artikel worden opgelegd.
 
Algemene eisen
Het verbod in 2:78 APV kan niet alleen gebruikt worden tegen overlast door drugshandel en gebruik maar ook bij andere vormen van overlast of bij gevoelens van onveiligheid.
Er moet voldaan zijn aan het situatievereiste, dat wil zeggen dat er sprake moet zijn van omstandigheden die tot ingrijpen ter handhaving van de openbare orde kunnen noodzaken. Daarnaast moet er ook voldaan zijn aan het doelcriterium: de maatregel moet zijn gericht op het beëindigen of voorkomen van (verdere) ordeverstoringen of overlast of het beperken van de gevolgen daarvan. Oplegging van een gebiedsontzegging kan alleen ten tijde van een (dreigende) ordeverstoring. Rekening gehouden moet worden met de plaatsen waar, of in de nabijheid waarvan, het feit is gepleegd.
De duur van de maatregel moet direct gekoppeld zijn aan de situatie dat er gevaar dreigt voor de openbare orde. Daarom is er ook sprake van een getrapte opbouw. Bij de toepassing van de maatregel mag niet worden afgeweken van wettelijke voorschriften. De maatregel moet ook voldoen aan de eisen van proportionaliteit (het bevel moet in verhouding staan tot het te bestrijden problematiek) en subsidiariteit (er is geen minder zwaar middel voorhanden.
 
Als een gebiedsontzegging wordt opgelegd terwijl er al een gebiedsontzegging geldt, gaat de nieuwe gebiedsontzegging in na afloop van de eerder opgelegde gebiedsontzegging. Gedurende de looptijd van de gebiedsontzegging kan slechts één keer een nieuwe gebiedsontzegging worden opgelegd.
 
Lid 1
De burgemeester is het bevoegde bestuursorgaan dat de gebiedsontzegging kan opleggen. Nu het in het eerste lid gaat om gebiedsontzeggingen van korte duur, kan deze bevoegdheid worden gemandateerd aan opsporingsambtenaren. In de regel zal, alvorens over te gaan tot oplegging van een dergelijke gebiedsontzegging, eerst een waarschuwing worden gegeven.
 
Lid 2
Het tweede lid ziet op de situatie dat een openbare-ordeverstoorder opnieuw een misstap begaat met betrekking tot strafbare feiten of de openbare orde in een bepaald gebied. In dit geval is het gelegitimeerd om een gebiedsontzegging van meerdere weken op te leggen. Immers zal veelal eerst een waarschuwing hebben plaatsgevonden, vervolgens de oplegging van een kortdurende gebiedsontzegging en pas daarna een gebiedsontzegging in de zin van het tweede lid. Er is aldus een dusdanige voorgeschiedenis dat proportionaliteit en subsidiariteit niet aan een langdurig gebiedsontzegging in de weg staan.
 
Lid 3
Het is in het licht van proportionaliteit en subsidiariteit geboden om slechts tot oplegging van een langdurige gebiedsontzegging over te gaan, wanneer de gedraging waarop deze oplegging betrekking heeft binnen een bepaalde periode na oplegging van de eerste gebiedsontzegging plaatsvindt. Vindt de gedraging aldus na deze periode plaats, dan wordt een langdurige gebiedsontzegging niet gelegitimeerd geacht.
 
Lid 4
Dit lid geeft de burgemeester de bevoegdheid om, wanneer hij dat noodzakelijk acht in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene, het bevel te beperken. Hierbij zal rekening gehouden worden met (de noodzaak) zich in het aangewezen gebied te bevinden in een middel van openbaar vervoer, het aldaar werkzaam en/of woonachtig zijn, een (ander) aantoonbaar redelijk belang om zich aldaar op te houden, staatkundige en religieuze vrijheid en het familieleven. Ook is ontheffing mogelijk.
 
N. In artikel 3:5, tweede lid, onder c, wordt ‘273a’ vervangen door: 273f.
 
Toelichting: Het betreft hier een correctie van een onjuiste verwijzing
 
O. In artikel 4:2, tweede lid, wordt ‘artikel 4:113, eerste lid’ vervangen door: artikel 3.148, eerste lid.
 
Toelichting: Het betreft hier een aanpassing van een verwijzing
 
P. Na artikel 4:18 wordt een nieuw artikel 4:18a ingevoegd dat luidt:
 
Artikel 4:18a Slapen op een openbare plaats
1. Het is verboden een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken of op een openbare plaats een woonwagen, kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, tent, aanhangwagen of (vracht-)auto als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
2. Het college kan van het in het eerste lid genoemde verbod ontheffing verlenen en daaraan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid voorschriften verbinden, onder andere ter voorkoming en beperking van hinder en overlast, het aanzien van de woon- en werkomgeving, verontreiniging, voorkoming van besmettelijke ziekten en brandgevaar.
3. Het verbod geldt niet op de door het college daartoe aangewezen plaatsen.
 
Toelichting: met dit verbod wordt tegemoetgekomen aan het verzoek van het Veghelse bedrijfsleven. De bepaling verbiedt het overnachten op niet daartoe aangewezen openbare plaatsen. Overnachtingen op plaatsen die daartoe niet zijn uitgerust leidt tot problemen op het gebied van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid.
 
Q Artikel 4:19 komt te luiden:
 
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
1. Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van artikel 4:18, eerste lid en 4:18a, eerste lid niet geldt.
2. Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in artikel 4:18, vierde lid en artikel 4:18a, tweede lid.
 
Toelichting: deze wijziging is nodig in verband met de invoeging van artikel 4:18a
 
 
R Aan artikel 5:2 wordt een lid toegevoegd luidende:
 
5. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
Toelichting: met deze aanvulling wordt mede in het belang van omwonenden voorkomen dat een gevraagde ontheffing voor het parkeren van meer dan drie voertuigen op de weg van rechtswege wordt verleend als niet tijdig op de aanvraag is beslist.
 
 
S In artikel 5:9, eerste lid, wordt ‘hun’ vervangen door: hen.
 
Toelichting: het betreft hier een correctie van een taalfout
 
T Artikel 5:15 komt te luiden:
 
Artikel 5:15 Ventverbod
1. Het is verboden te venten:
a. op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen; of
b. op door het college aangewezen dagen en uren.
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.
3. Op de ontheffing bedoeld in het tweede lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
5. Het verbod bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.
 
Toelichting: in de huidige bepaling is venten in beginsel altijd en overal toegestaan, tenzij de venter daarbij de openbare orde verstoorde. Een zo algemene norm bleek voor de handhavers lastig hanteerbaar. In deze nieuwe bepaling is gekozen voor een regeling waarbij het college in het belang van de openbare orde gebieden en tijden kan aanwijzen waar het venten is verboden. Het venten van meningsuitingen wordt beschermd door artikel 7 van de grondwet. Daarom is daarvoor een aparte regeling opgenomen, Artikel 5:16 kan daarmee vervallen.
 
U. Artikel 5:16 vervalt.
 
Toelichting: zie toelichting bij 5:15
 
V. In artikel 5:23, vierde lid, vervalt het woord ’niet’.
 
Toelichting: het betreft hier een correctie.
 
W In artikel 5:24, vierde lid, vervalt het woord ‘geldt’.
 
Toelichting: het betreft hier een taalkundige correctie.
 
X In artikel 5:33, derde lid, aanhef, wordt ‘eerst’ vervangen door: eerste.
 
Toelichting: het betreft hier een taalkundige correctie.
 
 
II Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 19 maart 2015.

De raad voornoemd

De griffier,

Dr. W. Oosten

De voorzitter,

Mr. I.R. Adema

Naar boven