Regeling Melding Vermoeden Misstand
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
 
gelezen het voorstel van de wethouder Haven, Duurzaamheid, Mobiliteit en Organisatie van 3 maart 2015 met kenmerk: 1599514;
 
gelet op artikel 125 quinquies, derde lid en artikel 125 quinquies, eerste lid, onderdeel f, van de Ambtenarenwet;
 
besluit vast te stellen:
 
Regeling Melding Vermoeden Misstand
 
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
  • 1.
    In deze regeling wordt verstaan onder:
     
    a. ambtenaar:
    een ieder die werkzaam is of is geweest bij de gemeente Rotterdam op grond van een aanstelling of een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht;
     
    b. algemeen directeur:
    functionaris aan het hoofd van de ambtelijke organisatie en eindverantwoordelijk voor het dagelijks beheer daarvan;
     
    c. concerndirecteur:
    concerndirecteur van één van de vijf clusters, dan wel de directeur van de Bestuursdienst, dan wel de algemeen directeur van de Rotterdamse Service Organisatie;
     
    d. vermoeden van een misstand:
    een vermoeden van
    • schending van wettelijke voorschriften of beleidsregels;
    • een gevaar voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu;
    • een onbehoorlijke wijze van functioneren die een gevaar vormt voor het goed functioneren van de openbare dienst;
     
    e. melder:
    de ambtenaar die een vermoeden van een misstand meldt overeenkomstig de hoofdstukken 2 en 3 van deze regeling;
     
    f. melding:
    de melding van een vermoeden van een misstand door de melder;
     
    g. vertrouwenspersoon misstand en integriteit:
    degene die als vertrouwenspersoon misstand en integriteit binnen het concern, dan wel bij één van de vijf clusters, de Bestuursdienst of de Rotterdamse Service Organisatie is aangewezen;
     
    h. extern meldpunt:
    de gemeentelijke Ombudsman.
  • 2.
    Indien een melding betrekking heeft op een concerndirecteur, topkaderfunctionaris of vertrouwenspersoon misstand en integriteit dan moet in plaats van deze functionarissen in deze regeling de algemeen directeur van het concern worden gelezen.
  • 3.
    Indien een melding betrekking heeft op de algemeen directeur van het concern, dan moet in plaats van deze functionaris in deze regeling de wethouder die de ambtelijke organisatie van de gemeente in zijn portefeuille heeft, worden gelezen.
  • 4.
    Voor de toepassing van deze regeling wordt degene die anders dan op basis van een ambtelijke aanstelling of een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is binnen de gemeente Rotterdam gelijkgesteld met een ambtenaar.
Artikel 2 Bescherming van de melder
  • 1.
    Een ieder die betrokken is bij de behandeling van een melding maakt de identiteit van de melder niet bekend zonder zijn instemming.
    Medewerkers die betrokken zijn bij de behandeling van een melding, zijn in ieder geval de leidinggevende, de vertrouwenspersoon misstand en integriteit en de gemeentelijke Ombudsman.
    Indien de melding betrekking heeft op een strafbaar feit kan de anonimiteit van de melder niet worden gewaarborgd.
  • 2.
    De ambtenaar zal als gevolg van het te goeder trouw melden van een vermoeden van een misstand geen nadelige gevolgen ondervinden voor zijn rechtspositie.
    Onder nadelige gevolgen worden in ieder geval verstaan:
    • a.
      het verlenen van ongevraagd ontslag;
    • b.
      het niet verlengen van een aanstelling in tijdelijke dienst;
    • c.
      het niet omzetten van een aanstelling in tijdelijke dienst in een aanstelling in vaste dienst;
    • d.
      de opgelegde benoeming in een andere functie;
    • e.
      het treffen van disciplinaire maatregelen;
    • f.
      het onthouden van salarisverhoging, incidentele beloning of toekenning van vergoedingen;
    • g.
      het onthouden van promotiekansen;
    • h.
      het afwijzen van een verlofaanvraag, voor zover dit redelijkerwijs verband houdt met de door de melder gedane melding van een vermoeden van een misstand.
  • 3.
    De concerndirecteur draagt er zorg voor dat de melder ook anderszins bij de uitoefening van zijn functie geen nadelige gevolgen van de melding ondervindt.
  • 4.
    Het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel geldt ook voor de ambtenaar die te goeder trouw een vermoeden van een misstand in een andere organisatie dan die van de gemeente Rotterdam, volgens de in die organisatie geldende regels, bij die organisatie heeft gemeld.
    De bescherming geldt alleen als de ambtenaar:
    • uit hoofde van zijn functie met die andere organisatie samenwerkt of heeft samengewerkt;
    • uit hoofde van zijn functie kennis heeft verkregen van de vermoede misstand;
    • het vermoeden van de misstand tijdig bij zijn leidinggevende heeft gemeld;
    • zich heeft gehouden aan de afspraken die ter zake van deze melding met hem of haar zijn gemaakt door het bevoegd gezag.
  • 5.
    De ambtenaar heeft recht op juridische bijstand wanneer hij als gevolg van het te goeder trouw melden van een vermoeden van een misstand nadelige gevolgen ondervindt in zijn rechtspositie, tijdens en/of na het volgen van deze regeling.
  • 6.
    De kosten van juridische bijstand zoals bedoeld in het vijfde lid worden in het geval van een interne melding door het cluster, waar de ambtenaar zijn werkzaamheden verricht, gefinancierd. In het geval van een externe melding worden de kosten van juridische bijstand vergoed uit het gemeentelijke fonds voor rechtsbescherming (het Klokkenluidersfonds) dat de ombudsman beheert.
Artikel 3 De vertrouwenspersoon misstand en integriteit
  • 1.
    De vertrouwenspersoon misstand en integriteit heeft tot taak de melder te adviseren.
  • 2.
    De vertrouwenspersonen misstand en integriteit maken jaarlijks een geanonimiseerd verslag van de aard en de omvang van het aantal interne meldingen.
  • 3.
    De vertrouwenspersoon misstand en integriteit geniet bescherming overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met het vijfde lid, tegen benadeling van zijn rechtspositie als gevolg van de hem bij deze regeling toebedeelde taken.
Artikel 4 Het externe meldpunt
  • 1.
    De gemeentelijke Ombudsman fungeert als extern meldpunt.
  • 2.
    De gemeentelijke Ombudsman heeft tot taak een door de melder gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en de concerndirecteur daarover een oordeel en aanbeveling te geven.
HOOFDSTUK 2 INTERNE MELDINGSPROCEDURE
Artikel 5 Melding
  • 1.
    De ambtenaar doet een melding bij zijn leidinggevende dan wel de directie van zijn organisatieonderdeel, of bij de vertrouwenspersoon misstand en integriteit.
    Indien daartoe aanleiding bestaat, zoals bedoeld in artikel 11, kan de ambtenaar rechtstreeks bij de gemeentelijke Ombudsman een melding doen.
  • 2.
    Een melding laat de wettelijke verplichting tot het doen van aangifte van een strafbaar feit onverlet.
Artikel 6 Melding door een ex-ambtenaar
De ex-ambtenaar die een vermoeden van een misstand wil melden doet dit binnen een periode van twaalf maanden na zijn ontslag of beëindiging van zijn werkzaamheden voor de gemeente Rotterdam bij een vertrouwens-persoon misstand en integriteit. Hij kan alleen een melding van een vermoeden van een misstand doen als hij in de hoedanigheid van ambtenaar kennis heeft gekregen van het vermoeden.
Artikel 7 Informeren van de concerndirecteur
  • 1.
    Degene bij wie een melding is gedaan draagt er zorg voor dat de concerndirecteur onverwijld op de hoogte wordt gesteld van de melding en van de datum waarop de melding ontvangen is.
  • 2.
    De concerndirecteur meldt periodiek de meldingen aan de algemeen directeur en de wethouder die de ambtelijke organisatie van de gemeente in zijn portefeuille heeft.
Artikel 8 Ontvangstbevestiging door de concerndirecteur
  • 1.
    De concerndirecteur zendt aan de melder of de vertrouwenspersoon misstand en integriteit bij wie het vermoeden van een misstand is gemeld een ontvangstbevestiging. In het laatste geval stuurt de vertrouwenspersoon de ontvangstbevestiging door aan de melder. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en de datum waarop de melder het vermoeden heeft gemeld.
  • 2.
    De concerndirecteur informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft over de melding, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.
  • 3.
    De concerndirecteur zorgt ervoor dat de identiteit van de melder die overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 5 of 6 een melding heeft gedaan, niet verder bekend wordt dan noodzakelijk is voor de behandeling van de melding.
Artikel 9 Onderzoeksvoorstel door de concerndirecteur
  • 1.
    De concerndirecteur stelt na ontvangst van de melding onverwijld een onderzoeksvoorstel op conform het Protocol Onderzoek Vermoeden Misstand en Integriteitschending. Dit voorstel dient hij in bij de algemeen directeur. Op basis van dit voorstel neemt de algemeen directeur een besluit en stelt hij de onderzoeksopdracht vast. Daarna start het onderzoek.
  • 2.
    De medewerkers die een onderzoek uitvoeren, mogen niet betrokken zijn of zijn geweest bij de vermoede misstand.
  • 3.
    De concerndirecteur kan ten behoeve van het onderzoek een deskundige raadplegen.
Artikel 10 Standpunt en kennisgeving door de concerndirecteur
  • 1.
    De concerndirecteur stelt de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan binnen tien weken na ontvangst van de melding schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand.
  • 2.
    Indien niet binnen tien weken een standpunt kan worden gegeven worden de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan voordat deze termijn is verstreken daarvan door middel van een kennisgeving schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. De concerndirecteur kan het advies met ten hoogste vier weken verdagen.
HOOFDSTUK 3 EXTERNE MELDINGSPROCEDURE
Artikel 11 Melding bij de gemeentelijke Ombudsman
  • 1.
    De melder kan zijn vermoeden van een misstand binnen redelijke termijn melden bij de gemeentelijke Ombudsman, indien:
    • a.
      hij het niet eens is met het standpunt bedoeld in artikel 10;
    • b.
      hij geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijnen bedoeld in artikel 10.
  • 2.
    Indien zwaarwegende belangen de toepassing van de interne meldingsprocedure in de weg staan, kan de melder het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden de gemeentelijke Ombudsman.
  • 3.
    De melding bij de gemeentelijke Ombudsman bevat ten minste:
    • a.
      naam en adres van de melder;
    • b.
      het cluster of het organisatieonderdeel waar de melder werkzaam is of is geweest;
    • c.
      het cluster of het organisatieonderdeel waarop de melding betrekking heeft;
    • d.
      de omschrijving van de misstand die wordt vermoed;
    • e.
      de reden van melding aan de gemeentelijke Ombudsman.
Artikel 12 Ontvangstbevestiging
  • 1.
    De gemeentelijke Ombudsman bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de melder.
  • 2.
    De gemeentelijke Ombudsman draagt er zorg voor dat de concerndirecteur op de hoogte wordt gesteld van de melding.
  • 3.
    De gemeentelijke Ombudsman informeert de persoon of personen op wie een melding betrekking heeft, tenzij het onderzoeksbelang hierdoor kan worden geschaad.
Artikel 13 Niet ontvankelijkheid
  • 1.
    De gemeentelijke Ombudsman verklaart de melding niet ontvankelijk indien:
    • a.
      er geen sprake is van een misstand of van een misstand van voldoende gewicht;
    • b.
      de ambtenaar niet aantoont dat hij het vermoeden eerst intern aan de orde heeft gesteld volgens deze regeling, tenzij zwaarwegende belangen toepassing van de interne procedure in de weg staan;
    • c.
      de ambtenaar het vermoeden intern aan de orde heeft gesteld volgens deze regeling, maar de termijn waarbinnen de concerndirecteur een inhoudelijk standpunt omtrent het vermoeden van een misstand dient te geven, nog niet verstreken is;
    • d.
      geen sprake is van een ambtenaar zoals bedoeld in deze regeling;
    • e.
      de melding niet binnen redelijke termijn is ontvangen nadat de ambtenaar op de hoogte is gesteld van het standpunt van de concerndirecteur;
    • f.
      de ex-ambtenaar het vermoeden van een misstand meldt na een periode van twaalf maanden na zijn ontslag of beëindiging van zijn werkzaamheden voor de gemeente Rotterdam.
  • 2.
    Indien de melding niet ontvankelijk is, stelt de gemeentelijke Ombudsman de melder of vertrouwenspersoon en de concerndirecteur hiervan binnen vier weken op de hoogte.
Artikel 14 Onderzoek door de gemeentelijke Ombudsman
  • 1.
    Wanneer de melding ontvankelijk is, kan de gemeentelijke Ombudsman, indien dit voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk is, een onderzoek instellen.
  • 2.
    De gemeentelijke Ombudsman is gerechtigd ten behoeve van het onderzoek genoemd in het eerste lid bij de concerndirecteur alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies nodig acht. De concerndirecteur verschaft de gemeentelijke Ombudsman alle inlichtingen.
  • 3.
    Wanneer de inhoud van bepaalde door de concerndirecteur verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van de gemeentelijke Ombudsman dient te blijven, wordt dit aan hem meegedeeld. De gemeentelijke Ombudsman beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.
  • 4.
    De gemeentelijke Ombudsman is bevoegd ten behoeve van het onderzoek de hulp van deskundigen en tolken in te roepen. De deskundigen en tolken zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun ter zake van hun dienstverlening ter kennis komt.
  • 5.
    De gemeentelijke Ombudsman kan, voor zover dat naar zijn oordeel ten behoeve van het onderzoek is vereist, zonder toestemming alle gemeentelijke plaatsen betreden.
  • 6.
    De gemeentelijke Ombudsman kan de concerndirecteur verzoeken om de uitvoering van een bepaald besluit of regeling voor bepaalde tijd op te schorten.
    De betreffende concerndirecteur kan dat verzoek gemotiveerd afwijzen.
  • 7.
    Een concerndirecteur moet op verzoeken van de gemeentelijke Ombudsman zo spoedig als mogelijk is, doch uiterlijk binnen een maand, reageren, tenzij de gemeentelijke Ombudsman anders bepaald.
Artikel 15 Oordeel met aanbevelingen door de gemeentelijke Ombudsman
  • 1.
    De gemeentelijke Ombudsman legt binnen tien weken na ontvangst van de melding zijn bevindingen neer in een oordeel met aanbevelingen aan de concerndirecteur. De gemeentelijke Ombudsman zendt een afschrift van het oordeel aan de melder of de vertrouwenspersoon misstand en integriteit bij wie de melding is gedaan.
  • 2.
    Indien niet binnen tien weken een oordeel kan worden gegeven worden de melder of de vertrouwenspersoon bij wie de melding is gedaan, alsmede de concerndirecteur, voordat deze termijn is verstreken daarvan door middel van een kennisgeving schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte gesteld. De gemeentelijke Ombudsman kan het oordeel met ten hoogste vier weken verdagen.
  • 3.
    Het oordeel wordt, in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan de gemeentelijke Ombudsman verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen, door de gemeentelijke Ombudsman openbaar gemaakt op een wijze die hij geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten.
  • 4.
    De gemeentelijke Ombudsman maakt zijn oordeel niet openbaar voordat het standpunt van de concerndirecteur, bedoeld in artikel 16 van deze regeling, is ontvangen, of er twee weken zijn verstreken sinds het oordeel is gegeven.
  • 5.
    De gemeentelijke Ombudsman geeft gemotiveerd in zijn oordeel aan of de melding gegrond of ongegrond is.
Artikel 16 Standpunt concerndirecteur naar aanleiding van het oordeel van de gemeentelijke Ombudsman
  • 1.
    De concerndirecteur stelt binnen twee weken na ontvangst van het oordeel de gemeentelijke Ombudsman schriftelijk op de hoogte van zijn standpunt en de eventuele consequenties die hij daaraan verbindt.
  • 2.
    De gemeentelijke Ombudsman zal het standpunt van de concerndirecteur aan de melder doen toekomen.
  • 3.
    Een van het oordeel afwijkend standpunt wordt gemotiveerd.
Artikel 17 Jaarverslag ombudsman
  • 1.
    Jaarlijks wordt door de gemeentelijke Ombudsman een verslag opgemaakt.
  • 2.
    In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de ter zake wettelijke bepalingen gemeld:
    • a.
      het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;
    • b.
      het aantal meldingen dat niet heeft geleid tot een onderzoek;
    • c.
      het aantal onderzoeken dat de gemeentelijke Ombudsman heeft verricht;
    • d.
      het aantal oordelen en de aard van de oordelen dat de gemeentelijke Ombudsman heeft uitgebracht.
  • 3.
    Dit jaarverslag wordt gestuurd aan de concerndirectie, burgemeester en wethouders en aan de gemeenteraad.
HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN
Artikel 18 Intrekking en inwerkingtreding
  • 1.
    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.
  • 2.
    Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling Melding Vermoeden Misstand.
  • 3.
    De Regeling Melden Integriteitsschendingen wordt ingetrokken.
 
Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 maart 2015.

De secretaris,

Ph.F.M. Raets

De burgemeester,

B.J. Eerdmans, l.b.

Artikelsgewijze toelichting bij de Regeling Melding Vermoeden Misstand
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
De definiëring van het begrip misstand sluit aan bij de regelingen voor provincies en rijk.
Een vermoeden van een misstand valt uiteen in drie brede categorieën:
  • 1.
    een schending van wettelijke voorschriften.
  • 2.
    een gevaar voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu.
  • 3.
    een onbehoorlijke wijze van functioneren die een gevaar vormt voor het goed functioneren van de openbare dienst.
Verdere definiëring is achterwege gelaten om geen onnodige drempels op te werpen voor potentiële melders.
 
Ad 1) Een schending van wettelijke voorschriften kan tevens een strafbaar feit opleveren. Als uitgangspunt geldt dat de ambtenaar die wordt geconfronteerd met een misstand die tevens een misdrijf oplevert dat valt onder het Wetboek van Strafrecht, hiervan zo spoedig mogelijk aangifte doet bij de politie. Dit staat in beginsel los van het intern melden van de misstand. Het ligt op de weg van de ambtenaar om bij de melding van het vermoeden van een misstand te melden of hij aangifte heeft gedaan.
 
Ad 2) Bij de kwalificatie ‘gevaar voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu’ is bijvoorbeeld sprake als bij de bedrijfsvoering milieuvoorschriften worden overtreden of als structurele gebreken in de inspectie van risico-objecten ernstige gevaren oplevert voor personen.
 
Ad 3) De procedure is niet bestemd voor kritiek op politieke beleidskeuzes, om te ageren tegen wetten of het melden van verhalen van horen zeggen. Ook rechtspositionele conflicten tussen de gemeente Rotterdam als werkgever en de ambtenaar als werknemer zijn niet aan te merken als (vermoedelijke) misstanden.
 
Discriminatie, seksuele intimidatie, pesten, agressie en geweld zijn niet in de definiëring van het begrip misstand opgenomen. De procedure met betrekking tot meldingen over dit soort misstanden is specifiek beschreven in het Protocol ongewenste omgangsvormen.
 
De melder is iedere ambtenaar of aan een ambtenaar gelijkgestelde die een melding van een vermoeden van een misstand doet. Een melding mag worden gedaan tot twaalf maanden na uitdiensttreding.
De concerndirecteur kan na ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de algemeen directeur voorstellen om een vooronderzoek in te stellen conform het Protocol Onderzoek Vermoeden Misstand en Integriteitschending.
Bij voldoende aanwijzingen voor een vermoeden van een misstand en een vermoedelijke integriteitschending kan de concerndirecteur genoodzaakt zijn een onderzoek in te stellen. Dit wordt uitgevoerd door de onderzoekers na schriftelijke opdracht van de algemeen directeur.
 
Lid 4 bepaalt dat een ieder die werkzaamheden bij de gemeente Rotterdam (heeft) verricht een melding mag doen. Het gaat dus niet alleen om ambtenaren, maar ook om stagiaires, vrijwilligers, oproepkrachten, ZZP’ers, etc.
Artikel 2 Bescherming van de melder
Uitgangspunt is dat de identiteit van de melder geheim wordt gehouden. Dit is alleen anders indien de melder hier zelf toestemming voor geeft. Een ieder die betrokken is bij de behandeling van een melding moet zorgvuldig omgaan met de identiteit van de melder. Indien de melder niet heeft ingestemd met bekendmaking van zijn identiteit kan hij de melding vertrouwelijk doen bij de vertrouwenspersoon misstand en integriteit. Informatie die de melder dan toekomt wordt verzonden aan de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon moet er zorg voor dragen dat de informatie bij de melder terecht komt.
 
Benadrukt wordt dat de anonimiteit van de identiteit van de melder niet in absolute zin kan worden gewaarborgd. Dit houdt vooral verband met de hierboven genoemde aangifteplicht bij ernstig strafbare feiten. Naast deze aangifteplicht bevat artikel 162, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering ook de verplichting om desgevraagd aan de officier van justitie informatie te verschaffen over strafbare feiten die een ambtenaar in zijn taakuitoefening ter kennis zijn gekomen. Meer in algemene zin vindt anonimiteit geen toepassing in het kader van een strafrechtelijk onderzoek.
De vertrouwenspersoon integriteit doet er daarom goed aan om het begin van ieder gesprek de gesprekspartner te informeren dat de vertrouwelijkheid van het gesprek niet in alle gevallen kan worden gegarandeerd.
 
De bescherming ziet ook toe op de ambtenaar die een misstand heeft gemeld in een andere organisatie dan die van de gemeente Rotterdam. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als een medewerker tijdelijk samenwerkt met collega’s van een andere gemeente, of participeert in de projectorganisatie met andere organisaties. Noodzakelijk is wel dat de ambtenaar uit hoofde van zijn functie die misstand gewaar wordt.
Aan de bescherming zijn de voorwaarden verbonden zoals opgesomd in dit artikel. Deze voorwaarden dienen om te voorkomen dat een onzorgvuldige en/of onjuiste melding bij een andere organisatie leidt tot verstoorde verhoudingen.
 
De melder heeft op grond van deze regeling recht op juridische bijstand wanneer hij als gevolg van het te goeder trouw melden van een vermoeden van een misstand nadelige gevolgen ondervindt in zijn rechtspositie. Deze juridische bijstand wordt door het cluster, waar de ambtenaar zijn werkzaamheden verricht, gefinancierd. In het geval van een externe melding worden de kosten van juridische bijstand vergoed uit het Klokkenluidersfonds.
Artikel 3 De vertrouwenspersoon misstand en integriteit
De vertrouwenspersoon misstand en integriteit heeft een belangrijke rol in het proces van integriteitbewustwording en advisering met betrekking tot de meldingen die bij hem worden gedaan.
 
Bij de vertrouwenspersoon is de verplichting neergelegd de interne meldingen te monitoren en daarvan jaarlijks een verslag op te maken. Dit verslag wordt naar de concerndirecteur en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.
De vertrouwenspersoon geniet dezelfde bescherming tegen nadelige gevolgen van zijn rechtspositie als de melder. Ook de vertrouwenspersoon heeft op grond van de regeling recht op juridische bijstand indien hij als gevolg van zijn werkzaamheden die hem op basis van deze regeling zijn toebedeeld negatieve gevolgen ondervindt in zijn rechtspositie.
Artikel 4 Het externe meldpunt
De gemeentelijke Ombudsman fungeert als extern meldpunt.
HOOFDSTUK 2 INTERNE MELDINGSPROCEDURE
Artikel 5 Melding
Het is aan de ambtenaar te bepalen waar hij zijn melding in eerste instantie wil doen. Het zal aan de omstandigheden liggen of hij dat doet bij zijn leidinggevende dan wel de directie van zijn organisatieonderdeel, of bij de vertrouwenspersoon misstand en integriteit. Het is belangrijk dat hij de melding doet.
Een directe melding bij de gemeentelijke Ombudsman is mogelijk. Artikel 11 gaat hier verder op in.
 
Wanneer een (vermoeden van) een misstand een strafbaar feit betreft, moet zoals eerder vermeld altijd aangifte worden gedaan bij de politie. De procedure uit deze regeling kan daarvoor niet in de plaats treden. Van ambtsmisdrijven moet op grond van artikel 162 Strafvordering aangifte worden gedaan.
Artikel 6 Melding door een ex-ambtenaar
Ook ex-ambtenaren – waarbij de definitie van ambtenaar is als die genoemd in artikel 1 – kunnen een vermoeden van een misstand melden. Dat kan gedurende een periode van een jaar na de ontslagdatum. Procedurevoorschriften zijn hierbij hetzelfde als voor de ambtenaar die nog werkzaam is voor de organisatie.
Artikel 7 Informeren van de concerndirecteur
De concerndirecteur moet zo snel mogelijk op de hoogte worden gesteld van een melding van een vermoede misstand. Belangrijk is dus dat de leidinggevenden binnen de organisatie goed op hoogte zijn van het bestaan van deze regeling en de bijhorende procedures. Ook als een melding wordt gedaan zonder bekendmaking van de identiteit van de melder kan een onderzoek plaatsvinden.
Artikel 8 Ontvangstbevestiging door de concerndirecteur
Door of namens de concerndirecteur wordt zo spoedig mogelijk een ontvangstbevestiging gezonden aan de melder met een samenvatting van de procedure die daarop volgt. Het is van belang daarbij de datum van ontvangst van de melding te noemen gezien de termijnen genoemd in artikel 10 en het gevolg van het overschrijden ervan.
 
Indien de identiteit van de melder niet bekend is gemaakt, wordt hem de ontvangstbevestiging toegezonden via de vertrouwenspersoon misstand en integriteit bij wie hij de melding heeft gedaan. Deze vertrouwenspersoon zorgt ervoor dat de melder de ontvangstbevestiging ontvangt.
Daarnaast worden eventueel andere betrokkenen geïnformeerd. Bij een melding van een vermoeden van een misstand kan de integriteit van andere personen werkzaam bij de gemeente Rotterdam in het geding zijn en onderwerp zijn van onderzoek. Daarom is de bepaling opgenomen dat door of namens de concerndirecteur deze personen worden geïnformeerd, maar daarbij geldt wel als beperking dat het onderzoeksbelang niet wordt geschaad.
Artikel 9 Onderzoeksvoorstel door de concerndirecteur
De concerndirecteur stelt zo spoedig mogelijk een onderzoeksvoorstel op conform het Protocol Onderzoek Vermoeden Misstand en Integriteitschending.
In het tweede lid is bepaald dat het onderzoek niet mag worden verricht door een persoon die mogelijk betrokken is bij de vermoede misstand, ter voorkoming van mogelijke vooringenomenheid en ongewenste beïnvloeding. Dit geldt ook voor het vooronderzoek.
Ten behoeve van het onderzoek kan een (externe) deskundige worden geraadpleegd. Ook deze deskundige dient zorgvuldig om te gaan met de identiteit van de melder.
Artikel 10 Standpunt en kennisgeving door de concerndirecteur
De concerndirecteur krijgt tien weken de tijd om onderzoek te laten uitvoeren en een standpunt te bepalen.
De praktijk wijst uit dat het onderzoek de nodige tijd vergt. Als een melding vertrouwelijk wordt gedaan kan dit een reden zijn voor een langere termijn, omdat meer tijd nodig is om alle relevante feiten boven tafel te krijgen. Indien de periode van tien weken niet voldoende is, kan de concerndirecteur de vaststelling van het standpunt met maximaal vier weken verdagen. De melder en de andere betrokken personen worden hiervan vóór het verstrijken van deze tien weken op de hoogte gesteld. Deze termijnen zijn gelijk aan de termijnen genoemd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
HOOFDSTUK 3 EXTERNE MELDINGSPROCEDURE
Artikel 11 Melding bij de gemeentelijke Ombudsman
Er is geen harde termijn gegeven voor de melding bij de gemeentelijke Ombudsman. ’Redelijk’ zal per geval ingevuld moeten worden; het oordeel is aan de gemeentelijke Ombudsman zelf. Als hij tot de conclusie komt dat de melding te laat wordt gedaan volgt niet ontvankelijkheid. Dat is opgenomen in artikel 13.
 
Aan de rechtstreekse gang naar de gemeentelijke Ombudsman is de voorwaarde verbonden dat daarvan alleen gebruik kan worden gemaakt indien daartoe aanleiding bestaat. Een rechtstreekse melding bij de gemeentelijke Ombudsman kan bijvoorbeeld geëigend zijn als het gaat om een vermoeden van een misstand begaan door (leden van) het college of de directie. Ook andere situaties of omstandigheden waardoor de melder onvoldoende vertrouwen heeft in een interne melding zijn denkbaar. De melder moet daarbij enigszins kunnen concretiseren waarom hij niet intern wil melden. Het is vervolgens aan de gemeentelijke Ombudsman om te oordelen of de melder zich terecht rechtstreeks tot hem heeft gewend, of dat de melder de kwestie eerst intern aanhangig had moeten maken.
 
Tevens kan melding bij de gemeentelijke Ombudsman worden gedaan als de melder zich niet kan vinden in het standpunt van de concerndirecteur en/of deze niet tijdig is ontvangen door de melder.
Artikel 12 Ontvangstbevestiging door de gemeentelijke Ombudsman
De melder ontvangt een ontvangstbevestiging van de gemeentelijke Ombudsman. Het is van belang de datum van ontvangst van de melding te noemen, gezien de termijnen genoemd in artikel 15.
Alle betrokkenen worden over de melding geïnformeerd, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.
Artikel 13 Niet ontvankelijkheid
Een melding is niet ontvankelijk indien naar het oordeel van de gemeentelijke Ombudsman er geen sprake is van een misstand of een misstand van voldoende gewicht.
De melding is niet-ontvankelijk als de melder zich niet heeft gehouden aan de termijnen als genoemd artikel 10. Dit geldt ook als een melding niet binnen een redelijke termijn is geschied.
Een melding is niet ontvankelijk indien rechtstreekse melding bij de gemeentelijke Ombudsman is gedaan, maar er geen sprake is van zwaarwegende belangen die een interne procedure in de weg staan.
Tevens is een melding niet-ontvankelijk als geen sprake is van een melder als bedoeld in artikel 1 sub d en/of de melder al langer dan twaalf maanden uit dienst is.
Indien de melding niet ontvankelijk is worden betrokkenen hiervan binnen vier weken op de hoogte gesteld.
Artikel 14 Onderzoek door de gemeentelijke Ombudsman
De gemeentelijke Ombudsman stelt zo snel mogelijk na ontvangst van de melding een onderzoek in. Hij kan inlichtingen inwinnen bij de concerndirecteur, die verplicht is hieraan mee te werken. Indien nodig wordt een (externe) deskundige geraadpleegd. De gemeentelijke Ombudsman beslist of er al dan niet een deskundige wordt geraadpleegd. Ook deze (externe) deskundige gaat zorgvuldig om met de identiteit van de melder.
Artikel 15 Oordeel van de gemeentelijke Ombudsman
De gemeentelijke Ombudsman krijgt tien weken de tijd om onderzoek te doen en een oordeel uit te brengen. Indien de periode van tien weken niet voldoende is, worden betrokkenen hiervan vóór het verstrijken van deze periode op de hoogte gesteld. De gemeentelijke Ombudsman kan het uitbrengen van zijn oordeel met maximaal vier weken verdagen.
 
De gemeentelijke Ombudsman maakt zijn oordeel aan de concerndirecteur in geanonimiseerde vorm openbaar, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten. Zijn oordeel wordt echter niet openbaar gemaakt voordat de concerndirecteur zijn standpunt bekend heeft gemaakt of, indien er geen standpunt bekend is gemaakt, de termijn van vier weken waarbinnen de concerndirecteur dit moet doen is verstreken.
Artikel 16 Standpunt concerndirecteur naar aanleiding van het oordeel van de gemeentelijke Ombudsman
De concerndirecteur moet binnen twee weken een besluit nemen op het oordeel van de gemeentelijke Ombudsman. In dit besluit moet worden aangegeven of de melding gegrond of ongegrond is. Gekozen is voor een relatief korte termijn. Als een gemotiveerd oordeel van de gemeentelijke Ombudsman beschikbaar is, moet de concerndirecteur snel tot een besluit kunnen komen. De belangen van de melder en de eventuele andere betrokkenen binnen de organisatie wegen hierbij zwaar: onzekerheid moet niet langer duren dan noodzakelijk.
Artikel 17 Jaarverslag gemeentelijke Ombudsman
Door de gemeentelijke Ombudsman wordt jaarlijks een jaarverslag opgemaakt met het aantal en de aard van de meldingen en de uitgebrachte oordelen. Dit is in lijn met de plicht voor de vertrouwenspersoon om de interne meldingen te monitoren en daarvan jaarlijks een verslag op te maken.
Het jaarverslag van de gemeentelijke Ombudsman gaat naar de concerndirectie, burgemeester en wethouders en de gemeenteraad.
Dit gemeenteblad 2015, nummer 44, is uitgegeven op 11 maart 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Naar boven