Artikelsgewijze toelichting bij de Regeling Melding Vermoeden Misstand
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
De definiëring van het begrip misstand sluit aan bij de regelingen voor provincies en rijk.
Een vermoeden van een misstand valt uiteen in drie brede categorieën:
- 1.
een schending van wettelijke voorschriften.
- 2.
een gevaar voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu.
- 3.
een onbehoorlijke wijze van functioneren die een gevaar vormt voor het goed functioneren van de openbare dienst.
Verdere definiëring is achterwege gelaten om geen onnodige drempels op te werpen voor potentiële melders.
Ad 1) Een schending van wettelijke voorschriften kan tevens een strafbaar feit opleveren. Als uitgangspunt geldt dat de ambtenaar die wordt geconfronteerd met een misstand die tevens een misdrijf oplevert dat valt onder het Wetboek van Strafrecht, hiervan zo spoedig mogelijk aangifte doet bij de politie. Dit staat in beginsel los van het intern melden van de misstand. Het ligt op de weg van de ambtenaar om bij de melding van het vermoeden van een misstand te melden of hij aangifte heeft gedaan.
Ad 2) Bij de kwalificatie ‘gevaar voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu’ is bijvoorbeeld sprake als bij de bedrijfsvoering milieuvoorschriften worden overtreden of als structurele gebreken in de inspectie van risico-objecten ernstige gevaren oplevert voor personen.
Ad 3) De procedure is niet bestemd voor kritiek op politieke beleidskeuzes, om te ageren tegen wetten of het melden van verhalen van horen zeggen. Ook rechtspositionele conflicten tussen de gemeente Rotterdam als werkgever en de ambtenaar als werknemer zijn niet aan te merken als (vermoedelijke) misstanden.
Discriminatie, seksuele intimidatie, pesten, agressie en geweld zijn niet in de definiëring van het begrip misstand opgenomen. De procedure met betrekking tot meldingen over dit soort misstanden is specifiek beschreven in het Protocol ongewenste omgangsvormen.
De melder is iedere ambtenaar of aan een ambtenaar gelijkgestelde die een melding van een vermoeden van een misstand doet. Een melding mag worden gedaan tot twaalf maanden na uitdiensttreding.
De concerndirecteur kan na ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de algemeen directeur voorstellen om een vooronderzoek in te stellen conform het Protocol Onderzoek Vermoeden Misstand en Integriteitschending.
Bij voldoende aanwijzingen voor een vermoeden van een misstand en een vermoedelijke integriteitschending kan de concerndirecteur genoodzaakt zijn een onderzoek in te stellen. Dit wordt uitgevoerd door de onderzoekers na schriftelijke opdracht van de algemeen directeur.
Lid 4 bepaalt dat een ieder die werkzaamheden bij de gemeente Rotterdam (heeft) verricht een melding mag doen. Het gaat dus niet alleen om ambtenaren, maar ook om stagiaires, vrijwilligers, oproepkrachten, ZZP’ers, etc.
Artikel 2 Bescherming van de melder
Uitgangspunt is dat de identiteit van de melder geheim wordt gehouden. Dit is alleen anders indien de melder hier zelf toestemming voor geeft. Een ieder die betrokken is bij de behandeling van een melding moet zorgvuldig omgaan met de identiteit van de melder. Indien de melder niet heeft ingestemd met bekendmaking van zijn identiteit kan hij de melding vertrouwelijk doen bij de vertrouwenspersoon misstand en integriteit. Informatie die de melder dan toekomt wordt verzonden aan de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon moet er zorg voor dragen dat de informatie bij de melder terecht komt.
Benadrukt wordt dat de anonimiteit van de identiteit van de melder niet in absolute zin kan worden gewaarborgd. Dit houdt vooral verband met de hierboven genoemde aangifteplicht bij ernstig strafbare feiten. Naast deze aangifteplicht bevat artikel 162, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering ook de verplichting om desgevraagd aan de officier van justitie informatie te verschaffen over strafbare feiten die een ambtenaar in zijn taakuitoefening ter kennis zijn gekomen. Meer in algemene zin vindt anonimiteit geen toepassing in het kader van een strafrechtelijk onderzoek.
De vertrouwenspersoon integriteit doet er daarom goed aan om het begin van ieder gesprek de gesprekspartner te informeren dat de vertrouwelijkheid van het gesprek niet in alle gevallen kan worden gegarandeerd.
De bescherming ziet ook toe op de ambtenaar die een misstand heeft gemeld in een andere organisatie dan die van de gemeente Rotterdam. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren als een medewerker tijdelijk samenwerkt met collega’s van een andere gemeente, of participeert in de projectorganisatie met andere organisaties. Noodzakelijk is wel dat de ambtenaar uit hoofde van zijn functie die misstand gewaar wordt.
Aan de bescherming zijn de voorwaarden verbonden zoals opgesomd in dit artikel. Deze voorwaarden dienen om te voorkomen dat een onzorgvuldige en/of onjuiste melding bij een andere organisatie leidt tot verstoorde verhoudingen.
De melder heeft op grond van deze regeling recht op juridische bijstand wanneer hij als gevolg van het te goeder trouw melden van een vermoeden van een misstand nadelige gevolgen ondervindt in zijn rechtspositie. Deze juridische bijstand wordt door het cluster, waar de ambtenaar zijn werkzaamheden verricht, gefinancierd. In het geval van een externe melding worden de kosten van juridische bijstand vergoed uit het Klokkenluidersfonds.
Artikel 3 De vertrouwenspersoon misstand en integriteit
De vertrouwenspersoon misstand en integriteit heeft een belangrijke rol in het proces van integriteitbewustwording en advisering met betrekking tot de meldingen die bij hem worden gedaan.
Bij de vertrouwenspersoon is de verplichting neergelegd de interne meldingen te monitoren en daarvan jaarlijks een verslag op te maken. Dit verslag wordt naar de concerndirecteur en de Ondernemingsraad gestuurd en openbaar gemaakt.
De vertrouwenspersoon geniet dezelfde bescherming tegen nadelige gevolgen van zijn rechtspositie als de melder. Ook de vertrouwenspersoon heeft op grond van de regeling recht op juridische bijstand indien hij als gevolg van zijn werkzaamheden die hem op basis van deze regeling zijn toebedeeld negatieve gevolgen ondervindt in zijn rechtspositie.
Artikel 4 Het externe meldpunt
De gemeentelijke Ombudsman fungeert als extern meldpunt.
HOOFDSTUK 2 INTERNE MELDINGSPROCEDURE
Het is aan de ambtenaar te bepalen waar hij zijn melding in eerste instantie wil doen. Het zal aan de omstandigheden liggen of hij dat doet bij zijn leidinggevende dan wel de directie van zijn organisatieonderdeel, of bij de vertrouwenspersoon misstand en integriteit. Het is belangrijk dat hij de melding doet.
Een directe melding bij de gemeentelijke Ombudsman is mogelijk. Artikel 11 gaat hier verder op in.
Wanneer een (vermoeden van) een misstand een strafbaar feit betreft, moet zoals eerder vermeld altijd aangifte worden gedaan bij de politie. De procedure uit deze regeling kan daarvoor niet in de plaats treden. Van ambtsmisdrijven moet op grond van artikel 162 Strafvordering aangifte worden gedaan.
Artikel 6 Melding door een ex-ambtenaar
Ook ex-ambtenaren – waarbij de definitie van ambtenaar is als die genoemd in artikel 1 – kunnen een vermoeden van een misstand melden. Dat kan gedurende een periode van een jaar na de ontslagdatum. Procedurevoorschriften zijn hierbij hetzelfde als voor de ambtenaar die nog werkzaam is voor de organisatie.
Artikel 7 Informeren van de concerndirecteur
De concerndirecteur moet zo snel mogelijk op de hoogte worden gesteld van een melding van een vermoede misstand. Belangrijk is dus dat de leidinggevenden binnen de organisatie goed op hoogte zijn van het bestaan van deze regeling en de bijhorende procedures. Ook als een melding wordt gedaan zonder bekendmaking van de identiteit van de melder kan een onderzoek plaatsvinden.
Artikel 8 Ontvangstbevestiging door de concerndirecteur
Door of namens de concerndirecteur wordt zo spoedig mogelijk een ontvangstbevestiging gezonden aan de melder met een samenvatting van de procedure die daarop volgt. Het is van belang daarbij de datum van ontvangst van de melding te noemen gezien de termijnen genoemd in artikel 10 en het gevolg van het overschrijden ervan.
Indien de identiteit van de melder niet bekend is gemaakt, wordt hem de ontvangstbevestiging toegezonden via de vertrouwenspersoon misstand en integriteit bij wie hij de melding heeft gedaan. Deze vertrouwenspersoon zorgt ervoor dat de melder de ontvangstbevestiging ontvangt.
Daarnaast worden eventueel andere betrokkenen geïnformeerd. Bij een melding van een vermoeden van een misstand kan de integriteit van andere personen werkzaam bij de gemeente Rotterdam in het geding zijn en onderwerp zijn van onderzoek. Daarom is de bepaling opgenomen dat door of namens de concerndirecteur deze personen worden geïnformeerd, maar daarbij geldt wel als beperking dat het onderzoeksbelang niet wordt geschaad.
Artikel 9 Onderzoeksvoorstel door de concerndirecteur
De concerndirecteur stelt zo spoedig mogelijk een onderzoeksvoorstel op conform het Protocol Onderzoek Vermoeden Misstand en Integriteitschending.
In het tweede lid is bepaald dat het onderzoek niet mag worden verricht door een persoon die mogelijk betrokken is bij de vermoede misstand, ter voorkoming van mogelijke vooringenomenheid en ongewenste beïnvloeding. Dit geldt ook voor het vooronderzoek.
Ten behoeve van het onderzoek kan een (externe) deskundige worden geraadpleegd. Ook deze deskundige dient zorgvuldig om te gaan met de identiteit van de melder.
Artikel 10 Standpunt en kennisgeving door de concerndirecteur
De concerndirecteur krijgt tien weken de tijd om onderzoek te laten uitvoeren en een standpunt te bepalen.
De praktijk wijst uit dat het onderzoek de nodige tijd vergt. Als een melding vertrouwelijk wordt gedaan kan dit een reden zijn voor een langere termijn, omdat meer tijd nodig is om alle relevante feiten boven tafel te krijgen. Indien de periode van tien weken niet voldoende is, kan de concerndirecteur de vaststelling van het standpunt met maximaal vier weken verdagen. De melder en de andere betrokken personen worden hiervan vóór het verstrijken van deze tien weken op de hoogte gesteld. Deze termijnen zijn gelijk aan de termijnen genoemd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
HOOFDSTUK 3 EXTERNE MELDINGSPROCEDURE
Artikel 11 Melding bij de gemeentelijke Ombudsman
Er is geen harde termijn gegeven voor de melding bij de gemeentelijke Ombudsman. ’Redelijk’ zal per geval ingevuld moeten worden; het oordeel is aan de gemeentelijke Ombudsman zelf. Als hij tot de conclusie komt dat de melding te laat wordt gedaan volgt niet ontvankelijkheid. Dat is opgenomen in artikel 13.
Aan de rechtstreekse gang naar de gemeentelijke Ombudsman is de voorwaarde verbonden dat daarvan alleen gebruik kan worden gemaakt indien daartoe aanleiding bestaat. Een rechtstreekse melding bij de gemeentelijke Ombudsman kan bijvoorbeeld geëigend zijn als het gaat om een vermoeden van een misstand begaan door (leden van) het college of de directie. Ook andere situaties of omstandigheden waardoor de melder onvoldoende vertrouwen heeft in een interne melding zijn denkbaar. De melder moet daarbij enigszins kunnen concretiseren waarom hij niet intern wil melden. Het is vervolgens aan de gemeentelijke Ombudsman om te oordelen of de melder zich terecht rechtstreeks tot hem heeft gewend, of dat de melder de kwestie eerst intern aanhangig had moeten maken.
Tevens kan melding bij de gemeentelijke Ombudsman worden gedaan als de melder zich niet kan vinden in het standpunt van de concerndirecteur en/of deze niet tijdig is ontvangen door de melder.
Artikel 12 Ontvangstbevestiging door de gemeentelijke Ombudsman
De melder ontvangt een ontvangstbevestiging van de gemeentelijke Ombudsman. Het is van belang de datum van ontvangst van de melding te noemen, gezien de termijnen genoemd in artikel 15.
Alle betrokkenen worden over de melding geïnformeerd, tenzij daardoor het onderzoeksbelang kan worden geschaad.
Artikel 13 Niet ontvankelijkheid
Een melding is niet ontvankelijk indien naar het oordeel van de gemeentelijke Ombudsman er geen sprake is van een misstand of een misstand van voldoende gewicht.
De melding is niet-ontvankelijk als de melder zich niet heeft gehouden aan de termijnen als genoemd artikel 10. Dit geldt ook als een melding niet binnen een redelijke termijn is geschied.
Een melding is niet ontvankelijk indien rechtstreekse melding bij de gemeentelijke Ombudsman is gedaan, maar er geen sprake is van zwaarwegende belangen die een interne procedure in de weg staan.
Tevens is een melding niet-ontvankelijk als geen sprake is van een melder als bedoeld in artikel 1 sub d en/of de melder al langer dan twaalf maanden uit dienst is.
Indien de melding niet ontvankelijk is worden betrokkenen hiervan binnen vier weken op de hoogte gesteld.
Artikel 14 Onderzoek door de gemeentelijke Ombudsman
De gemeentelijke Ombudsman stelt zo snel mogelijk na ontvangst van de melding een onderzoek in. Hij kan inlichtingen inwinnen bij de concerndirecteur, die verplicht is hieraan mee te werken. Indien nodig wordt een (externe) deskundige geraadpleegd. De gemeentelijke Ombudsman beslist of er al dan niet een deskundige wordt geraadpleegd. Ook deze (externe) deskundige gaat zorgvuldig om met de identiteit van de melder.
Artikel 15 Oordeel van de gemeentelijke Ombudsman
De gemeentelijke Ombudsman krijgt tien weken de tijd om onderzoek te doen en een oordeel uit te brengen. Indien de periode van tien weken niet voldoende is, worden betrokkenen hiervan vóór het verstrijken van deze periode op de hoogte gesteld. De gemeentelijke Ombudsman kan het uitbrengen van zijn oordeel met maximaal vier weken verdagen.
De gemeentelijke Ombudsman maakt zijn oordeel aan de concerndirecteur in geanonimiseerde vorm openbaar, tenzij zwaarwegende belangen zich hiertegen verzetten. Zijn oordeel wordt echter niet openbaar gemaakt voordat de concerndirecteur zijn standpunt bekend heeft gemaakt of, indien er geen standpunt bekend is gemaakt, de termijn van vier weken waarbinnen de concerndirecteur dit moet doen is verstreken.
Artikel 16 Standpunt concerndirecteur naar aanleiding van het oordeel van de gemeentelijke Ombudsman
De concerndirecteur moet binnen twee weken een besluit nemen op het oordeel van de gemeentelijke Ombudsman. In dit besluit moet worden aangegeven of de melding gegrond of ongegrond is. Gekozen is voor een relatief korte termijn. Als een gemotiveerd oordeel van de gemeentelijke Ombudsman beschikbaar is, moet de concerndirecteur snel tot een besluit kunnen komen. De belangen van de melder en de eventuele andere betrokkenen binnen de organisatie wegen hierbij zwaar: onzekerheid moet niet langer duren dan noodzakelijk.
Artikel 17 Jaarverslag gemeentelijke Ombudsman
Door de gemeentelijke Ombudsman wordt jaarlijks een jaarverslag opgemaakt met het aantal en de aard van de meldingen en de uitgebrachte oordelen. Dit is in lijn met de plicht voor de vertrouwenspersoon om de interne meldingen te monitoren en daarvan jaarlijks een verslag op te maken.
Het jaarverslag van de gemeentelijke Ombudsman gaat naar de concerndirectie, burgemeester en wethouders en de gemeenteraad.