Met deze verordening wordt uitvoering gegeven aan artikel 47 van de Participatiewet. Dit artikel draagt de gemeenteraad op bij verordening regels vast te stellen over de wijze waarop personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Participatiewet of hun vertegenwoordigers betrokken worden bij de ontwikkeling van het gemeentelijke beleid. Personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Participatiewet zijn personen:
- die algemene bijstand ontvangen;
- als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid, onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;
- personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;
- personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;
- personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
- personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
- personen zonder uitkering;
en, die voor de arbeidsinschakeling zijn aangewezen op een door het college aangeboden voorziening.
Om een goede werking van de cliëntenraad te waarborgen worden de leden van de cliëntenraad worden ondersteund en gefaciliteerd door de gemeente. De regering hecht sterk aan actieve betrokkenheid van burgers die met de Participatiewet te maken krijgen.
Artikelsgewijze toelichting
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.
Artikel 1. Begripsbepalingen
Slechts de begrippen die meermalen worden gebruikt in de verordening, worden hier toegelicht. Begrippen die slechts een enkele keer voorkomen in de tekst van de verordening, worden aldaar voluit geschreven en behoeven op deze plaats geen nadere toelichting.
Artikel 2. Naam, taak, doel en positie
Onder beleidsuitvoering zoals genoemd in lid 3 van dit artikel wordt in ieder geval mede verstaan de bejegening van cliënten, de informatievoorziening, het serviceniveau, de bereikbaarheid, wachttijden, privacybescherming, (klachten)procedures, klanttevredenheidsonderzoeken en cliëntenparticipatie. Met de instelling van het Cliëntenraad wordt beoogd de kwaliteit van de dienstverlening van het desbetreffende programma te verhogen.
Artikel 3. Wijze van advisering
Lid 1. Het betreffen o.a. zaken waarmee de cliënt in de uitvoering rechtstreeks wordt geconfronteerd, zoals belangrijke beleidsvoorstellen en uitvoeringsmaatregelen, informatie- en voorlichtingsmateriaal, privacy-beschermingsmaatregelen, klachtenprocedures, enquêtes en klanttevredenheidsonderzoeken.
Lid 7. De bevoegdheden van het Cliëntenraad zijn van algemene aard en zijn niet van toepassing op belangenbehartiging in individuele gevallen.
Artikel 4. Samenstelling, secretaris
De voorzitter is tevens lid van de Cliëntenraad. De voorzitter vertegenwoordigt de Cliëntenraad naar buiten.
Artikel 5. Voordracht, benoeming, zittingsduur, einde lidmaatschap
Bij de door het college vast te stellen eisen aan kandidaat-leden (lid 1) is aan het volgende te denken. De voor te dragen kandidaat-leden dienen kennis te dragen of kennis te kunnen verwerven van de wetgeving waarop deze cliëntenparticipatie betrekking heeft. Zij mogen geen lid zijn van de gemeenteraad van Enschede. Geen ambtenaar zijn werkzaam bij het desbetreffende programma van de gemeente Enschede. Geen lid zijn van de OR-SW of van commissies daarvan. De betreffende programmadirecteur heeft een adviserende rol, vanuit zijn specifieke deskundigheid op het beleidsterrein van de Participatiewet (leden 1 t/m 3). Het meerderheidsvereiste bij het ontslaan van leden of de voorzitter (leden 7 en 8) dient om te waarborgen dat binnen de cliëntenraad een werkbare situatie blijft bestaan.
In dit artikel is sprake van een contactpersoon (van de betreffende programmadirecteur) die toelichting kan geven op en informatie kan verstrekken over de besproken onderwerpen in de cliëntenraad. Het bijwonen van de vergaderingen, door deze contactpersoon, is daartoe de meest effectieve werkwijze.
De aanwijzing van deze contactpersoon wordt geregeld in artikel 8.
Artikel 7. Regeling van vergaderingen
Behoeft geen nadere toelichting.
Informatieverzoeken, voorstellen, adviezen, voorbereidingen van vergaderingen, e.d., lopen via de secretaris en de ambtelijk contactpersoon. Deze bewaken de afhandeling. Tevens woont de ambtelijk contactpersoon op verzoek van de Cliëntenraad de overlegvergaderingen bij en adviseert en ondersteunt deze de Cliëntenraad waar nodig en mogelijk (zie ook de toelichting bij artikel 6).
Het desbetreffende programma zorgt voor de facilitering van de Cliëntenraad. Voorzieningen die hiertoe behoren zijn onder andere:
- a.
een zodanige vergaderruimte en werkruimte, dat deze bereikbaar, bruikbaar en toegankelijk is voor mensen met een handicap;
- b.
werkruimte bij de secretaris, waar onder meer een archief kan worden gehouden;
- c
publicatiemogelijkheden en communicatiemogelijkheden (computer, telefoon, kopieerapparatuur).
De leden van de Cliëntenraad hebben recht op een vaste/forfaitaire onkostenvergoeding.
Voor het goed functioneren van de cliëntenraad is het kunnen beschikken over een zeker werkbudget nodig. Het college stelt dit budget jaarlijks vast.
Uit dit budget kunnen zaken bekostigd worden zoals genoemd in lid 2 van dit artikel (echter niet de vergoeding als bedoeld in artikel 9).
Denkbaar is dat de cliëntenraad zich wil laten scholen of trainen op onderwerpen als:
- d.
de hoofdlijnen van en relevante ontwikkelingen ten aanzien van de Participatiewet;
- e.
de organisatie van het desbetreffende programma;
- f.
trainingen op het terrein van onder andere onderhandelingsvaardigheden, vergadertechniek en voorzitterschap.
Dat over de besteding van het budget (jaarlijks) verantwoording dient te worden afgelegd, spreekt voor zichzelf.
Artikel 11. Waarborg tegen benadeling en geheimhoudingsverplichting
Lid 2: Het gaat hierbij doorgaans om informatie die gedurende een beperkte periode als vertrouwelijk is aangemerkt, bijvoorbeeld tijdens de voorbereidingsfase van nieuw beleid.
Behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 13 Slotbepalingen
Behoeft geen nadere toelichting.
Behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 15 Inwerkingtreding
Behoeft geen nadere toelichting.