Mantelzorg betreft het voor kortere of langere tijd zorg verlenen aan partner, ouders, kinderen, familieleden, buren, vrienden, welke de gebruikelijke hulp overstijgt. Van belang is de balans tussen draagkracht en draaglast van de mantelzorger, waar nodig en mogelijk ontvangt de mantelzorger ondersteuning.
Mantelzorgondersteuning is een verzamelterm voor voorzieningen en diensten die de draagkracht van mantelzorgers vergroten of de draaglast verlichten. Vanuit verschillende prestatievelden binnen de Wmo is aandacht voor ondersteuning van de mantelzorger. Zo kan een steunpunt mantelzorg opgezet worden, waar mantelzorgers voor informatie en advies terecht kunnen.
Overbelasting of dreigende overbelasting van de mantelzorger kan plaatsvinden door beperkingen bij diegene die de mantelzorg ontvangt. Hoe meer die beperkingen toenemen hoe groter de kans is op overbelasting van de mantelzorger. Het kan echter ook voorkomen dat de belasting voor de mantelzorger niet toeneemt, maar de belastbaarheid van de mantelzorger afneemt.
Een respijtvoorziening ondersteunt de mantelzorger in zijn maatschappelijke participatie, zodat de mantelzorger de zorg voor belanghebbende kan blijven uitvoeren. Zie hiervoor het hoofdstuk Kortdurend verblijf.
Bijlage 2
Beschermd wonen
Met ingang van 1 januari 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor beschermd wonen. Onder beschermd wonen wordt in de Wmo 2015 verstaan: het wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij horend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de burger of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Beschermd wonen betreft een taak die vooralsnog is belegd bij de centrumgemeenten. Voor Friesland betekent dat dat gemeente Leeuwarden in samenwerking met de overige gemeenten in de regio taken op het gebeid van beschermd wonen uitvoert. De gemeente Leeuwarden maakt namens de andere gemeenten afspraken met zorgaanbieders en zorgt ook voor de toegang en het afgegeven van een beschikking.
Voor burgers die op dit moment al een indicatie voor een GGZ C pakket hebben geldt dat er sprake is van overgangsrecht. Voor burgers die Zorg in Natura afnemen geldt dat zij voor een periode van vijf jaar hun indicatie behouden. Voor burgers die gebruikmaken van het PGB geldt dat zij gedurende de periode van één jaar recht houden op verzilvering middels PGB en dat zij vervolgens voor het overige deel van de periode hun indicatie in natura kunnen verzilveren. Voor deze laatste groep burgers geldt dat de gemeente met hen in gesprek gaat over de voortzetting van hun indicatie binnen de Wmo.
De gemeente Leeuwarden kiest ervoor om aanbieders met wie afspraken zijn gemaakt voor het leveren van beschermd wonen zelf een onderzoek uit te laten voeren naar de noodzaak tot beschermd wonen en het best passende pakket. Een burger wordt aangemeld via het sociaal wijkteam of stroomt door vanuit een andere opvang of behandelsetting.
De instelling onderzoekt samen met het sociaal wijkteam dat actief is in het gebied waar de burger mogelijk geplaatst wordt de behoefte van de burger en stelt in samenspraak tussen burger, zorgaanbieder en het sociale wijkteam. een ondersteuningsplan op. Bij het opstellen van het plan wordt een advies op basis van de toelatingscriteria in combinatie met een zorgzwaartebeoordeling gegeven. Dit advies wordt getoetst door de gemeente Leeuwarden of een daartoe aangewezen uitvoeringsorganisatie (MO-zaak). Deze organisatie geeft een beschikking af
waarmee de burger formeel toegang tot Beschermd Wonen krijgt.
De grondslag (ofwel de reden voor de aanvraag en het afgeven van een positieve beschikking) is gebaseerd op de constatering dat het gaat om psychische problemen/stoornissen. Daarbij kan sprake zijn van verstandelijke -, lichamelijke - of zintuiglijke problematiek, echter de psychische problemen staan op de voorgrond. Voorgaande betekent dat er geen beschermd wonen plaatsen bezet kunnen worden door personen waarbij andere problemen op de voorgrond staan. Het vaststellen van psychische problematiek (op basis van relevant onderzoek/diagnostiek) gebeurt door een daartoe bevoegd deskundige (bijvoorbeeld een psychiater of psycholoog), verslaglegging hiervan wordt door de burger en/of zorgaanbieder overlegd op verzoek van de gemeente.
Geen voorliggende voorziening beschikbaar
De burger heeft een behoefte aan een beschermde woonvorm en kan niet zelfstandig wonen, zie volgende item. Wanneer sprake is van een noodzaak tot behandeling die integraal onderdeel is van het wonen of bij gevaren voor de burger en/of zijn omgeving geldt dat er aanspraak bestaat op verblijf vanuit de Zorgverzekeringwet. Voor burgers met psychiatrische problematiek waarbij sprake is van bijkomende problematiek zoals een verstandelijke beperking en een behoefte aan levenslange beschermende woonomgeving wordt kritisch gekeken naar een mogelijkheid om binnen de Wet langdurige Zorg te verblijven. Voor 2015 geldt dat instroom in de Wet langdurige zorg alleen mogelijk is indien een andere beperking dan de psychische beperking de boventoon voert.
Noodzaak tot verblijf in een 24-uurs setting
De toelating tot beschermd wonen (via centrumgemeente) kan voor nieuwe burgers alleen nog bestaan uit verblijf in een 24-uurs setting en begeleid wonen (woning van zorginstelling). Het gaat dan om mensen die (nog) niet in staat zijn of nog onvoldoende regie hebben om alle organisatorische en financiële aspecten rondom het huren van een eigen woning te verzorgen. Dit vanuit de persoonlijke problematiek en niet vanuit externe zaken zoals (belasting)schulden of zwarte lijst woningcorporatie e.a. Voorgaande betekent dat geen toelating tot beschermd wonen wordt afgegeven indien de klant in staat is om zelfstandig te blijven wonen, dan wel een uitdrukkelijke wens hiervoor heeft uitgesproken.
De vraag wordt hier gesteld of er sprake is van een behoefte op het gebied van ambulante ondersteuning of beschermd wonen. Meer specifiek is de vraag als volgt te benaderen: Een burger kan zelfstandig wonen (eventueel met ambulante ondersteuning) als hij/zij in staat is zich op de volgende gebieden te handhaven:
- a.
Zelfverzorging; kan zichzelf verzorgen (persoonlijke verzorging, hygiëne, lichamelijke en geestelijke gezondheid (inclusief medicatie innemen).
- a.
Financieel redzaam; kan weekbudget (laten) beheren, geld wordt besteed aan voeding of andere noodzakelijke kosten van bestaan.
- b.
Kan een hulpvraag stellen indien hij/zij ondersteuning wenst.
- c.
Kan een hulpvraag uitstellen; bijvoorbeeld naar de volgende dag om het spreekuur te bezoeken/planbare zorg.
- d.
Sociaal redzaam; is in staat sociale contacten aan te gaan en te begrenzen (niet vereenzamen en geen grensoverschrijdend gedrag en overlast, ook niet van personen uit het netwerk die in de woning komen)
Beschermd Wonen is een landelijk toegankelijke voorziening, dat betekent dat burgers in principe te allen tijde gebruik kunnen maken van de voorziening. Uitgangspunt is wel dat burgers zo veel mogelijk uit de regio Friesland, Groningen of Drenthe komen. Indien de burger geen binding met de regio heeft wordt in samenspraak tussen burger en zorgaanbieder gezocht naar mogelijkheden om de burger te plaatsen in een Beschermde Woonvorm in de regio van herkomst.
Verstrekking van voorziening
Er is sprake van een viertal pakketten die differentiëren naar zorgzwaarte. De instelling bepaalt in samenspraak met het sociale wijkteam de inhoud van het pakket (zie toegang)
•A: Beschermd wonen met intensieve begeleiding (basis)
Deze burgers hebben vanwege een psychiatrische aandoening intensieve begeleiding nodig. Zij hebben een veilige, weinig eisende en prikkelarme woonomgeving nodig die bescherming, stabiliteit en structuur biedt. De begeleiding is met name gericht op het omgaan met de door de ziekte veroorzaakte ‘defecten’.
•B: Gestructureerd beschermd wonen met intensieve begeleiding (basis+ PV)
Deze burgers hebben een complexe psychiatrische aandoening en daardoor intensieve begeleiding nodig. Zij hebben een structuur en toezicht biedende beschermende woonomgeving nodig, die deels een besloten karakter kan hebben (gecontroleerde in- en uitgang). Er is ondersteuning van taken op alle levensterreinen nodig inclusief hulp vanwege (somatische) gezondheidsbeperkingen.
•C: Beschermd wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering (basis + gedrag)
Deze burgers hebben door een complexe psychiatrische aandoening intensieve zorg en intensieve begeleiding nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden, deels een besloten karakter (gecontroleerde in- en uitgang). Er is ondersteuning en overname van taken op alle levensterreinen nodig. Burgers zijn nauwelijks in staat sociale relaties te onderhouden en de dag in te vullen. Tot deelname aan het maatschappelijk leven is men niet in staat, noch geïnteresseerd. Burgers hebben geen besluitnemings- en oplossingsvaardigheden. Initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexe taken moet vaak worden overgenomen. Ze reizen met begeleiding.
•D: Beschermd wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging (basis + multiproblematiek (VG/LG))
De burgers hebben vanwege een complexe psychiatrische aandoening, in combinatie met een somatische aandoening, lichamelijke handicap of verstandelijke beperking, intensieve begeleiding en zorg nodig. De woonomgeving moet veel structuur, veiligheid en bescherming bieden en zijn aangepast aan de beperkingen van de burgers (b.v. rolstoelgebruik). Er is veelal overname van taken op alle levensterreinen nodig. De burgers hebben ten aanzien van hun sociale redzaamheid dagelijks intensieve begeleiding nodig, die voortdurende nabij is, met daarnaast een sterk gestructureerde dagindeling. Burgers zijn nauwelijks in staat sociale relaties te onderhouden en de dag in te vullen. Tot deelname aan het maatschappelijk leven is men niet in staat, noch geïnteresseerd. Geen besluitnemings- en oplossingsvaardigheden. Initiëren en uitvoeren van eenvoudige en complexe taken moet vaak worden overgenomen. Ze reizen met begeleiding.
Onderdeel van de toelating tot beschermd wonen en de verstrekking vormt dagbesteding. Uitgangspunt is dat werk (betaald of onbetaald) het streven is voor iedere burger, ook in een beschermde woonvorm. Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn worden andere activiteiten ontplooid. In samenspraak tussen burger, zorgaanbieder en het sociaal wijkteam wordt invulling gegeven aan daginvulling. Deze vormt onderdeel van het ondersteuningsplan en de verstrekking. Daarmee ontstaan er een 8 tal verstrekkingsvormen, namelijk de 4 genoemde pakketten in de variant met en zonder dagbesteding.
De zorgaanbieder waar de burger woont ontvangt indien noodzakelijk een budget voor dagbesteding. Dit budget wordt conform de gemaakte afspraak tussen burger, zorgaanbieder en wijkteam ingezet. Deze inzet kan ook plaatsvinden bij een andere aanbieder dan de wooninstelling
In principe hebben burgers toegang tot een voorziening in natura. Een burger kan gebruik maken van een maatwerkvoorziening wanneer hij/zij voldoet aan de criteria zoals gesteld in het afwegingskader. De burger neemt 24 uurs verblijf in een setting van de instelling af en ontvangt een all-inclusive pakket: wonen, hotelmatige voorzieningen, vaste lasten, eten/drinken, zorg (begeleiding, persoonlijke verzorging), welzijnsactiviteiten, dagbesteding et cetera. De instellingen die deze zorg bieden, bieden het volledige pakket.
Instellingen die deze zorg leveren kunnen hun oorsprong hebben in zowel de GGZ, de Maatschappelijke Opvang of een andere achtergrond (sectorvreemd). Daarbij geldt als criterium dat er binnen een instelling die zich primair richt op andere doelgroepen een afgebakende afdeling aanwezig is waar de burgers met psychiatrische problematiek verblijven in het kader van beschermd wonen.
Verstrekking in een PGB is slechts mogelijk wanneer de burger kan aantonen dat gebruik van een voorziening in natura niet mogelijk is. Argumenten hiervoor kunnen zijn: een ontbrekend zorgaanbod in natura, specifieke burgerkenmerken zoals leeftijd of burgerlijke staat die wonen in een 24 uurs setting niet passend maken. Daarnaast is door de burger onderbouwd dat hij/zij op eigen kracht voldoende in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen en uitvoeren van taken verbonden aan een persoonsgebonden budget. De burger is hiertoe zelf in staat dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde. Bovendien wordt aangetoond dat de kwaliteit (veilig, doeltreffend en burgergericht) van de in te kopen diensten geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
De hoogte van een PGB kan nooit hoger zijn dan de tarieven die worden afgesproken met zorgaanbieders van Natura Zorg.
Voor de maatwerkvoorzieningen, waaronder Beschermd Wonen, geldt dat burgers een inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen. De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en wordt berekend conform het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Daarbij dient de burger altijd minimaal de zak- en kleedgeldnorm uit de Wet Werk en Bijstand te ontvangen. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt wanneer de burger, naar het oordeel van de gemeente, verzuimt om waar mogelijk gebruik te maken van wetten en regelingen die het inkomen aanvullen. Wanneer de gemeente de bijdrage van een burger om persoonlijke omstandigheden van een burger onredelijk vindt de bijdrage verlagen.
De bijdrage wordt door het Centraal Administratie Kantoor in opdracht van de gemeente geïnd.
De Maatschappelijke Opvang en Vrouwenopvang hebben als taak het bieden van tijdelijk verblijf aan mensen zonder dak boven hun hoofd. Deze opvang bestaat uit verschillende fasen: preventie, opvang en herstel. In de fasen van preventie en herstel wordt meestal intensieve, maar wel extramurale ambulante begeleiding geboden aan mensen die zelfstandig wonen. Het gaat hierbij om een kwetsbare groep mensen. Het zijn vaak mensen die bijvoorbeeld dreigen dakloos te worden of sterk afglijden. Het kunnen ook mensen zijn die dakloos geweest zijn of in de opvang hebben gezeten, en nu weer de stap maken naar zelfstandig wonen met begeleiding. Soms is dat in een complex van een instelling, met zelfstandige units, soms is dat geheel zelfstandig in een door de corporatie beschikbaar gestelde woning. Voor ambulante begeleiding, geboden door Maatschappelijke Opvanginstellingen geldt dat de toegang verloopt zoals de reguliere ambulante begeleiding (dus via het wijkteam). De betreffende beleidsregels voor ambulante begeleiding zijn dan ook voor deze groep van toepassing.
Centrumgemeente versus regio
De centrumgemeente krijgt vanuit de Wmo een belangrijke rol bij Opvang, waaronder maatschappelijke- en vrouwenopvang. Leeuwarden werkt al langer samen met de regiogemeenten rondom de preventieve ambulante maatschappelijke opvang en het preventieve verslavingsbeleid in Fryslân. Leeuwarden richt zich met de regiogemeenten op het verminderen van het aantal daklozen, de doorstroming naar een zo zelfstandig mogelijk bestaan, verbetering van de kwaliteit van leven en het verminderen van overlast en geweld in afhankelijkheidsrelaties. Dit is onder andere beschreven in het ‘Regionaal Kompas 2012-2016 Leeuwarden / Fryslân.
De opvangvoorzieningen in de regio zijn van belang voor burgers die in een (dreigende) situatie van dak- of thuisloosheid verkeren. Burgers kunnen zich rechtstreeks tot aanbieders wenden om een beroep te doen op de voorzieningen. Een toets op toegang vindt door aanbieders plaats. Voor alle voorzieningen geldt dat ze worden gesubsidieerd door de centrumgemeente Leeuwarden zodat beschikbaarheid en continuïteit gegarandeerd zijn.
Binnen de opvang kan onderscheid worden gemaakt naar algemene en maatwerkvoorzieningen. Onder algemene voorzieningen vallen de dag- en nachtopvang, huis voor de jongeren en begeleid wonen. Onder maatwerkvoorzieningen vallen alle vormen van voltijdopvang (algemene opvang), de crisisopvang en vrouwenopvang.
De algemene voorzieningen in de gemeente zijn in principe toegankelijk voor iedereen met (dreigende) dak- of thuisloosheid, een lichte toegangstoets wordt door de zorgaanbieders uitgevoerd. De toets bestaat uit het nagaan of de burger tot de doelgroep, namelijk (dreigend) dak- of thuisloos, behoort. De algemene voorzieningen zijn voorliggend op maatwerkvoorzieningen.
Een maatwerkvoorziening is in de wet een individuele voorziening waarop een toets op rechtmatigheid plaatsvindt. In 2015 vindt deze toegangstoets plaats door middel van de intake die door de aanbieders wordt gedaan. Een beschikking wordt afgegeven door de afdeling Sociale Zaken van de gemeente waar een burger feitelijk verblijft in een voorziening wanneer de burger een WWB-uitkering heeft of door de instelling zelf, namens de gemeente, bij een andere vorm van inkomen. Aanbieders en gemeente werken in 2015 nadere criteria uit om toetsing op toegang plaats te laten vinden. Voor maatwerkvoorzieningen geldt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.
Landelijk is bepaald dat de voorzieningen van de opvang toegankelijk moet zijn voor iedereen die in Nederland woont. Waarbij de centrumgemeente van aanmelding indien nodig de eerste opvang verzorgt en vervolgens bepaalt, in overleg met de burger, in welke plaats een individueel traject het meest kansrijk is. Deze centrumgemeente gaat de opvang verzorgen.
De opvanginstellingen in de regio Leeuwarden werken conform de criteria zoals benoemd in de beleidsregels van de handreiking Landelijke toegankelijkheid in de maatschappelijke opvang. In de drie noordelijke provincies is afgesproken dak- of thuislozen onderling niet door te verwijzen.
In de kern is de Maatschappelijke opvang bedoeld voor mensen die nergens anders terecht kunnen ( en die gebaat zijn bij tijdelijke ondersteuning voor het zoeken naar een duurzame oplossing op alle leefgebieden (ZRM-domeinen). Het is de taak om mogelijke uitval/terugval vroegtijdig te signaleren (preventie) en om gevonden oplossingen te helpen waarborgen (nazorg). Deze taken zijn belegd bij de sociale wijkteams/gebiedsteams in de regio. Zij kunnen waar nodig gespecialiseerde ambulante begeleiding van de Maatschappelijke Opvanginstellingen inschakelen.
Om vast te stellen of en waar een burger maatschappelijke opvang kan krijgen, worden de volgende toelatingscriteria, conform de handreiking landelijke toegankelijkheid, gehanteerd:
- 1.
De burger heeft de Nederlandse nationaliteit, of houdt als vreemdeling rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;
- 1.
De regio Friesland, Groningen, Assen of Emmen is de regio waarbinnen de opvang van de burger het meest kansrijk is. Om te bepalen bij welke regio de kans op een succesvol traject voor de burger het grootst is, wordt gekeken naar de volgende feiten en omstandigheden:
- •
de burger heeft gedurende drie jaar voorafgaand aan het moment van aanmelding minimaal twee jaar aantoonbaar zijn of haar hoofdverblijf in de regio gehad. Dit moet blijken uit inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie of het bekend en geregistreerd zijn bij zorginstellingen;
- •
de aanwezigheid van een positief sociaal netwerk (familie en vrienden);
- •
bekendheid bij de zorginstellingen of MO-instellingen;
- •
bekendheid bij de politie;
- •
- •
redenen om de burger uit zijn oude sociale netwerk te halen.
- •
de voorkeur van de burger: gegronde redenen om tegemoet te komen aan de wens van de burger om in een bepaalde gemeente/regio te worden opgevangen.
- 2.
De burger is niet in staat, zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van de algemene voorzieningen zich te handhaven in de samenleving. Indien de instelling inschat dat de wachttijd tot onwenselijke situaties leidt, heeft de instelling de inspannings- verplichting om een andere passende opvang te zoeken en te zorgen voor een warme overdracht.
- 3.
De burger heeft geen ondersteuning bij het uitvoeren van alledaagse levensverrichtingen, waaronder persoonlijke verzorging en het verrichten van basale huishoudelijke taken;
- 4.
De burger heeft geen fysieke of zintuigelijke beperking waardoor de opvangvoorziening niet of onvoldoende toegankelijk is;
- 5.
Er bestaat bij aanmelding geen duidelijke indicatie voor dominante verslaving of psychiatrische problematiek die niet door de instelling begeleid kan worden en / of belastend is voor het samenwonen binnen de voorziening;
- 6.
De burger is niet ernstig verstandelijk beperkt waardoor hij/zij binnen de instelling niet adequaat begeleid kan worden;
- 7.
De burger gaat akkoord met de huisregels en de verblijfsvoorwaarden van de opvanginstelling waaronder het meewerken aan een zekerheidsstelling voor de betaling van de eigen bijdrage;
Toegang tot een opvangvoorziening kan worden geweigerd wanneer een burger zich (na toegang tot de voorziening) niet houdt aan de huisregels van een voorziening.
De stichting Fier Fryslân heeft zich vanuit de traditionele anonieme opvang ontwikkeld tot aanbieder van preventie, begeleiding, anonieme opvang en behandeling bij geweld in afhankelijkheidsrelaties. Daarbij heeft de stichting zich ontwikkeld van een hoofdzakelijk door de gemeente gefinancierde opvanginstelling tot een innovatieve zorgaanbieder met meerdere financieringsstromen, waarvan de gemeentelijke financiering relatief kleiner is geworden. De regio hecht veel waarde aan de groei van Fier Fryslân als innovatief zorgbedrijf met een sterk landelijk imago, dat geworteld is en blijft in onze regio. Vanwege het landelijke karakter van Fier Fryslân geldt eerder genoemde voorwaarde voor regiobinding niet.
Verstrekking van voorziening
Opvang betreft een voorziening (deels algemeen en deels maatwerk) voor dak- en thuisloze burgers in nood. De voorziening is voor iedereen in natura toegankelijk die voldoet aan de genoemde criteria. Een persoonsgebonden budget is niet mogelijk gezien het algemene karakter van de voorziening.
Burgers betalen voor het gebruik van algemene voorzieningen in 2015 geen inkomensafhankelijk eigen bijdrage. Voor de algemene voorzieningen kan in 2015 door de instelling een bijdrage geheven worden die niet hoger is dan de kostprijs (bijvoorbeeld bijdrage voor maaltijden, beddengoed en huur in geval van begeleid wonen). Dit wordt in ieder geval gedaan voor begeleid wonen.
Voor de maatwerkvoorzieningen geldt dat burgers wel een inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen. De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en wordt berekend conform het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Daarbij dient de burger altijd minimaal de zak- en kleedgeldnorm uit de Wet Werk en Bijstand te ontvangen. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt wanneer de burger, naar het oordeel van de gemeente, verzuimt om waar mogelijk gebruik te maken van wetten en regelingen die het inkomen aanvullen. Wanneer de gemeente de bijdrage van een burger om persoonlijke omstandigheden van een burger onredelijk vindt, kan besloten worden de eigen bijdrage te verlagen.
De bijdrage wordt geïnd door de gemeente waar de burger in een voorziening verblijft indien de betreffende burger gebruik maakt van een uitkering in het kader van de Wet Werk en Bijstand. Indien de burger een andere vorm van inkomsten heeft wordt de bijdrage door de instelling voor maatwerkvoorzieningen, namens de gemeente, voor opvang geïnd. De eigen bijdragen worden overgemaakt naar de instellingen.