Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Súdwest-Fryslân
De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;
gelezen de voorstellen van burgemeester en wethouders d.d. 13 januari 2015;
gelet op 147 Gemeentewet;
overwegende dat
  • -
    meerdere ontwikkelingen reden geven de Algemene Plaatselijke Verordening van onze gemeente te wijzigen;
  • -
    deze wijziging tevens wordt benut de ambitie in deze bestuursperiode verder te deguleren, kracht bij te zetten;
b e s l u i t:
vast te stellen de
Verordening tot vijfde wijziging Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Súdwest-Fryslân
 
  • I.
    De Algemene plaatselijke verordening gemeente Súdwest-Fryslân wordt gewijzigd als volgt:
     
  • A.
    Artikel 1:1 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
a. openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;
b. weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet;
c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;
d. bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet;
e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening;
g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c van de Woningwet;
h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
i. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
a. bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
b. bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
c. bouwwerk: hetgeen in artikel 1 van de Bouwverordening daaronder wordt verstaan;
d. college: het college van burgemeester en wethouders;
e. gebouw: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;
f. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
g. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
h. openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;
i. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
j. weg: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan.
  •  
     
  • B.
    De volgende artikelen uit Hoofdstuk 2 komen te vervallen:
    • artikel 2:9 Straatartiesten e.d.
    • artikel 2:14 Winkelwagentjes
    • artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurgebieden
    • artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
    • artikel 2:50 Gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
    • artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
    • artikel 2:53 Bespieden van personen
    • artikel 2:63 Duiven
       
  • C.
    Artikel 2:1a wordt vernummerd tot artikel 2:78 (voor de verdere uitwerking, zie onder letter M)
     
  • D.
    Artikel 2:24 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 2:24 Begripsbepalingen
1.In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
a. bioscoopvoorstellingen;
b. markten als bedoeld in artikel 160 eerste lid, onder hvan de Gemeenteweten artikel 5:22 van deze verordening;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f. activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39 van deze verordening.
2. Onder evenement wordt mede verstaan:
a. een herdenkingsplechtigheid.
b. een braderie;
c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 op de weg;
d. een feest, muziekvoorstelling, wedstrijd of toertocht op of aan de weg of op het ijs;
e. een straatfeest of buurtbarbecue op één dag (klein evenement).
Artikel 2:24 Begripsbepalingen
1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
a. bioscoopvoorstellingen;
b. markten als bedoeld in artikel 160 eerste lid, onder hvan de Gemeenteweten artikel 5:22 van deze verordening;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f. activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39 van deze verordening.
g. reguliere sportactiviteiten in en op sportaccommodaties.
2. Onder evenement wordt mede verstaan:
a. een herdenkingsplechtigheid.
b. een braderie;
c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 op de weg;
d. een feest, muziekvoorstelling, wedstrijd of toertocht op of aan de weg of op het ijs;
e. een straatfeest of buurtbarbecue op één dag (klein evenement).
 
E. Artikel 2:25 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 2:25 Vergunning evenementen
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
2. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 75 personen;
b. het evenement tussen 10.00 en 23.00 uur plaatsvindt;
c. niet langer dan tot 23.00 uur muziek ten gehore wordt gebracht;.
d. geen omroepactiviteiten plaatsvinden en geen elektronisch versterkte muziek ten gehore wordt gebracht;
e. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;
f. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;
g. er een organisator is die ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement een melding heeft gedaan aan de burgemeester.
3. De burgemeester stelt een formulier vast voor het doen van een melding.
4. De burgemeester kan binnen 5 dagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
5. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voorzover in het onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994.
6. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:25a Vergunning evenementen
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
2. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 300 personen;
b. het evenement tussen 10.00 en 23.00 uur plaatsvindt;
c. niet langer dan tot 23.00 uur muziek ten gehore wordt gebracht;
d. geen omroepactiviteiten plaatsvinden en geen elektronisch versterkte muziek ten gehore wordt gebracht;
e. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;
f. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;
g. er een organisator is die ten minste 15 werkdagen voorafgaand aan het evenement een melding heeft gedaan aan de burgemeester.
3. De melding voor een klein evenement wordt ingediend met een daarvoor vastgesteld formulier.
4. De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
5. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voorzover in het onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994.
6. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
F. Toegevoegd wordt, onder vernummering van artikel 2:26 tot 2:26a, een nieuw artikel 2:26b:
Oude tekst
Nieuwe tekst
 
Artikel 2:26b Verwijderingsplicht voetbal supporters
Personen die zich door kleding, uitrusting of gedraging manifesteren als voetbalsupporters en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de wedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.
 
G. Artikel 2:48 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 2:48 Verboden gebruik van drank of softdrugs
1. Het is verboden op of aan een openbare plaats, op het openbaar water of in een voor het publiek toegankelijk gebouw, alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten, of anderszins overlast veroorzaken.
2. Het is verboden, op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben, met het kennelijke doel deze geheel of ten dele op de weg te nuttigen of te laten nuttigen.
3. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet voor:
a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;
b. een plaats, niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:48 Verboden gebruik van drank
1. Het is verboden op of aan een openbare plaats, op het openbaar water of in een voor het publiek toegankelijk gebouw, alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten, of anderszins overlast veroorzaken.
2. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
3. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet voor:
a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;
b. een plaats, niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
 
H. Artikel 2:57 wordt, onder vernummering tot artikel 2:57a, gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 2:57 Loslopende honden
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
a. binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door burgemeester en wethouders aangewezen plaats;
c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk, die de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid onder a niet geldt.
3. Het verbod geldt niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap
a. door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of
b. indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
4. Het verbod geldt tevens niet voor ambtenaren van politie die voor de uitoefening van hun taak gebruik moeten maken van een surveillancehond of een speurhond en voor personen met een hond die beroepsmatig wordt ingezet ten behoeve van het hoeden van een schaapskudde.
Artikel 2:57 Loslopende honden
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond onaangelijnd te laten verblijven of te laten lopen:
a. binnen de bebouwde kom op de weg;
b. in een voor publiek toegankelijk park;
c. op fietspaden en wandelpaden door en langs weilanden;
d. op een andere door het college aangewezen plaats;
e. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk, die de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid onder a niet geldt.
3. De verboden in het eerste lid, aanhef en onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:
a. die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of
b. die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
4. Het verbod geldt tevens niet voor ambtenaren van politie die voor de uitoefening van hun taak gebruik moeten maken van een surveillancehond of een speurhond en voor personen met een hond die beroepsmatig wordt ingezet ten behoeve van het hoeden van een schaapskudde.
 
I. Toegevoegd wordt een nieuw artikel 2:57b:
Oude tekst
Nieuwe tekst
 
Artikel 2:57b Verboden plaatsen voor honden
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven:
a. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;
b. op de door het college aangewezen badstranden langs de IJsselmeerkust in de periode van 1 april tot en met 30 september;
c. op een andere door het college aangewezen plaats.
 
J. Artikel 2:66 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 2:66 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:66 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
a. register: een doorlopend en door de burgemeester geaccepteerd of namens de burgemeester gewaarmerkt register.
 
K. Artikel 2:67 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
2. De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.
3. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een register. Daarin vermeldt hij onverwijld:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
2.De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.
3. Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
L. Artikel 2:68 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1º dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2º van een verandering van de onder a, sub 1e, bedoelde adressen;
3º als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4º dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a. de burgemeester binnen driedagen schriftelijk in kennis te stellen:
1º dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2º van een verandering van de onder a, sub 1e, bedoelde adressen;
3º als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4º dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste vijf dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
 
M. Het opschrift van hoofdstuk 2, afdeling 15, komt als volgt te luiden:
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding , veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging.
 
Na artikel 2:77 wordt artikel 2:1a ingevoegd, onder vernummering van dit artikel tot artikel 2:78 en met aanpassing van de redactie als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 2:1a Gebiedsontzeggingen
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon een verbod op leggen zich anders dan in een openbaar middel van vervoer te bevinden in een in dat verbod aangewezen gebied gedurende het tijdvak en/of tijdstippen daarin genoemd.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt gedurende een tijdvak van ten hoogste 12 weken.
3. De burgemeester kan aan het verbod als bedoeld in het eerste lid nadere voorwaarden verbinden en het verbod beperken indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
4. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod in het eerste lid.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon een verbod op leggen zich op te houden in een in dat verbod aangewezen gebied gedurende het tijdvak en/of tijdstippen daarin genoemd.
2. Het verbod geldt gedurende een tijdvak van ten hoogste 12 weken.
3. De burgemeester kan aan het verbod nadere voorwaarden verbinden en het verbod beperken indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
4. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod.
  •  
  • N.
    De volgende artikelen uit Hoofdstuk 3 komen te vervallen:
  • artikel 3:10 Sekswinkels
  • artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
     
  • O.
    De volgende artikelen uit Hoofdstuk 4 komen te vervallen:
  • artikel 4:6b Geluidhinder door bromfietsen e.d.
  • artikel 4:6c Geluidhinder door vrachtauto’s e.d.
  • artikel 4:6d Mosquito
  • artikel 4:7 Straatvegen
  • artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
  • artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
     
  • P.
    Artikel 4:2 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst van de leden 1, 2 en 3.
Nieuwe tekst
Artikel 4:2 Collectieve festiviteiten
1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikel 2.17, 2.19, 2.20, dan wel 6.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de gemeente.
4. Zie noot*
*De wijziging betreft niet de leden 4 tot en met 7
Artikel 4:2 Collectieve festiviteiten
1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikel 2.17, 2.19, 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
• Lid 2 komt te vervallen. De leden 3 tot en met 7 worden vernummerd tot de leden 2 tot en met 6.
2. In een aanwijzing kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de gemeente.
NB
De leden 3 tot en met 6 blijven gelijk.
 
Q. Artikel 4:3 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst van de leden 1 en 2
Nieuwe tekst
Artikel 4:3 Incidentele festiviteiten
1. Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden, waarbij de geluidsnormen als bedoeld in artikelen 2.17, 2.19, 2.20, dan wel 6.12 van het Besluit niet van toepassing zijn.
2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is.
Artikel 4:3 Incidentele festiviteiten
1. Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden, waarbij de geluidsnormen als bedoeld in artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn.
• Lid 2 komt te vervallen. De leden 3 tot en met 7 worden vernummerd tot de leden 2 tot en met 6. Deze leden blijven gelijk.
 
R. Artikel 4:17 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 4:17 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:17 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
b. camperovernachtingsplaats: een door het college aangewezen locatie buiten kampeerterreinen waar campers / kampeerauto’s geplaatst kunnen worden ten behoeve van recreatief nachtverblijf, zijnde een ‘gereguleerde overnachtingsplaats (GOP)’.
 
S. Artikel 4:18 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.
2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.
3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:
a. de bescherming van natuur en landschap;
b. de bescherming van een stadsgezicht.
5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.
2. Het verbod geldt niet voor:
a. het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein;
b. het plaatsen van een tent behorende bij het aangelegde vaartuig op de openbaar toegankelijke aanlegplaatsen in beheer bij de Marrekrite en als zodanig bestemd in het bestemmingsplan.
c. het plaatsen van een camper of kampeerauto op een door het college aangewezen camperovernachtingsplaats voor maximaal 72 uur, mits het op die plaats aangegeven aantal niet wordt overschreden;
3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:
a. de bescherming van natuur en landschap;
b. de bescherming van een stadsgezicht.
5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
  •  
  • T.
    De volgende artikelen uit Hoofdstuk 5 te laten vervallen:
  • artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
  • artikel 5:31 Overlast van vaartuigen
  • artikel 5:33a Verbod schade, gevaar en hinder op het strand te veroorzaken
  • artikel 5:34a Verbod materialen of voorwerp voor vuren in de openlucht op 11 en 12 november
  • artikel 5:35 Begripsbepaling
  • artikel 5:36 Verboden plaatsen
     
  • U.
    Artikel 5:6 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 5:6 Kampeermiddelen
1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een weg, waar dit naar zijn oordeel van het college buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
b. op een plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel van het college schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.
3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.
4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen
1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.
3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing in situaties waarin wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.
4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
 
V. Artikel 5:15 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 5:15 Ventverbod
1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
2. Het is verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 21:00 en 9:00 uur.
3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het tweede lid op zondag te venten.
4. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
Artikel 5:15 Ventverbod
1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
2. Het is verboden te venten tussen 21:00 en 9:00 uur.
3. Het is tevens verboden op zondag te venten door goederen danwel diensten aan huis te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren.
4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
 
W.Artikel 5:18 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en Weigeringsgronden
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien wordt voldaan aan door het college nader vast te stellen regels.
3. Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en Weigeringsgronden
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien wordt voldaan aan door het college nader vast te stellen regels.
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
 
X. Artikel 5:34 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
2. Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:
a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
c. vuur voor koken, bakken en braden.
3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
5. Burgemeester en wethouders kunnen voor het publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen waar het verbod in het eerste lid ook van toepassing is op vuur voor koken, bakken en braden.
6. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
2. Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:
a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
c. vuur voor koken, bakken en braden.
3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
5. Het is verboden op door het college aangewezen voor het publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen, vuur aan te leggen, te stoken of te hebben voor koken, bakken en braden.
6. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
 
Y. Artikel 6:2 wordt gewijzigd als volgt:
Oude tekst
Nieuwe tekst
Artikel 6:2 Toezichthouders
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
a. personen werkzaam bij de teams Handhaving en Toezicht van de afdeling Dorpen en Steden met uitzondering van het toezicht op de artikelen 2:1a, 2:26, 2:29, 2:31, 2:41, 2:53 en hoofdstuk 3;
b. ambtenaren van politie zoals bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering.
2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 6:2 Toezichthouders
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
a. personen werkzaam bij de teams Handhaving Publiek Domein en Toezicht en Handhaving Omgeving met uitzondering van het toezicht op de artikelen 2:26a, 2:26b, 2:29, 2:31, 2:41, 2:78 en hoofdstuk 3;
b. ambtenaren van politie zoals bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering.
2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
 
Z. De redactie van de artikelen genoemd in onderstaande tabel, aan te passen zoals aangegeven in de derde kolom van de tabel.
Artikel(-lid)
Huidige redactie
Redactie na vereenvoudiging / correctie
 
 
 
1:2, lid 3
.. als bedoeld in de artikelen 2:10, vierde lid, 2:11 en 4:11.
.. als bedoeld in de artikelen 2:10, vierde lid, 2:11, tweede lid, aanhef en onder a en 4:11.
1:3, lid 3
.. tot 14 weken.
.. tot ten hoogste 14 weken.
2:1, lid 4
.. het in het derde lid gestelde verbod ..
.. het verbod in het derde lid ..
2:1, lid 7
.. op een daar toe strekkende bevel ..
.. op een daartoe strekkend bevel ..
2:2, lid 2
Het in het eerste lid gestelde verbod ..
Het verbod ..
2:6, lid 4
.. het in het eerste lid gestelde verbod ..
.. het verbod in het eerste lid ..
2:6, lid 6
.. vergunning ..
.. ontheffing ..
2:9, lid 4
.. vergunning ..
.. ontheffing ..
2:10, lid 3
.. van het in het eerste lid gestelde verbod.
.. van het verbod.
2:10, lid 6
Het in het eerste lid van dit artikel gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
2:11, lid 4
Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
2:12, lid 5
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
2:18, lid 3
Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
Het verbod in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
2:18, lid 4
Het in het eerste lid gestelde verbod ..
Het verbod in het eerste lid ..
2:21
Het bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
2:23, lid 2
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
2:34c, lid 1
In afwijking van het gestelde van artikel 2:34, lid 1..
In afwijking van artikel 2:34, lid 1, ..
2:34c, lid 2
In afwijking van het gestelde van artikel 2:34, lid 1 ..
In afwijking van artikel 2:34, lid 1, ..
2:34c, lid 3
.. activiteiten die binnen statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon ..
.. activiteiten die passen binnen de statutaire doelstelling van de paracommerciële rechtspersoon ..
2:34d, lid 3
In afwijking tot de genoemde schenktijden in artikel 2:34c is het paracommerciële rechtspersonen maximaal 12 keer per jaar toegestaan tijdens activiteiten behorende binnen de statutaire doelstelling, alcoholhoudende drank te verstrekken.
In afwijking tot de genoemde schenktijden in artikel 2:34c is het paracommerciële rechtspersonen maximaal 12 keer per jaar toegestaan tijdens activiteiten die passen binnen de statutaire doelstelling, alcoholhoudende drank te verstrekken.
2:34d, lid 4
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in artikel 2:34b, lid 2 gestelde verbod.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod in artikel 2:34b, lid 2.
2:34d, lid 5
In aanvulling op artikel 1:8 kan de ontheffing, genoemd in artikel 2:34d, lid 3, eveneens worden geweigerd ..
In aanvulling op artikel 1:8 kan de burgemeester de ontheffing in lid 4, eveneens weigeren ..
2:39, lid 2, onder b
.. de minister van Justitie..
.. de minister van Veiligheid en Justitie ..
2:40, lid 2
In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten.
In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan.
2:47
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
2:57, lid 1, onder b
.. een andere door burgemeester en wethouders aangewezen plaats;
.. een andere door het college aangewezen plaats;
2:59, lid 3
.. voorzien ..
.. te voorzien ..
2:60, lid 1
a. te voeren.
d. te voeren.
2:60, lid 2
.. gelegen binnen plaats die een krachtens het eerste lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het eerste lid.
.. gelegen binnen een plaats die krachtens het eerste lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden in het eerste lid.
2:63, lid 2
.. van het in het eerste lid gestelde verbod.
.. het verbod.
2:64, lid 2
Het in het eerste lid gestelde verbod ..
Het verbod ..
2:64, lid 3
Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod ..
Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, ..
2:64, lid 4
Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
2:64, lid 5
.. het in het eerste lid gestelde verbod ..
.. het verbod in het eerste lid ..
2:64, lid 6
.. vergunning ..
.. ontheffing ..
2:67, lid 3
.. vergunning ..
.. vrijstelling ..
2:73, lid 3
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
De verboden in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
2:73a, lid 4
.. van het in het eerste lid gestelde verbod.
.. van het verbod in het eerste lid.
2:74, lid 3
Het in het eerste en tweed lid gestelde verbod ..
Het verbod in het eerste en tweede lid ..
3:5, lid 2, onder c
.. 273a ..
.. 273f ..
3:6, lid 4
.. geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien..
.. zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
3:13, lid 1, onder c
.. zoals gesteld in artikel 3.2.1, tweede lid;
.. zoals gesteld in artikel 3:4, tweede lid;
3:13, lid 1, onder e
.. op grond van artikel 3.1.3 gestelde nadere eisen.
.. op grond van artikel 3:3 gestelde nadere eisen.
3:15, lid 1
Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder g, het beheer ..
Indien een beheerder het beheer ..
4:6
.. geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien ..
.. is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
4:6a
Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.
Het college kan ontheffing verlenen van het eerste lid.
4:12c, lid 3
Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en rekening van aangeschrevene, door of namens het
bevoegd gezag kunnen.
Het niet voldoen aan de aanschrijving in het eerste lid, biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang. (toelichting: het is niet nodig de toepassing van bestuursdwang nader uit te leggen, de Awb regelt dit).
4:18
.. van het verbod als bedoeld in het eerste lid.
.. van het verbod.
5:5, lid 2
.. geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien..
.. is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
5:7, lid 3
.. vergunning ..
.. ontheffing ..
5:8, lid 3
Het in het tweede lid gestelde verbod ..
Het verbod in het tweede lid ..
5:8, lid 5
Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.
Het college kan ontheffing verlenen van de verboden in het eerste en tweede lid.
5:8, lid 6
.. vergunning..
.. ontheffing ..
5:9, lid 1
.. of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
.. of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
5:11
.. vergunning ..
.. ontheffing ..
5:15, lid 4
Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door..
5:16, lid 4
.. vergunning..
.. ontheffing ..
5:20, lid 1
.. geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
.., is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
5:24, lid 4
.. geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien ..
.. is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
5:28, lid 2
.. geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien ..
.. is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
5:30, lid 2
.. geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
.. is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien ..
5:32, lid 3
.. geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien ..
.. is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien..
5:33, lid 4
Het in het eerste lid gestelde verbod ..
Het verbod in het eerste lid..
5:33, lid 5
.. van het in het eerste lid gesteld verbod.
.. van het verbod in het eerste lid.
5:33, lid 6
.. vergunning ..
.. ontheffing ..
5:33b, lid 3
Burgemeester en wethouders kunnen ..
Het college kan ..
5:33b, lid 4
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het tweede lid.
5:33c, lid 2
.. van het verbod als bedoeld in het vorige lid.
.. van het verbod.
5:36, lid 4
.. vergunning ..
.. ontheffing ..
 
II. Dit besluit treedt in werking op 2 maart 2015.
 
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 februari 2015

Drs. H.H. Apotheker,

voorzitter.

G.W. Stegenga,

griffier.

Naar boven